boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met...

20
2ƦƬƥƚƠƟƨƭƨ +HFWRU $QVHHXZ :LOEXU 9DQ :DOOHJKHP HQ ]óQ EURHU -HURPH 9DQ :DOOHJKHP WóGHQV KHW GRUVHQ YDQ JUDDQ RS HHQ YDQ KXQ DNNHUV Eó )RUW *DUU\ LQ KHW &DQDGHVH 6DLQW %RQLIDFH MDUHQ FROOHFWLH JHEU 9DQ :DOOHJKHP ADVN Antwerpen http://www.advn.be/ © 2014, ADVN, Antwerpen en Davidsfonds Uitgeverij nv, Leuven Blijde Inkomststraat 79, 3000 Leuven www.davidsfonds.be www.twitter.com/davidsfonds www.facebook.com/davidsfondsuitgeverij ISBN: 978-90-5908-549-7 NUR: 686, 644 Wettelijk depot: D/2014/0240/19 Hartelijk dank aan alle personen en instellingen die informatie en illustraties ter beschikking hebben gesteld. &ƨǭƫƝƢƧƚƭƢƞ ƞƧ ƬƮƩƞƫƯƢƬƢƞ Ưƨƨƫ ơƞƭ ƩƫƨƯƢƧƜƢƞƛƞƬƭƮƮƫ ƝƢƞƧƬƭ .ƮƧƬƭƞƧ Ż &ƮƥƭƮƮƫƬƩƫƞƢƝƢƧƠ Carine Stevens, directeur Bob Vanden Eynde, wnd. diensthoofd Provinciaal Cultuurcentrum Caermersklooster Lode Van Pee, conservator &ƨǭƫƝƢƧƚƭƢƞ ƞƧ ƬƮƩƞƫƯƢƬƢƞ Ưƨƨƫ $'91 Andreas Stynen &ƜƨƧƨƠƫƚƟƢƞ Andreas Stynen 7ƞƤƬƭƫƞƝƚƜƭƢƞ Piet Boncquet 'ƨƫƦƠƞƯƢƧƠ Mimesis 2ƦƬƥƚƠƨƧƭưƞƫƩ Mimesis 'H XLWJHYHU KHHIW HUQDDU JHVWUHHIG GH ZHWWHOLMNH YRRUVFKULIWHQ LQ]DNH KHW FRS\ULJKW WRH WH SDVVHQ :LH GHVRQGDQNV PHHQW UHFKWHQ WH NXQQHQ GRHQ JHOGHQ ZRUGW YHU]RFKW ]LFK WRW GH XLWJHYHU WH ZHQGHQ 1LHWV XLW GH]H XLWJDYH PDJ ZRUGHQ YHUYHHOYRXGLJG HQRI RSHQEDDU JHPDDNW GRRU PLGGHO YDQ GUXN IRWRNRSLH PLFURƓOP RS HOHNWURQLVFKH RI ZHONH DQGHUH ZLM]H RRN ]RQGHU YRRUDIJDDQGH VFKULIWHOLMNH WRHVWHPPLQJ YDQ GH XLWJHYHU !"#$%&' )*+"%" ,$%#-. boer vindt land /0&&1'% 123$&"*%" %" 455$#6!1%$27& Over hetzelfde onderwerp verschenen bij Davidsfonds Uitgeverij: Red Star Line. 1873-1934 Vlamigrant. Over migratie van Vlamingen vroeger en nu, Tom Van Mieghem Ik kom van ver. Verhalen van 43 vrouwen van over de hele wereld, Integratiedienst Leuven &ƨƥƨƟƨƧ Dit is boek nummer 28 in de reeks ‘Bijdragen van het Museum van de Vlaamse Sociale Strijd’ van het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen. Het verschijnt naar aanleiding van het project ‘Boer vindt land. Vlaamse migranten en Noord-Amerika’ van het ADVN. De bijbehorende tentoonstelling vond van 10 juli tot en met 14 september 2014 plaats in het Provinciaal Cultuurcentrum Caermersklooster in Gent. De deputatie van de Provincie Oost-Vlaanderen, Jan Briers, gouverneur-voorzitter, Alexander Vercamer, Geert Versnick, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Hilde Bruggeman en Eddy Couckuyt, gedeputeerden, Albert De Smet, provinciegriffier, gaf de opdracht voor de realisatie van het project.

Transcript of boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met...

Page 1: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

$"! !"%"

ADVN Antwerpen http://www.advn.be/© 2014, ADVN, Antwerpen en Davidsfonds Uitgeverij nv, LeuvenBlijde Inkomststraat 79, 3000 Leuvenwww.davidsfonds.bewww.twitter.com/davidsfondswww.facebook.com/davidsfondsuitgeverij

ISBN: 978-90-5908-549-7NUR: 686, 644Wettelijk depot: D/2014/0240/19

Hartelijk dank aan alle personen en instellingen die informatie en illustraties ter beschikking hebben gesteld.

Carine Stevens, directeurBob Vanden Eynde, wnd. diensthoofdProvinciaal Cultuurcentrum CaermerskloosterLode Van Pee, conservator

Andreas Stynen

&Andreas Stynen

Piet Boncquet

'Mimesis

Mimesis

!"#$%&'()*+"%"(,$%#-.

boer vindt land/0&&1'%(123$&"*%"(%"(455$#6!1%$27&

Over hetzelfde onderwerp verschenen bij Davidsfonds Uitgeverij:Red Star Line. 1873-1934Vlamigrant. Over migratie van Vlamingen vroeger en nu, Tom Van MieghemIk kom van ver. Verhalen van 43 vrouwen van over de hele wereld, Integratiedienst Leuven

Dit is boek nummer 28 in de reeks ‘Bijdragen van het Museum van de Vlaamse Sociale Strijd’ van het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen. Het verschijnt naar aanleiding van het project ‘Boer vindt land. Vlaamse migranten en Noord-Amerika’ van het ADVN.

De bijbehorende tentoonstelling vond van 10 juli tot en met 14 september 2014 plaats in het Provinciaal Cultuurcentrum Caermersklooster in Gent.

De deputatie van de Provincie Oost-Vlaanderen, Jan Briers, gouverneur-voorzitter, Alexander Vercamer, Geert Versnick, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Hilde Bruggeman en Eddy Couckuyt, gedeputeerden, Albert De Smet, provinciegriffier, gaf de opdracht voor de realisatie van het project.

Page 2: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

*"! !"+"

##

$$

(#

),

!"#$%&'()*+"%"

!""#$%

,$%#%$-.(/%(012.%$

3%".(4+5'

,$&".(0&%'*%2.%$

6-55+(78-"*+"(9(:&$2(;&"(<1*%=>%?

!"#$@()*%A%"'

"3&"'(;&"(B&"#'2>11*

C&2.-%(05&%+'

!"&D'(:&'8$%

*+

+$

+*

+,

Page 3: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

,"! !"

-

ls zijn belangrijkste bijdrage aan de viering van het honderdvijftigjarige bestaan van België nam het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen in 1980 het initiatief om een Museum van de Vlaamse Sociale Strijd op te richten. Dat museum moest een beeld

geven van de geschiedenis van de sociale ontvoogdingsstrijd in Vlaanderen, in de ruimste zin van het woord, met de klemtoon uiteraard op de negentiende en de twintigste eeuw. Al was het aanvan-kelijk de bedoeling een klassiek museum uit te bouwen in het Caermersklooster in Gent, gaandeweg groeide de overtuiging dat het realistischer was om het Museum van de Vlaamse Sociale Strijd als een virtueel museum op te vatten. Momenteel werkt de Provincie daarvoor samen met vier grote archief- en documentatiecentra: het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationa-lisme (ADVN), het Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging - Instituut voor Sociale Geschiedenis (AMSAB - ISG), het Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving van de KU Leuven (KADOC-KU Leuven) en het Liberaal Archief. Het virtuele museum bestaat uit een gestaag groeiende reeks onderzoeksprojecten van de genoemde archief- en documentatiecentra naar de meest uiteenlopende aspecten van de sociale geschiedenis van Vlaanderen. Die projecten monden gewoonlijk uit in een tentoonstelling en/of een publicatie.

Met dit boek over de migratie vanuit onze provincie – en met name vanuit het Meetjesland – naar de Verenigde Staten en Canada zijn we al aan het 28ste deel toe in de reeks ‘Bijdragen van het Museum van de Vlaamse Sociale Strijd’. De gelijknamige tentoonstelling is tijdens de zomer van 2014 te zien in het Provinciaal Cultuurcentrum Caermersklooster. Boek en tentoonstelling zijn de resultaten van een onderzoeksproject van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme.

Migratie is een verschijnsel van alle tijden, en het doet zich ook zowat overal ter wereld voor. Door de weinig rooskleurige, vaak zelfs penibele economische omstandigheden, vooral op het platteland, verlieten in de negentiende, maar ook nog in de eerste helft van de twintigste eeuw heel wat Vlamingen tijdelijk of definitief hun geboortestreek in de hoop op een beter bestaan. Onder hen ook een groot percentage Oost-Vlamingen. Sommigen trokken naar de stad om er werk te vinden in de opkomende industrie, anderen deden aan seizoenarbeid om tenminste tijdens een aantal maanden van het jaar verzekerd te zijn van een inkomen. De meesten van die seizoenar-beiders gingen in Wallonië of Noord-Frankrijk aan de slag. En dat is ook waar het grootste gedeelte van de migranten zich vestigde die hun geboortegrond definitief achter zich lieten. Maar het is ongetwijfeld de migratie naar Amerika – de Verenigde Staten en Canada, maar ook Argentinië – die het meest tot de verbeelding spreekt.

De seizoenarbeid en de emigratie naar Wallonië zijn eerder al aan bod gekomen in het Museum van de Vlaamse Sociale Strijd. In 1993 verscheen het boek Vlaamse arbeiders in de vreemde, of hoe in de negentiende en twintigste eeuw Vlaamse seizoenarbeiders elders hun brood moesten gaan verdienen van Bert Woestenborghs, het resultaat van een onderzoeksproject van KADOC. En het was ook KADOC dat tekende voor het boek Vlaamse migranten in Wallonië 1850–2000, én voor de gelijknamige tentoonstelling, die niet alleen te zien was in het Provinciaal Cultuurcentrum Caermersklooster, maar ook in Le Grand-Hornu. Beide boeken waren respectievelijk het 10de en het 26ste deel in de reeks ‘Bijdragen van het Museum van de Vlaamse Sociale Strijd’.

,(

#(,

#**

!""#$&

E1$'*%"(,%+'

!"#$%"&'()%#*+,-%./%014$&?(4%%5&%$*

!""#$'

3&"'(F$&GG%"#&?

:&$2(C18$"@%

!""#$(

!"#$%&'()*+"%"

H"=$-#(B%1"&$#I(F&*>&$-"&()?%*'(%"()%5?(6%"'%5&%$'

!"#$%&'()*+"%"

:&$-%J0>&$51**%(B%(4&-55+

./01234564$#*$#,

#,*

$#$

Page 4: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

! !"#%#"

Franciscus Bernardus Modde, een Watervlietse landarbeider, emigreerde in 1857 op 31-jarige leeftijd naar een dorpje aan de Mississippi, honderd kilometer ten zuiden van de stad St. Louis in Missouri. Zijn vriend en plaatsgenoot Jacob Bauwens, een boerenzoon die door een huwelijk beneden zijn stand de wijk had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid gediend in IJzendijke. Hun huis in Bois Brule, vanaf 1885 Belgique genoemd, werd de aanlegsteiger voor Vlamingen en katholieke Zeeuwen uit de grensstreek die naar Amerika kwamen. Hun kinderen trouwden onderling en hielden tot de Tweede Wereld-oorlog een levendige gemeenschap in stand. Daarna spoelden de toegenomen automobiliteit, de schaalvergroting in de economie en een ernstige overstroming het cement uit deze samenleving.1 Moddes verhaal is een kleinschalige versie van wat groepen Vlaamse emigranten in de Verenigde Staten doormaakten. Dit artikel beschrijft de fysieke, economische, politieke en religieuze bronnen die de ontwikkeling van de emigranten mogelijk maakten, maar die ook spanningen tussen de inwijkelingen en hun omgeving opleverden.

Een bepalende factor bij de vestiging van een etnische groep is het tijds-gewricht waarin de landverhuizing plaatsvond. Elke periode had haar eigen mogelijkheden en beperkingen. Aanwezigheid van een groep voor de Ameri-kaanse onafhankelijkheid gaf legitimiteit als gewaardeerd onderdeel van de Amerikaanse maatschappij. Bovendien bood de periode tot 1850 nog volop kansen om de samenleving vorm te geven. Een latere instroom, vooral na 1880, betekende een grotere druk om zich aan de ontstane structuren aan te passen. Als dat proces niet soepel verliep, zagen de gevestigde Amerikanen de nieuwkomers als bedreiging voor de toekomst. Vlaamse landverhuizers stonden op achter-stand in vergelijking met de Nederlandse (en andere) emigranten omdat ze pas laat zichtbaar werden in de Amerikaanse geschiedenis, nauwelijks opdoemden in Nieuw Amsterdam en pas na de Amerikaanse Burgeroorlog als groep piekten.

De hindernissen die Vlamingen uit onder andere het Meetjesland tussen 1865 en 1930 voor een geslaagde vestiging in de Verenigde Staten moesten overwinnen, waren (minstens) drievoudig van aard: een gebrek aan aankno-pingspunten, economische schommelingen en de confrontatie van verschil-lende culturen. Dankzij groepsvorming bleven de vroegere streekgenoten in

contact met elkaar, soms op grote afstand, en slaagde de Vlaamse gemeenschap erin een stukje in het Amerikaanse mozaïek te leggen. Hoe belangrijk en reëel dit gegeven ook is, deze benadering kan enigszins misleidend zijn omdat ze de continuïteit in beeld brengt, terwijl emigratie bij uitstek een ontmoeting met andere culturen is. Dat leverde op allerlei momenten spanningen op.

Geslaagde groepsvorming had twee geografische voorwaarden: banden in het land van oorsprong die kettingmigratie mogelijk maakten, zoals Henk Byls en Frank Caestecker hebben uitgelegd, en een fysieke concentratie in vestigingsgebieden. Vooral voor een relatief kleine groep als de Belgen, die op basis van taalverschillen ook nog een keer in twee delen uiteenvielen, was concentratie een noodzaak om als groep aanwezig te zijn en erfgoed na te laten. De Verenigde Staten kregen effectief Vlaamse kernen, met twee onderscheidende kenmerken: enerzijds een concentratie in het Midden-Westen, anderzijds een overwicht van stedelijke gemeenschappen. De samenballing in de Midwest gaf Vlaamse migrantengroepen de mogelijkheid om hun primaire contacten in eigen kring te zoeken en vormde ook een inbedding in een regionale subcultuur. In elkaars gezelschap vonden ze de nodige aanknopingspunten om hun verblijf in Amerika tot een succes te kunnen maken.2 Maar er was een schaduwkant: de concentratie van immigranten in de vaak verwaarloosde stadswijken wakkerde de associatie met gezondheidsrisico’s, criminaliteit en hulpbehoevendheid aan, waardoor de kloof tussen gevestigde burgers en nieuwkomers als breder dan vroeger werd gezien.

De economische activiteiten van emigranten in een bepaalde groep was de tweede sleutel tot succes. De werksituatie in landbouw, industrie, of handel bracht hen in meer of minder contact met anderen en leverde hen een collectieve reputatie op. In de laatste decennia van de massami-gratie nam de druk van de industriële productie toe en botsten de belangen van de arbeiders steeds vaker en heftiger met die van de eigenaren. Nieuwe groepen immigranten werden verantwoor-delijk gehouden voor het drukken van de lonen, wat meteen ook verklaart waarom nieuwkomers met een arbeidscontract op zak de controles op Ellis Island niet door geraakten.

De derde factor omvat de culturele confrontaties, vooral op levensbeschouwelijk terrein. De katholieke Vlamingen behoorden in een overwegend protestants land tot een religieuze minderheid, een van de redenen waarom de Belgische clerus de uitwijking veelvuldig verketterde. De plaats van Vlamingen in het kerkelijk landschap bepaalde ook hun politieke band, meestal met de Democratische Partij. Ook hier raakten ze verwikkeld in heftige debatten over taal, onderwijs en wetgeving over de inrichting van de zondag en drankgebruik.

De trans-Atlantische stroom van vrije immigranten verschoof tussen de geboorte van de Ameri-kaanse republiek en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog geleidelijk van Groot-Brittannië naar Noordwest-Europa en vervolgens naar Centraal-, Zuid- en Oost-Europa. De reacties van de Amerikanen verschoven overeenkomstig deze trend en werden steeds kritischer. Na de Ameri-kaanse onafhankelijkheid in 1783 heerste er een sterk wantrouwen tegen Europese inmenging in de nieuwe republiek van de Verenigde Staten. Europa werd als een afgeschreven continent beschouwd. De immigranten deden er goed aan om hun oude gewoontes achter zich te laten en samen een nieuwe identiteit te vormen. In de eerste periode van vroege immigratie, met een kwart miljoen inwijkelingen tussen 1783 en 1815, en tijdens de overgangsfase naar massale immigratie, met elf miljoen nieuwkomers tussen 1815 en 1880, verwachtten de Amerikanen dat de pas-gear-riveerde migranten zich makkelijk zouden aanpassen aan de Angelsaksische cultuur. In de derde periode, die tot 1914 duurde en de aankomst van twintig miljoen migranten zag, verwierven de VS steeds meer overzeese gebieden, breidde het internationale handelsnetwerk enorm uit en werd het

3&"'(F$&GG%"#&?

Page 5: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

#%$"! !"#%%"

land een belangrijke speler in de wereldpolitiek. Samen met de arbeidsmigratie groeide de twijfel of iedereen die binnenkwam wel het doel had om Amerikaan te worden. De roep om de grenzen te sluiten voor wie veeleer dan een aanwinst voor de samenleving een economische last dreigde te vormen, klonk steeds luider. Niet alleen de scheepvaartlobby kwam daartegen in het verweer, ook immigrantenorganisaties verdedigden de eerste vormen van cultureel pluralisme. In deze laatste periode ging de Amerikaanse overheid een uitgesproken immigrantenbeleid voeren. Weerstand tegen immigranten was in de eerste periode vooral politiek van aard, in de tweede religieus en in de derde cultureel.3

Tijdens de negentiende eeuw nam de speelruimte om als nieuwkomer een stempel op de Amerikaanse samenleving te drukken geleidelijk af. Het leveren van een bijdrage aan de toekomst van het land werd beklemtoond, etnische achtergrond of duur van presentie waren onderge-schikt. Nieuwkomers als de intellectueel en revolutionair Thomas Paine en de politicus Alexander Hamilton debatteerden in de late achttiende eeuw volop mee over de wenselijkheid van een eigen Amerikaanse identiteit. Deze toekomstgerichtheid en het enthousiasme voor de nieuwe kansen versterkten ook de verwachting dat nieuwkomers zich zouden aanpassen aan de superieur geachte staatsinrichting. Thomas Jefferson, de derde president van de VS, was er echter niet gerust op dat iedereen dat zou doen. Immigranten konden met feodale bedoelingen of ook met anarchistische motieven komen. Hij achtte de onafhankelijke boer de beste garantie voor de stabiliteit van de republiek en plantte zo een stevige stek in de opinievorming dat agrarische immigranten waarde-voller waren voor de natie dan stedelijke, niet geheel verschillend van wat katholieke prominenten een eeuw later in het Meetjesland verkondigden.

Het nieuwe Amerikaanse immigratiebeleid stond haaks op dat van Engeland. De oude koloniale mogendheid streefde naar beperkte groei en scheiding tussen bevolkingsgroepen uit verschillende oorsprongen, maar de jonge Amerikaanse natie zocht juist expansie en eenheid door vermenging. Ze had allereerst behoefte aan nieuwe arbeidskrachten die met elkaar samenwerkten;

vooral mensen met vaardigheden waren welkom. Omdat diezelfde arbeidskrachten in de Europese landen nodig waren als arbeider of als soldaat, verboden veel Europese regeringen emigratie. Ook de politieke houdgreep van de Napoleontische oorlogen hield een massaal vertrek tegen. Toen die belemmeringen werden opgeheven stroomden nieuwe burgers de oceaan over, vooral naar het noorden, waar het klimaat milder was en volop land beschikbaar was voor kleine particulieren, meer industriële activiteiten werden ontplooid en met betere verbindingen met West-Europa.4

In Europa veroorzaakte demografische groei een gewijzigde houding ten opzichte van emigratie. Het bevolkingscijfer explodeerde op een eeuw tijd van 140 miljoen in 1750 naar 260 miljoen in 1850, om tegen 1914 tot boven 400 miljoen te stijgen. Allerlei groepen kwamen onder druk. Mechanisatie in industrie en landbouw veroorzaakte een overschot aan handwerks-lieden. Kleine boeren raakten hun land kwijt aan grootgrondbezitters of hun land raakte bij overlijden zo versnipperd dat het onvoldoende was om een gezin te onderhouden. Seizoenarbeid leverde minder op. Vertrek naar de steden was een oplossing. Deze trend begon in West-Europa en zou later in de negentiende eeuw het zuiden en oosten bereiken en ook daar een emigratiegolf veroorzaken. Overheden die eerder emigratie verboden, gingen die nu stimuleren, vooral van de niet-productieve burgers, met de aanhoudende pogingen van de Belgische regering om armoed-zaaiers naar Noord-Amerika te verschepen als markant voorbeeld.

Werden de Belgische landlopers allerminst met open armen ontvangen, dan bestond in Amerika onmiskenbaar sympathie voor politieke en religieuze vluchtelingen. Die gaven met hun komst immers aan dat de nieuwe republiek superieur was ten opzichte van de onderdruk-kende regimes in Europa. In de jaren 1830 schoot het aantal emigranten omhoog van twintig- naar vijftigduizend en, nog belangrijker, daalde de scholingsgraad van de nieuwkomers. Van de meest voorkomende nationaliteiten (Duitsers, Engelsen en Ieren) hadden de Duitsers de beste vaardigheden, het meeste kapitaal en de grootste gezinnen. Dat maakte het hen mogelijk om naar de westelijke grenzen van de republiek door te reizen; daar kochten ze relatief goedkoop land en zagen ze hun welvaart sneller dan de andere nationaliteiten toenemen. Na 1840 zakten de vervoersprijzen, waardoor ook armere gezinnen de overtocht konden bekostigen. Maar omdat ze geen geld voor investeringen in een boerderij hadden, bleven zij meer in de steden hangen om werk te vinden.5

In het midden van de jaren 1840 nam de emigratie uit West-Europa een grote vlucht. Misoogsten teisterden het continent, vooral dan gebieden waar de werkende stand op eiwitrijke aardappelen was overgegaan. Wanneer weinig geld voor graan of aanvullende voedingsmiddelen voorhanden was, bood naar Amerika vertrekken een uitkomst. Andere overzeese bestemmingen (Zuid-Amerika, Azië, Australië) legden het af tegen de breed uitgemeten economische vooruit-zichten, de politieke stabiliteit (met als uitzondering de Burgeroorlog van 1861 tot 1865), en de lagere prijzen van vervoer. Zeker toen na 1850 de Amerikaanse autoriteiten erop gingen toezien dat de leefomstandigheden aan boord aan minimumeisen voldeden, bleef de stroom emigranten zichzelf in stand houden. Dankzij de goede verdiensten stuurden emigranten geld terug naar het vaderland waarmee een volgende golf de overtocht kon bekostigen als er zich geen crisis voordeed.

Werkkrachten waren meer dan welkom in de Verenigde Staten. De landbouw werkte als het vliegwiel voor de economische groei, bracht goedkope grondstoffen voor de industrie voort en stimuleerde de aanleg van infrastructuur om de transportkosten te drukken. In alle drie sectoren was behoefte aan mankracht. De industrialisatie begon in New England, dat met overbevolking en lage lonen in de landbouw had te kampen. Hogere lonen in de industrie en de import van goedkope kleding uit Engeland moedigden innovatie aan. De uitvinding van de katoenmachine verveelvou-digde de productie en stimuleerde andere investeringen. Kanalen en later spoorwegen creëerden een landelijke afzetmarkt. Het Eriekanaal in de staat New York, dat een verbinding tussen de Hudsonrivier en de grote meren tot stand bracht, was het eerste grote publieke infrastructuurwerk,

'//5"'54<63?/3":40/3"

Page 6: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

#%("! !"#%)"

een technisch hoogstandje met grote gevolgen voor de landinrichting. Dankzij deze verbinding konden steden op strategische plekken volop profiteren, al moesten natuurschatten zoals bossen aan de nieuwe industrieën en welvaartstijging worden opgeofferd. Het kanaal functioneerde als model voor grote bouwprojecten waarin overheid en bedrijfsleven nauw samenwerkten, bereidde het spoorwegnetwerk voor, bevestigde het noorden als centrum voor de economie en demogra-fische groei. In het zuiden slokten land en slaven het meeste kapitaal op, waardoor het eenzijdig op de landbouw georiënteerd bleef en het welvaartsverschil met het noorden zag groeien. Zo viel het zuiden af als bestemming van immigranten.

Een van de bestemmingen die wél goed in de markt lagen, was de staat Wisconsin. In 1853 kwamen (Brabantse) Belgen samen met Nederlanders in Sheboygan aan. Omdat ze moesten vaststellen dat de beste gronden al waren verkocht, trokken ze verder naar Green Bay, eerst ten zuiden daarvan in Kaukauna (bij Little Chute), daarna in het noordwesten, vooral in Robins-ville.6 Het is heel goed mogelijk dat de Nederlandse consul in Milwaukee, Gijsbert Van Steenwijk, de aanzet heeft gegeven om de eerste Belgen naar Wisconsin te krijgen.7 In 1852 liet hij immers 25.000 brochures in verschillende talen drukken die hij in de oostelijke staten en de havens van West-Europa verspreidde en waarin hij expliciet op de Nederlandssprekende Belgen wees. Behalve het ronselen van immigranten was het ook zijn taak om de concurrentie van andere deelstaten het hoofd te bieden en misinformatie over de eigen staat te corrigeren. De inrichting van een centraal aankomstpunt voor immigranten in Castle Garden in New York in 1855 nam de noodzaak om valse voorlichting te bestrijden voorlopig weg. De aanleg van een spoorlijn tussen Green Bay, Milwaukee en Chicago in datzelfde jaar maakte de doorstroom van immigranten makkelijker. Zij konden nu in Europa vervoersbewijzen naar hun eindbestemming kopen.

Het zelfbewustzijn van de Amerikaanse natie groeide vooral na de Burgeroorlog en leidde tot spanningen met mensen die andere idealen hadden. Zolang het aantal rooms-katholieken niet meer dan één procent van de bevolking uitmaakte, vormden ze geen bedreiging. Toen hun aantal echter aanzwol, zagen protestantse Amerikanen hun aanwezigheid als een probleem: de kerkelijke hiërarchie was ondemocratisch, loyaliteit aan een in Rome zetelend instituut verdacht. Toen in de jaren 1840 vanuit katholieke hoek bovendien een aanpassing van het onderwijs werd gevraagd, ontdaan van expliciet protestantse elementen, bevestigde dat de achterdocht. Wanneer politieke en economische spanningen de kop opstaken, werd de beschuldigende vinger meteen in de richting van de emigrant gestoken. Die zocht steun in eigen organisaties, vooral in de kerken, die echter ook aanvaarding door de heersende elite nastreefden. Amerikaanse methoden voor leden- en fondsenwerving en evenementen zoals de viering van de onafhankelijkheid op 4 juli brachten de gelovigen in contact met de civiele orde en de American Dream. De befaamde Amerikaanse Droom stelde dat de samenleving allen gelijke kansen schonk om vooruit te komen. Iedereen was zelf verantwoordelijk voor zijn of haar economische succes. Voor nieuwkomers die een plekje onder de zon moesten veroveren was dat een bruikbare visie die hun hoop op materiële verbe-tering ondersteunde. In tegenstelling tot wat veel xenofoben dachten en beweerden, droegen de immigranten substantieel bij aan de economische groei door hun ondernemingen, kapitaal en goedkope arbeidskracht, vooral tussen 1845 en 1854.8

De meeste immigranten lieten het landelijk beleid aan de gevestigde machten over en wisten hun stem in verkiezingstijd te verzilveren voor praktische diensten, zoals het vinden van werk, een woning of voedsel, of anders contant geld. Weinigen onder hen waren zich bewust van de strijd om de slavernij die in de jaren 1850 steeds meer dreigde te exploderen. Tegelijkertijd tikte er een andere klok, die van de geconcentreerde toestroom uit Azië. De racistisch geïnspireerde wetgeving uit 1882 die de inwijking van Chinezen aan banden legde, kwam de Europese immigranten ten goede. De snelle omschakeling van zeil- naar stoomschepen na 1870 maakte de weg vrij voor nog grotere aantallen emigranten en velen van hen hadden steun nodig van particuliere organisaties

en overheden. De frequentie van de afvaarten en de lage passagegelden maakten het nu mogelijk om periodiek terug te keren. Vooral Italianen, Grieken, Hongaren en Slovenen maakten van die mogelijkheid gebruik. De onderlinge aansluiting van de spoorwegen in Europa maakte de weg vrij van allerlei gebieden naar Antwerpen en andere westelijke havens. De arbeidsmarkt in Amerika raakte zo steeds nauwer verbonden met die van Europa. Het bedrijfsleven moedigde vrije toegang aan, terwijl de vakbonden, die vooral geschoolde arbeiders vertegen-woordigden, de instroom uit angst voor loondaling aan banden wilden leggen.9

De snelle industrialisatie in Amerika eiste intussen ook haar tol. Lange werkdagen, lage lonen, slechte leefom-standigheden en weinig hoop op beterschap wakkerden vanaf de late jaren 1870 in de steden de spanningen tussen arbeiders en ondernemers aan. Stakingen en gewelddadige confrontaties werden makkelijk met buitenlanders geassocieerd. Concentratie en isolement in eigen wijken en afname van het aanvragen van staatsburgerschap en periodieke terugkeer, deden de gevestigde orde aan de vanzelfsprekendheid van integratie twijfelen. De roep om immigratie door de selectie in te perken klonk steeds luider, maar tegelijkertijd namen goed opgeleide burgers initiatieven om de landver-huizers te begeleiden in buurthuizen. De beslissingen over immigratie verschoven in deze periode van het uitvoerende State Department naar het wetgevende Congres en werden zo een onderwerp waarover de kiezers zich gingen uitspreken. Immigratie werd een politiek thema.

In 1875 bepaalde het Amerikaanse hooggerechtshof dat het toezicht op het immigranten-vervoer een taak van de federale overheid was en niet van plaatselijke of deelstaatautoriteiten. Het symbool van deze centrale regulering was de opening van Ellis Island voor de kust van Manhattan op 1 januari 1892. Tot de sluiting van de faciliteiten in 1954 zetten twaalf miljoen reizigers er voet op Amerikaanse bodem, waarmee het verreweg de belangrijkste toegang tot Amerika was. Het eiland was onderdeel van de groeiende overheidsbureaucratie. De beambten werden steeds door inspecteurs op de vingers gekeken om te zorgen dat ze de regels toepasten en zwendel en corruptie tegengingen. Maar onuitgesproken vooroordelen en de gebrekkige taalkennis maakten nieuwkomers niettemin kwetsbaar. Helemaal hulpeloos waren ze niet want de immigranten zetten organisaties op die het proces nauwlettend in de gaten hielden. Vooral Duitse, Ierse en Joodse initiatieven hadden veel invloed. Die groepen boetten aan invloed in toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. De opgetelde angst voor Europese toestanden blies de pleitbezorgers van restrictie de wind in de zeilen.

Al in 1906 gaf president Theodore Roosevelt een belangrijke impuls aan de bureaucratische controle op de inwijking met het Bureau of Immigration and Naturalization. Roosevelt zette een onderzoekscommissie aan het werk die drie jaar lang gegevens over het gedrag van immigranten verzamelde, en daar in 1910 en 1911 in een rapport van eenenveertig delen verslag over uitbracht. Een progressief middel, het verzamelen van objectieve gegevens, diende uiteindelijk een behoudend doel. Het rapport corrigeerde weliswaar de voorstelling van zaken dat Europa zijn zwakken in Amerika dumpte en geld aan Amerika onttrok. Toch adviseerde de commissie een selectie op basis van leesvaardigheid voor iedereen boven de zestien jaar (in welke taal dan ook), in combinatie met een maximum aantal.10 Voor president Woodrow Wilson gingen de beperkingen te ver, maar zijn republikeinse opvolger Warren Harding promoveerde het voorstel tot wet. Om aan de wens van veel kiezers tegemoet te komen, bevreesd dat Amerika door nieuwkomers werd overspoeld,

Page 7: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

#%*"! !"#%+"

werd in 1921 het bekende plafond aangebracht, in 1924 met de National Origins Act verder aange-scherpt zodat jaarlijks slechts 164.000 immigranten werden aanvaard.11 Hoe eerder een groep zich in Amerika had gevestigd, hoe meer kans op een groter aandeel van de beschikbare plekken. Op basis van (vaak verengelste) achternamen werd het aandeel vastgesteld, waardoor nieuwkomers uit Engeland en Noord-Ierland 34.007 visa kregen, Duitsland 51.227, Nederland 1500 en België slechts 512, niet zo heel veel meer dan het minimum aantal van honderd. Een verdere verlaging in 1927 bleek haast overbodig omdat de crisis de richting van emigratie omkeerde, richting Europa. Immigratie was niet langer een heet hangijzer en verdween naar de achtergrond, al verdween de onvrede over de uitwerking niet. Pas in 1965, onder invloed van de burgerrechtenbeweging die discriminatie aankaartte, plaatste president Lyndon B. Johnson zijn handtekening onder de Immigration and Nationality Act, erg symbolisch aan de voet van het Vrijheidsbeeld. Het plafond verhoogde naar 290.000 immigranten, vluchtelingen hadden een uitzonderingspositie, gezinsher-eniging werd gestimuleerd en arbeidsmigratie gereguleerd. Een nieuwe periode van grootschalige inwijking kondigde zich aan, maar niet langer vanuit Europa. De nieuwe immigranten kwamen uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika.

In de periode dat de Vlamingen zich in de staten rond de grote meren vestigden, schoof de weste-lijke grens van de Verenigde Staten steeds verder op, zodat deze regio het Midden-Westen werd. Het etiket ‘Westen’ werd geassocieerd met jeugd, potentie, belofte, hard werken en dynamiek, maar ook met isolement, geweld, ruwheid en gebrek aan verfijning. De term ‘Midden-Westen’ riep dan weer beelden op van stabiliteit, landelijkheid, kleinschaligheid, vreedzaamheid of, in negatieve termen, leegheid, onbelangrijkheid, behoudzucht, stagnatie. Groei en productiviteit maakten de regio sterker en beklemtoonden het vreedzame agrarische karakter dat bedreigd werd door dynamische polen van het geïndustrialiseerde oosten en het vrijgevochten westen. In verge-lijking met deze twee flanken was het Midden-Westen behoudend. De inwoners omschreven hun regio als de ruggengraat van het land.12 Ondanks de grote voorkeur van Meetjeslanders en andere Vlamingen voor de Midwest, was hun groep te klein om erg in het oog te vallen. Ze ondervonden wel de toenemende algemene spanningen rond immigratie, maar werden niet vaak als zondebok gebruikt. Dat kwam omdat ze zich mee met de behoudende trend in het gebied ontwikkelden. Ze verschilden daarin van hun Waalse landgenoten die zich voornamelijk in industriegebieden in het oosten vestigden en er actief aan de vakbonden deelnamen.13

Vanwege de terughoudendheid om katholieken naar geïsoleerde plattelandsgemeenschappen te sturen, waren Vlamingen minder vatbaar voor de periodieke promotiecampagnes voor het steeds verder naar het westen oprukkende grensgebied. Op papier was de verleiding nochtans groot. Zo bood de Homestead Act van 1862 een pionier het eigendomsrecht op maximaal 65 hectare overheidsland als hij (en soms zij) dat land vijf achtereenvolgende jaren had bewerkt, er een huis had gebouwd en tien dollar registratiegeld had betaald. Op deze manier werd een gewoonterecht omgezet in beleid. Wie de ‘wildernis’ tot welvaart bracht, had recht op het land. Deze regeling klonk riant, maar veel meer grond werd voor spoorwegmaatschappijen en onder-wijsinstellingen gereserveerd, die de beste delen selecteerden en doorverkochten. Zelfs ‘gratis land’ was niet kosteloos: de ontginners moesten kapitaal hebben voor gereedschappen en zaailingen. Bovendien betekende de opdeling in afzonderlijke percelen die aan individuen werden verkocht, dat er niet in plaats voor een gemeenschap werd voorzien. Wie de bepalingen van de Homestead Act wilde ontlopen, kon voor tweehonderd dollar 65 hectare overheidsland kopen en met arbeids-krachten uit het eigen gezin de grond bewerken. Een beginnende boer plantte eerst mais om gezin

en dieren te voederen en daarna tarwe omdat dat goed geld opbracht. Meel- en melkfabrieken aan transportroutes waren cruciaal voor de levensvatbaarheid van een bedrijf. Zo raakten boeren opgenomen in het kapitalistische netwerk, hetgeen hen in crisistijden kwetsbaar maakte, bijvoor-beeld indien ze met het oog op ontsluiting van nieuwe afzetgebieden hun geld in spoorwegen hadden belegd.14

Nederlandstalige kranten zweepten het periodieke aanbod van goedkoop land op om immigranten te verlokken, ook op de prairies. Vele Nederlanders lieten zich in de jaren 1880 verleiden om eerst in westelijk Iowa en vervolgens in Minnesota en in Dakota goedkope landerijen te kopen, in de verwachting dat spoorwegen en stedenbouw de markten dichterbij zouden brengen. Aan het eind van de negentiende eeuw voltrok een soortgelijk proces zich in Californië. Steeds herhaalden de kranten hun boodschap dat er nieuwe kansen in Amerika lagen, maar dat de gegadigden snel moesten beslissen om hun slag te slaan. Katholieke immigranten hadden minder last van die urgentie omdat ze vaak niet verspreid en versnipperd wilden raken. Zeker met hun sterke plattelandsachter-grond pasten de Vlamingen goed in het Midden-Westen, al wezen ze de steden niet af. Ongeschoold werk bood nieuwkomers er de beste kansen op een inkomen, zij het dat net deze banen bij het uitbreken van een periodieke crisis (in 1837, 1857, 1873 en 1893) het eerst werden bedreigd. Veel Vlamingen vonden dit soort werk in Moline (Illinois), een industriestad aan de rivier de Mississippi met verbindingen naar St. Paul (Minnesota) in het noorden en tot St. Louis (Missouri) en zelfs New Orleans (Louisiana) in het zuiden. John Deere uit Vermont zag in 1847 de uitge-lezen mogelijkheden van deze plek om stalen ploegen te maken en overal in het land af te zetten. Deze grote fabriek en de zaagmolens boden werk aan immigranten uit Zweden, Polen, Italië, Duitsland en ook

#/'0%9"%+-9"//3"?02>/"

Page 8: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

#%,"! !"

België. Al onder de eerste Belgen in Moline, in de jaren 1840, was een groot aandeel van inwoners uit het Meetjesland te merken, een situatie die zich door kettingmigratie enkel zou bestendigen. De meesten onder hen gingen in de molens en fabrieken aan de slag, en anderen die toch voor een homestead opteerden, raakten veelal bij de productie betrokken. De vroegere landwerkers werden bosbouwers en versleepten de boomstammen met ossen naar de zagerij. Onder hen bevond zich Leo Schatteman uit Lotenhulle, die in 1857 na een reis van tweeënzeventig dagen op een zeilschip aankwam. Hij vestigde zich als boomkweker en bouwde eigenhandig zijn huis, was op jacht aangewezen om te kunnen eten en maalde zijn tarwe noodgedwongen met de hand. Volgens de overlevering schreef hij samen met enkele andere pioniers naar het thuisfront om vrouwen te laten overkomen, die

meteen na het uitstappen uit de trein werden gekoppeld. Alle echtparen trouwden op dezelfde dag.15 Wat meer gemengd van economie was Green Bay. Ook deze stad had goede connecties via de

grote meren en de Foxrivier en vanaf 1862 via het spoor. Op dat ogenblik was het stadje met zijn tweeduizend inwoners de officiële hoofdstad van het district, een functie die het overnam van het zuidelijker gelegen De Pere, waar ook veel Vlamingen en katholieke Nederlanders woonden. De eerste Belgen in de omgeving van Green Bay kwamen zoals gezegd aan in 1853, een groep van zo’n vijftig vooral Brabantse kolonisten die dankzij de bemiddeling van een geestelijke uit Schaffen bij Diest onontgonnen bospercelen konden verwerven. Hun eerste activiteit was het bouwen van log houses, bedekt met schors en met boomstronken als tafels en stoelen. Ondanks het harde bestaan als frontiermen slaagden de pioniers en brachten ook zij met enthousiaste berichten naar het thuis-front een migratieketting op gang. Hout gaf de economie vaart en trok nieuw kapitaal aan. Velen rooiden de bomen op hun land zo snel mogelijk om aan akkerbouw te doen, maar voor veel jonge boeren bleef houtvesterij een mooie bijverdienste voor het najaar en de winter. Het was echter ook een sector met veel bedrijfsongelukken. De gekapte bomen werden na het smelten van het ijs naar de haven in Green Bay getransporteerd, waar ze tot planken en houten dakpannen voor verkoop in Chicago (Illinois) en Milwaukee werden verwerkt. Het grootste fysieke gevaar deed zich voor als de verzamelde boomstammen in grote aantallen stroomafwaarts dreven en de doorgang verstopten. Het loswrikken van de verstopping kostte menig arbeider het leven.16

Naast alle gezondheidsrisico’s doemden ook economische gevaren op, door schommelingen in de financiële markten. In 1857 duwde financiële paniek de Amerikaanse economie in een recessie en zakte de bodem uit de bouwmaterialenmarkt. Omdat de Vlamingen, anders dan de Scandina-viërs, Duitsers en Ieren, doorgaans niet volledig van de houthandel afhankelijk waren en veeleer kwamen om te boeren en in de baksteenfabrieken te werken, hadden ze minder rechtstreeks te lijden van deze debacles.17 Crises boden bovendien naast gevaren ook kansen. Zo verschafte het uitbreken van de Burgeroorlog in 1861 werklozen een uitweg, omdat vrijwillig dienstnemen hen een premie tussen honderd en driehonderd dollar opleverde. Dit was een aantrekkelijk bod voor immigranten zonder geld. Maar na de eerste noordelijke nederlagen en het verdwijnen van patri-ottische sentimenten, zakte de motivatie en moest de staatsregering haar toevlucht tot dienstplicht nemen. De meeste Belgen hadden evenwel nog niet het staatsburgerschap aangevraagd en waren niet naar Amerika gekomen om zich in een oorlog te mengen. In Wisconsin trokken ze gewapend naar het huis van senator Timothy Howe om de intrekking van het bevel te eisen, maar Howe vluchtte weg en liet zijn secretaris de zaak uitleggen aan de Franssprekende Belgen die gerust-gesteld naar huis trokken, zo luidt het verslag. Een meer overtuigend argument om toch dienst te nemen, waren de garanties van de deelstaatregering dat boerderijen tijdens de diensttijd niet

zouden worden onteigend. Op die wijze raakten migranten betrokken bij het belangrijkste Ameri-kaanse conflict in de negentiende eeuw.18

Het belangrijke aandeel van de Belgen in Green Bay blijkt cijfermatig: in 1905 maakten ze met achttien procent van de bevolking de grootste etnische groep uit, na de Duitsers. In het aangren-zende De Pere stonden de Nederlandse (meestal katholieke) immigranten dan weer sterker. Ze maakten er een kwart van de bevolking uit. Belgen vestigden zich meer in steden en dorpen dan op het platteland en dat patroon werd sterker bij de volgende generaties. In de steden waren er meer huwelijkskandidaten met een andere achtergrond en was de graad van gemengde huwelijken ook groter.19 Niettemin was de concentratie duidelijk, en die versterkte het economisch zelfbewustzijn van de etnische groep. Dat bleek bij de tien steenfabrieken die aan de oever van de Foxrivier in De Pere opereerden. Samen bakten die in de zomer van 1890 tussen de vijftien en twintig miljoen bakstenen, een productie die enkele honderden arbeidsplaatsen opleverde. ‘Het is wel der moeite waard er op te wijzen, dat alle fabrieken op een na, aan Hollanders toebehooren en dat ook alle werklieden, behoudens heel enkele uitzonderingen, Hollanders of Vlamingen zijn’, zo meldde de lokale krant De Volksstem met duidelijke trots.20 De Belgische vestiging in Wisconsin had op dat ogenblik onmiskenbaar het punt van zelfbewustzijn bereikt. Het was de Belgen onder de 8922 inwoners van Green Bay goed gegaan, zo meldde de krant:

Wie een dertigtal jaren geleden het noordelijk deel van Brown county en de aangrenzende gedeelten van Door en Kewaunee counties bezocht, vond daar niets dan dichte, ondoordringbare wouden, en niemand zou hebben kunnen denken dat een kwarteeuw zulke veranderingen zou aanbrengen. De bosschen zijn uitgeroeid en hebben plaats gemaakt voor vruchtbare bouwen weilanden, die door de nijvere bewoners, meestal Belgen, Walen en Vlamingen, tot schoone boerderijen uitgelegd zijn, terwijl welvaart van alle kanten zichtbaar is. Ook op geestelijk gebied staan zij voor geen andere streek achter, want naast hunne kerken hebben zij parochiescholen voor de opvoeding der jeugd. Onder de ons best bekende Vlamingen te Martinsville en Walen te Robinsonville zijn er eenigen die er warmpjes bijzitten, en in het algemeen is het vooruitzicht voor allen veelbelovend, hetgeen tevens ook duidelijk zichtbaar is aan de hartelijke gezelligheid en gulle herbergzaamheid, die onder hen heerschen.21

Uit andere streken kwamen soortgelijke lovende berichten. Advocaat Charles L. De Waele uit Moline rapporteerde aan De Volksstem een tocht naar Annawan (Illinois), ‘een lief dorpje, gelegen in ’t midden van vruchtbare landerijen en weiden, 30 mijlen ten oosten van Moline en bewoond door ten minste een zeventigtal Belgische familiën. Hier heb ik mij kunnen overtuigen wat vlijt en volharding vermogen. Overschoone en groote boerderijen zijn hier, als bij tooverslag, opgesprongen en worden bebouwd door onze, de wereld door bekend vlijtige Vlamingen…’22

Succes was echter allerminst gegarandeerd, noch in de agrarische noch in de industriële sector. Door het knopen van economische vangnetten hoopten arbeiders en arbeidsters hun situatie te verbeteren en minder afhankelijk van de conjunctuur en de werkgevers te worden. De etnische achtergrond was daarbij bepalend. In Green Bay kwam in de jaren 1890 de St. Joseph’s Weldoeners Vereeniging van de grond, met stevige steun van de krant want met tweeëndertig leden was de basis beperkt: ‘Wij begrijpen niet, waarom niet meer Hollanders en Vlamingen zich als leden aanmelden; de maandelijksche bijdrage is slechts gering en in geval van ziekte of bij overlijden wordt een mooi sommetje uitgekeerd.’23 De volksgenoten in Detroit (Michigan) hadden al in 1868 een zogeheten benevolent society opgericht. Die draaide goed. In 1901 hadden de 125 leden van de St. Charles vereniging in Detroit, ‘allen Belgen of van Belgische afkomst’, 1500 dollars gespaard. Leden droegen 50 cent per maand bij aan het fonds en ontvingen als ze ‘onbekwaam om te werken door ongeluk of ziekte’ waren ‘5 dollars per week, benevens de milde hand welke hun altijd toegereikt wordt indien

B4401;=2>/3440"./>091"

36/9:/"A2?63?"63"'/0323"

,'.#/'(9%#

Page 9: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

! !"#(#"

het weekgeld niet voldoende is om alle onkosten te dekken.’ De noodzaak om bescherming te bieden tegen onheil was het belangrijkste, maar daarnaast verstevigden de maandelijkse bijeenkomsten de solidariteit: ‘Een goed woord wordt altijd gesproken door onze bestuurders ten einde liefde, vriend-schap en bijzonderlijk broederlijke genegenheid dieper in onze harten te prenten.’24 De katholieke inspiratie van dergelijke initiatieven was duidelijk. Dat de Belgische Werkmansvereeniging van Moline, met Edward Coryn uit Lotenhulle als voorzitter, in 1907 naar ‘de groote, schoone zaal onder de nieuwe Vlaamsche kerk’ verhuisde, is enkel een bijkomende aanwijzing van het belang van religie in de vestiging in de Verenigde Staten.25

Advocaat De Waele uit Moline, die voor De Volksstem de vorderingen van Annawan beschreef, verwees naar de kerk om de degelijke reputatie van de Vlamingen in de verf te zetten en aan landgenoten tot voorbeeld te strekken: ‘De kerk, eens voltrokken, zal niet alleenlijk een sieraad van Annawan zijn, maar alsook tot eere strekken dier onverschrokken Vlamingen, die, hetzij gelijk waar zij zich nederzetten, immer getrouw blijven aan Godsdienst, Taal en Vaderland.’26 De bouw van een eigen kerkgebouw gebeurde ook elders. In Moline bouwden twee mannen uit Lembeke in 1857 een eenvoudige blokhut die als gebedshuis dienstdeed en waar de Vlaamse migranten hun kinderen lieten dopen door een Duitse priester. In 1906 organiseerden ze zich in een eigen Heilig Hartparochie met een pastoor uit Brabant en in 1919 werd de eerste steen van een nieuwe, grote kerk gelegd.27

Het uitbreiden van parochies naarmate meer Vlamingen zich op een bepaalde locatie vestigden, lijkt een normale ontwikkeling, maar dat gebeurde niet zonder spanningen. Met name

de gevarieerde samenstelling van de Amerikaanse katholieke kerk leidde tot heftige discussies. De eerste lichtingen priesters die naar Amerika trokken, hadden vooral missiewerk bij de inheemse bevolking als opdracht. Onder hen bevonden zich ook geestelijken uit het Meetjesland, zoals Louis De Seille die in 1795 in Sleidinge werd geboren en eind 1832 naar Zuidwest-Michigan trok, waar toen nog maar amper blanken woonden. Soms door een tolk geholpen verkondigde hij het evangelie bij de ‘sauvages indigènes’ en trok hij primitieve kerken op. In augustus 1837 schreef hij zijn moeder dat de Potawatomi, het volk waarbij hij actief was, overwogen om naar Canada te trekken, moe getergd door het ‘despotisme’ van de Amerikaanse overheid. De Seille was bereid om hen desgevallend te volgen, maar enkele weken na zijn laatste brief overleed hij aan de gevolgen van een ziekte. Een van zijn opvolgers berichtte later dat de missionaris door de Potawatomi op handen werden gedragen en allerlei mirakels werd toeschreven.28 Voor wie al katholiek was, benadrukte de Amerikaanse kerk aanvankelijk de navolging van Christus en persoonlijke vroomheid, zodat gelovigen ook zonder clerus bronnen van geloof konden aanboren. Halverwege de negentiende eeuw kwam de nadruk meer op publieke devotie te liggen, met goed zichtbare rituelen die in een kerk plaatsvonden. Deze katholieke revival bond de parochianen steeds nauwer aan de kerk en lag in het verlengde van een Europese beweging.29

De rol van priesters in de katholieke beleving was in de Verenigde Staten niet onomstreden. De immigrantengolven versterkten de band met het oude land waar, vooral in Polen en Duitsland, de leken een grotere invloed hadden dan in de Verenigde Staten. Via verenigingen van onderlinge zorg mobiliseerden deze immigrantengroepen bestuurskracht en fondsen, waarmee ze zelf kerken bouwden en soms ook in bezit hadden. De Amerikaanse kerkleiding verzette zich tegen deze democratiseringstrend en trachtte de greep van de clerus te versterken. Dat lukte goed bij de Ierse katholieken, die rond 1850 al helemaal in de hiërarchie waren ingelijfd, maar Duitse katholieken boden weerwerk: omdat slechts 30 tot 35 procent van de Duitse immigranten katholiek was en met protestantse concurrentie af te rekenen had, wilden ze greep houden op de sociale functie van de kerk. De Duitse katholieken, door de polariserende Kulturkampf in hun thuisland een hechte groep, vreesden hun eigenheid te verliezen omdat ze merkten dat de nieuwe immigrantenparochies niet dezelfde rechten als de Engelstalige kregen. Toen de Duitssprekenden om nationale parochies en onderwijs vroegen, ontstond in 1890 zelfs een landelijk debat.30 Andere groepen namen die doelstelling immers over, zeker omdat de druk van het Amerikaans nationalisme intussen sterker werd. Om haar gezag te laten gelden, zette de Amerikaanse kerk vanaf de jaren 1880 zelf leken in om de ontwikkeling van sociale actie en publieke verantwoordelijkheid te stimuleren, vooral via de vakbond Knights of Labor.31

De betekenis van de parochiekerk nam door de controverses in de loop van de negen-tiende eeuw toe, vooral door de ontplooiing van sociale organisaties voor onderwijs, bijstand en ontspanning. Per groep verschilde het niveau van betrokkenheid en lidmaatschap: laag bij Italianen en Duitsers (45 procent), hoog onder de Ieren (70 procent). Na verloop van tijd nam de invloed van leken af. Priesters werden vooral geacht veel kerken te bouwen en de bisschoppen werden de eigenaar van de gebouwen. Dat was een van de instrumenten van de landelijke kerkleiders om hun autoriteit te bestendigen. Overal in de wereld kwam het gezag van de kerk immers in het nauw, door politieke druk, controversiële wetenschappelijke stellingen en economische vooruitgang. In de VS werd dat proces nog versterkt door waarden als individualisme, gelijkheid en onafhanke-lijkheid die concurreerden met het gezag van de kerk. Om de uitdagingen het hoofd te bieden werd het gezag op landelijk niveau versterkt en het was aan de priesters om die autoriteit lokaal in praktijk te brengen, met strakke handhaving van de kerkelijke wetten, censuur en sancties.32 Naast de gezagskwestie leidde ook de houding tot de samenleving tot interne debatten, waarin het Amerikaanse en Europese kerkmodel tegenover elkaar stonden. Over het algemeen stonden de Amerikanen veel positiever tegenover de profane wereld dan vele Europeanen. Zo onderschreef

Page 10: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

#($"! !"#(%"

de Amerikaanse kerkleiding de scheiding van Kerk en Staat en erkende ze de godsdienstvrijheid. Bisschop John Ireland hield de gelovigen voor dat aanpassen aan de Amerikaanse situatie tot harmonie en niet tot antithese zou leiden.

Hoewel de Vlamingen in Amerika in elke katholieke kerk hun zondagsplicht konden vervullen, werden ‘eigen’ parochies ook voor hen een belangrijke inspiratiebron en inspiratiekoepel, zonder dewelke de Vlaamse gemeenschap zwak was gebleven. De clerus speelde in dit proces de hoofdrol, met enerzijds initiatieven in gemeenschapsvorming en anderzijds de omgang met de Amerikaanse kerkleiders. De Vlaamse clerus wilde aanvankelijk kloosters stichten om de Vlaamse en Neder-landse immigranten van priesters te voorzien, maar dat plan bleek al te ambitieus. De stichtings-kosten waren te hoog en de middelen van de immigranten te klein. Zeker de pioniers moesten eerst obstakels van droogte, cholera, economische crisis en burgeroorlog overwinnen om voor eigen instellingen voldoende draagkracht te ontwikkelen. De stichters van religieuze ordes keerden zonder al te veel successen terug naar Europa. In dat licht was de oprichting van het Amerikaans College in 1857 in Leuven een gouden greep. Terwijl de Amerikaanse bisschoppen met een groot tekort aan priesters kampten, zorgde de katholieke opleving in Europa voor een overschot. De Amerikanen wilden echter liever geen onervaren nieuwkomers met weinig affiniteit met de Ameri-kaanse cultuur. Peter Kindekens, uit het Oost-Vlaamse Denderwindeke afkomstig en priester in Detroit, werd door de aartsbisschop van Baltimore belast met de oprichting van een trainings-centrum in Europa, grotendeels met Amerikaans geld gefinancierd. Het College zorgde ervoor dat Vlamingen de hoofdrol speelden in het ontstaan van een Nederlandstalige katholieke subcultuur in de Verenigde Staten. Door het kader voor de vorming van katholieke instellingen te leveren werd het College bovendien een belangrijke schakel in de culturele uitwisseling.33 Dit kader was hard nodig omdat de katholieke kerken in een dynamische omgeving moesten opereren. Ze moesten letterlijk een mobiliteitsplan hebben om mee te bewegen met de immigranten. De clerus maakte zich op uiteenlopende wijze dienstbaar. Zij stuurde bijvoorbeeld de georganiseerde migratie naar Mishawaka (Indiana), waar Karel Stuer in 1909 pastoor was geworden en zoals bekend de vesti-gingsplaats van veel Meetjeslanders.34 In het bisdom van Detroit waren eveneens priesters actief die uit die Oost-Vlaamse regio afkomstig waren, zoals Jan De Neve uit Evergem (1821-1898) en Edward Joos uit Zomergem (1825-1902).35

Behalve de wrijvingen met de Amerikaanse clerus kwamen de katholieke immigranten ook in aanvaring met de religieuze meerderheid in hun nieuwe thuisland, de protestanten. De meest zichtbare culturele uiting van het protestantse karakter van de Verenigde Staten in de late negentiende en vroege twintigste eeuw was de strijd tegen drankmisbruik. In de jaren 1880-1890 verschoven de drankbestrijders hun aandacht van de gebruiker, die ze probeerden te helpen door hem of haar een belofte van geheelonthouding te laten tekenen, naar de bestrijding van het Kwaad zelf, namelijk de alcoholproductie en -verspreiding. Pressiegroepen gebruikten het politieke instrument van de plaatselijke keuze: kiezers konden besluiten of alcohol uit een dorp of district werd verbannen. Dit bleek een succesformule. Door de groei van de beweging werden de politieke ambities ook sterker. De Prohibition Party maakte er een single issue van in de laatste jaren van de negentiende eeuw. Nog meer succes had de ‘onpartijdige’ Anti-Saloon League, die voorstelde om alle saloons te sluiten.

Katholieken kwamen door deze campagne in de beklaagdenbank terecht. De kerk was immers allerminst tegen de beteugeling van drankmisbruik gekant, maar pleitte voor matiging, niet voor geheelonthouding. De belangrijkste argumenten tegen het verbod waren economisch van aard (kapitaalvernietiging) en moreel (vrijheidsinperking).36 Het verzet van de meeste katholieken tegen een bindende overheidsmaatregel maakte hen in de ogen van ‘oude’ Amerikanen verdacht. Ook de Vlaams-Amerikaanse pers zag de maatregel als een protestants complot tegen immigranten. Opinievormers, hier ongetwijfeld toe aangevuurd door de talrijke Belgische eigenaren van saloons,

zetten in op matiging en claimden dat Vlamingen beter met drank omgingen dan hun buren. Onder meer de Gazette van Moline beet scherp van zich af en noemde de protestanten hypocriet omdat ze in de naam van Christus anderen van hun dagelijks brood beroofden.37

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, met zijn opstoot van Amerikaans nationalisme, bereidde de weg voor nationale drooglegging. De producenten van alcoholische dranken waren onderling verdeeld. De brouwers dachten de dans te kunnen ontspringen en maakten geen front met de stokers. Alcohol werd in toenemende mate met (barbaarse) immigranten geassocieerd, die met hun blijvende sympathie voor hun moederland toch al een bedreiging voor de identiteit van de natie vormden. Toen de VS in 1917 daadwerkelijk in de oorlog betrokken raakten, kwamen er nog meer argumenten tegen alcohol: drankgebruik deed een natie in oorlog geen goed en spaar-zaamheid met voedsel was nodig om de legers en de bondgenoten te voeden. Het verbod tot het fabriceren van drank werd zo aangekondigd als een vaderlandslievende daad. Bovendien deed de oorlog de publieke opinie omslaan tegen alles wat Duits was of leek en zeer veel van de grote brouwers en destillateurs waren van Duitse afkomst. In 1919 werd een achttiende amendement aan de grondwet toegevoegd en op 16 januari 1920 brak het tijdperk van de droogte aan. Aanvan-kelijk waren de verwachtingen van politici en hervormers hooggespannen en trokken de opmer-kelijke berichten over afnemende criminaliteit en toenemende welvaart een stroom van Europese bezoekers aan, die het Amerikaanse geheim wilden ontdekken en in Europa toepassen. De alcoholconsumptie in de eerste jaren van de Drooglegging zakte met meer dan zestig procent, maar het experiment faalde omdat de handhaving werd verwaarloosd. De autoriteiten zetten te weinig mankracht in omdat de deelstaten de kosten niet wilden dragen. In 1933 herriep president Franklin D. Roosevelt dit onderdeel van de grondwet.38

Na de Eerste Wereldoorlog viel het progressieve imago van de Midwest wat terug. Vonden de bewoners hun regio in de negentiende eeuw het centrum van stabiliteit en volwassenheid, met steun aan de grote morele campagnes voor de afschaffing van de slavernij en het verbod op alcohol, dan omschreven ze zich na de oorlog veel meer in termen van normaliteit en fatsoen. Immigranten uit de ‘natte’ landen, waar alcohol in het publieke leven was geïntegreerd, kwamen in een lastig pakket. In het algemeen pasten de Vlamingen nochtans erg goed in het Midden-Westen.

<6116234061"63"

Page 11: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

#(("! !"#()"

Beide culturen hielden zich liever wat op de vlakte. De Amerikanen zagen zichzelf als dé kern van Amerika, de Vlaamse inwijkelingen beriepen zich slechts in beperkte mate op hun achtergrond en beklemtoonden vooral dat ze goede Amerikanen waren. Dat ze zich geen ernstige zorgen om hun status moesten maken, bleek uit het parlementaire onderzoek dat onder president Theodore Roosevelt werd besteld. De Dillingham Reports die op het studiewerk van 1907 tot 1910 volgden, definieerden het Vlaamse volk immers op positieve wijze, met zelfs een transnationaal perspectief: met vier miljoen Vlamingen, van wie drie miljoen in België, driekwart miljoen in Nederland en tweehonderdduizend in Noord-Frankrijk, waren ze even talrijk als de Nederlanders. Beide volken hadden gemeen dat ze per jaar weliswaar samen ongeveer zevenduizend landverhuizers naar Amerika zagen gaan, maar dat hun naties per saldo ontvangers van immigranten waren. Ze vormden dus op geen enkele wijze een bedreiging voor Amerika.39

Niet alleen door officiële instanties werden Dutch and Flemish tot dezelfde groep gerekend, ook in de praktijk zochten de Vlaamse migranten vaak aansluiting bij katholieke Nederlanders. Die vereniging van krachten was des te meer nodig daar de combinatie van stadsbewoner en katholiek de Vlaming op een lagere sport op de maatschappelijke ladder plaatste. Onder meer Detroit geeft deze situatie aan. In 1870 werden er onder de tachtigduizend inwoners van de stad 233 Belgen en 310 Hollanders geteld, nog minuscule groepjes in vergelijking met de 12.647 Duitsers. In 1853 kreeg Bernard Soffers uit het Noord-Brabantse Ginneken (bij Breda) de zielzorg voor Vlaamse en Nederlandse katholieke immigranten toevertrouwd. Vier jaar later werd hij tot pastoor van de St. Anne Church benoemd en belegde hij diensten voor hen in een kapel in de kelder van zijn kerk. In de vroege jaren 1880 trokken immigranten verder naar het oosten van de stad en deden hun stijgende aantallen de vraag naar een eigen kerk toenemen.

Priester William Hendrickx, uit het Nederlandse Tilburg, nam het initiatief voor een zogeheten ‘missie’ in Detroit: een vijfdaagse opwekkingscampagne met erediensten, preken en zang. Het benodigde geld werd snel verzameld en nog datzelfde jaar kon Soffers Our Lady of Sorrows inwijden, in Catherine Street tussen de oude en nieuwe Nederlandstalige kernen in Detroit. Nederlandse en Vlaamse priesters wisselden elkaar af. Na een brand werd in 1911 een nieuw kerkgebouw opgericht, dat als fundament voor een volgende generatie priesters diende, nuttig wegens een aanhoudende toestroom van Vlamingen in de stad.40 Voor beide Nederlands-talige groepen gaven de decennia tussen 1890 en 1900 en tussen 1910 en 1920 een grote aanwas. In 1930 bereikte de Belgische aanwezigheid in Detroit een hoogtepunt: de stad telde vijftienduizend Belgen, van wie zestig procent in België was geboren. Deze aantallen overtroffen de Nederlanders, op dat ogenblik vijfduizend man sterk en voor ruim 57 procent in Amerika geboren maar voor een groot deel protestants.41 De combinatie van katholieken uit beide nationaliteiten was groot

genoeg om een heel netwerk aan sociale clubs en een krant, de Gazette van Detroit, te kunnen ondersteunen. Our Lady of Sorrows werkte daarbij als een vliegwiel voor de gemeenschap. In 1963 werd de kerk na een nieuwe brand nogmaals heropgebouwd, al werd het gebedshuis toen al meer door zwarte Amerikanen dan door Europese migranten bezocht.

Soortgelijke combinaties van Vlaamse en Neder-landse katholieken waren er ook in Chicago, Grand Rapids (Michigan) en Green Bay. Deze samenwerking werd bekroond door de oprichting van een Priestersbond ter bescherming van de Belgische en Nederlandsche Landverhuizers, die in 1908 een eerste jaarboek uitbracht. Allerlei andere nationaliteiten waren hen al voorgegaan

met het aanhalen van de onderlinge banden om de nationale parochies te versterken. De voorna-melijk Vlaamse bond markeerde de sterke positie van de Vlaamse landverhuizers en clerus, want Nederlanders haakten pas laat aan. Het boekje werd opgedragen aan de eerste Belgische bisschop in Amerika, Henry Gabriels uit Wannegem-Lede in de Denderstreek die in 1892 bisschop van Ogdensburg (New York) was gewijd. Doel van de Priestersbond was om migranten naar de centra met Nederlandstalige parochies te zenden en om Vlaamssprekenden elders minstens een keer per jaar te bezoeken. Het jaarboek noemde zesentwintig Belgische en negentien Nederlandse consuls en karakteriseerde twaalf grote parochies met aanbevelingen waar boeren en landar-beiders terechtkonden – in Atkinson (Illinois), Ghent (Minnesota) en Rochester (New York ) – en waar werk in fabrieken – Moline of Detroit – te vinden was. Vlaamse sermoenen, scholen, bibliotheken, onderlinge hulpgenootschappen, sociale gezelschappen en boogschuttersclubs werden opgesomd om de aantrekkingskracht van deze centra te versterken. Voor de liefhebbers was er zelfs één gemengde Vlaams-Waalse parochie in Humboldt (Wisconsin), waar de Belgen het taalprobleem oplosten door dan maar Engels te gebruiken.42 In De Volksstem werden de lezers op het bestaan van de bond gewezen, maar langer dan een paar jaar functioneerde hij niet. Tot de weinige concrete daden behoorde een protestbrief aan de Belgische minister van Buitenlandse Zaken, wegens de rol die het gouvernement had gespeeld in het lokken van emigranten naar Carolina – de kwalijke episode waarover Jozef Nys in ’t Getrouwe Maldeghem zijn beklag deed. Het pamflet was gevuld met adviezen om niet op eigen kracht te vertrouwen, maar de veiligheid van een Vlaamsche parochie op te zoeken en zo spoedig mogelijk Engels te leren spreken. Andersom werd de immigrant zelf verantwoordelijk gesteld om werk te zoeken en met getuigschriften van de burgemeester en pastoor van de woonplaats op pad te gaan.43

De samenwerking tussen katholieken uit België en Nederland in Amerika resulteerde ook in politieke bewustwording. In Green Bay plande uitgever John Heyrman, een Vlaming, zijn initi-atief voor de Nederlandstalige krant De Volksstem (1890-1919) strategisch. Hij was voorzitter van de Democratische Partij in de stad op het ogenblik dat een voorstel van republikeins volksverte-genwoordiger Michael Bennett de immigrantengemeenschappen in beroering bracht. Het wilde enerzijds de greep van de overheid op het onderwijs verstevigen door te verbieden dat kinderen in Wisconsin naar een kerkelijke school buiten hun district zouden gaan en anderzijds het gebruik van het Engels op alle, dus ook kerkelijke scholen instellen. De bisschoppen vreesden voor de toekomst van het eigen katholieke onderwijs en vele Duitse immigranten, ook lutheranen, zagen het als een maatregel tegen hun taal. Onder Nederlandstaligen werd de toon van het debat gezet door advocaat J. H M. Wigman van Green Bay. De Volksstem rapporteerde:

Hij toonde aan hoé de katholieken hier te lande steeds het mikpunt geweest waren van den haat en den laster van dweepers en godsdienstloozen, en hoe dezen het thans in den staat van Wisconsin opnieuw op ons, ons geloof en onze scholen gemunt hadden; hij wees in het bijzonder op het onrechtvaardige van de Bennett-wet en spoorde allen aan hunne stem uit te brengen voor de democratische candidaten als de verdedigers van persoonlijke rechten en gewetensvrijheid.44

De krant beklemtoonde de solidariteit van clerus en volk en de actiebereidheid. Ze onderschreef volmondig de veroordeling van de Bennett-wet door de bisschoppen, die beweerden ‘dat de gelde-lijke en de natuurwet aan de ouders den plicht opleggen, voor het onderwijs der kinderen zorg te dragen; dat de bijzondere scholen, als geen staatssubsidie ontvangende, ook aan geen staatstoezicht moeten onderworpen zijn; dat de bedoelde wet derhalve moet ingetrokken worden en dat daarom de kiezers hun stem weigeren zullen aan alle candidaten voor de Kamer, welke niet nadrukkelijk beloven die wet te zullen verwerpen.’45

Page 12: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

#(*"! !"#(+"

De Republikeinen werden in de verkiezingen van 1890 afgestraft. Het speciale verkiezings-nummer van De Volksstem kopte op 8 november: ‘Onze haan kraait victorie. Weg met de Bennett wet. De Kiezers van Wisconsin verslaan de Republikeinen, omdat ze de parochiescholen hebben aangevallen. (…) Democratische overwinningen in alle deelen des lands.’ Heyrmans commentaar bejubelde de uitslag:

De juist gestreden verkiezingsstrijd is een der heetste geweest die ooit plaats had, zoowel in deze als andere staten. In Wisconsin stonden gewetensvrijheid en persoonlijke rechten op het spel. Doch de democraten, hebben eene glansrijke, onverwachte overwinning behaald. Deze verplet-terende nederlaag der republikeinsche partij beperkt zich niet tot dezen staat, doch strekt zich uit over de heele Ver. Staten, en van alle kanten komen berichten van democratische zegepralen en aanwinsten. In Wisconsin is iets gebeurd, dat de stoutste verwachtingen der democratische partij overtreft. (…) De Bennett-wet zal in de volgende zitting der kamers begraven worden.46

Ook in de federale verkiezingen van 1892 verloren de Republikeinen. Om een herhaling te voorkomen versterkten immigranten wel het Engels op hun scholen. Zulke rechtstreekse politieke tegenstellingen waren relatief zeldzaam, maar gaven immigranten uit religieuze minderheden vooral in het Midden-Westen een sterke impuls tot organisatie. Hun eerste overwinning versterkte hun zelfbewustzijn. Ook de Vlamingen hadden hun eigen kracht ontdekt.

Een volgende stap was om zich ook politiek te verenigen en invloedrijke bestuursposten in te nemen. Dat lukte in Green Bay nog niet echt en de hoofdredacteur van De Volksstem beklaagde zich erover dat de Hollanders en Vlamingen zich zo weinig om publieke ambten bekommerden en zich lieten misleiden door de holle beloften van mensen die hen in wezen niet zagen staan, in plaats van zich over hun kleine irritaties en na-ijver heen te zetten. ‘Hollanders en Vlamingen, komt allen ter stembus, en stemt als één man voor A. M. Kersten voor mayor, R. Weyenberg voor ontvanger, en de andere door onze partij benoemde candidaten, en de overwinning is de onze.’47

De evolutie tot zelfbewustzijn die zich rond 1890 in Green Bay voltrok, het teken van een succesvolle vestiging, gebeurde later ook in andere Vlaamse gemeenschappen in het Midden-Westen. Nederlandstalige kranten markeren deze ontwikkeling en vooral ook de verplaatsing van het zwaartepunt van de Vlamingen (en katholieke Nederlanders). Nadat Green Bay de fakkel van De Pere (met zijn De Pere Standaard, 1878-1907) had overgenomen, kwam het tot een uitge-sproken Vlaams-Nederlandse samenwerking. Die kern in Wisconsin werd na 1907 in belang overtroffen door Moline en Detroit, die elk hun eigen Gazette kregen. Die van Moline bestond van 1907 tot 1940 en werd dan door die van Detroit opgeslorpt, die net zoals eerder De Volksstem op een crisismoment tot stand kwam, in dit geval de oorlog. Beide kranten richtten zich resoluut op een Vlaams publiek, waarmee de Nederlands-Vlaamse coöperatie tot een einde kwam.48 Langza-merhand groeide onder de Vlamingen en soms enkele Walen een landelijk netwerk. Behalve een eigen pers droeg ook de Priestersbond daaraan bij, door het bestendigen van het vestigingsgebied van de Vlamingen in de staten Michigan, Wisconsin, Illinois, Indiana en Minnesota met uitwaai-eringen naar de aanvoerlijnen vanuit New York, tot stand gekomen via patronen van kettingmi-gratie. De ontwikkelingen lokaal en op hogere niveaus tonen aan dat de Vlaamse gemeenschap voldoende draagkracht had ontwikkeld om zichzelf van nieuws te voorzien en zo een levens-vatbare subcultuur in de Verenigde Staten te vormen. De landverhuizers hadden gemeenschappen gebouwd die de pioniersfase waren ontgroeid.

Bij hun aankomst in de Verenigde Staten hadden de Vlamingen, uit het Meetjesland en elders, met drie spanningsbronnen af te rekenen. Ten eerste hadden ze weinig natuurlijke aanknopings-punten. Ze moesten daarom zelf hun vestigingsgebied bepalen. Ten tweede slaagden ze erin om stabiele gemeenschappen met groeipotentie te vormen, ondanks een wisselvallige economie die na 1880 door de golf van arbeidsmigranten meer conflicten toonde. Dankzij een keuze uit landbouw-gemeenschappen en stedelijke vestigingen konden Vlaamse immigranten de schommelingen en bedreigingen van de internationale arbeidsmarkt veel beter het hoofd bieden. De mobilisatie tegen eerst religieuze en vervolgens sociaal-culturele bedreigingen, een derde spanningsveld, hielp de Vlamingen hun eigen kracht te ontdekken en droeg uiteindelijk bij aan hun integratie in het Amerikaanse politieke stelsel.

Dankzij de concentratie in het Midden-Westen en vooral in de steden konden Vlamingen een cultureel netwerk opzetten en in stand houden. De clerus speelde een doorslaggevende rol en bevestigde de katholieke achtergrond van het overgrote deel van de Vlaamse immigranten. Gelegenheidscoalities met Walen en vooral Nederlandse katholieken maakten na 1907 steeds meer plaats voor een Vlaams zelfbewustzijn dat tijdens de Eerste Wereldoorlog een beslissende impuls ontving. Al deze voorbeelden geven aan dat de Vlamingen weliswaar reële horden moesten nemen, maar dat ze snel leerden hoe ze het best gebruik konden maken van de vrijheden die de Ameri-kaanse samenleving hen bood.

$+8%""%#6+4#*',74%

Page 13: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

$$$"! !"$$%"

Musschoot, Wij gaan naar Amerika, 91-95; Vloeberghs en Devroey, ‘Antwerpen 1913’, 89-90; Feys, The emigration policy, 170 e.v.De Bens, De pers, 32-33.Van De Woestijne, ‘De pers in het Meetjesland’.De Wever, ‘’t Getrouwe Maldeghem’; Idem, ‘Jozef De Lille’; Laroy, Aalter in oude kranten, 1-20.De Wever, ‘’t Getrouwe Maldeghem’, 1295.tGM, 26 maart 1905.Naar aanleiding van het project Go West op Erfgoeddag 2011 excerpeerde Maldegems gemeentearchivaris Eric Blomme ’t Getrouwe Maldeghem op berichtgeving uit Noord-Amerika en bundelde hij alle verzamelde artikels. De analyse in deze bijdrage gebeurde op basis van zijn databestand. Alle afleveringen van de krant zijn trouwens vrij raadpleegbaar op het internet via <http://www.maldegem.be/getrmaldegem/> [URL 10 april 2014].tGM, 29 december 1907.tGM, 4 juni 1905.tGM, 10 maart 1907.tGM, 14 april 1907.tGM, 12 mei 1909.tGM, 25 december 1903.tGM, 17 september 1905.tGM, 4 februari 1906.tGM, 4 februari 1906.tGM, 4 februari 1906.tGM, 11 februari 1906.tGM, 11 februari 1906.tGM, 18 februari 1906.tGM, 4 maart 1906.tGM, 4 maart 1906.tGM, 16 juni 1907.tGM, 2 september 1906.tGM, 30 juni 1907.tGM, 14 juli 1907.tGM, 21 juli 1907.tGM, 30 juni 1907.tGM, 11 en 18 augustus 1907.tGM, 21 juli 1907.tGM, 6 december 1903.tGM, 1 september 1907.tGM, 15 september 1907.Laverdure, Redemption and renewal, 57 en 342.tGM, 28 juni 1903.tGM, 1 december 1912.tGM, 16 maart en 25 mei 1913.tGM, 30 maart 1913.tGM, 30 maart 1913.tGM, 18 mei 1913.tGM, 20 februari 1910.tGM, 20 februari 1910. Aan het einde van zijn leven werkte Theophiel trouwens ook in dienst van de Red Star Line (tGM, 10 mei 1925 en 6 juni 1926).Wie vandaag de menu ’s van de tweede klasse bekijkt, kan effectief niet anders dan onder de indruk zijn van de naar onze standaarden eenvoudige, maar wel overvloedige en voedzame maaltijden (tGM, 3 april 1910).

Feys, ‘De grote trans-Atlantische oversteek’, 37.Feys, ‘De grote trans-Atlantische oversteek’, 37.Horner, Feeding a town, 1-2; Feys, ‘Munt slaan’. Steerage conditions, 24; Brown, Passage, 65-66. De Red Star Line vormde hierop een uitzondering. Lokale Antwerpse landverhuizershotels bleven daar in accommodatie voorzien; Keeling, The business, VIII -23.Pasinomie: KB, 15 december 1876, 451-459; KB, 29 april 1890, 117-128; KB, 2 december 1905, 365-378. Feys, The battle, passim; Keeling, The business, passim. Buysse, ‘Twee werelden’, 804-822.McKeown, Melancholy order; Feys, ‘De grote trans-At-lantische oversteek’, 42.Feys, ‘De grote trans-Atlantische oversteek’, 42-43; Feys, The battle, 263-313.Cannato, American passage, 169 en 300-301. Feys, The battle, 232-233.Feys, ‘The smuggling of contraband Chinese’.Rotterdam, Stadsarchief, 318.03, Holland Amerika Lijn, 232 en 235: brieven van 13 en 18 november en 3, 22 en 24 december 1914 en 22 januari 1915; 318.02, 161: brieven van 20 december 1914 en 4 januari 1915.Annual report, 1914, 1916 en 1918; Abbenhuis, The art, 96-97 en 159-68.Feys, ‘De grote trans-Atlantische oversteek’, 44.NAW, Record Group 85. Immigration and Naturali-zation, 53990/160 A, Jules Bennet Case file; Quintyn en Van Ooteghem, Hansbeekse emigratie, 63-66.NAW, RG85, 53990/160 A, Jules Bennett Case fileNAW, RG85, 53990/160 A, Jules Bennett Case file; Quintyn en Van Ooteghem, Hansbeekse emigratie, 64-65; Feys, ‘The smuggling of contraband’. Feys, ‘The smuggling of contraband’; Idem, ‘De grote trans-Atlantische oversteek’, 44.

Deze bijdrage bouwt voort op Beelaert, ‘Waar gaan we heen’.De in 2011 overleden historicus Oscar Handlin lanceerde dit discours met zijn The uprooted, waarmee hij in 1952 de prestigieuze Pulitzer Prize won.Fitzgerald en Lambkin, Migration in Irish history, 16-18.Baert, Uitwijking, 26-27.Baert, Uitwijking, 25.Baert, Uitwijking, 20.De Wever, ‘’t Getrouwe Maldeghem’; Idem, ‘Jozef De Lille’.Feys, The emigration policy, 167-171.Jaumain, ‘De Belgen’, 109-115; Journée, Go West, 33-37.Journée, Go West, 34.Baert, Uitwijking, 25.Scheerlinck, ‘Geoliede marketingmachine’.

32

33

34

35

36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

50

51

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

50

51

52

53

54

55

tGM, 18 april 1909.RAB, Waterschoutsambt Antwerpen – inventaris M77, Archief van de Dienst voor Emigratie 1912-1917: W.D. Grosset aan de emigratiecommisaris, augustus 1928.Geciteerd in tGM, 1 december 1907.tGM, 29 december 1907.tGM, 2 februari 1908.Vloeberghs en Devroey, ‘Antwerpen 1913’, 89-90.tGM, 11 januari 1914.tGM, 8 februari 1914.tGM, 8 maart 1914.tGM, 14 december 1919 en 4 januari 1920.tGM, 4 april 1920.tGM, 2 en 9 mei en 6 juni 1920.tGM, 30 januari en 6, 13, 20 en 27 februari 1921.tGM, 7 maart 1920.tGM, 7 maart 1920.tGM, 29 augustus 1920.tGM, 13 maart 1921.tGM, 1 juli 1923.tGM, 22 juli 1923.

Van Damme, ‘Van Watervliet’, 27-29.Gjerde, The minds.Higham, Strangers.Zolberg, A nation.Cohn, Mass migration, 14-69.Foley, Green Bay, 38-47.Van Steenwijk, Report, 1-16; Strohschänk en Thiel, The Wisconsin Office, 88.Cohn, Mass Migration, 190-197.Voor een vergelijking van de ontwikkeling van reële lonen in Amerika met België, Engeland en andere Europese landen, zie Hatton en Williamson, The age, 35.Zeidel, Immigrants.Er waren ook immigranten toegestaan buiten de quota om, zoals geestelijken, wetenschappers, studenten, inwoners van aangrenzende landen of territoria en personen die na een bezoek elders terugkeerden in Amerika.Krabbendam, ‘The return’, 1-21.Smets, The Gazette, 11.Vancius, The health, 191-208.Baert, Onze broeders, 11-16.De Smet, ‘Agriculteurs belges’, 14-24.Heinrich and McAuley, Belgian-American research, 2.Foley, Green Bay, 38-47. Schreuder, Dutch Catholic immigrant settlement, 148 en 154; Verslype, The Belgians, 185-186.De Volksstem, 18 juli 1890.De Volksstem, 11 en 27 augustus 1890.De Volksstem, 6 april 1892.De Volksstem, 10 september 1890.

56

57

58

59

60

61

62

63

64

65

66

67

68

69

70

71

72

73

74

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

ABZ, 2025, Colonisation Amérique du Nord (1842-1850): Dirckx aan d’Hoffschmidt de Resteigne 29 mei 1849.ABZ, 2030, Colonisation: Notes du Baron Lambermont sur les tentatives belges d’émigration et de coloni-sation, s.d.; Schepens, Van vlaskutser, 80-83; Van den Bossche, Een kortstondige kolonie.Boumans, ‘Een onbekend aspect’; Feys, ‘Radeloosheid’, 211-215.ABZ, 2025: brief van Dirckx, 29 mei 1849; Feys, ‘Radeloosheid’, 194-204.Annales parlementaires. Chambre de représen-tants, séance du 7 april 1856, pp. 1040-1048; Feys, ‘Radeloosheid’, 205-210.Feys, ‘Radeloosheid’, 221-224.Feys, The battle, 20-22.Feys, The battle, 21 en 29-30; Engelsing, Bremen; Hoerder, ‘The traffic’.Pasinomie: KB, 8 maart 1843, 257; KB, 10 mei 1850, 123 -129. Feys, The battle, 21-24; Conrad, Globalization, 33-36.Feys, The battle, 51-63.ABZ, 2025: brief van Dirckx, 29 mei 1849; Cohn, Mass migration, 60-66, 139; Scholliers, ‘Sociaal-economische problemen’.Cohn, ‘Mortality’; Idem, ‘Deaths of slaves’.Feys, The battle, 35-38.Feys, The battle, 38-40 en 64-65; Brown, Passage, 55.Feys, ‘The visible hand’, 39-41; Klebaner, ‘State and the local’.Klebaner, ‘State and the local’, 274-75; Cannato, American passage, 33; Heffer, Le port de New York.Feys, ‘De poorten’.Feys, The battle, 25-28 en 53-56. Brown, Passage, 57-61; Feys, The battle, 25-28 en 50-51; Cohn, ‘The transition’, 483-93.Feys, ‘De grote trans-Atlantische oversteek’, 33-35.Feys, The battle, 60-63.Feys, The battle, 119-161.Keeling, ‘Costs, risks, and migration networks’, 113-119.Van Parys, De wereld van Cyriel Buysse, 9-48 en 91-104; Idem, Het leven, 11-48 en 77-168.Buysse, ‘De dood van Ieperen’, 191.Buysse, ‘Hongerlijder!’, 214 en 217; Idem, ‘De dood van Ieperen’, 209.Buysse, ‘Tickets!’, 226; Idem, ‘Oproer aan boord’, 228.Buysse, ‘De dood van Ieperen’, 206-209; Idem, ‘Honger-lijder!’, 215. Buysse, ‘Oproer aan boord’, 227-233.Een schoolvoorbeeld hiervan is de recente driedelige documentaire Red Star Line van Offworld, eind 2013 op Canvas uitgezonden. Het Red Star Line Museum geeft een meer genuanceerd beeld.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

Page 14: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

$$("! !"$$)"

(24 jaar) (ABZ, 2951 IV: Venesoenrapport, nr. 39.300 tot 39.307).Journée. De lokroep, 171-174.Schepens, Van vlaskutser, 178-180.Friesen, The Canadian prairies, 309.ABZ, 2669 BI-B: rapport van de consul-generaal, 17 december 1932.Cromheecke en Notteboom, Go West, 37.Onuitgegeven memoires van Johannes Van De Sompel en Marie De Maertelaere, verzameld door John Hewitt o.a. op basis van interviews met Marie in 1974 en 1976 (Kamsack, 1999). Het origineel van dit reisdagboek wordt bewaard in de Archives of Manitoba in Winnipeg, onder de benaming ‘August DePape Journal’. Een kopie berust in ADVN, AC 530, D12245, 15/1.De Pape, Belgian Canadian builders, 2.Ook online werd deze protestdaad druk besproken, onder meer via YouTube (zie bv. <https://www.youtube.com/watch?v=OfmBHqKeUYU> [geraadpleegd op 22 april 2014]).Secundaire bronnen bij de geschiedenis van de familie De Pape: De Pape, Belgian Canadian builders; Brandt, Memories; Bruxelles History Book Committee, Hills of home.

Benmayor en Skotnes, ‘Some reflections’, 5-8.Bodnar, The transplanted, 208-209.Billig, Banal nationalism, 78-79; Brettell, ‘Introduction’, 7; Zolberg, A nation, 16-18.Van der Straten Ponthoz, Recherches, 74-148 (cit.: 109).Zie onder meer Fitzpatrick, ‘The importance’, het aller-eerste artikel in dit toonaangevende tijdschrift.GvM, 20 oktober 1927 en 3 november 1927.Hume, ‘Belgian settlement’, 31-32, 36-38 en 41-42.Krabbendam, Vrijheid, 133.GvM, 27 augustus 1909.De Volksstem, 10 september 1890 en 21 januari 1891.GvM, 6 september 1917 en 16 december 1926.GvM, 25 augustus 1911 en 13 september 1928.GvM, 11 juni 1922 (extra editie), 12 juli 1923 en 27 juli 1939.Rapport en Dawson, A., ‘Home and movement’, 27; Jaenen, Promoters, 244-248.Hume, ‘Belgian settlement’, 42-43.Rioux Rentmeester en Rentmeester, The Flemish, 66 en 101.Verthé, 150 jaar, 38.GvM, 18 april 1913 en 8 februari 1934.Belgian-American Century Club No. 1, 50th anniversary; Buyse, ‘Nederzetting’.GvM, 8 oktober 1936.GvM, 19 oktober 1916 en 18 oktober 1917.Sabbe en Buyse, Belgians, 253-255.Robin Hood Pole Archery Club, 1929-2004, 7-9.

Smets, The Gazette, 16-19, 29-30. De oprichting van De Detroitenaar in 1914 gebeurde om dezelfde reden.

Gillmor, Michaud en Turgeon, Canada, 5. Choke en Jones, Les affiches, 29.Jaenen, Promoters, 30.Hier past de bedenking dat de officiële statistieken slechts een benadering zijn van de realiteit. In het beste geval geven zij een tendens weer, namelijk pieken, dalen en schommelingen in de emigratie. Over de Belgische emigratie bestaan er drie soorten statistieken: 1. de statistieken uit de gemeentelijke administratie, verzameld in het Statistisch jaarboek (1885-1970) | Bevolking: emigratietabellen; 2. cijfers opgetekend door de emigratieambtenaar in de haven van Antwerpen, in: Statistisch jaarboek | Mouvement maritime: émigration par le port d’Anvers (1885-1939); 3. de Canadese immigratiestatistieken: Annual immigration statistics of Canada. Employment and immigration. Zie voor de golfbeweging ook Jaumain, ‘Survol historique’, 39-46. Jaumain, ‘De Belgen’, 122.Uitgebreid beschreven in Jaenen, Promoters, 147-175.ABZ, 2951 IV: Venesoenrapport, nr. 40.594 tot 40.598.Journée. Go West, 34.ABZ, 2953 II: Venesoenrapporten voor 1902 en 1903.Musk, Canadian Pacific, 25. De eerste overvaart, van Antwerpen naar St. John’s (New Brunswick), vond plaats op 31 maart 1904, met de SS Mount Temple (zie ABZ, 2951 II: Venesoenrapporten nr. 14.568 e.v.).Vervoort, De rederij, 30.ABZ, 2953 I: Venesoenrapport van 7 april 1893.Vermeirre, L’immigration, 49.ADVN, AC 530 | Fonds Vlamingen in Noord-Amerika, VDVD49-53: dvd’s met interviews van Vlaams-Cana-dezen, afgenomen in Swan Lake in augustus 2005.Jaenen, Promoters, 79.Magee, The Belgians; De Ridder, Goudgele Virginia.Vermeirre, L’immigration, 175.ABZ, 2953 II: statistiek Belgische emigranten per gemeente voor het jaar 1893. Als we ervan uitgaan dat directe afvaarten (met de Red Star Line) voor migratie naar de VS bedoeld zijn en indirecte via Engeland ook Canada of elders als eindbestemming kunnen hebben, dan komen wij aan volgende gegevens: Maldegem, 52 directe, 81 indirecte / Nevele: 33 directe, 6 indirecte / Lembeke; 20 directe, 11 indirecte / Eeklo: 24 directe, 4 indirecte / Aalter; 7 directe, 21 indirecte / Assenede: 10 directe, 28 indirecte / Knesselare: 7 directe, 2 indirecte / St.- Laureins: 14 directe, 5 indirecte.De namen van die landverhuizers: Honoré David (28 jaar), Edouard De Bleeck (28 jaar), Philemon Audenaerde (26 jaar), Honoré Braecke (22 jaar), Gustave Fierens ( 26 jaar), Pierre De Letter (52 jaar), Theophile Colpaert (36 jaar), en Leon De Waele

48

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

GvM, 28 juli 1911; GvD, 18 mei 1973, Sabbe en Buysse, Belgians, 261-264; Callens, Death memorial cards, dl. 1, 16.GvM, 25 mei en 24 augustus 1916.GvM, 13 maart 1924; Jaenen, Promoters, 244.Cloostermans, ‘Wraak’.Schoefs, ‘Van boodschapper tot topsporter’, 59-60.Verslype, The Belgians, 158-167.GvM, 30 juni 1921; De Werkman, 6 juni 1923.GvM, 26 juli 1923.GvM, 23 juni 1911.Zie bijvoorbeeld Renson, ‘Flemish’.Bruyneel, ‘Gouden tijden’, 50-55.De Volksstem, 6 december 1893.Cook, Belgians, 57-58; GvD, 26 februari 1976.GvM, 15 mei 1914; GvD, 24 november 1977.Verslype, The Belgians, 140-141.GvM, 15 januari 1909 en 6 april 1916.GvM, 21 januari en 15 april 1910.GvM, 22 december 1911.Sabbe en Buyse, Belgians, 231-233.Penninx en Schrover, Bastion of bindmiddel?, 55-56. Zie ook Vanden Borre en Verschaffel, ‘Between or without nations?’.GvM, 7 april 1927 en 13 juli 1939; Verthé, Vlamingen in de wereld, 415-417. Zie voor de statuten ADVN, AC 530, D10996, 16/1.GvD, 10 februari 1977.Sabbe en Buyse, Belgians, 244-249.GvM, 10 januari 1908.GvM, 10 februari 1911.Krabbendam, Vrijheid, 245-252.Dauw, ‘Coryn’.GvM, 9 juni 1911.GvM, 15 november 1907. Zie voor een schets van de Vlaamse aanwezigheid in Moline ook Notteboom, ‘Vlamingen’.GvM, 22 november 1907 en 11 februari 1910. Zie ook Smets, The Gazette, 74-75.GvM, 28 oktober en 4 en 11 november 1920.GvM, 19 juli 1912.GvM, 26 februari 1909 en 2 september 1910.GvM, 22 november en 20 december 1907 en 8 mei 1908.Smets, The Gazette van Moline, 26-27.Houthaeve, Camille Cools, 18-37. Voor de periode tot 1940 is de Gazette van Moline, anders dan de krant uit Detroit, wél in Vlaamse bibliotheken bewaard en dus makkelijker inzetbaar voor onderzoek.GvM, 29 mei en 18 september 1908, 3 augustus 1916 en 13 november 1919.GvM, 18 november 1920.GvM, 13 september 1923.GvM, 25 mei en 1 juni 1933.GvM, 4 december 1908; Smets, The Gazette, 59-60.GvM, 8 en 15 juli en 9 september 1910.GvM, 30 september 1909; Smets, The Gazette, 60-62.GvM, 10 februari 1911.GvM, 13 september 1912.GvM, 25 augustus en 1 september 1911 en 3 april 1914.

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

50

51

52

53

54

55

56

57

58

59

60

61

62

63

64

65

66

67

68

69

De Volksstem 16 oktober 1901; Verthé, 150 jaar, 96.GvM, 10 januari 1908.De Volksstem, 6 april 1892.Baert, Onze broeders, 12-13 en 16-20.Journal des Flandres, 21 september 1838; De Neve, ‘Notice’. Zie voor het missiewerk ook De Moreau, ‘Les missionnaires’.Dolan, The American Catholic experience, 211.Dolan, The American Catholic experience, 299. De Spaans-Amerikaanse oorlog van 1898 had een dubbel effect op die spanningen. De oorlog zweepte het patri-ottisme op, wat het contrast met de immigranten die hun eigen wortels wilden behouden vergrootte, en zette het katholieke Spaanse rijk neer als de vijand.Dolan, The American Catholic experience, 168; Idem, In search of American Catholicism, 60-61 en 78-126; Krabbendam en Swierenga, ‘Dutch Catholics and Protestants’, 39-64.Dolan, The American Catholic experience, 127-346.Deboutte, Pater Franciscus Eduardus Daems, 130. Volgens de Harvard encyclopedia of American ethnic Groups (Thernstrom e.a., 181) hadden de zeven aarts-bisschoppen, twintig bisschoppen en driehonderd priesters in tachtig jaar weinig contact met immi-granten. Maar Verthé (150 jaar, 56) logenstraft die conclusie: bisschop Spalding van Peoria onderhield nauwe banden met het American College in Leuven en zorgde voor de aanvoer van Vlaamse geestelijken.Musschoot, Wij gaan naar Amerika, 95.Verthé, 150 jaar, 56-60.Smets, The Gazette, 40-45.GvM, 20 maart 1908.Tracy en Acker, Altering American consciousness.De immigratierapporten van de commissie onder leiding van Dillingham groepeerde in 1911 de Vlamingen in de categorie Causasian race/Aryan stock/Teutonic group/Flemish people, maar plaatste ze verder samen met de Nederlanders in een groep. Friezen en Saxen werden niet bij de Dutch gerekend (Dictionary of races or peoples, 50-52). In het onderzoek naar de afhankelijkheid van bijstand in drieënveertig grote steden scoorden de Vlamingen met eenentwintig personen zeer laag (Immigrants as charity seekers, 14). Een deel van de reeks Immigrants in industries verwees naar rapporten over de Belgen in de buurt van Green Bay, Wisconsin, en Alexandria (Californië), zonder die evenwel in de publicatie op te nemen (9).Verthé, 150 jaar, 61-70.Geciteerd door Evenhuis, The Motor City Dutch, 6-15 en 87; Mayer, Dutch population. De aantallen Belgische landverhuizers in Chicago waren ongeveer de helft van de aantallen in Detroit: 1166 (1900), 3931 (1910), 4975 (1920), 7886 (1930), 6402 (1950) (Verslype, The Belgians, 82).Jaarboek van de Priestersbond, 49.De Volksstem, 12 juni 1907.De Volksstem, 5 november 1890.De Volksstem, 17 september 1890.De Volksstem, 8 november 1890.De Volksstem, 30 maart 1892.

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

47

Page 15: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

$$,"! !"

RSL: interview door Bram Beelaert met Els Mortier (Adegem, 2010); Beelaert, ‘Waar gaan we heen?’, 243.GvM, 6 februari 1914 en 4 november 1926.Belgian Trade Review, 7/4 (1952), 25 en 32; Smith, ‘War and tourism’, 216-219; Coppens, ‘De democrati-sering’, 137-140 en 150-151; Dierikx, ‘Beyond the blue horizon’, 1018-1020.ABZ, Pers. ext. 2754 (2): La Luzerne aan E. Prossnitz, 10 januari, 9 februari, 21 mei en 12 juli 1952 en aan F.J. Martens, 27 januari 1952; Green Bay Press Gazette, 21 april en 7 juli 1952.De Eeclonaar, 25 juli 1969; Kluin en Lehto, ‘Measuring family’, 822 en 837.ViW-Nieuws, nr. 37 (1979), 7-16; Jacobs, ‘Genealogisch toerisme’, 17-18.Cuypers en Baete, ‘An American’.Privéverzameling Daniël De Neve: stamboom door J. Waline Loete, 2003; Starry en Beyer, Memories and recipes, 120.O’Keeffe, Cherlet en Delichte, Wittevrongel.De Pape, Belgian Canadian builders; Idem, ‘Woord vooraf ’, 8-9.Roets, ‘A letter’.Gaudette, ‘Twenty candles’.Coopman, ‘So, what’s happening’. Cromheecke, ‘Het kunstwerk’.Vlamingen in de Wereld, nr. 78 (2012), 34-35.Cuypers, ‘Groot-Assenede’, 82-86 en 90-95; Vlamingen in de Wereld, nr. 55 (2006), 2-5 en nr. 66 (2009), 32-33. Het thuisgevoel wordt helder ontleed door Nowicka, ‘Mobile locations’.Onder meer Vlamingen in de Wereld, nr. 75 (2011), 16-17.Vlamingen in de Wereld, nr. 58 (2007), 1.

114

115

116

117

118

119

120

121

122

123

124

125

126

127

128

129

130

131

’t Getrouwe Maldeghem, 29 juli 1888-3 september 1944.Ambassadeur, 1-6 (1963-1968).Annales parlementaires. Chambre de représentants, 1844- .Annual report of the Commissioner General of Immigration, 1894-1932.Belgian Trade Review. Trends in Trade and Tourism, 1-17 (1946/1947-1962).BiW-Nieuws, nr. 1-24 (1969-1977).De Beiaard. Katholiek weekblad van Sotteghem en omstreken, 1902-1976.De Eecloonaar, 1849-2009.De Standaard, 1918- .De Straal, 1925.De Volksstem, 1890-1917.De Werkman. Tolk der Kristene Volkspartij, 1872-1935.Exposé de la situation de la province de la Flandre-Orientale, 1833-1879.Gazette van Detroit, 1914- .Gazette van Eecloo, 1867-1932.Gazette van Moline, 1907-1940.Green Bay Press-Gazette, 1915- .Journal des Flandres. Ancien Catholique des Pays-Bas, 1830-1852.La Libre Belgique, 1915-.Pasinomie. Collection complète des lois, décrets, arrêtés et règlements généraux qui peuvent être invoqués en Belgique, 1789-1986.Recueil consulaire, 1-166/7 (1839/1855-1914).The News-Palladium, 1926-1975.ViW-Nieuws, nr. 25-99/100 (1977-1992).Vlamingen in de Wereld. Driemaandelijks tijdschrift van de Stichting ‘Vlamingen in de Wereld’, nr. 1- (1993- ).

‘’t Zien waard’, Pijp en Toebak, 15/1 (1980), p. 14.‘Centennial history of Saint John Berchmans School’

(<http://www.stjohnberchmans.org/info.asp?con-tent=SL-History >[geraadpleegd op 26 februari 2014]).

‘The history of Watervliet, Michigan’ (< http://www.swmidirectory.org/History_of_Water-vliet.html > [geraadpleegd op 14 april 2014]).

Abbenhuis, M., The art of staying neutral, Amsterdam,2006.

Aelbrecht, V., ‘L’immigration ouvrière belge. Tourcoing durant le Second Empire’, Revue belge d’Histoire contemporaine – Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 21 (1990), p. 351-381.

Ahmed, S., ‘Home and away: narratives of migration and estrangement’, International journal of cultural studies, 2 (1999), p. 329-347.

Antwerpen, Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN)

- AC 70 | Archief Pil-Van Gastel- AC 357 | Vlamingen in de Wereld (VIW)- AC 530 | Fonds Vlamingen in Noord-Amerika- AC 805 | Belgo-Canadian Association- DC 0222 | Relaties

Antwerpen, Red Star Line Museum- interview door Mario De Munck met Irene Bobelijn (Zelzate, 2013)- interview door Bram Beelaert met Els Mortier (Adegem, 2010)

Beveren, Rijksarchief- Fonds 4de afdeling A, nr. 2/5861/15- Waterschoutsambt Antwerpen – inventaris M77, Archief van de Dienst voor Emigratie 1912-1917

Brussel, Archief Buitenlandse Zaken, Diplomatiek archief- 2025, Colonisation Amérique du Nord (1842-1850)- 2030, Colonisation- 2669 BI-B- 2951 II, Venesoenrapporten- 2951 IV, Venesoenrapporten- 2953 I, Venesoenrapporten- 2953 II, Venesoenrapporten voor 1902 en 1903- B3285- 11.128, Journaux activistes aux Etats-Unis- 13.462, Monuments- 13.153/5, Organisation consulaire belge au Canada- Pers. ext. 2754, Green Bay 1898-1963

Eeklo, Stadsarchief- M, B6 Registers van Verklaringen van In- en Uittredingen

Evreux, Archives départementales de l’Eure- 10M46, Main-d’Œuvre coloniale et étrangère pendant la Guerre de 1914-1918

Gent, Bisschoppelijk Archief Bisdom GentGent, Rijksarchief

- Fonds provincie Oost-Vlaanderen, 1830-1850- Fonds provincie Oost-Vlaanderen, 1850-1870

Green Bay, Cofrin Library- BT-26/1976: interview met Leonard Lampereur, 15 april 1976

Leuven, Katholiek Documentatiecentrum (KADOC)- ACBB, 13.3.1 (2)

Parijs, Archives Nationales de France- F7-13518-19, Étrangers résidant en France. Exploitations agricoles leurs appartenant 1922-1934

Rotterdam, Stadsarchief- 318.03: Holland-Amerika Lijn

Washington, US National Archives- Record Group 85. Immigration and Naturalization, 53990/160 A

GvD, 24 juni 1964; Ambassadeur, 1966/7, 2-9; ADVN, AC 357 | Vlamingen in de Wereld (VIW), D10531: rapport Verthé, 10 september 1965.GvD, 20 november 1964 en 1 januari en 26 november 1965. Zoals Hullebroeck veertig jaar eerder, zij het zonder diens misverstanden, onderhield Will Ferdy na zijn tournee via de pers nog contact met zijn ‘vrienden van overseas’ (GvD, 29 januari 1965 en 11 februari 1966).GvD, 3 juli 1964 en 5 maart en 15 oktober 1965.Ambassadeur, 4/3-4 (1967), 2-3; ViW-Nieuws, 25 (mei-juli 1977), 2. Zie ook Goovaerts, 25 jaar, 14-16.ADVN, AC 357, D10380: nota door Verthé, 15 juni 1963; Trap aan Verthé, 17 juli 1963.Ambassadeur, 3/7 (1966), 10-13 en 3/9-10 (1966), 4-6.Ambassadeur, 4/1-2 (1967), 27-28; GvD, 11 november 1966.BiW-Nieuws, nr. 22 (september 1976) 9; ‘’t Zien waard’.ABZ, Pers. ext. 2754 (2): Camille Verginie aan Florent, 22 juni 1911.Dewitte, ‘Op zoek’, 69-71; Krabbendam, Vrijheid, 231-234.Privéverzameling René Van Damme: brief aan Seraphin Van Damme, 9 februari 1926.Privéverzameling Firmin De Vliegher: Julius Van Hamme [aan Emma Buysse en Emile Christiaen], 16 januari 1934.Privéverzameling René Van Damme: Lizzy Sterling aan Germain Van Damme, 21 november 1924.Privéverzameling Etienne Saelens: Theophiel Taghon aan schoonzus, 24 maart 1958.Strobbe, ‘“Vlamsch schrijven”’, 31.Daan, ‘Dutch in the United States’, 243-244.Strobbe, ‘What’s in a name?’, 270-272. Erg waardevol zijn de gepubliceerde collecties Vlaams-Amerikaanse bidprentjes (Callens, Death memorial cards; Heckla, Flemish American deaths).Jaenen, Promoters, 236-240.GvD, 12 februari 1965 en 15 maart 1968. Zie ook Berrol, Growing up, 80-81.Callens, The cultural heritage, 28-29 en 62-65; ADVN, DC 0222 | Relaties: omzendbrief van David Baeckelandt, 13 februari 2014.ADVN, AC 530, D10996, 16/2. In de Nederlands-Ca-nadese gemeenschap deed zich in precies dezelfde periode overigens een gelijkaardige ontwikkeling voor (Ganzevoort, ‘The Dutch’).GvD, 27 november 1975 en 29 september 1977.ViW-Nieuws, nr. 37 (1979), 5 en nr. 41 (1980), 38.Belgian Trade Review, 17/6 (1962), 5; Green Bay, Cofrin Library, BT-26/1976: interview met Leonard Lampereur, 15 april 1976 (<http://digicoll.library.wisc.edu> [geraadpleegd op 2 april 2014]).ADVN, AC 357, D10518: Verthé aan ministerie van Nederlandse Cultuur, 3 december 1979; antwoord, 21 december 1979.Privéverzameling Firmin De Vliegher: Juliana Buysse aan haar familie, 3 maart 1914.

88

89

90

91

92

93

94

95

96

97

98

99

100

101

102

103

104

105

106

107

108

109

110

111

112

113

Page 16: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

! !"$%#"

Boehme, O., Greep naar de markt. De sociaal-economischeagenda van de Vlaamse beweging en haar ideologische versplintering tijdens het interbellum, Leuven, 2008.

Bollaert, A., ‘Alfons “Klondike” De Meulenaere, een goudzoeker uit het land van Nevele’, Het Land van Nevele, 28/3 (1997), p. 195-201.

Bonne, B., ‘Waarschoots textielverleden’, Heemkundigebijdragen uit het Meetjesland, 13 (1999), p. 164-179.

Bonne, B., ‘Witte boorden, blauwe kielen. Schets van hetontstaan van de arbeidersbeweging te Waarschoot’, Heemkundige bijdragen uit het Meetjesland, 16 (2002), p. 30-42.

Boumans, R., ‘Een onbekend aspect van de Belgischeemigratie naar Amerika: De gesubsidieerde emigratie van bedelaars en oud-gevangenen 1850-1856’, in: De Belgische expansie onder koning Leopold I 1831-1865, Brussel, 1965, p. 475-499.

Bracke, N., Bronnen voor de industriële geschiedenis. Gids voor Oost-Vlaanderen (1750-1945), Gent, 2000.

Brandt, Y., Memories of Lorne, 1880- 1980, Altona, 1981.Bras, H. en Neven, M., ‘The effects of siblings on the

migration of women in two rural areas of Belgium and the Netherlands’, Population Studies, 61 (2007), p. 53-71.

Brettell, C.B., ‘Introduction: race, ethnicity, and theconstruction of immigrant identities’, in: Idem (red.), Constructing borders/crossing boundaries. Race, ethnicity and immigration, Lanham, 2007, p. 1-23.

Brown, K., Passage to the world. The emigrant experience1807-1940, Barnsley, 2013.

Bruggeman, L., Asten, bieten en… mensen, Roeselare, 1986.

Bruxelles History Book Committee, Hills of Home.Treasured memories of Bruxelles 1892-1992, Brussel, 1993.

Bruyneel, E., ‘Gouden tijden en zwarte dagen. Ontstaan en evolutie van blaasmuziekverenigingen’, in: Idem e.a. (red.), Veel volk verwacht. Populaire muziekcultuur in Vlaams-Brabant sinds 1800, Leuven, 2012, p. 45-64.

Buyck, R., ‘De linnennijverheid te Kaprijke, 1830-1850’,Appeltjes van het Meetjesland, 48 (1997), p. 117-141.

Buyck, R., ‘Kaprijkenaren trokken naar Amerika (1873-1926)’, Appeltjes van het Meetjesland, 55 (2004), p. 5-52.

Buyck, R., ‘Lembekenaren op zoek naar een betere toekomst (eind 19de-begin 20ste eeuw)’, Appeltjes van het Meetjesland, 59 (2008), p.75-110.

Buyse, L., ‘Nederzetting van Belgische uitwijkelingen in Detroit’, Gazette van Detroit, 16, 23 en 30 juni 1972.

Buysse, C., ‘De dood van Ieperen’, in: Idem,Verzameld werk, Brussel, 1974, dl. 4, p. 184-212.

Buysse, C., ‘Hongerlijder!’, in: Idem,Verzameld werk, Brussel, 1974, dl. 4, p. 213-221.

Buysse, C., ‘Oproer aan boord’, in: Idem,Verzameld werk, Brussel, 1974, dl. 4, p. 227-235.

Buysse, C., ‘Tickets!’, in: Idem,Verzameld werk, Brussel,1974, dl. 4, p. 222-226.

Buysse, C., ‘Twee werelden’, in: Idem,Verzameld werk, Brussel, 1974, dl. 3, p. 801-1088.

Akerlof, G.A. en Schiller, R.J., Animal spirits. How humanpsychology drives the economy, and why it matters for global capitalism, Princeton, 2009.

Allen, G.P., ‘Ethnic organizations in Canadian society’,International Migration Review, 3/2 (1968/1969), p. 67-73.

Amara, M., Des Belges à l’épreuve de l’Exil. Les réfugiés dela Première Guerre mondiale. France, Grande-Bretagne, Pays-Bas 1914-1918, Brussel, 2008.

Amato, J.A., Servants of the land. God, family, and farm. The trinity of Belgian economic folkways in south-western Minnesota, Longmont - Marshall, 1990.

Baeckelandt, R., ‘Emigratie naar Amerika’, Land van de Woestijne, 21/1-2 (1998), p. 8-19; 27/4 (2004), p. 9-56; 29/2 (2006), p. 13-5; 29/4 (2006), p. 11-19 en 32 (2009), p. 23-51.

Baert, G.-P., Onze broeders van overzee. Vlamingen te Moline, Hasselt, 1966.

Baert, G.P., Uitwijking naar Amerika vijftig jaar geleden,Deinze, 1956.

Baines, D., ‘European emigration, 1815-1930: looking atthe emigration decision again’, The Econonomic History Review, 47 (1994), p. 525-544.

Bastiaen, F. e.a., Geschiedenis van Bellem, Aalter, 1994.Bauböck, R., ‘Towards a political theory of migrant

transnationalism’, International Migration Review, 37 (2003), p. 700-723.

Bauwens G., Belgische passagiers waaronder emigrantennaar Amerika, Australië, Canada, Nieuw Zeeland, Zuid-Afrika, Zuid-Amerika voor de jaren 1896-1899, Antwerpen, 2001.

Bauwens G., Belgische passagiers waaronder emigranten naar Antillen (1910), Australië, Canada, Congo (1910), Noord Amerika, Zuid Afrika, Zuid Amerika voor de jaren 1909-1914, Antwerpen, 2003.

Bauwens, G., Deruyter, R. en Palmans, J., Emigranten naarAmerika, periode 1903-1904, Antwerpen, 1996.

Beelaert, B. ‘Waar gaan we heen? Beelden van Amerika bij de Maldegemse emigranten, 1903-1930’, Heemkundige kring het Ambacht Maldegem. Jaarboek, 17 (2011), p. 237-266.

Beelaert, B. (red.), Red Star Line, 1873-1934, Antwerpen,2013.

Belgian-American Century Club No. 1, 50th anniversary,1913-1963: souvenir book, Detroit, 1963.

Benmayor, R. en Skotnes, A., ‘Some reflections on migration and identity’, in: R. Benmayor en A. Skotnes (red.), Migration and identity (International yearbook of oral history and life stories, 3), Oxford, 1994, p. 1-18.

Berrol, S.C., Growing up American. Immigrant children inAmerica then and now, New York - Londen, 1995.

Beschermt den landverhuizer!, Brugge, z.j.Billig, M., Banal nationalism, Londen, 1995. Blanchard, R., La Flandre. Étude géographique de plaine

flamande en France, Belgique et Hollande, Parijs, 1906.Bodnar, J., The transplanted. A history of immigrants in

urban America, Bloomington, 1985.

Cohn, R., Mass migration under sail. European immigration to the antebellum United States, New York, 2009.

Cohn, R.L., ‘The transition from sail to steam in immigration to the United States’, Journal of Economic History, 65 (2005), p. 469-495.

Conrad, S., Globalization and the nation in imperial Germany, Cambridge, 2010.

Cook, B.A., Belgians in Michigan, East Lansing, 2007.Coopman, D., ‘So, what’s happening with the Center?’

(<www.belgianmuseumquadcities.com> [geraad-pleegd op 3 april 2014]).

Coppens, M., ‘De democratisering van het luchtruim’, in:Idem (red.), Sabena. De toekomst kwam uit de lucht. Een geschiedenis van de Belgische luchtvaart, Gent, 2011, p. 136-155.

Cromheecke, K. en Notteboom, W., Go West. Emigratie uit Adegem en Maldegem naar de Verenigde Staten en Canada 1850-1950, Maldegem, 2011.

Cromheecke, K., ‘Het kunstwerk Go West van Hans De Pelsmacker’, in: Idem en W. Notteboom (red.), Go West. Emigratie uit Adegem en Maldegem naar de Verenigde Staten en Canada 1850-1950, Maldegem, 2011, p. 59-61.

Cuypers, J. en Baete, F., ‘An American in Assenede’, DeTwee Ambachten, 9/2 (2001), p. 90-107.

Cuypers, J., ‘Groot-Assenede en haar emigranten’, De Twee Ambachten, 11/2 (2003), p. 3-133.

Daan, J., ‘Dutch in the United States of America’, in: J. Klatter-Folmer en S. Kroon (red.), Dutch overseas. Studies in maintenanca and loss of Dutch as an immigrant language (Studies in Multilingualism, 9), Tilburg, 1997, p. 237-253.

Daumas, J.-C., Les territoires de la laine. Histoire de l’industrie lainière en France au XIXe siècle, Villeneuve d’Ascq, 2004.

Dauw, A., ‘Coryn, Edward’, in: Nationaal biografisch woordenboek, Brussel, 1972, dl. 5, kol. 239-242.

Dauwe, G., Arm Vlaanderen: Adegem, Onuitg. paper, Gent, 2001.

De Bens, E., De pers in België. Het verhaal van de Belgische dagbladpers. Gisteren, vandaag en morgen, Tielt, 2001.

De Bruyne, M., ‘Jacques, Emiel’, in: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse beweging, Tielt, 1998, p. 1549-1550.

De Cocker, F., ‘Delokaliseren in de 19de eeuw. De Duits-Britse familie Enke en de haarsnijderijnijverheid in het Meetjesland’, Appeltjes van het Meetjesland, 59 (2008), p. 195-260.

De Cocker, F., ‘Vreemde ondernemers in het Meetjesland?Het tijdelijke succes van Franse en Vlaamse manden-makerijen in Eeklo, Maldegem en Kaprijke tijdens het laatste kwart van de 19de eeuw’, Appeltjes van het Meetjesland, 55 (2004), p. 373-394.

De Cocker, F., Le petit Verviers. De textielindustrie in Eeklo (1794-1940), Eeklo, 2003.

de Grünne de Hemricourt, C., ‘Les ouvriers agricoles belges en France’, Revue générale agronomique, 1899, p. 127-133 en 145-157.

Buyst, E., De Caigny, S. en Segers, Y., ‘Situering van het bedrijf in de economische structuur en conjunctuur’, in: C. Vancoppenolle (red.), Een succesvolle onder-neming. Handleiding voor het schrijven van een bedrijfsgeschiedenis, Brussel, 2002, p. 225-246.

Byls, H., ‘Les Belges à Paris. Une communauté?’, in: J. Rainhorn en D. Terrier (red.), Étranges voisins. Altérité et relations de proximité dans la ville depuis le XVIIIe siècle, Rennes, 2010, p. 163-177.

Byls, H., ‘Vlaamse kettingmigranten: de filière Zele-Gilly’,in: I. Goddeeris en R. Hermans (red.), Vlaamse migranten in Wallonië, Leuven, 2011, p. 101-119.

Byls, H., Restez catholiques en France. Une histoire del’encadrement religieux destiné aux migrants belgo-fla-mands du Lillois, de Paris et des campagnes françaises (1850-1960), Onuitg. doct.verh., Leuven, 2013.

Caestecker, F. en Vanhaute, E., ‘Leven en werken in het industriële België’, in: A. Grauwels e.a. (red.), Heden-daagse economische geschiedenis van België. Een inleiding, Gent, 2011, p. 91-113.

Caestecker, F., ‘Vlaamse arbeidsmigranten in Wallonië’, in: I. Goddeeris en R. Hermans (red.), Vlaamse migranten in Wallonië, Leuven, 2011, p. 44-67.

Caestecker, F., ‘De geschiedenis van grensoverschrijdendemigraties uit en in Vlaanderen, weinig grensver-leggend onderzoek’, in: J. Vranken, Ch. Timmerman en K. Van der Heyden (red.), Komende generaties. Wat weten we (niet) over allochtonen in Vlaanderen? (Minderheden in de samenleving, 10), Leuven - Leusden, 2001.

Callens, A., The cultural heritage through Flemish immigration: a comparative study of the Gazette van Detroit between may 28, 1981 – may 27, 1982 and january 9, 2003 – november 13, 2003, Tielt, 2004.

Callens, P. (red.), Death memorial cards, Tielt, 2000-2005, 14 dln.

Cannato, V., American passage. The history of Ellis Island,New York, 2010.

Charriaut, H., La Belgique moderne. Une terre d’expé-riences, Parijs, 1910.

Cheyns, M. en Segers, Y., ‘Vlaamse boeren in Wallonië’, in: I. Goddeeris en R. Hermans (red.), Vlaamse migranten in Wallonië, Leuven, 2011, p. 74-97.

Choke, M.H. en Jones, D.L., Les affiches du Canadian Pacific, Toronto, 2004.

City of Winnipeg, Boulevard Provencher. Belgian War Memorial, Winnipeg, 1995. (<http://winnipeg.ca/ppd/historic/pdf-consv/Provencher0-long.pdf> [geraadpleegd op 19 december 2013]).

Claeys, J. e.a., ‘Emigranten uit groot-Assenede’, De Twee Ambachten, 19/1 (2011), p. 10-289.

Cloostermans, M., ‘Wraak met lucifers’, De Standaard, 26 augustus 2011.

Cohn, R., ‘Deaths of slaves in the middle passage’, Journalof Economic History, 45 (1985), p. 685-692.

Cohn, R., ‘Mortality on immigrant voyages to New York, 1836-1853’, Journal of Economic History, 44 (1984), p. 289-300.

Page 17: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

$%$"! !"$%%"

Depoid, P., Les naturalisations en France (1870-1940),Parijs, 1942.

Deruyter R., Belgische emigranten naar Amerika, periode1907-1908, Antwerpen, 2000.

Deruyter, R., Belgische emigranten naar Amerika, 1905,Antwerpen, 1998.

Deruyter, R., Belgische emigranten naar Amerika, 1906, Antwerpen, 1999, 2 dln.

Deseyne, A. en Deseyne, A., Zonnebeke, 1914-1918, Zonnebeke, 1976.

Devos, W., Marnix Gijsen. De stem uit Amerika, Brussel,1982.

Dewitte, P., ‘Op zoek naar het “beloofde land”. Het wel enwee van streekgenoten in Amerika’, De Roede van Tielt. Driemaandelijks heemkundig tijdschrift, 12/2-3 (oktober 1981), p. 3-104.

Dictionary of races or peoples (Reports of the ImmigrationCommission, 5), Washington, 1911.

Dierikx, M., ‘Beyond the blue horizon: tourism andtravel’, in: H. Krabbendam, C.A. Van Minnen en G. Scott-Smith (red.), Four centuries of Dutch-American relations, 1609-2009, Amsterdam, 2009, p. 1017-1026.

Dolan, J.P., In search of American Catholicism. A history ofreligion and culture in tension, New York, 2002.

Dolan, J.P., The American Catholic experience. A history from colonial times to the present, Garden City, 1985.

Dumont, C., Migrations intérieures et immigration dans le bassin industriel de Charleroi (1800-1866), Brussel, 1994.

Dupâquier, J., ‘La contribution des Belges à la formationde la population française (1851-1940)’, in: Histo-riens et populations. Liber amicorum Étienne Hélin, Louvain-la-Neuve, 1991, p. 331-347.

Eggerickx, Th. en Poulain, M., ‘Le contexte et les conséquences démographiques de l’émigration des brabançons vers les Etats-Unis au milieu du XIXe siècle’, Annales de Démographie Historique, 1997, p. 313-336.

Eggerickx, Th., ‘Les migrations internes en Wallonie eten Belgique de 1840 à 1939. Un essai de synthèse’, in: Th. Eggerickx en J.-P. Sanderson (red.), Histoire de la population de la Belgique et ses territoires. Chaire Quetelet 2005, Louvain-la-Neuve, 2010, p. 293-336.

Engelsing, R., Bremen als Auswandererhafen 1683-1880, Bremen, 1961.

Evenhuis, J., ‘The Motor City Dutch. Hollanders in Detroit 1810-2000’, in: R.P. Swierenga, D. Sinnema en H. Krabbendam (red.), The Dutch in urban America, Holland, 2004, p. 13-33.

Evenhuis, J., The Motor City Dutch. Hollanders in Detroit1810-2000, Novi, 2003.

Fabre, G. en Heideking, J., ‘Introduction’, in: G. Fabre, J.Heideking en K. Dreisbach (red.), Celebrating ethnicity and nation. American festive culture from the Revolution to the early twentieth century, New York - Oxford, 2001, p. 1-24.

Feys, T., ‘De grote trans-Atlantische oversteek onderstoom: een bloeiende en geoliede multinationale onderneming’, in: B. Beelart (red.) Red Star Line Antwerpen 1873-1934, Leuven, 2013, p. 32-44.

De Moreau, E., ‘Les missionnaires belges aux Etats-Unis’, Nouvelle Revue Théologique, 59 (1932), p. 411-439.

De Neve, ‘Notice sur M. L.-J.-H. de Seille’, Journal historique et littéraire, 27 (1860), p. 66-69.

De Pape, D. (red.), Belgian Canadian builders 1893-1993. De Pape-De Roo. Celebrating a century in Canada, Winnipeg, 1994.

De Pape, D., ‘Woord vooraf – Forward’, in: P.L.E. Deroover, De Pape, 12de-21ste eeuw, Oostakker, 2005, p. 8-9.

De Ridder, M., Goudgele Virginia. Belgische immigranten in de Canadese tabaksstreek (1900-nu), Leuven, 2008.

De Schaepdrijver, S., De Groote Oorlog. Het koninkrijkBelgië tijdens de Eerste Wereldoorlog, Amsterdam, 1997.

De Smet, A., ‘Agriculteurs belges aux Etats-Unis d’Amérique’, Journal de la Société d’Agriculture de Belgique, 1957-1958, p. 2-32.

De Smet, A., Voyageurs belges aux Etats-Unis du XVIIe siècle à 1900. Notice bio-bibliographiques, Brussel, 1959.

De Smet, E., ‘Eeklose uitwijkelingen naar Amerika’, Appeltjes van het Meetjesland, 28 (1977), p. 5-105.

De Smet, T., Regionale invalshoek van Belgische emigratie naar Amerika. Kettingmigratie vanuit Denderhoutem in 1901-1923, Ongepubl. masterproef, Gent, 2010.

De Vos, A., ‘Bloei en verval van de plaatselijke handweef-nijverheid te Evergem (1794-1880)’, Handelingen van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, 13 (1959), p. 113-161.

De Vos, A., Geschiedenis van Waarschoot, Waarschoot, 1990, 2 dln.

De Wever, B., ‘’t Getrouwe Maldeghem’, in: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse beweging, Tielt, 1998, p. 1295-1296.

De Wever, B., ‘Jozef De Lille’, in: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse beweging, Tielt, 1998, p.1892-1893.

De Wilde, B., Witte boorden, blauwe kielen. Patroons enarbeiders in de Belgische textielnijverheid in de 19de en 20ste eeuw, Brussel, 1997.

Deboutte, G., Pater Franciscus Eduardus Daems, O.S.C.(1826-1879) en de eerste kruisheren in de Verenigde Staten. Verwezenlijkingen en problemen, Onuitg. lic.verh., Leuven, 1982.

Defnet, A. e.a., From Grez-Doiceau to Wisconsin, Brussel,1986.

Dekker, G., ‘Dutch communities in an American setting’,in: G. Harinck en H. Krabbendam (red.), Morsels in the melting pot. The persistence of Dutch immigrant communities in North America (European contribu-tions to American studies, 64), Amsterdam, 2006, p. 229-239.

Delbecke, B., ‘Naar een nieuwe tijd. Het afscheid van detraditionele Weltanschauung bij katholieke intellec-tuelen en kunstenaars in Vlaanderen en Brussel (1891-1909)’, Trajecta, 14 (2005), p. 25-47.

Demedts, A., ‘De Fransmans in onze literatuur’, in: J. Lindemans (red.), Liber Amicorum aangeboden aan Raf Hulpiau, Gent, 1978, p. 361-376.

Goddeeris, I. en Hermans, R. (red.), Vlaamse migranten in Wallonië, Leuven, 2011.

Goovaerts, M., 25 jaar Vlamingen in de Wereld v.z.w. 1963-1988, Brussel, 1988.

Goris, J.-A., De stem uit Amerika 1946-1956, Brussel, 1957.

Hägerstrand, T., ‘Migration and area. Survey of a sample of Swedish migration fields and hypothetical conside-rations on their genesis’, in: D. Hannerberg, T. Häger-strand en B. Odeving (red.), Migration in Sweden, Lund, 1957, p. 27-158.

Hamerlynck, W., ‘Een Eeklose in New York in 1877’, De Eik. Driemaandelijks gewestelijk tijdschrift voor familiekunde, 26 (2001), p. 217-224.

Handlin, O., The uprooted. The epic story of the great migrations that made the American people, Boston, 1951.

Harzig, C., Peasant maids, city women. From the European countryside to urban America, Ithaca, 1997.

Harzig, Ch. en Hoerder, D. m.m.v. Gabaccia, D., What is migration history?, Cambridge - Malden, 2009.

Hatton, T.J. en Williamson, J. G., The age of mass migration. Causes and economic impact, New York - Oxford, 1998.

Heckla, Ch.A. (red.), Flemish American deaths 1900-1925. Obituaries and news articles taken from the Leon Buyse Memorial Library, Roseville, 2012.

Heffer, J., Le port de New York et le commerce extérieur Américain, 1860-1900, Parijs, 1986.

Heinrich, D.L. en McAuley, L.C., Belgian-American research materials: a selected bibliography, Green Bay, 1976.

Higham, J., Strangers in the Land. Patterns of American Nativism, 1860-1925, New Brunswick, 1988.

Hilaire, Y.-M. (red.), Histoire de Roubaix, Duinkerke, 1984.

Hoerder, D., ‘The traffic of emigration via Bremen/Bremerhaven’, Journal of American Ethnic History, 13 (1993), p. 68-101.

Horner, M., Feeding a town at sea, Londen, 1900.Houthaeve, R., Camille Cools en zijn Gazette van Detroit.

Beroemde Vlamingen in Noord-Amerika, Moorslede, 1989.

Houthaeve, R., Flandria Americana. Ghent, Minnesota. Een studie van Vlaamse emigranten naar het Ameri-kaanse continent, Torhout, 1985.

Huber, M., La population de la France pendant la guerre,Parijs, 1931.

Hullebroeck, E., Zang en strijd. Levensherinneringen, Antwerpen - Amsterdam, 1952.

Hume, S.E., ‘Belgian settlement and society in the Indiana rust belt’, Geographical Review, 93 (2003), p. 30-50.

Immigrants as charity Seekers (Reports of the Imigration Commission, 34), Washington, 1911.

Immigrants in industries. pt. 25. Japanese and other immigrant races in the Pacific Coast and Rocky Mountain States, 2: Agriculture (Reports of the Immigration Commission, 24), Washington, 1911.

Institut National de Statistique, Agriculture. Recensement général de 1895, Brussel, 1899.

Feys, T., ‘De poorten naar de Nieuwe Wereld’, in: Antwerp=America, Red Star Line een nieuwe toekomst tegemoet, Antwerpen, 2005, p. 131-152.

Feys, T., ‘Munt slaan uit migratie’, in: M. Nauwelaerts (red.), Een voet in Amerika, Antwerpen, 2009, p. 73-88.

Feys, T., ‘Radeloosheid in crisistijd’, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 34 (2004), p. 195-230.

Feys, T., ‘The “Smuggling of contraband Chinese and European Chinese”. Comparing transpacific with transatlantic illegal migration to the US 1875-1917’, in: A. Schottenhammer (red.), Trade, tribute and smuggling, te verschijnen.

Feys, T., ‘The visible hand of shipping interests inAmerican migration policies 1815-1914’, Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis, 7 (2010), p. 38-62.

Feys, T., The battle for the migrants. The introduction ofsteamshipping on the North Atlantic and its impact on the European exodus, St. John’s, 2013.

Feys, T., The emigration policy of the Belgian governmentfrom Belgium to the U.S. through the port of Antwerp 1842-1914, Onuitg. lic.verh., Gent, 2003.

Fitzgerald, P. en Lambkin, B., Migration in Irish history, 1607-2007, New York, 2008.

Fitzpatrick, J.P., ‘The importance of “community” inthe process of immigrant assimilation’, International Migration Review, 1 (1966-1967), p. 5-16.

Fohlen, C., L’industrie textile au temps du Second Empire, Parijs, 1956.

Foley, B., Green Bay, gateway to the great waterway, Green Bay, 1983.

Friesen, G., The Canadian prairies, Toronto, 1984.Gans, H.J., ‘Toward a reconciliation of “assimilation” and

“pluralism”: the interplay of acculturation and ethnic retention’, International Migration Review, 31 (1997), p. 875-892.

Ganz, Ch., The 1933 Chicago world’s fair: a century ofprogress, Urbana, 2008.

Ganzevoort, H., ‘The Dutch in Canada: the disappearing ethnic’, in: R.P. Swierenga (red.), The Dutch in America. Immigration, settlement, and cultural change, New Brunswick, 1985, p. 224-239.

Gaudette, M., ‘Twenty candles for the Belgian researchers: the first decade 1976-1986’, Belgian Laces, 18/68 (1996), p. 43-45.

Gerstle, G., ‘Liberty, coercion, and the making of Americans’, in: Ch. Hirschman, Ph. Kasinitz en J. DeWind (red.), The handbook of international migration: the American experience, New York, 1999, p. 275-293.

Gillmor, D., Michaud, A. en Turgeon, P., Canada. A people’s history, Toronto, 2001.

Gjerde, J., The minds of the West. Ethnocultural evolution in the rural Middle West, 1830-1917, Chapel Hill, 1997.

Glick Schiller, N., ‘Transmigrants and nation-states: something old and something new in the U.S. immigrant experience’, in: Ch. Hirschman, Ph. Kasinitz en J. DeWind (red.), The handbook of international migration: the American experience, New York, 1999, p. 94-119.

Page 18: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

$%("! !"$%)"

Kok, J., ‘The familiy factor in migration decisions’, in: J. Lucassen, L. Lucassen en P. Manning (red.), Migration history in world history. Multidisciplinary approaches, Leiden - Boston, 2010, p. 215-250.

Krabbendam, H. en Swierenga, R., ‘Dutch Catholics and Protestants in Wisconsin. A study in contrasts and similarities’, in: N. Kennedy, M. Risseeuw, and R.P. Swierenga (red.), Diverse destinies. Dutch kolonies in Wisconsin and the East, Holland, 2012, p. 39-64.

Krabbendam, H., ‘The return of regionalism. The importance of immigration to the plains for the history of the Dutch in America’, in: in P. Fessler, H.R. Krygsman en R.P. Swierenga (red.), Dutch immigrants on the plains, Holland, 2006, p. 1-21.

Krabbendam, H., Vrijheid in het verschiet. Nederlandse emigratie naar Amerika 1840-1940, Hilversum, 2006.

Kurgan, G. en Spelkens, E. (red.), Two studies on emigration through Antwerp to the New World, Brussel, 1976.

Kurgan, G., ‘Belgian Emigration to the United States and other overseas countries at the beginning of the 20th century’, in: G. Kurgan en E. Spelkens (red.), Two studies on emigration through Antwerp to the New World, Brussel, 1976, p. 9-49.

Lacourt, M., 2005 Belges arrivés en Amérique en 1856, Vitrival, 1995.

Lambert, K., Wanneer de stoommachien de mekanieken in beweging brengt… Een illustratie van 150 jaar Sleinse textielarbeid, Evergem, 1982.

Lambert,K., ‘Industrialisatie in een plattelandsgemeente. Effecten op bevolking en arbeid te Sleidinge (1820-1914)’, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 15 (1984), p. 381-420.

Landes, D., ‘Religion and enterprise. The case of Frenchtextile industry’, in: E.C. Carter, R. Foster en J. Moody (red.), Enterprise and entrepreneurs in 19th and 20th century France, Baltimore, 1976, p. 41-86.

Landry, Y. e.a. (red.), Les chemins de la migration en Belgique et au Québec, XVIIe-XXe siècles, Louvain-la-Neuve, 1995.

Laroy, P., Aalter in oude kranten. ’t Getrouwe Maldeghem 1919-1944, Aalter, 2009.

Laverdure, P., Redemption and renewal: the Redemptorists of English Canada, 1834-1994, Toronto, 1996.

Lemercier, C. en Rosental, P.-A., ‘“Pays” ruraux et découpage de l’espace: les réseaux migratoires dans la région lilloise au milieu du XIXe siècle’, Population, 55 (2000), p. 691-725.

Lucassen, J., Lucassen, L. en Manning, P., ‘Migration history: multidisciplinary approaches’, in: Idem (red.), Migration history in world history. Multidisciplinary approaches, Leiden - Boston, 2010, p. 3-35.

Magee, J., The Belgians in Ontario, a history, Toronto - Reading, 1987.

Mahaim, E., Les abonnements d’ouvriers sur les lignes de chemin de fer et leurs effets sociaux, Brussel, 1910.

Manning, P., Migration in world history, New York, 2005.

Jaarboek van de Priestersbond ter bescherming der Belgische en Nederlandsche Landverhuizers, 1908.

Jacobs, M., ‘Genealogisch toerisme. Terug naar thuis als toeristische bestemming en andere gaten in de markt’, Faro. Tijdschrift over cultureel erfgoed, 6/3 (2013), p. 17-29.

Jaenen, C.J., Promoters, planters, and pioneers. The course and context of Belgian settlement in Western Canada, Calgary, 2011.

Janes Yeo, E., ‘Gender and homeland in the Irish and Jewish diapsoras, 1850-1930’, in: M. Schrover en E. Janes Yeo (red.), Gender, migration and the public sphere, 1850-2005, New York - Londen, 2010, p. 14-37.

Jaumain, S. en Sanfilippo, M., ‘L’immigration belge et l’Eglise catholique au Canada et aux Etats-Unis avant la Première Guerre mondiale’, in: A. Laperrière, V. Lindström en T. Palmer Seiler (red.), Immigration and ethnicity in Canada – Immigration et ethnicité au Canada (Canadian Issues – Thèmes canadiens, 28), Montréal, 1996, p. 61-81.

Jaumain, S., ‘De Belgen in Canada: in de watten gelegde inwijkelingen’, in: A. Morelli (red.), Belgische emigranten. Oorlogsvluchtelingen, economische emigranten en politieke vluchtelingen uit onze streken van de 16de eeuw tot vandaag, Berchem, 1999, p. 108-122.

Jenkins, D., ‘The western wool textile industry in the nineteenth century’, in: Idem (red.), The Cambridge history of western textiles, dl. 1, Cambridge, 2003, p. 761-789.

Joos, W., ‘Zes Nevelse broers Bazyn, zes Nevelse emigranten 1890-1906’, Het Land van Nevele, 41/2 (2010), p. 60-70.

Journée, M., De lokroep van een nieuwe frontier. Belgische emigratie en economische expansie in Canada 1880-1940, Onuitg. lic.verh., Leuven, 1981.

Journée, M., Go West! Een verhaal van Vlaamse emigranten naar Canada, Heule, 2006.

Kaanen-Vandenbulcke, I., Le Boulevard des Belges, Brussel, 2008.

Keeling, D., ‘Costs, risks, and migration networks between Europe and the United States, 1900-1914’, in: T. Feys e.a. (red.), Maritime transport and migration. The connections between maritime and migration networks, St. John’s, 2007, p. 113-173.

Keeling, D., The business of transatlantic migration between Europe and the United States 1900-1914, Zürich, 2012.

Kint, Ph., Prometheus aangevoerd door Demeter. De economische ontwikkeling van de landbouw in Oost-Vlaanderen 1815-1850, Amsterdam, 1989.

Klebaner, B., ‘State and the local immigration regulation in the US before 1882’, International Review of Social History, 3 (1958), p. 269-359.

Kluin, J.Y. en Lehto, X.Y., ‘Measuring family reunion travel motivations’, Annals of Tourism Research, 39 (2012), p. 820-841.

Øverland, O., Immigrant minds, American identities. Making the United States home, 1870-1930, Urbana - Chicago, 2000.

Pauwels, J.R., De Canadezen en de bevrijding van België 1944-1945, Berchem, 2004.

Penninx, R. en Schrover, M., Bastion of bindmiddel? Organisaties van migranten in historisch perspectief, Amsterdam, 2001.

Permentier, L., ‘BoerS’, in: De Standaard, 4 november2013.

Petillon Ch., ‘Roubaix, een Belgische industriestad’, De Leiegouw, 46/2 (2004), p. 193-206.

Petillon, Ch., ‘Niveaux de qualification et bassins de recrutement différenciés à Roubaix au XIXe siècle’, Revue du Nord, 84 (2002), p. 667-690.

Petillon, Ch., La population de Roubaix. Industrialisation, démographie et société 1750-1880, Villeneuve d’Ascq, 2006.

Phizacklea, A., One-way ticket. Migration and female labour, Londen, 1983.

Pocock, N. en McIntosh, A., ‘Long-term travellers return, “home”?’, Annals of Tourism Research, 42 (2013), p. 402-424.

Ponty, J., L’immigration dans les sources, Parijs, 2003.Popelier, J.-P., L’immigration oublié. L’histoire des Belges

en France, Rijsel, 2003.Prager, J.-C. en Thisse, J.-Fr., Economie géographique du

développement, Parijs, 2010.Propagation de la foi. Extraits de quelques lettres de

missionnaires belges en Amérique, Gent, [1834].Quariaux, Y., ‘Migrants flamands en Wallonie avant 1914’,

in: Th. Eggerickx en J.-P. Sanderson (red.), Histoire de la population de la Belgique et de ses territoires. Chaire Quetelet 2005, Louvain-la-Neuve, 2010, p. 337-364.

Quintyn, W. en Van Ooteghem, M., Hansbeekse emigratie naar Amerika 1830-1930, Hansbeke, 2009.

Rainhorn, J., Histoire et mémoire des immigrations dans le Nord-Pas-de-Calais, XIXe-XXe siècles, Rijsel, 2007.

Rapport, N. en Dawson, A., ‘Home and movement: a polemic’, in: N. Rapport en A. Dawson (red.), Migrants of identity. Perceptions of home in a world of movement, Oxford - New York, 1998, p. 19-38.

Renson, R., ‘Flemish’, in: G.B. Kirsch, O. Harris en C.E. Nolet (red.), Encyclopedia of ethnicity and sports in the United States, Westport, 2000, p. 158-160.

Rioux Rentmeester, J. en Rentmeester, L., The Flemish in Wisconsin, z.pl., 1985.

Robin Hood Pole Archery Club, 1929-2004. Our 75th anniversary, [Winnipeg], [2004].

Roets, M., ‘A letter from the president’, Flemish American Heritage, 1/1 (1983), p. 2-3.

Ronse, E., L’émigration saisonnière belge, Gent, 1913. Rosental, P.-A., Les sentiers invisibles, Parijs, 1999. Ryckaert, M., ‘De huisweverij te Zomergem’, Appeltjes van

het Meetjesland, 24 (1973), p. 146-205.Ryckaert, M., ‘Het bedrijfsleven te Zomergem. Een

historisch overzicht’, Appeltjes van het Meetjesland, 36 (1985), p. 159-194.

Masil, S., In dienst van Kerk en Grens. Politieke, sociale en economische knelpunten in de geschiedenis van de Wervikse grensarbeider (1900-1930), Onuitg. lic.verh., Gent, 1999.

Massey, D.S., ‘Why does immigration occur? A theoretical synthesis’, in: Ch. Hirschman, Ph. Kasinitz en J. DeWind (red.), The handbook of international migration: the American experience, New York, 1999, p. 34-52.

Masure, A., De emigratie naar de Verenigde Staten in het begin van de twintigste eeuw. Het migratieprofiel, -traject en -netwerk van de Belgische vrouwe-lijke emigrant (1901-1910), Onuitg. masterproef, Antwerpen, 2013.

Mayer, A., Dutch population in Detroit, 1870-1940, Onuitg. studie, z.pl., z.j. (Wayne State University, unpublished manuscript 1951).

McKeown, A., Melancholy order. Asian migration and the globalization of borders, New York, 2008.

McNergney Vinyard, J., For faith and fortune. The education of catholic immigrants in Detroit, 1805-1925, Urbana, 1998.

Ministère de l’Intérieur, Agriculture. Recensement général (15 octobre 1846), Brussel, 1850, 4 dln.

Morelli, A., Belgische emigranten. Oorlogsvluchtelingen, economische emigranten en politieke vluchtelingen uit onze streken van de 16de eeuw tot vandaag, Berchem, 1999.

Musk, G., Canadian Pacific. The story of the famous shipping line, London, 1981.

Musschoot, D., Wij gaan naar Amerika. Vlaamse landver-huizers naar de nieuwe wereld, 1850-1930, Tielt, 2002.

Nath, G. en Van Alstein, M., 14-18 van dichtbij. Inspira-tiegids voor lokale projecten over de Grote Oorlog, Leuven, 2012.

Neirynck, W., ‘Peetje Vellare’, De Levensboom. Informatieblad V.V.F. Meetjesland, 18 (2005), p. 5-15.

Nesmith, S.P. (red.), The Belgian Texans, San Antonio, 1975.

Notteboom, H., ‘De Canadezen in Adegem en Maldegem’,Heemkundige kring het Ambacht Maldegem. Jaarboek, 10 (2004), p. 6-48.

Notteboom, H., ‘Vlamingen in Moline, Illinois’, Heemkundige Bijdragen uit het Meetjesland, 21/2 (2007), p. 63-78.

Nowicka, M., ‘Mobile locations: construction of a home in a group of mobile transnational professionals’, Global Networks, 7 (2007), p. 69-86.

Nugent, W., Crossings. The great transatlantic migrations, 1870-1914, Bloomington - Indianapolis, 1992.

O’Keeffe, E., Cherlet, Z. en Delichte, Y. (red.), Wittevrongel 1888-2004, St. Boniface, 2004.

Oden, D.S., ‘The Great Depression in the countryside’,in: H. Cravens en P.C. Mancall (red.), Great Depression. People and perspectives, Santa Barbara, 2009, p. 3-21.

Official guide book of the world’s fair of 1934, Chicago,1934.

Ong, A., Flexible citizenship. The cultural logics of transnationality, Durham - Londen, 1999.

Page 19: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

$%*"! !"$%+"

Strobbe, A., ‘“Vlamsch schrijven en is geen kermis”’, Het Land van Nevele. Driemaandelijks tijdschrift van de heemkundige kring, 35/1 (2004), p. 26-51.

Strobbe, A., ‘What’s in a name? Bedenkingen bij enkele Amerikaans-Vlaamse bidprentjes’, in: Vriendenboek Luc Stockman. Aangeboden ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag tijdens de feestzitting in het gemeentehuis van Aalter op 14 maart 1998, Eeklo, 1998, p. 265-274.

Strohschänk, J. en Thiel, W.G., The Wisconsin Office of Emigration 1852-1855 and its impact on German immigration to the State, Madison, 2005.

Stynen, A., ‘Belgische emigratie naar Noord-Amerika’, in: B. Beelaert (red.), Red Star Line, 1873-1934, Antwerpen, 2013, p. 124-131.

Stynen, A., ‘Het vocale lichaam. Samenzang tussenexpressie en beleving’, in: E. Bruyneel e.a., Veel volk verwacht. Populaire muziekcultuur in Vlaams-Brabant sinds 1800, Leuven, 2012, p. 251-265.

Swierenga, R.P., ‘The delayed transition from folk tot labor migration, the Netherlands 1880-1920’, Interna-tional Migration Review, 27 (1993), p. 406-424.

Swierenga, R.P., Faith and family. Dutch immigration and settlement in the United States, 1820-1920, New York, 2000.

Tannenbaum, M., ‘Back and forth: immigrants’ stories of migration and return’, International Migration, 45 (2007), p. 147-175.

The law of naturalization made easy to understand – De wet der naturalisatie in verstaanbare vorm, Moline, [ca. 1923].

Thernstrom, S. e.a. (red.), Harvard encyclopedia of American ethnic groups, Cambridge, 1980.

Theys, J., Een analyse van de Westvlaamse grensarbeid in Noord-Frankrijk, Brugge, 1969.

Tracy, S.W. en Acker, C.J., Altering American consciousness. The history of alcohol and drug use in the United States, 1800-2000, Amherst, 2004.

Uyttenhove, P., ‘De ruïne en het feest. De moderniteit van Oud Antwerpen en Oud België’, in: M. Nauwe-laerts e.a. (red.), De panoramische droom. Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1885 1894 1930, Antwerpen, 1993, p. 249-257.

Van Acker, J., De evolutie van de bezitsverhoudingen in een Oostvlaamse plattelandsgemeente: Lotenhulle (1835-1928), Onuitg. lic.verh., Gent, 1992.

Van Acker, L., ‘Een Vlaamse pastoor en zijn familie in Amerika: Alfons Depoorter van Poeke (1872-1909)’, Biekorf, 98 (1998), p. 346-361.

Van Berne, F., ‘Het Algemeen-Nederlands Verbond 1895-1940’, in: P. van Hees en H. de Schepper (red.)’, Tussen cultuur en politiek. Het Algemeen-Nederlands Verbond 1895-1995, Hilversum - Den Haag, 1995, p. 31-117.

Van Damme, I., ‘Van Watervliet naar Belgique (Missouri)’, Tijd-Schrift, 5/3 (2010), p. 27-29.

Van de Rostyne, H., ‘“Pépinières De Coninck” in Maldegem, “à coté de la gare” (1848-1975)’, Jaarboek Ambacht Maldegem, 2002, p. 207-225.

Ryserhove, A., ‘De handboeken van de familie De Neve teZomergem’, Appeltjes van het Meetjesland, 21 (1970), p. 55-117.

Sabbe, Ph.D. en Buyse, L., Belgians in America, Tielt - Den Haag, 1960.

Sauvy, A., Histoire économique de la France entre les deux guerres, Parijs, 1965.

Scheerlinck, K., ‘Geoliede marketingmachine. Affiches en visuele communicatie’, Openbaar Kunstbezit in Vlaan-deren, 51/5 (2013), p. 10-17.

Schepens, L., Van vlaskutser tot franschman. Bijdrage tot de geschiedenis van de Westvlaamse plattelandsbe-volking in de negentiende eeuw, Brugge, 1973.

Schoefs, H., ‘Van boodschapper tot topsporter, maar altijd delicatesse’, in: B. De Nil (red.), Een gevleugelde liefhebberij. De wondere wereld van de duivensport-cultuur, Balegem, 2006, p. 18-87.

Scholliers, P., ‘Industrial wage differentials in nineteenth-century Belgium’, in: Y. Brenner, H. Kaelble en M. Thomas (red.), Income distribution in historical perspective, Cambridge, 1991, p.101-115.

Scholliers, P., ‘Sociaal-economische problemen van de hedendaagse periode’ <http://www.vub.ac.be/SGES/scholliers1.html> [geraadpleegd op 10 april 2014].

Scholliers, P., Wages, manufacturers and workers in the nineteenth-century factory. The Voortman cotton mill in Ghent, Oxford - Washington DC, 1996.

Schor, R., L’opinion française et les étrangers en France, 1919-1939, Parijs, 1985.

Schreuder, Y., Dutch Catholic immigrant settlement in Wisconsin, 1850-1905, New York, 1989.

Segers, Y., Van Molle, L. en Vanpaemel, G., ‘In de greep van de vooruitgang, 1880-1950’, in: Y. Segers en L. Van Molle (red.), Leven van het land. Boeren in België, 1750-2000, Leuven, 2004, p. 50-84.

Smets, K., The Gazette van Moline and the Belgian-American community, 1907-1921, Onuitg. lic.verh., Kent, 1994.

Smith, V.L., ‘War and tourism: an American ethnography’, Annals of Tourism Research, 25 (1998), p. 202-227.

Starry, M. en Beyer, L., Memories and recipes from Della,z.pl., 1998.

Statistique Générale de la France, Résultats statistiques du recensement général de la population 1921, Parijs, 1923-1928.

Steerage conditions (Reports of the Immigration Commission, 37), Washington 1911.

Stengers, J., Émigration et immigration en Belgique au 19ème et au 20ème siècles, Brussel, 1978.

Stevens, A., ‘Aan de vooravond van een catastrofe. Onderzoek naar de emigratie en beroepenstructuur in de gemeente Landegem aan de hand van de bevol-kingsregisters van 1871-1880’, Het Land van Nevele, 40/3 (2009), p. 3-180.

Stockman, L. en Pille, F. (red.), Zevenhonderdvijftig jaar Eeklo, Eeklo, 1990.

Stracke, D., Arm Vlaanderen, Antwerpen, 1914. Streuvels, S., ‘De oogst’, in: Volledig werk, dl. 1. Brugge,

1971, p. 425-497.

Van De Rostyne, H., ‘Maldegemse bezembinders van weleer (1748-1864)’, Jaarboek Ambacht Maldegem, 16 (2010), p. 325-363.

Van de Woestijne, P. ‘De naam Meetjesland: ouder dan vermoed!’, in: Vriendenboek Luc Stockman. Aange-boden ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag tijdens de feestzitting in het gemeentehuis van Aalter op 14 maart 1998, Eeklo, 1998, p. 311-316.

Van De Woestijne, P., ‘De pers in het Meetjesland in de 19de en 20ste eeuw’, Appeltjes van het Meetjesland. Jaarboek van het Heemkundig Genootschap van het Meetjesland, 53 (2002), p. 285-335; 54 (2003), p. 297-356 en 56 (2005), p. 375-448.

Van de Woestijne, P., ‘Wat betekent de naam Meetjesland?’, Heemkundige Bijdragen uit het Meetjesland, 21/1 (2007), p. 1-9.

Van den Bossche, S., Een kortstondige kolonie: Santo Tomas de Guatemala 1843-1854, Tielt, 1997.

Van den Hoonaard, W.C., Silent ethnicity. The Dutch of New Brunswick, New Brunswick, 1991.

Van der Straten Ponthoz, A., Recherches sur la situation des émigrants aux Etats-Unis de l’Amérique du Nord, Brussel, 1846.

Van Essche, J., Reisboekje voor de Franschmans, of raadgevingen en gebeden voor de Vlamingen die gaan werken naar Frankrijk, Zottegem, 1894.

Van Landschoot, H., ‘160 jaar Van Landschoots in Amerika (1847-2007). De emigratie van het gezin Ambrosius Van Landschoot-Schyvinck’, Heemkundige kring het Ambacht Maldegem. Jaarboek, 13 (2007), p. 99-115.

Van Landschoot, H., ‘Cornelius Langhevelt uit St Laureins naar de Nieuwe Wereld in 1654’, De Levensboom, in voorbereiding.

Van Parys, J., ‘De grote oversteek met Cyriel Buysse en de Westernland’, Mededelingen van het Cyriel Buysse genootschap, 28 (2012), p. 207-218.

Van Parys, J., De wereld van Cyriel Buysse, Antwerpen, 2009.

Van Parys, J., Het leven, niets dan het leven. Cyriel Buysse & zijn tijd, Antwerpen, 2007.

Van Schaick, J., The little corner never conquered. The story of the American Red Cross war work for Belgium, New York, 1922.

Van Steenwijk, G., Report of the State Commissioner of Emigration, New York, 23 december 1852.

Vancius, C.B., The health of the country. How American settlers understood themselves and their land, New York, 2002.

Vandaele, C., De opkomst van het socialisme te Eeklo, gesitueerd in zijn sociaal-ekonomische-politieke context, 1870-1921, Onuitg. lic.verh., Gent, 1981.

Vanden Borre, S. en Verschaffel, T., ‘Between or without nations? Multiple identifications among Belgian migrants in Lille, Northern France, 1850-1900’, in: M. Van Ginderachter en M. Beyen (red.), Nationhood from below. Europe in the long nineteenth century, Basing-stoke, 2012, p. 193-213.

Vanden Borre, S., Vreemden op vertrouwd terrein. Het sociaal-culturele leven en de integratie van de Belgische migranten in het Noorden van Frankrijk (1850-1914), Gent, 2012.

Vandenbroeke, Ch., ‘Migraties tussen Vlaanderen en Noord-Frankrijk in de negentiende en twintigste eeuw’, De Franse Nederlanden – Les Pays-Bas Français, 18 (1993), p. 157-168.

Vander Maelen, Ph., Dictionnaire géographique de la Flandre Orientale, Brussel, 1834.

Vanderhaeghe, J., Kennivé D. en M. Schilders, Belgische emigratie, Antwerpen, 1992.

Vandersichel, J., 50 jaar Vriendschapsbode. Het verhaal van de Belgische Wereldomroep 1945-1995, Groot-Bijgaarden, 1995.

Vandervelde, E., L’exode rurale et le retour aux champs, Parijs, 1903.

Vanhaute, E. en Van Molle, L., ‘Het einde van de overlevingslandbouw, 1750-1880’, in: Y. Segers en L. Van Molle (red.), Leven van het land. Boeren in België, 1750-2000, Leuven, 2004, p. 12-47.

Vanhaute, E., ‘“So worthy an example to Ireland”. The subsistence and industrial crisis of 1845-1850. A comparative perspective’, in: R. Paping, E. Vanhaute en C. O’Grada (red.), When the potato failed. Causes and effects of the ‘last’ European subsistence crisis, 1845-1850, Turnhout, 2007, p. 123-148.

Vanhaute, E., ‘Chacun est propriétaire ou espère le devenir. Het grondbezit in Vlaanderen, begin 19de-begin 20ste eeuw’, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 26 (1996), p. 105-131.

Vanhaute, E., ‘De meest moordende van alle industrieën. De huisnijverheid in België omstreeks 1900’, Tijdschrift voor sociale geschiedenis, 20 (1994), p.461-483.

Vanhaute, E., ‘Eigendomsverhoudingen in de Belgische en Vlaamse landbouw tijdens de 18de en de 19de eeuw’, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 24 (1993), p. 185-226.

Vanhaute, E., ‘Rich agriculture and poor farmers. Land, landlords and farmers in Flanders in the eighteenth and nineteenth centuries’, Rural History. Economy, Society, Culture, 1 (2001), p.19-40.

Vanhoutte, I., Belgische emigranten naar Argentinië tussen 1896-1914. De migratiedynamiek onder de loep genomen, Onuitg. masterproef, Gent, 2009.

Vannoppen, H., ‘Bronnen en problemen rond migraties naar Amerika’, Ons Heem. Driemaandelijks heemkundig tijdschrift voor Vlaanderen, 52/1 (1998), p. 19-35.

Verhoyen, M., Les frontaliers dans l’industrie textile du Nord de la France, Moeskroen, 1949.

Vermeirre, A., L’immigration des Belges au Québec, Sillery, 2001.

Verslype, H.A., The Belgians of Indiana. With a brief history of the land from which they came, Nappanee, 1987.

Verthé, A. en Vertommen, M., ‘Amerika’, Band en Zuider-kruis, 21/21-22 (oktober-november 1962).

Verthé, A., 150 jaar Vlamingen in Detroit, Tielt, 1983.

Page 20: boer vindt land - Roosevelt · 2 ¦ ¬ ¥ ¨ ¨ ... had genomen, schoot het geld voor om Modde met vrouw en kind over te laten komen. Moddes echtgenote Amelia Verbeke had als meid

$%,"! !"

Verthé, A., Vlamingen in de wereld, Brussel, 1974. Vervalle, W., ‘Consul Edward Coryn, Lotenhulle 1857 –

Moline (USA) 1921’, Land van de Woestijne. Tijdschrift van de heemkundige kring ‘Arthur Verhoustraete’ Aalter, 29/1 (2006), p. 35-44.

Vervoort, R., De rederij Red Star Line. Geschiedenis en schepen, Antwerpen, 2005.

Vlaminck, E., Brandlucht, Amsterdam, 2011.Vlieghe, F., De relatie tussen België en de Verenigde Staten

tijdens de Eerste Wereldoorlog, Onuitg. lic.verh., Gent, 2004.

Vloeberghs, L. en Devroey, L., ‘Antwerpen 1913. Verblijf en trajecten van landverhuizers in de stad’, in: B. Beelaert (red.), Red Star Line. Antwerpen. 1873-1934, Leuven, 2013, p. 82-92.

Voordplanting van het geloof, nr. 1, 1837.Vranken, G., ‘Toelichting over Noord-Amerika’,

Colloquium Vlamingen over de Wereld. Brussel 16 december 1961 (themanummer Band en Zuiderkruis, juni 1962), p. 41-42.

Vrielinck, S., De territoriale inrichting van België (1795-1963), Leuven, 2000.

Weil, P., Qu-est-ce qu’un Français? Histoire de la nationalité française depuis la Révolution, Parijs, 2002.

Werkgroep Achiel De Vos, Geschiedenis van Evergem, Evergem, 1994.

Werkgroep Geschiedenis van Sleidinge, Geschiedenis van Sleidinge, Evergem, 2006.

Wilson, K. en Wyndels, J.B., The Belgians in Manitoba, Winnipeg, 1976.

Winter, A., Migrants and urban change. Newcomers to Antwerp 1760-1860, Londen, 2009.

Woestenborghs, B., Vlaamse arbeiders in den vreemde, Gent - Leuven, 1993.

Wyman, M., Round-trip to America. The immigrants return to Europe, 1880-1930, Ithaca - London, 1993.

Zeidel, R.F., Immigrants, progressives, and exclusion politics. The Dillingham Commission, 1900-1917, DeKalb, 2004.

Zolberg, A.R., A nation by design. Immigration policy in the fashioning of America, Cambridge, 2006.

Antwerpen, ADVN:p. 5 (bewerking tractor John Deere), p. 14 (VD7: Patria’s verklarende en geïllustreerde wereldatlas, Antwerpen, 1939), p. 18-19 (VFD237), p. 36 (VY550: De Belgische Illustratie 1870), p. 43 (VY900291), p. 46 (VB16153: A. De Winne, Door arm Vlaanderen), p. 80 (VFSCC68), p. 89 (VY550: De Belgische Illustratie 1870), p. 106 (VB6608: H. Conscience, Het goudland, 1862), p. 132 (VFSCC60), p. 144 (VPR1464), p. 153 (VFB1508), p. 164 (VFSCC97), p. 176-177 (VFD236), p. 179 (VCDR27/5), p. 194 (VFA6204), p. 205 (VFB1509), p. 208 (VY900307: GvD, 13 november 1975), p. 209 (VFC589) en p. 211 (VCDR8/4)

Antwerpen, AMVC-Letterenhuis: p. 109 (AV.38.5.10.281)Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience:

p. 111 (tGM, 27 februari 1921), p. 117 (tGM, 27 februari 1921), p. 120 (West-Canada, december 1909), p. 126 (tGM, 17 september 1905), p. 137 (GvM, 17 oktober 1918), p. 146 (GvM, 10 april 1919), p. 174 (GvM, 3 november 1927), p. 175 (GvM, 27 december 1923) en p. 182 (GvM, 15 december 1921)

Antwerpen, Museum aan de Stroom (MAS): p. 92 en p. 98Antwerpen, Red Star Line Museum: p. 125Collectie Cyriel Buysse Genootschap: p. 95Erfgoedbank Meetjesland (http://www.erfgoedbankmeetjesland.be/):

p. 26 (PDU-a1/005, Privécollectie D’hoogsken Ursel), p. 39 (SPM_032, Familiearchief Bowles-Armstrong/Stadsarchief Eeklo), p. 195 (PrHY_006, Collectie Herlinde Trenson) en p. 197 (SPM_046, Familiearchief Bowles-Armstrong/Stadsarchief Eeklo)

Gent, Amsab-ISG: p. 29 (FO 013207) en p. 31 (FO 010963)Gent, Lokstat (http://www.lokstat.ugent.be/): p. 23 en p. 37Gent, Universiteitsbibliotheek: p. 20 (J. Massart, Les aspects de la végétation en Belgique, Brussel, 1912, dl. 2, plaat 23)Leuven, KADOC: p. 49 (KFA5900)Leuven, Universiteitsarchief: p. 143 (Topografisch-historische atlas)Lukas – Art in Flanders vzw (http://www.lukasweb.be/): p. 44 (Collectie KMSK)Marcq-en-Barœul, Archives municipales: p. 51Moline (Illinois), Center for Belgian Culture: p. 140, p. 169, p. 171 en p. 184Privécollectie Danny Beauprez: p. 108Privécollectie Brian Buydens: p. 150Privécollectie Denis De Pape: p. 152, p. 157, p. 160 en p. 162Privécollectie Firmin De Vliegher: p. 206Privécollectie Lilian Delichte: p. 149Privécollectie Ingrid Leonard: p. 187, p. 191 en p. 215Privécollectie Liesbeth Maertens: p. 55Privécollectie Danny en Karen Onderbeke-Neirynck: p. 79 en p. 113Privécollectie Neil Pryce: p. 155Privécollectie Etienne Saelens: p. 64Privécollectie René Van Damme: p. 138Privécollectie Mia Verschaere: p. 69South Bend (Indiana), St Joseph County Public Library (http://www.sjcpl.org/): p. 60Vrienden van de Red Star Line: p. 82 en p. 94Washington DC, Library of Congress, Prints and Photographs Division:

p. 16 (LC-USZ62-24520), p. 73 (HABS MO, 26-TAOS, 1--1), p. 86 (LC-DIG-ppmsca-22941), p. 90 (LC-USZ62-100020), p. 100 (LC-USZ62-22341), p. 128 (LC-USF33-T01-000279-M5), p. 181 (LC-USZ62-99295) en p. 183 (LC-DIG-ggbain-04470)

Washington DC, Library of Congress, Geography and Map Division: p. 63 en p. 135Wikimedia Commons: p. 103 en p. 202