Technische opties voor het voeden van 10 miljard mensen ...€¦ · > technieken en benaderingen...
Transcript of Technische opties voor het voeden van 10 miljard mensen ...€¦ · > technieken en benaderingen...
Science and Technology Options Assessment
Technologische opties voor het voeden van 10 miljard mensen
Planten kweken en innovatieve landbouw
Samenvatting
Evaluatie van Wetenschappelijke en Technische Opties
Directoraat-generaal voor parlementaire onderzoeksdiensten
Europees Parlement
Oktober 2013
PE 513.521
NL
Technische opties voor het voeden van 10 miljard mensen
Planten kweken en innovatieve landbouw
Samenvatting
IP/A/STOA/FWC/2008-096/Lot7/C1/SC1-SC3
Oktober 2013
PE 513.521
STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technische opties
Het STOA-project "Technische opties voor het voeden van 10 miljard mensen – Planten kweken en
innovatieve landbouw" werd uitgevoerd door het Institute for Technology Assessment and System
Analysis (ITAS), Karlsruhe.
PROJECTLEIDER
PD Dr Rolf Meyer (ITAS, Karlsruhe, Duitsland)
AUTEUR VAN DE NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING
PD Dr Rolf Meyer (ITAS, Karlsruhe, Duitsland)
STOA-ONDERZOEKSCOÖRDINATOR Lieve Van Woensel Evaluatie van wetenschappelijke en technische opties (STOA)
Directoraat-generaal voor parlementaire onderzoeksdiensten, Europees Parlement
Rue Wiertz 60 - RMD 00J012
B-1047 Brussel
E-mail: [email protected]
TAALVERSIE
Origineel: EN
OVER DE UITGEVER
Om contact op te nemen met STOA kunt u schrijven naar [email protected] Dit document is op internet beschikbaar via: http://www.europarl.europa.eu/stoa/
Manuscript voltooid in augustus 2013.
Brussel, © Europese Unie, 2013.
BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID
De meningen die in dit document worden geuit, vallen uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van
de auteurs en geven niet noodzakelijkerwijs het officiële standpunt van het Europees Parlement weer.
Nadruk en vertaling met bronvermelding voor niet-commerciële doeleinden toegestaan, mits de
uitgever daarvan vooraf op de hoogte wordt gesteld en een exemplaar krijgt toegestuurd.
PE 513.521
CAT BA-03-13-604-NL-N
ISBN 978-92-823-5105-5
DOI 10.281/42784
Technische opties voor het voeden van 10 miljard mensen – Planten kweken en innovatieve landbouw
Dit document is de niet-technische samenvatting van de STOA-studie "Technische opties voor
het voeden van 10 miljard mensen – Planten kweken en innovatieve landbouw". De volledige
studie met bijlagen en een optieoverzicht met betrekking tot het onderwerp zijn beschikbaar
via de STOA-website.
Samenvatting van de studie
In het kader van het STOA-project "Technische opties voor het voeden van 10 miljard mensen"
wordt in dit verslag geanalyseerd hoe concepten, praktijken en technieken voor
landbouwbeheer, waaronder het kweken van planten, duurzame intensivering van de
gewasproductie mogelijk kunnen maken, met als doel de voedselproductie te verhogen en de
voedselvoorziening te ondersteunen. Duurzame intensivering heeft als doel meer voedsel uit
hetzelfde stuk grond te produceren onder gunstige sociale en economische omstandigheden,
waarbij de milieueffecten worden verminderd.
In deze studie wordt de landbouw in zowel ontwikkelingslanden als in geïndustrialiseerde
landen (Europa) behandeld, alsook kleine en grootschalige landbouw, extensieve en intensieve
landbouwproductiesystemen en laag- en hoogtechnologische productiepraktijken. De
belangrijkste onderwerpen zijn:
Verminderen van opbrengstverschillen – duurzame intensivering en verbetering van het
gewasbeheer;
Verhogen van het opbrengstpotentieel – planten kweken;
Tegengaan van oogstverlies – verbetering van de procedures tijdens en na de oogst.
Voor deze onderwerpen worden opties vastgesteld en besproken.
STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technische opties
Technische opties voor het voeden van 10 miljard mensen – Planten kweken en innovatieve landbouw
INHOUDSOPGAVE
1. UITDAGINGEN VOOR DE LANDBOUW ....................................................................................................... 1
2. VERBETEREN VAN HET GEWASBEHEER ..................................................................................................... 3
3. PLANTEN KWEKEN ........................................................................................................................................... 7
4. TEGENGAAN VAN OOGSTVERLIES ............................................................................................................ 14
5. BELEIDSMAATREGELEN VOOR DUURZAME INTENSIVERING .......................................................... 16
LIJST VAN TABELLEN Tabel 1: Bijdrage van verschillende gewasproductiesystemen aan de belangrijkste doelstellingen voor
verbeterde gewasproductie .................................................................................................................... 5 Tabel 2: Huidige relevantie van gewasproductiesystemen in verschillende landbouwsystemen van de
EU ............................................................................................................................................................... 7 Tabel 3: Kweektechnieken en hun relevantie voor de drie hoofdstappen in het kweekproces ................... 9 Tabel 4: Kweektechnieken en hun relevantie, huidige onderzoeksstatus en praktische toepassing ........ 13
LIJST VAN AFBEELDINGEN Afbeelding 1: Conceptueel kader voor drie rekenmethoden voor het opbrengstpotentieel en de
gemiddelde opbrengst van landbouwers ........................................................................................ 2
STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technische opties
Technische opties voor het voeden van 10 miljard mensen – Planten kweken en innovatieve landbouw
1
NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING
Het is een grote uitdaging om voedselzekerheid te bereiken en te waarborgen voor een toenemende
wereldbevolking. In het kader van het STOA-project "Voeden van 10 miljard mensen" wordt in deze
studie een analyse uitgevoerd van mogelijke bijdragen in
> concepten, praktijken en technieken voor landbouwbeheer,
> technieken en benaderingen voor het kweken van planten, en
> vermindering van voedselverlies
aan een duurzame intensivering van de gewasproductie. Onder duurzame intensivering wordt verstaan
dat er meer voedsel uit hetzelfde stuk grond wordt geproduceerd onder gunstige sociale en economische
omstandigheden, waarbij de milieueffecten worden verminderd.
Tot de reikwijdte van de studie behoren de landbouw in zowel ontwikkelingslanden als in
geïndustrialiseerde landen (Europa), alsook kleine en grootschalige landbouw, extensieve en intensieve
landbouwproductiesystemen en laag- en hoogtechnologische productiepraktijken. Tijdens de
beoordeling wordt gekeken naar de geschiktheid van gewasproductiesystemen en -technieken voor
verschillende landbouwsystemen. Zoals overal in de wereld, verschillen de landbouwsystemen in de EU
ook sterk van elkaar, van semi-zelfvoorzienende landbouw via gespecialiseerde en intensieve
grootschaligere gewassenteelt tot grootschalige bedrijfsmatige landbouw.
1. UITDAGINGEN VOOR DE LANDBOUW
Bij het verhogen van de productie van voedselgewassen moet met een aantal beperkingen rekening
worden gehouden, waaronder de vruchtbaarheid van de bodem, de beschikbaarheid van water, de
voorziening van voedingsstoffen en factoren als plagen, ziekten en onkruid. Er zijn grote verschillen in
deze beperkingen tussen geïndustrialiseerde en ontwikkelingslanden en tevens tussen verschillende
Europese regio's als gevolg van geografische, sociale en economische factoren.
De bodem is een essentiële en niet-hernieuwbare hulpbron voor de gewasproductie. De vruchtbaarheid
van de bodem in Europa staat in veel gebieden onder druk door vermindering van het organische
materiaal in de bodem, bodemerosie (door water of wind), bodemverdichting en woestijnvorming.
De beschikbaarheid van water is een noodzakelijke voorwaarde voor plantengroei. Waterschaarste,
uitgedrukt in de mate van toegang tot water, is in veel gebieden van de wereld een zeer belangrijke
beperking voor de landbouw. Slecht waterbeheer kan in geïrrigeerde gebieden leiden tot landdegradatie
vanwege verzilting en stagnerend water. In de laatste decennia hebben veel landen in Europa te maken
gehad met periodes van droogte, die verschilden in de mate van belang, in tijdsduur en in intensiteit.
Een aanzienlijk aantal stroomgebieden in de EU heeft te kampen met waterproblemen.
Stikstof, fosfor en kalium zijn de belangrijkste voedingsstoffen en doorslaggevende factoren voor de
gewasopbrengst. Toename van de landbouwproductie en hogere opbrengsten zijn afhankelijk van
inputs zoals meststoffen. De vereisten voor inputs zijn grotendeels afhankelijk van het toegepaste
landbouwproductiesysteem. In de toekomst kunnen ontwikkelingen op het gebied van reserves,
toegang, veranderingen in de geopolitieke verhoudingen en/of economische ontwikkelingen en de
kosten voor energie in sommige regio's van de wereld leiden tot tijdelijke tekorten in en hoge prijzen
voor minerale meststoffen.
De concurrentie van plagen, ziekten en onkruid kan leiden tot een aanzienlijke daling van de
gewasopbrengst. Zodoende spelen gewasbescherming en kweken op resistentie een belangrijke rol bij
het waarborgen van de gewasproductie. In de EU zijn fungiciden en herbiciden de meest gebruikte
bestrijdingsmiddelen, gemeten naar de hoeveelheid werkzame stof.
STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technische opties
2
De productie in veel ontwikkelingslanden wordt beperkt door energieverbruik. Vaak worden er dieren
of mensen ingezet voor het bewerken van de grond. In geïndustrialiseerde landen is de intensieve
gewasproductie juist sterk afhankelijk van energieverbruik. De noodzaak om de broeikasgasemissies
terug te dringen leidt ertoe dat de landbouwsector minder afhankelijk moet worden van niet-
hernieuwbare energiebronnen die op fossiele brandstoffen gebaseerd zijn.
Afhankelijk van de beperkingen op het gebied van agrarisch-economische omstandigheden, het
economische en sociale potentieel, en kennis en vaardigheden wordt het opbrengstverschil groter of
kleiner. Het opbrengstverschil is het verschil tussen het oogstpotentieel en de gemiddelde oogst van
landbouwers, dat kan worden berekend via verschillende benaderingen (afbeelding 1). In veel regio's
van de wereld en tevens in de EU zijn er hoge opbrengstverschillen. Het opbrengstverschil kan worden
verlaagd door het gewasbeheer te verbeteren.
Afbeelding 1: Conceptueel kader voor drie rekenmethoden voor het opbrengstpotentieel en de
gemiddelde opbrengst van landbouwers
Opmerking: De verschillende rekenmethoden voor het opbrengstverschil worden aan de rechterkant van de
afbeelding weergegeven: YGM – modelmatig opbrengstverschil (het opbrengstpotentieel wordt door een
model gesimuleerd); YGE – op experimenten gebaseerd opbrengstverschil (het opbrengstpotentieel wordt
geschat op basis van een veldexperiment); en YGF – op landbouwers gebaseerd opbrengstverschil (het
opbrengstpotentieel wordt geschat op basis van het maximum van de opbrengst van landbouwers).
Bron: Lobell, D.B., Cassman, K.G., Field, C.B. (2009): Crop Yield Gaps: Their importance, magnitudes and causes.
Annu. Rev. Environ. Resour. 34, 179-204 (blz. 185)
Technische opties voor het voeden van 10 miljard mensen – Planten kweken en innovatieve landbouw
3
2. VERBETEREN VAN HET GEWASBEHEER
Een breed scala aan systemen, technieken en praktijken voor de gewasproductie kan in potentie
bijdragen aan duurzame intensivering. Verbeterde gewasproductie kan bijdragen aan drie belangrijke
doelstellingen:
> Hogere productie
> Beter gebruik van inputs
> Verhoging van het locatiespecifieke opbrengstpotentieel
Gewasproductiesystemen zijn gebaseerd op beginselen op het gebied van landbouwpraktijken en
bodem- en ecosysteembeheer, en volgen een gemeenschappelijke redenering. Deze systemen omvatten
iedere stap binnen het kweekproces, van het voorbereiden van de bodem en het zaaien tot aan de oogst
van de gewassen. Het is mogelijk verschillende productiesystemen voor duurzame intensivering te
combineren en dit wordt in verschillende gradaties toegepast.
Precisielandbouw
In brede zin betekent precisielandbouw (PA) op informatie gebaseerd beheer van
landbouwproductiesystemen. In nauwere zin verwijst het naar ruimtelijk variabel beheer van
gewasproductie, en hier is de beoordeling op toegespitst. De algemene doelstelling is het op het juiste
tijdstip toepassen van de juiste behandeling op de juiste plek, door rekening te houden met
veldspecifieke variaties in de bodem en de gewassen.
Afhankelijk van de temporele relatie tussen het verzamelen van de gegevens, de besluitvorming en de
beheersmaatregelen, kunnen de PA-benaderingen worden ingedeeld in
> sensorsystemen, ook wel onlinesystemen genoemd,
> op kaarten gebaseerde systemen, ook wel offlinesystemen genoemd, en
> hybride systemen, die bestaan uit een sensorbenadering waarin een kaartensysteem is geïntegreerd.
Verschillende nieuwe of geavanceerde technieken worden toegepast, zoals door satellieten ondersteunde
plaatsbepalingssystemen, in kaartvorm verwerken van de opbrengst, sensormeting op afstand,
sensortechnieken voor gegevensverzameling, geografische informatiesystemen, technieken voor
variabele dosering en ondersteuningssystemen voor besluitvorming. PA-toepassingen zijn te vinden in
alle belangrijke stadia van het landbouwproductieproces, zoals de toepassing van voedingsstoffen, het
uitzaaien van mest, onkruidbeheersing, ziektebeheer en waterbeheer. De vele PA-benaderingen zijn in
verschillende stadia van ontwikkeling, van onderzoekstadium en demonstratief gebruik tot commerciële
beschikbaarheid. PA-technieken worden voornamelijk toegepast in hoogproductieve gebieden van
Europa (Denemarken, Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk), in de Verenigde Staten en in
Australië. Voor de EU zijn er geen gegevens beschikbaar over de gebieden waarin PA wordt toegepast.
Op bodembehoud gerichte landbouw
Op bodembehoud gerichte landbouw (CA) heeft als doel bodemdegradatie te voorkomen en de
vruchtbaarheid van de bodem te behouden en/of te verbeteren middels het zowel boven- als
ondergronds aansterken van natuurlijke biologische processen. De drie belangrijkste beginselen van op
bodembehoud gerichte landbouw zijn permanent geen of minimale mechanische bodemverstoring,
constante bodembedekking met organisch materiaal en gediversifieerde wisselbouw. Er is apparatuur
beschikbaar voor bijvoorbeeld de directzaaimethode.
CA kan niet worden vereenvoudigd tot een standaardbenadering. Daarom moet op passende wijze
rekening worden gehouden met de interacties tussen de mogelijke technische onderdelen en de
locatiespecifieke omstandigheden van het landbouwsysteem. CA gaat gepaard met een verandering in
STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technische opties
4
onkruidbeheer. Onkruidbeheersing middels bodembewerking moet worden vervangen door het gebruik
van herbiciden en/of bodembedekkingsbeheer.
CA wordt wereldwijd op ongeveer 125 miljoen ha (circa 9% van het bouwland) toegepast, voornamelijk
in Zuid- en Noord-Amerika en Australië. In Europa wordt op bodembehoud gerichte landbouw niet
breed toegepast. In verschillende verslagen wordt het niet toepassen van bodembewerking in de EU-27
gemeld voor 1,35-3,5 miljoen ha (in 2010), oftewel 1,3%-3,4% van het bouwland.
Systeem van rijstintensivering
Het systeem van rijstintensivering (SRI) begon als een vernieuwing binnen de burgermaatschappij. Het
bestaat in hoofdlijnen uit een reeks aangepaste praktijken voor het beheer van rijstplanten en de bodem,
het water en de voedingsstoffen die hun groei bepalen. Ondertussen wordt deze benadering ook
toegepast op andere gewassen, zoals suikerriet en granen. In Europa worden er geen SRI-praktijken
toegepast.
Biologische landbouw
Biologische landbouw (OF) is gebaseerd op ecologische processen, biodiversiteit en cycli die aan
plaatselijke omstandigheden zijn aangepast. Belangrijke doelstellingen zijn een efficiënter gebruik en
hergebruik van voedingsstoffen middels optimalisering van de reikwijdte van de voor recycling
bestemde voedingsstoffen, en het inzetten van agrarisch-ecologische mechanismen. Er wordt met name
afgezien van het gebruik van goed oplosbare minerale meststoffen, synthetische pesticiden en
prestatieverhogende middelen. Biologische landbouw is vastgelegd door internationale normen en
beginselen en is een juridisch vastgelegde productiemethode voor voedsel.
De effecten op de opbrengst van biologische landbouw in ontwikkelde en ontwikkelingslanden
verschillen sterk van elkaar. In ontwikkelingslanden blijkt uit een vergelijking onder
veldomstandigheden van biologische landbouw met de plaatselijk meest voorkomende methoden dat
biologische landbouw een hogere opbrengst oplevert. In ontwikkelde landen wordt gerapporteerd dat
biologische productie gemiddeld een 20% lagere opbrengst oplevert. Maar de verschillen in opbrengst
tussen biologische en conventionele landbouw worden sterk beïnvloed door plaatselijke
omstandigheden.
Mondiaal werd in 2011 op ongeveer 37 miljoen hectare land (waaronder overgangsgebieden) biologische
landbouw toegepast. Sinds het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw vinden er in de
biologische landbouw in Europa in snel tempo en voortdurend ontwikkelingen plaats. In 2011 werd in
de EU-27 meer dan 9,5 miljoen hectare (5,4% van het landbouwareaal) biologisch beheerd.
Agrobosbouw
In agrobosbouwsystemen worden bomen en jaarlijkse teelt met opzet met elkaar gecombineerd.
Agrobosbouw is eerder gebaseerd op een aantal redenerings- en ontwerpbeginselen dan op vastgelegde
zaaisystemen. De doelstellingen zijn om op productieve wijze op zoek te gaan naar verschillende
ecologische niches, terwijl de concurrentie met andere soorten en per soort zo klein mogelijk wordt
gehouden, en om een strakke voedingscyclus op te zetten en te onderhouden, waaronder
stikstofvastlegging middels leguminose bomen. Een belangrijk gevolg van agrobosbouw is diversificatie
van de landbouwproductie. Er zijn over de hele wereld talloze agrobosbouwsystemen ontwikkeld. Er
wordt geschat dat wereldwijd ongeveer 375-425 miljoen ha, of rond de 20% van het bouwland, voor
agrobosbouw wordt gebruikt.
In Europa staat de combinatie bosbouw-landbouw, het combineren van jaarlijkse teelt en
struiken/bomen, voor een voorheen wijdverbreid traditioneel systeem dat aan het verdwijnen is. Deels
is dit systeem al verdwenen of staat het op het punt om te verdwijnen. Voor de EU zijn er alleen
gedeeltelijke gegevens beschikbaar over de verspreiding van het gebruik van agrobosbouw. In veel
regio's rondom de Middellandse Zee blijft de combinatie bosbouw-landbouw van belang.
Technische opties voor het voeden van 10 miljard mensen – Planten kweken en innovatieve landbouw
5
Geïntegreerde gewas-veeteeltproductiesystemen
Dit zijn landbouwsystemen waarin volgens een gecoördineerd kader veeteelt wordt bedreven en
gewassen worden geproduceerd. In veel gemengde systemen functioneren de afvalproducten van het
ene onderdeel als hulpbron voor het andere: de mest van het vee wordt gebruikt om de gewasproductie
te verbeteren, terwijl de voedergewassen, gewasresiduen en bijproducten als voer dienen voor het vee.
Geïntegreerde gewas-veeteeltsystemen staan al honderden jaren aan de basis van de landbouw.
Wereldwijd wordt ongeveer de helft van de totale landbouwgrond gebruikt voor gemengde
landbouwsystemen. Veel mensen in de wereld worden gevoed door een combinatie van gewassenteelt
en veeteelt, en dankzij deze combinatie kunnen landbouwers in verschillende agrarisch-ecologische
omstandigheden een inkomen vergaren.
In de EU is het gebruik van het geïntegreerde gewas-veeteeltlandbouwsysteem de afgelopen decennia
aan het teruglopen vanwege de trend om over te stappen naar gespecialiseerde landbouw, die zowel op
bedrijfsmatig, regionaal en internationaal niveau plaatsvindt. In de EU-27 is ongeveer 20 miljoen ha in
gebruik door gemengde gewas-veeteeltbedrijven, oftewel ongeveer 12% van de totale landbouwgrond.
Effecten en relevantie van gewasproductiesystemen
De beoordeelde gewasproductiesystemen benaderen de doelstellingen van duurzame intensivering op
verschillende manieren (zie tabel S1). Het belangrijkste effect van precisielandbouw als locatiespecifiek
beheer van een veld is verbetering van de efficiëntie van het inputgebruik. Precisielandbouw vormt dus niet
noodzakelijkerwijs concurrentie voor landbouw met hoge externe inputs en specialisatie in
gewasproductie, maar heeft als doel deze systemen doeltreffender en milieuvriendelijker te maken.
Hier staat tegenover dat de hoofddoelstelling van de andere besproken systemen bestaat uit het
onderhouden en verbeteren van de agrarisch-ecologische voorwaarden voor de gewasproductie (het
locatiespecifieke opbrengstpotentieel), waarbij behoud en verbetering van de vruchtbaarheid van de bodem
centraal staan. Deze systemen brengen meer structurele veranderingen in de gewasproductiesystemen
met zich mee, zoals gediversifieerde wisselbouw, plantassociaties, permanente bodembedekking met
organisch materiaal en groene mest, en/of geïntegreerde gewas-veeteeltproductie. De hoofddoelstelling
heeft in deze gevallen een betere inputefficiëntie als gevolg.
Tabel 1: Bijdrage van verschillende gewasproductiesystemen aan de belangrijkste doelstellingen
voor verbeterde gewasproductie
Gewasproductiesysteem Hogere
opbrengst Betere
inputefficiëntie
Verbetering van
het
locatiespecifieke
opbrengstpotent
ieel
Precisielandbouw (+) + (+)
Op bodembehoud gerichte landbouw + + +
Systeem van rijstintensivering + + (+)
Biologische landbouw + / - + +
Agrobosbouw (+) + +
Geïntegreerde gewas-veeteeltsystemen (+) + +
Verklaring: + zeer relevant; (+) weinig relevant, - niet relevant Bron: ETAG-beoordeling
STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technische opties
6
De precisielandbouwbenaderingen zorgen in de meeste gevallen voor slechts een beperkte toename van
de opbrengst. Een hoge kans op toename van de opbrengst wordt gerapporteerd voor op bodembehoud
gerichte landbouw en in ontwikkelingslanden voor het systeem van rijstintensivering. Biologische
landbouw laat een gemengd beeld zien, waarbij systemen met lage externe inputs in
ontwikkelingslanden een sterke toename van de opbrengsten laten zien en in geïndustrialiseerde landen
een opbrengstdaling. Met gemengde systemen, zoals agrobosbouw en geïntegreerde gewas-
veeteeltproductie, is ook een hogere productie haalbaar.
De gewasproductiesystemen zijn niet in dezelfde mate geschikt voor verschillende landbouwsystemen.
Dit is zowel wereldwijd als voor de EU het geval (zie tabel 2). Over het algemeen moeten de
hoofdbeginselen van de gewasproductiesystemen plaatselijk worden aangepast aan de agrarisch-
ecologische en sociaaleconomische omstandigheden van agrarische bedrijven.
In Europa wordt in de extensieve kleinschalige semi-zelfvoorzienende landbouw gedeeltelijk gebruik gemaakt
van agrobosbouw, en doen deze bedrijven vaak aan geïntegreerde gewas-veeteeltproductie. Op
bodembehoud gerichte landbouw of biologische landbouw is moeilijk te implementeren vanwege het
gebrek aan hulpbronnen. Precisielandbouw is niet van toepassing.
Extensieve landbouw in minder gunstige gebieden biedt een hoog potentieel voor de toepassing van op
bodembehoud gerichte landbouw of biologische landbouw vanwege de lage overgangskosten ervan.
Traditionele agrobosbouwsystemen worden in een aantal minder gunstige gebieden nog toegepast, dus
zijn er mogelijkheden om de agrobosbouw nieuw leven in te blazen. Naast de belangrijke, op grazen
gebaseerde extensieve veeteeltsystemen is geïntegreerde gewas-veeteeltlandbouw ook relevant. De kans
op het introduceren van precisielandbouw als hoogtechnologische benadering is zeer gering.
Tabel 2: Huidige relevantie van gewasproductiesystemen in verschillende landbouwsystemen van
de EU
Gewasproductiesysteem
Extensieve
kleinschalige
semi-
zelfvoorzienende
landbouw
Extensieve
landbouw in
minder
gunstige
gebieden
Middelmatig
intensieve
gemengde
landbouwsystemen
Intensieve
grootschaligere
gewassenteelt
Grootschalige
bedrijfsmatige
landbouw
Precisielandbouw - (+) (+) + +
Op bodembehoud gerichte
landbouw (+) + (+) + +
Biologische landbouw (+) + + (+) (+)
Agrobosbouw + + (+) - -
Geïntegreerde gewas-
veeteeltsystemen + (+) + - (+)
Verklaring: + zeer relevant; (+) weinig relevant, - niet relevant
Bron: ETAG-beoordeling
Technische opties voor het voeden van 10 miljard mensen – Planten kweken en innovatieve landbouw
7
Gemengde landbouwsystemen zijn per definitie geïntegreerde gewas-veeteeltbedrijven. Gemengde
landbouw is een belangrijk element van veel biologische bedrijven, dus heeft het in veel gevallen een
hoog overgangspotentieel. Op bodembehoud gerichte landbouw en agrobosbouw kunnen in gemengde
landbouw worden geïntegreerd, afhankelijk van de al bestaande complexiteit van de
landbouwproductie. Precisielandbouw heeft een lage relevantie, omdat de investeringskosten en
opleidingsvereisten relatief hoog zijn.
Intensieve grootschaligere gewassenteelt biedt een hoog potentieel voor de toepassing van precisielandbouw
met als doel de inputefficiëntie te verbeteren en de productiekosten te verlagen. In dit landbouwsysteem
zijn onderhoud en verbetering van de vruchtbaarheid van de bodem van groot belang, en hiervoor is op
bodembehoud gerichte landbouw een geschikte benadering. Bij biologische landbouw speelt
concurrentie een relatief kleine rol en hogere overgangspercentages kunnen alleen worden bereikt,
indien nieuwe marktniches met aantrekkelijke prijspremies kunnen worden aangeboord. Agrobosbouw
als combinatie van land- en bosbouw is uit de intensieve gewassenteelt verdwenen vanwege
belemmeringen veroorzaakt door de sterk gemechaniseerde teelt en ongunstige economische prikkels.
De obstakels voor het invoeren van moderne agrobosbouwsystemen zijn dus relatief hoog. In de
afgelopen decennia zijn grootschaligere gewassenteeltbedrijven gestopt met de veeteeltproductie. De
mogelijkheden voor een re-integratie van gewassen- en veeteeltproductie worden beperkt door het
ontbreken van een structuur en vaardigheden voor het beheren van de veeteelt in gespecialiseerde
gewassenteeltbedrijven, en door de hoge kapitaaleisen voor de overgang. In geval van grootschalige
bedrijfsmatige landbouw is de economische schaalfactor gunstig voor de invoering van precisielandbouw.
Een obstakel voor de implementatie kan zijn dat er beheervaardigheden ontbreken. Op bodembehoud
gerichte landbouw is een relevante benadering voor het onderhouden en verbeteren van de
vruchtbaarheid van de bodem. De denkrichting en minder winstgevendheid voor gediversifieerde
wisselbouw kunnen een obstakel zijn. De grootschalige bedrijfsmatige landbouwsector is met succes
overgegaan op biologische landbouw. Deze overgang betekent voor landbouwbedrijven een grote
verandering in de organisatie en marketing. Agrobosbouw gaat niet samen met mechanisering en
specialisering. De bedrijfsmatige landbouwsector kan gedeeltelijk geïntegreerde gewas-
veeteeltprocedures invoeren. De integratie van veeteeltproductie in de in gewasproductie
gespecialiseerde bedrijfsmatige landbouwsector wordt belemmerd door de hoge investeringen en
ontbrekende vaardigheden voor het beheren van de veeteelt.
Belangrijke algemene trends in het kader van duurzame intensivering zijn:
> Meer differentiatie in het gewasbeheer
> Hogere complexiteit van de beheerconcepten
> Landbouw wordt kennisintensiever
> Overgang naar systematische benaderingen
> Mainstreaming van agrarisch-ecologische benaderingen
> Combinatie van bottom-up- en top-downbenaderingen
3. PLANTEN KWEKEN
In het verleden heeft het kweken van planten een belangrijke bijdrage geleverd aan verbetering van de
voedselvoorziening door het opbrengstpotentieel van gewassen te vergroten. De kennis over de
genetische achtergrond van verschillende eigenschappen van agrarisch belangrijke gewassen heeft zich
aanzienlijk uitgebreid. Zodoende heeft er een belangrijke verandering plaatsgevonden in de technieken
en benaderingen voor het kweken van planten. Over het algemeen maken moderne kweektechnieken de
ontwikkeling van genetische variaties en verbetering van de selectie mogelijk, ofschoon conventionele
kweektechnieken van belang zullen blijven.
STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technische opties
8
Bij het kweken van planten speelt een veelvoud aan complexe kweekdoelstellingen een rol. Deze kunnen
worden samengevat in drie hoofddoelstellingen die moeten worden behaald om het gewas te
verbeteren:
> Verhogen van het opbrengstpotentieel
> Waarborgen van de opbrengst
> Kwaliteit van het product
Iedere plantenkweekbenadering volgt drie algemene stappen, namelijk:
> Creëren van nieuwe genetische initiële variatie
> Selecteren van geschikte genotypen voor het creëren van nieuwe varianten
> Testen, onderhouden en vermeerderen van een variant
Deze stappen zijn op verschillende manieren (zie tabel 3) geïntegreerd in kweektechnieken en
-benaderingen, die in verschillende stadia van onderzoek en/of praktische toepasbaarheid (zie tabel 4)
zijn.
Conventioneel kweken van planten
De methodologieën voor het conventioneel kweken van planten verschilt per specifieke gewassoort en
het desbetreffende vermeerderingstype. Het type vermeerdering bepaalt de verschillende
kweekstrategieën en de eruit voortvloeiende hoofdvarianten:
> zuiverelijnvarianten voor soorten met zelfbestuiving,
> populatievarianten voor soorten met open bestuiving,
> klonale varianten voor soorten met vegetatieve vermeerdering, en
> hybride varianten.
Technische opties voor het voeden van 10 miljard mensen – Planten kweken en innovatieve landbouw
9
Tabel 3: Kweektechnieken en hun relevantie voor de drie hoofdstappen in het kweekproces
Kweektechniek Inductie van
genetische
variatie
Selectie van
gunstige
genotypen
Testen,
onderhouden en
vermeerderen
Conventioneel kweken
- Kweken van lijnvarianten + + +
- Kweken van varianten met open bestuiving + + +
- Kweken van klonale varianten + + +
- Hybride kweken + + +
Mutationeel kweken
- Gebruik van fysieke mutagenen + - -
- Gebruik van chemische mutagenen + - -
Weefselcultuurmethoden
- Embryoreddingsmethode + - -
- Protoplastfusie + - -
- Dubbele haploïden + - -
- Microvermeerdering (+) - +
Markergeassisteerd kweken
- Moleculaire markersa - + +
- QTL-lokalisering - + -
- SMART-kweken - + (+)
Kweken met genetische modificatie
- Transgene benadering + - -
- Cisgene benadering + - -
- Nieuwe GM-technieken + - -
Biologisch kweken + + +
Participatief planten kweken + + +
Verklaring: + zeer relevant; (+) weinig relevant, - niet relevant
Opmerking: a Moleculaire markers worden ook gebruikt om de genetische zuiverheid van een variant te testen
Bron: ETAG-beoordeling
STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technische opties
10
Ze domineren de landbouwgronden wereldwijd. Genetische variatie is beperkt tot de eigenschappen die
via seksuele kruising beschikbaar zijn. In het verleden werden de planten van een seksuele kruising van
twee veelbelovende ouderplanten alleen per fenotype in testvelden gecontroleerd.
Hybride varianten vormen de eerste generatie van een kruising tussen twee genetisch verschillende
ouderlijke inteeltlijnen. Ze leveren uitzonderlijk goede prestaties vergeleken met hun ouderlijke lijnen,
wat het heterosiseffect wordt genoemd. Dit heterosiseffect gaat bij de volgende generatie weer verloren,
wat betekent dat landbouwers niet in staat zijn hun eigen zaad te produceren uit hybride varianten.
Hybride kweekmethoden hebben geleid tot een opmerkelijke toename van de opbrengsten. De hybride
kweektechniek is niet eenvoudig over te brengen op alle gewasplanten, omdat het oorspronkelijk is
ontwikkeld voor gewassoorten met open bestuiving.
Landrassen, ook wel plaatselijke of traditionele varianten genoemd, zijn gewaspopulaties die door
landbouwers worden geproduceerd en onderhouden. Deze zijn zeer ongelijkwaardig en leveren relatief
lage opbrengsten in vergelijking met moderne varianten onder agrarische omstandigheden met hoge
inputs. Maar landrassen zijn goed aangepast aan hun domesticatieregio, die vaak in
ontwikkelingslanden ligt waar landbouw met lage externe inputs wordt bedreven, en derhalve leveren
deze rassen een hoge opbrengststabiliteit. Ze vertegenwoordigen belangrijk kweekmateriaal voor
professionele kweekprogramma's.
Mutationeel kweken
Mutationeel kweken heeft als doel nieuwe genetische variatie te creëren. Planten worden op chemische
wijze of fysiek behandeld met mutagenen die door het hele genoom toevallige mutaties initiëren en
zodoende nieuwe genetische variatie creëren die van belang kan zijn. Meer dan 2300 geregistreerde
plantenvarianten werden door middel van mutationele kweekbenaderingen gecreëerd, en deze behoren
tot verschillende belangrijke gewassen, zoals granen, fruit, sierplanten, wortels en knollen. Met name in
landen van Afrika en in delen van Azië, waar minder kapitaal en technische opties voor handen zijn,
wordt deze techniek wijdverbreid toegepast, omdat ze al lang in gebruik en relatief goedkoop is.
Mutationeel kweken speelt nog steeds een belangrijke rol bij gewasverbetering. Eén veelbelovende
nieuwe techniek is het met hoge verwerkingssnelheid controleren van gewenste mutaties afkomstig van
mutagenese.
Op weefselcultuur gebaseerde methoden
Weefselcultuurtechnieken, zoals de "embryoreddingsmethode" of "protoplastfusie" maken het mogelijk
planten te kruisen die van nature niet combineerbaar zijn. Hiermee wordt de bruikbare genetische
variatie vergroot. Planten (en hierdoor hun genomen) worden op celniveau gecombineerd en daarna
kunstmatig gekweekt tot vruchtbare planten in speciale culturen met verschillende planthormonen die
plantengroei stimuleren. In het verleden heeft deze techniek veel resultaten opgeleverd. Recente
voorbeelden van succesvolle toepassing van deze techniek zijn nieuwe rijstvarianten in West-Afrika en
Azië.
Op weefselcultuur gebaseerde technieken, zoals "microvermeerdering", spelen een belangrijke rol bij het
onderhouden en vermeerderen van klonale gewassen, zoals de aardappel. Kleine plantonderdelen van
de variant worden in een speciale cultuur gekweekt, waarbij er een veelvoud aan identieke klonen wordt
geproduceerd. Het belangrijkste voordeel is dat ziektevrij plantenmateriaal kan worden geproduceerd.
Kweken met genetische modificatie
Met behulp van genetische manipulatie is het mogelijk geworden om genen uit ieder genoom over te
zetten. Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw zijn er varianten beschikbaar die zijn gecreëerd door
genetische manipulatie, zogenaamde genetisch gemanipuleerde gewassen (GM-gewassen). Wereldwijd
is de oppervlakte van de gebieden waarop GM-gewassen worden verbouwd, voortdurend toegenomen,
tot ongeveer 170 miljoen ha in 2012. Ze worden voornamelijk in Noord- en Zuid-Amerika, China en
India gebruikt. Momenteel komen twee eigenschappen (tolerantie tegen herbiciden en resistentie tegen
Technische opties voor het voeden van 10 miljard mensen – Planten kweken en innovatieve landbouw
11
insecten) en vier belangrijke commerciële gewassen (katoen, mais, raapzaad en soja) het meest voor op
het areaal van GM-gewassen. De GM-techniek is slechts een van een reeks methoden om een nieuwe
initiële variatie te creëren. Conventionele kweekmethoden blijven onmisbaar voor de vervolgstappen bij
het kweken.
In de afgelopen jaren zijn er een aantal nieuwe GM-technieken in opkomst. Het kweken van cisgene en
intragene gewassen behoort tot deze nieuwe, nog in ontwikkeling zijnde benaderingen. Ze volgen allebei
het beginsel dat het belangrijke gen afkomstig moet zijn van dezelfde plantensoort of een nauw
verwante soort. Dit betekent dat het overzetten van het gen ook middels een traditionele kweekmethode
kan worden bewerkstelligd, maar dat zou veel meer tijd in beslag nemen. Verder zijn er nog andere
nieuwe plantenkweektechnieken in ontwikkeling en die kunnen in de nabije toekomst een belangrijke
rol spelen voor het kweken van planten. Met deze nieuwe plantenkweektechnieken worden de grenzen
opgezocht van de regulering inzake transgenen en genetische manipulatie.
Markergeassisteerd kweken
Tijdens de tweede stap van ieder kweekproces moeten de beste individuen van een initiële variatie
worden vastgesteld en geselecteerd. Markergeassisteerd kweken maakt het mogelijk over te stappen van
fenotypisch onderzoek naar meer op genotype gebaseerde methoden, zoals markergeassisteerde selectie
(MAS) en kweken door middel van selectie met markers en geavanceerde voortplantingstechnieken
(SMART). De basisbenadering hiervan bestaat uit het analyseren van de DNA-samenstelling van planten
en het vaststellen van individuen met de beste genetische eigenschappen voor bepaalde karakteristieken.
Op dit moment wordt markergeassisteerde selectie (MAS) wijdverbreid toegepast door belangrijke
teeltbedrijven voor verschillende gewasplanten. MAS wordt met name gebruikt voor
kweekdoelstellingen als biotische resistenties, classificatie van genetisch materiaal, kwaliteitsbeheer bij
zaadproductie en abiotische stressresistentie.
De op genen gebaseerde selectiemethoden worden steeds belangrijker vanwege de snelle vooruitgang in
de sector voor gensequencing en genonderzoek. Ofschoon er al vroege toepassingen in de praktijk zijn,
bevindt SMART-kweken zich nog steeds in het ontwikkelstadium, maar er worden al opmerkelijke
onderzoeksresultaten geboekt. Van de op genen gebaseerde selectiemethoden wordt verwacht dat ze een
veel nauwkeurigere en effectievere selectie mogelijk zullen maken in kweekprogramma's, en ze zullen
de nauwkeurigheid en het succes van het kweken verbeteren, met name in combinatie met verbeterde
moderne fenotypemethoden.
Genoomsequencing
De aanzienlijke resultaten met behulp van de nieuwe biologische planttechnieken en genetische
manipulatiebenaderingen konden niet worden bereikt zonder de vooruitgang in sommige
ondersteunende technieken en onderzoeksgebieden. Genoomsequencing vertegenwoordigt een van de
belangrijkste en veelbelovendste gebieden en maakt het mogelijk om tegenwoordig voor relatief lage
kosten hele plantgenomen te sequencen. In samenwerking met de sector bio-informatica en middels
sterk verbeterde fenotypemethoden maakt DNA-sequencing het mogelijk om genfuncties te
onderzoeken en zodoende zal dit in de nabije toekomst een zeer veelbelovend en belangrijk gebied zijn
voor het kweken van planten.
Biologisch planten kweken en participatief planten kweken
Kweken voor de biologische landbouw (biologisch planten kweken) en participatief planten kweken
(PPB) zijn geen specifieke kweekmethoden. Ze vertegenwoordigen beginselen en/of het organiseren van
kweekwerkzaamheden waar verschillende gespecialiseerde methodologieën en procedures onderdeel
van kunnen uitmaken. Deze hebben als doel het opbrengstpotentieel in landbouwsystemen met lage
externe inputs te verhogen en in varianten te voorzien die aan specifieke plaatselijke agrarische
omstandigheden zijn aangepast.
STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technische opties
12
Bij biologisch planten kweken worden de algemene beginselen van biologische landbouw ondersteund. Een
aantal van de nieuwere kweektechnieken, zoals genetische manipulatie of protoplastfusie, zijn streng
verboden voor de productie van biologisch zaad. Voor andere moderne biotechnologische
ontwikkelingen is het minder duidelijk of ze echt passen bij de ideeën en beginselen van biologische
landbouw. Waar organische landbouwers in het verleden met name gebruik maakten van conventioneel
kweken en traditionele kweekvarianten, is de markt voor biologische zaden tegenwoordig steeds groter
aan het worden vanwege een voortdurende toename in de vraag naar biologische producten. Met name
voor marginale regio's lijkt biologisch zaad voordelen te bieden boven conventioneel zaad, omdat het
goed is aangepast aan landbouwsystemen met lage inputs.
De benadering participatief planten kweken ontstond in de jaren tachtig van de vorige eeuw en staat voor
de samenwerking tussen plantenkwekers en landbouwers bij kweekprogramma's. De bedoeling is dat
zowel landbouwers als kweekdeskundigen profijt hebben van de samenwerking. Landbouwers hebben
kennis over hun productiesystemen en over de speciale eisen voor planten om in hun gebied te kunnen
groeien. Plantenkwekers hebben technische en wetenschappelijke kennis over kweken. In
hoogontwikkelde landen met landbouwsystemen met hoge inputs is participatief planten kweken niet
relevant voor gewasverbetering. Er zijn in ontwikkelingslanden met marginale productieregio's door
middel van PPB grote successen geboekt in het creëren van nieuwe varianten. Verschillende
internationale instellingen bieden veel steun en financiering aan participatieve
plantenkweekprogramma's.
De huidige wetgeving inzake zaadproductie, op basis waarvan alleen homogene zaden uit de
variantenlijst zijn toegestaan, vormt een belemmering voor plaatselijk aangepaste heterogene zaden. Als
oplossing hiervoor wordt voorgesteld om een speciale categorie in te stellen voor biologische varianten,
landrassen en traditionele zaden in de wetgevingen met een zaadregistratielijst.
De zaadproductiesector en intellectuele-eigendomsrechten
Gewasverbetering door middel van planten kweken wordt zowel in de private als in de publieke sector
uitgevoerd, en de zaadmarkt is verdeeld in een commerciële en een niet-commerciële markt. Gelijktijdig
met de ontwikkelingen in de moderne biotechnologie en genetische manipulatie heeft de internationale
commerciële zaadmarkt een concentratieproces meegemaakt, waarbij de markt nu wordt bepaald door
een klein aantal grote internationale bedrijven.
Sinds de opkomst van genetische manipulatie van gewasplanten doen plantenkweekbedrijven steeds
vaker pogingen om hun uitvindingen te beschermen middels het registreren van patenten voor
plantmateriaal en productietechnieken, wat heeft geleid tot meningsverschillen tussen landbouwers,
bedrijven en burgers. Een van de belangrijkste kwesties binnen deze context is dat andere kwekers
gepatenteerde varianten niet mogen gebruiken om nieuwe varianten te creëren.
Technische opties voor het voeden van 10 miljard mensen – Planten kweken en innovatieve landbouw
13
Tabel 4: Kweektechnieken en hun relevantie, huidige onderzoekstatus en praktische toepassing
Kweektechniek
Algemeen
wetenschappelij
k onderzoek
Toegepast
onderzoek
Vroege
toepassingen
van kweken
in praktijk
Gemeenschappelijke
benadering van
kweken in praktijk
Conventioneel kweken
- Teelt van lijnvarianten - - - +
- Kweken van varianten met
open bestuiving - - - +
- Kweken van klonale
varianten - - - +
- Hybride kweken - + - +
Mutationeel kweken
- Gebruik van fysieke
mutagenen - (+) (+) (+)
- Gebruik van chemische
mutagenen - + - +
Weefselcultuurmethoden
- Embryoreddingsmethode - (+) - +
- Protoplastfusie - + + (+)
- Dubbele haploïden - - - +
- Microvermeerdering - + + (+)
Markergeassisteerd kweken
- Moleculaire markers1 + + + +
- QTL-lokalisering + + + (+)
- SMART-kweken2 + + + (+)
Kweken met genetische
modificatie
- Transgene benadering + + + (+)
- Cisgene benadering + + + -
- Nieuwe GM-technieken + + (+) -
STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technische opties
14
Biologisch kweken - - + (+)
Participatief planten kweken3 + + + -
Verklaring: + zeer relevant; (+) weinig relevant, - niet relevant
Opmerkingen:
1 Vroege moleculaire markers, zoals RFLP, worden minder belangrijk voor zowel onderzoek als
praktischebenaderingen; nieuwe markersystemen, zoals SNP-markers, worden belangrijker voor onderzoek en
kweken in de praktijk
2 SMART-kweken als genoomselectie, gebaseerd op sequentie-informatie over genen die van belang zijn
3 Met name toegepast in ontwikkelingslanden met marginale landbouwakkers; de mate van participatie van
landbouwers kan variëren van laag tot volledige betrokkenheid
Bron: ETAG-beoordeling
4. TEGENGAAN VAN OOGSTVERLIES
In deze studie worden voedselverliezen tot aan de ingang van het agrarisch bedrijf onderzocht.
Hieronder vallen de verwerking tijdens en na de oogst, de opslag, het vervoer en de distributie door
landbouwers. Verliezen tijdens en na de oogst zijn op mondiaal niveau een belangrijke kwestie. Het
tegengaan van dit verlies kan bijdragen aan plaatselijke alsook mondiale voedselzekerheid.
Verliezen tijdens en na de oogst kunnen veroorzaakt worden door ecologische omstandigheden (bv.
hitte of vochtigheid), door aanvallen van pathogenen (bv. schimmels, bacteriën of insecten) of door
natuurlijke processen na de oogst (bv. transpiratie, uitlopen of rijpen) Het risico op verlies neemt toe
naar mate de houdbaarheidsgraad afneemt, van graan via wortels en knollen tot vers fruit en groenten.
De verliezen na de oogst zijn nauw verwant aan de technieken toegepast vóór en tijdens de oogst.
Biologisch bederf wordt veroorzaakt door slechte bescherming tegen plagen tijdens de groeiperiode,
door op een onjuist tijdstip te oogsten of door ruwe behandeling tijdens de oogst, of na de oogst tijdens
het vervoer van het veld naar de verwerkingsfaciliteiten.
Omvang van het verlies tijdens en na de oogst
De schattingen over de verliezen tijdens en na de oogst variëren sterk. De meeste schattingen hebben
betrekking op specifieke regio's, landbouwsystemen en voedselvoorzieningsketens, vaak tijdens
specifieke weersomstandigheden van een bepaald jaar. Hierdoor geven de gegevens over de verliezen
tijdens en na de oogst alleen maar een indicatie van de omvang. Voor voedselcategorieën met een
minder lange houdbaarheid kunnen de verliezen oplopen tot ongeveer 30% van de productie.
Er zijn aanzienlijke verschillen in de verliezen tijdens en na de oogst tussen ontwikkelde, en
ontwikkelings- en overgangslanden. In ontwikkelde landen zijn met name de verliezen na de oogst erg
laag. Dit is het gevolg van de moderne voedselvoorzieningsketens, waarin betere na de oogst toegepaste
technieken, opslagvoorzieningen, marketingorganisatie en infrastructuur zijn opgenomen. De
temperatuur en vochtigheid zijn echter ook belangrijke factoren die de verliezen na de oogst
beïnvloeden. Deze verliezen zijn met name hoog voor granen, wortels en knollen in Afrika bezuiden de
Sahara en in Zuid- en Zuidoost-Azië.
Technieken om de verliezen tijdens en na de oogst tegen te gaan
Door graan mechanisch te oogsten en te dorsen vermindert de vraag naar arbeidskrachten, maar
hierdoor worden ook verliezen tegengegaan. Het vochtgehalte van graan is een essentiële factor bij het
mechanisch dorsen en de opslag. Voor het succesvol opslaan van graan moet het afdoende zijn gedroogd
en moeten gebroken en geplette korrels eruit worden gehaald, omdat deze gevoeliger zijn voor
Technische opties voor het voeden van 10 miljard mensen – Planten kweken en innovatieve landbouw
15
schimmelinfecties. De opslagruimte moet goede bescherming bieden tegen insecten en knaagdieren; de
temperatuur en vochtigheid moeten stabiel en laag worden gehouden. Er is een scala aan veilige
technieken voorhanden, waaronder kleine en grote verzegelde kunststofzakken, kleine en grote metalen
bussen, goed beschermde magazijnen en betonnen silo's. Deze technieken worden in veel regio's echter
niet toegepast. De redenen hiervoor zijn kennis en kosten.
Wat betreft wortels en knollen blijft het oogsten van yam en cassave zeer arbeidsintensief, terwijl er voor
aardappelen en zoete aardappelen geavanceerde mechaniseringstechnieken worden gebruikt. De
technische beperkingen voor het mechaniseren van de oogst van yam en cassave liggen in de grootte en
verspreiding van de knollen en wortels in de grond. Welke methode er ook wordt gekozen, kneuzingen
of beschadigingen op de schil moeten worden voorkomen, omdat op deze plekken de kans op aanvallen
van pathogenen zeer groot is. Maar wortels en knollen hebben ook een zelfhelend vermogen. Ongeacht
welke soort gewas moet worden genezen, de wortels en knollen moeten op de juiste temperatuur
worden gehouden om het helingsproces te stimuleren. Het helingsproces moet zo snel mogelijk na de
oogst worden ingezet, maar in de ontwikkelingslanden worden de gewassen in veel gevallen opgeslagen
of gedistribueerd zonder dit uit te voeren.
De opslagvoorzieningen voor wortels en knollen moeten een juiste temperatuur en vochtigheid
waarborgen, maar ook bescherming bieden tegen knaagdieren en insecten. Door het
celademhalingsproces van knollen wordt warmte geproduceerd, die via ventilatie moet worden
weggeleid. Om een effectieve hitteoverdracht te waarborgen moeten de gewassen dusdanig worden
opgeslagen dat iedere knol toegang heeft tot geforceerde lucht. Voor opslag op de lange termijn wordt
aanbevolen inhibitie op uitlopen toe te passen. Traditionele voorzieningen voor aardappelen, zoete
aardappelen en yam (in hopen op het veld, magazijnen, yamschuren of ondergrondse structuren) bieden
vaak weinig mogelijkheden om de temperatuur en vochtigheid te beheren, en deze bieden normaal
gesproken weinig bescherming tegen knaagdieren en plagen. Moderne magazijnen hebben meestal
airconditioning en koelsystemen, en zijn goed beschermd tegen insecten en knaagdieren, maar deze zijn
onbetaalbaar voor kleine semi-zelfvoorzienende landbouwers.
Tot dusver zijn pogingen om opslagruimten voor cassave te ontwikkelen mislukt, omdat het niet lukt de
temperatuur, vochtigheid en ontwikkeling van schimmels onder controle te krijgen. De huidige praktijk
is om de wortels in stukken te hakken, de stukken in de zon te laten drogen en deze dan op te slaan. Er is
meer onderzoek nodig om het bederfproces van cassave te doorgronden.
Voor vers fruit en groenten is het huidige systeem in ontwikkelingslanden gebaseerd op kleine
tussenhandelaren met opslagruimten en vervoer zonder koelsystemen. Dit systeem gaat gepaard met
hoge verliezen en in veel ontwikkelingslanden kan deze sector de groeiende vraag op de markten voor
vers fruit en groenten vanwege de toenemende urbanisatie en het groeiende aantal mensen met een
middeninkomen nauwelijks verwerken.
Moderne, zogenaamde koudeketentechnieken voor vers fruit en groenten bestaan onder meer uit:
> passende chemische en biologische bescherming van de gewassen op het veld en in de boomgaard
vóór het oogsten,
> tijdige oogst, met behulp van passende oogstmethoden gebaseerd op handmatig plukken, het
kiezen van passende en schone inzamelzakken en discipline onder de arbeiders die het gewas
oogsten,
> het gewas afkoelen, vaak gepaard met het controleren van de beschikbaarheid van zuurstof om
het rijpingsproces en andere biologische processen te vertragen,
> passende verpakkingsmethoden en
> zorgvuldig, gekoeld en tijdig vervoer.
Een fout verlopen stap leidt bijna onherroepelijk tot verliezen in de erop volgende stappen. Dit proces
moet dus vanaf het veld tot en met de winkelschappen worden gecontroleerd. Deze technieken zijn
wijdverbreid in de ontwikkelde landen.
STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technische opties
16
Mycotoxinen
Mycotoxinen veroorzaken een reeks ziekten bij mens en dier en komen voor bij een veelvoud van
gewassen (granen, wortels, knollen, fruit en groenten). Afhankelijk van de locatie en het tijdstip van de
besmetting kunnen de schimmels worden geclassificeerd als veldschimmels, opslagschimmels en
schimmels bij vergevorderd bederf. De verspreiding van de schimmel hangt samen met vochtige en
warme omstandigheden (weer of magazijnomgeving) en de beschikbaarheid van zuurstof. Ieder jaar
gaan veel gewassen verloren door schimmelrot en mycotoxinen. De bescherming tegen schimmels en
mycotoxinen vereist een geïntegreerde benadering vanaf het tijdstip vóór de oogst tot en met de
winkelschappen. Tot de passende agronomische maatregelen behoren gewasrotatie, verwijdering van
gewasresiduen en chemische of biologische bescherming. Schade aan korrels, fruit, bladeren en wortels
moet worden voorkomen, beschadigde gewassen moeten uit de opslag worden verwijderd, granen
moeten worden gedroogd tot het juiste vochtigheidsgehalte en knollen en sommige fruitsoorten moeten
een helingsproces ondergaan. De buitenlaag van ieder gewas moet tijdens de opslag en het vervoer
droog worden gehouden. Lage temperaturen houden de ontwikkeling van schimmels tegen, maar
sommige gewassen zijn hier gevoelig voor. Indien een gewas hiertegen kan, zal aangepaste opslag,
vervoer en verpakking onder een atmosfeer met hoge concentraties kooldioxide en lage concentraties
zuurstof de ontwikkeling van schimmels en mycotoxinen op effectieve wijze stoppen.
Institutionele en sociaaleconomische aspecten
Er zijn algemene en toereikende technieken beschikbaar voor het tegengaan van verliezen tijdens en na
de oogst. Maar er zijn een aantal belemmeringen waardoor dit vooral onder kleinschalige arme
landbouwers moeilijk in de praktijk kan worden gebracht. Deze technieken zijn vaak niet kleinschalig
toepasbaar en gaan gepaard met hoge investeringskosten. De meeste van deze technieken vereisen
vernieuwing van de volledige voedselvoorzieningsketen. Ze vereisen ook horizontale en verticale
coördinatie, maar daar is vaak geen capaciteit voor.
Pogingen om de problemen na de oogst in de kleinschalige landbouwsector op te lossen bestaan onder
andere uit programma's die landbouwers aanmoedigen gewasoverschotten (zoals granen of
aardappelen) zo snel mogelijk af te leveren bij grootschalige opslagvoorzieningen, normaal gesproken
onder door de regering bepaalde voorwaarden. Dit heeft over het algemeen een gunstig effect, maar het
kan ook nadelige effecten hebben (zoals incorrect beheer van de opslag).
De meest veelbelovende manier voor arme kleinschalige landbouwers en semi-zelfvoorzienende
landbouwers om verliezen na de oogst tegen te gaan is om hun traditionele technieken te verbeteren en
deelname aan moderne voedselvoorzieningsketens mogelijk te maken. Technische verbeteringen moeten
goedkoop zijn en aangepast aan de plaatselijke klimatologische, natuurlijke en sociaaleconomische
omstandigheden. Bovendien moeten producenten ondersteuning krijgen om te doorgronden wat de
directe of indirecte voordelen zijn, met name op financieel vlak.
Moderne en verbeterde technieken vereisen kennis, vaardigheden, en in veel gevallen ook effectieve
begeleidende diensten. Ervaringen in het verleden tonen aan dat ondersteunende diensten niet louter op
techniek moeten zijn toegespitst. Er is een reeks interventies nodig, zoals het voorzien in effectieve
regels, ondersteuning bij kennisoverdracht, verbeterde toegang tot fondsen en directe marktinterventie,
waardoor stabiliteit wordt geboden middels tijdelijke opslag van overschotten. Er is dus behoefte aan
interventie van de overheid.
5. BELEIDSMAATREGELEN VOOR DUURZAME INTENSIVERING
Voor het bereiken van een duurzame verhoging van de voedselproductie moeten bestaande kennis,
technieken en beste praktijken worden verspreid en geïmplementeerd, en moet in nieuwe agrarische
innovaties en benaderingen van productiesystemen worden geïnvesteerd. Voor duurzame intensivering
Technische opties voor het voeden van 10 miljard mensen – Planten kweken en innovatieve landbouw
17
is politieke inzet op Europees en nationaal niveau nodig, gebaseerd op een grondige dialoog met
landbouwers en andere betrokkenen.
Na decennia van desinvesteren in agrarisch overheidsonderzoek is er nu behoefte aan meer
overheidsgeld (van de EU en de lidstaten). Voor duurzame intensivering zijn vaak specifieke
maatregelen nodig (bv. onderzoeksprogramma's door de overheid) om onderzoek te stimuleren dat
openbare goederen oplevert, en resultaten voor de lange termijn.
De benaderingen van gewasproductiesystemen moeten centraal staan bij de onderzoeksactiviteiten. Het
toepassen van een enkele techniek of praktijk leidt slechts tot beperkte voordelen. Benaderingen die
verschillende technieken en praktijken combineren resulteren in daadwerkelijke vooruitgang. Er moet
meer worden toegespitst op het onderhoud en verbetering van de vruchtbaarheid van de bodem en op
de toepassing van agrarisch-ecologische mechanismen om de bereikte hoge opbrengsten in gunstige
gebieden te stabiliseren, het huidige opbrengstpotentieel te verbeteren en de veerkracht van
landbouwsystemen te vergroten. Er zijn in de hele EU agrarische onderzoeksprojecten voor de lange
termijn nodig op zowel bedrijfsmatig als onderzoeksniveau, omdat de effecten van grotere
veranderingen in de gewasproductie (zoals op bodembehoud gerichte landbouw, biologische landbouw,
agrobosbouw, en de combinatie landbouw-veeteelt) pas op termijn zichtbaar worden.
Voor intensieve productiesystemen is er met name behoefte aan betere efficiëntie van het inputgebruik
om hun ecologische prestaties te verbeteren en hun productiepotentieel te behouden. In
precisielandbouw vormen wetenschappelijk en economisch onderbouwde ondersteuningssystemen een
belemmering. Daarom moet hier het onderzoek worden gericht op het nauwkeurig vaststellen van de
factoren die het inputgebruik en de opbrengst bepalen, hun interactie en de integratie ervan in de
besluitvorming voor het gewasbeheer.
Vooruitgang in het kweken van planten is afhankelijk van het kweken van planten door bedrijven, maar
ook van overheidssteun voor kweek- en genomicaprogramma's, waarin de nadruk ligt op strategische
benaderingen voor de langere termijn. Op overheidsfinanciering gebaseerd kweekonderzoek moet zich
op verschillende veelbelovende kweektechnieken en een breed scala aan gewassen richten. Er wordt
voorgesteld om biologisch kweken te verbeteren en participatief kweken in te voeren, wat aan de
wensen van Europese semi-zelfvoorzienende landbouwers tegemoet komt. Nauwere samenwerking
tussen plantenkwekers en landbouwers kan in de toekomst belangrijker worden vanwege het meer
wijdverbreid raken van agrarisch-ecologische benaderingen en toename van de plaatselijke differentiatie
in het gewasbeheer.
Effectieve overdracht van kennis en technologie naar de landbouwgemeenschappen middels een
combinatie van wetenschappelijke en praktische deskundigheid is van groot belang. Met behulp van
overheidsfinanciering moeten begeleidende diensten opnieuw worden uitgebreid om de vaardigheden
en kennisbasis van agrarische producenten te verbreden. Voor schaalvergroting van geavanceerde
gewasproductiesystemen moeten er nieuwe netwerken worden ontwikkeld onder uiteenlopende
betrokken partijen om mechanismen voor het aanleren en overdragen van top-down en bottom-up
kennis te combineren, waaronder institutionele opleidingen.
In het kader van agrarisch-ecologische maatregelen moeten er stimuleringsprogramma's worden
geïmplementeerd voor gewasproductiesystemen gericht op een agrarisch-ecologische benadering,
omdat voor de overgang vaak eerst investeringen en kosten voor opleidingen nodig zijn, ze met risico's
gepaard gaan tijdens de aanpassing aan plaatselijke omstandigheden en een verbetering in de opbrengst
pas later optreedt. Een taak voor de langere termijn is herziening van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid (GLB). Bij de directe betalingen aan landbouwers van pijler I van het GLB worden de
toegepaste gewasproductiesystemen niet meegewogen. Om een gunstigere omgeving voor duurzame
intensivering te ontwikkelen moet de GLB op de lange termijn worden getransformeerd, waarbij directe
betalingen worden uitgefaseerd en vervangen door overheidsfinanciering die in relatie staat tot het
leveren van maatschappelijke voordelen.
STOA - Evaluatie van wetenschappelijke en technische opties
18
Om de verliezen tijdens en na de oogst tegen te gaan moeten internationale organen, nationale en
regionale autoriteiten en niet-gouvernementele donororganisaties vooral in ontwikkelingslanden en
overgangslanden strategieën voor de lange termijn ontwikkelen. Deze strategieën moeten worden
aangepast aan de aard en oorzaken van de verliezen, aan de desbetreffende gewassen en aan de
begunstigden en hun sociaaleconomische eigenschappen. Het onderzoek en de ontwikkeling binnen
bedrijven en overheid zou zich moeten toespitsen op de varianten die resistent zijn tegen of minder
gevoelig voor plagen en biopesticiden (met name tegen mycotoxinen die schimmelplagen veroorzaken)
en op kleinschalige technische apparatuur.
Voor het tegengaan van oogstverliezen moeten de institutionele en sociaaleconomische omstandigheden
worden verbeterd. Hieronder vallen uitbreiding van de infrastructuur, verbetering van de
marketingsystemen en voedselvoorzieningsketens, stimulansen voor de ontwikkeling van
plattelandsmarkten, uitwisseling van ervaringen onder landbouwers en informatiestromen over
voedselvoorzieningsketens.
PE 513.521
CAT BA-03-13-604-NL-N
ISBN 978-92-823-5105-5
DOI 10.281/42784
Dit is een publicatie van het Directoraat voor effectbeoordeling en Europese toegevoegde waarde Directoraat-generaal voor parlementaire onderzoeksdiensten, Europees Parlement