Download - BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

Transcript
Page 1: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 1

BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets

Page 2: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 2

1 Passende beoordeling

1.1 Inleiding

1.1.1 Doelstelling

Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding van de milieuvergunning te bekomen voor haar

themapark in De Panne.

Het projectgebied bevindt zich nabij 2 Natura 2000-gebieden, namelijk het Habitatrichtlijnengebied

‘Duingebieden inclusief Ijzermonding en Zwin’ (BE2500001) op ca. 30 m en het Vogelrichtlijnengebied

‘Westkust’ (BE2500121) op ca. 200 m (zie Kaart 19). Aangezien de realisatie van het project een risico

inhoudt voor een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van deze Speciale

Beschermingszone, dient conform Art. 36ter. van het Natuurdecreet een passende beoordeling te

worden opgemaakt.

Het doel van dit rapport is een beschrijving te geven van de mogelijke effecten van het project op de

beschermde Europese en Vlaamse natuur. Dit gebeurt in een passende beoordeling, die de effecten

onderzoekt op de habitats en de soorten waarvoor het Habitat- is afgebakend of die in het gebied

voorkomen, evenals de Bijlage IV-soorten van de Habitatrichtlijn. Op basis van de effectenbespreking

kunnen, indien nodig, milderende maatregelen opgelegd worden.

1.1.2 Coördinaten van de initiatiefnemer

De initiatiefnemer van het project is de instantie die het project wil ondernemen. De initiatiefnemer die het

project gaat realiseren is Plopsaland NV, De Pannelaan 68, 8660 De Panne

De opmaak van het project-MER waar deze passende beoordeling integraal deel van uitmaakt wordt

vanwege de initiatiefnemer begeleid door De heer Steve Van den Kerkhof en De heer David De

Beuselinck.

1.1.3 Situering projectgebied

Het projectgebied situeert zich op grondgebied van gemeente De Panne en is gelegen ten zuiden van de

Duinhoekstraat (N386) en ten westen van de N34.

Page 3: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 3

Figuur 1.1 Situering projectgebied ten opzichte van SBZ-H en SBZ-V

Page 4: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 4

1.2 Natura 2000

1.2.1 Algemeen

Binnen Vlaanderen zijn een aantal Speciale Beschermingszones aangeduid of voorgesteld voor

aanduiding in het kader van internationale verdragen en Europese Richtlijnen. Het betreft de

Vogelrichtlijngebieden (SBZ-V) aangeduid in het kader van richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van

de vogelstand (Besluit Vlaamse regering van 17 oktober 1988), de Ramsargebieden in het kader van de

internationale Ramsar-Conventie (wet van 22 februari 1979) en de Habitatrichtlijngebieden, voorgesteld

in het kader van de Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en wilde

flora en fauna (Richtlijn van de Raad van 21 mei 1992). De geselecteerde Habitatrichtlijngebieden (SBZ-

H) in Vlaanderen werden in 2005 door Europa goedgekeurd.

Het hoofddoel van de Europese richtlijnen is het behoud van de biologische diversiteit, weliswaar met

inachtneming van de vereisten op economisch, sociaal, cultureel en regionaal vlak. Samen met de

Vogelrichtlijngebieden vormen de Habitatrichtlijngebieden een netwerk van beschermde gebieden over

de hele Europese Unie, Natura 2000 genaamd.

Artikel 36ter van het Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu speelt een cruciale rol

in het behoud en beheer van deze gebieden. In §3 van dit artikel wordt vermeld:

‘Een vergunningsplichtige activiteit of een plan of programma dat afzonderlijk of in combinatie met één of

meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s, een betekenisvolle aantasting

van de natuurlijke kenmerken van een Speciale Beschermingszone kan veroorzaken, dient onderworpen

te worden aan een passende beoordeling wat betreft de betekenisvolle effecten voor de Speciale

Beschermingszone’.

Belangrijk zijn eveneens § 4 en 5 die achtereenvolgens vermelden:

§4: De overheid die over een vergunningsaanvraag, een plan of programma moet beslissen, mag de

vergunning slechts toestaan of het plan of programma slechts goedkeuren indien het plan of programma

of de uitvoering van de activiteit geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de

betrokken Speciale Beschermingszone kan veroorzaken. De bevoegde overheid draagt er steeds zorg

voor dat door het opleggen van voorwaarden er geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke

kenmerken van een Speciale Beschermingszone kan ontstaan.

§5: In afwijking op de bepalingen van §4, kan een vergunningsplichtige activiteit die of een plan of

programma dat afzonderlijk of in combinatie met één of meer bestaande of voorgestelde activiteiten,

plannen of programma’s, een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een Speciale

Beschermingszone kan veroorzaken, slechts toegestaan of goedgekeurd worden:

nadat is gebleken dat er voor de natuurlijke kenmerken van de Speciale Beschermingszone

geen minder schadelijke alternatieve oplossingen zijn en,

omwille van dwingende redenen van groot openbaar belang met inbegrip van redenen van

sociale of economische aard. Wanneer de betrokken Speciale Beschermingszone of een

deelgebied ervan, een gebied met een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort is,

komen alleen argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare

veiligheid of met voor het milieu wezenlijk gunstige effecten dan wel, na advies van de Europese

Commissie, andere dwingende redenen van groot openbaar belang, in aanmerking.

De afwijking bedoeld in het voorgaande lid kan bovendien slechts toegestaan worden nadat voldaan is

aan de volgende voorwaarden:

1. de nodige compenserende maatregelen genomen zijn en de nodige actieve

instandhoudingsmaatregelen genomen zijn of worden die waarborgen dat de algehele

samenhang van de Speciale Beschermingszone en –zones bewaard blijft;

Page 5: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 5

2. de compenserende maatregelen zijn van die aard dat een evenwaardige habitat of het natuurlijk

milieu ervan, van minstens een gelijkaardige oppervlakte in principe actief is ontwikkeld.

De paragrafen 4 en 5 voorzien in een gefaseerde procedure voor de beoordeling van plannen en

projecten:

Het eerste deel van de procedure is een beoordelingsfase, waarin nagegaan wordt of er een

betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Speciale

Beschermingszone plaatsgrijpt.

Het tweede deel van de procedure wordt opgestart als er een betekenisvolle aantasting van de

natuurlijke kenmerken van de betrokken Speciale Beschermingszone plaatsgrijpt. Deze fase

betreft een alternatievenonderzoek waarbij naar minder schadelijke alternatieve oplossingen

wordt gezocht.

Als er geen minder schadelijke alternatieve oplossingen mogelijk zijn, wordt in een derde fase

nagegaan of er dwingende redenen van openbaar belang met inbegrip van redenen van sociale

of economische aard aanwezig zijn.

1.2.2 Habitatrichtlijngebied

Op 21 mei 1992 werd de Europese Richtlijn 92/43/EEG, inzake de instandhouding van de natuurlijke

habitats en de wilde flora en fauna (zogenoemde ‘Habitatrichtlijn’), uitgevaardigd. Deze richtlijn heeft tot

doel de biodiversiteit in de lidstaten te behouden en streeft naar de instandhouding én het herstel van de

natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna die hiervan deel uitmaken.

Samengevat leidt de analyse van de Habitatrichtlijn tot de volgende uitgangspunten voor het opstellen

van de voorliggende studie:

Indien het project significante gevolgen kan hebben op de Speciale Beschermingszones (SBZ-

H), kan de vergunning zonder verder onderzoek niet verleend worden.

De beoordeling dient volgens de Habitatrichtlijn uiteindelijk te gebeuren in het licht van de

instandhoudingdoelstellingen die voor de gebieden bepaald zijn bij de vastlegging hiervan. Om

de grootte van de impact in te schatten, zal gebruik gemaakt worden van de omschrijving van

gunstige staat van instandhouding voor habitats en soorten.

Bij de effectbespreking zal bijzondere aandacht uitgaan naar de soorten en habitats die

beschermd zijn door de richtlijn. Andere (indicator)soorten en habitats kunnen mogelijk

meegenomen worden indien zij een belangrijke component vormen binnen de beschermde

ecosystemen of indien zij een indicatie kunnen geven met betrekking tot de effecten op de

beschermde soorten en habitats.

De beoordeling dient te gebeuren door het project te vergelijken met zowel de referentiesituatie (nl. het

moment van aanwijzing, zie hoger) als het autonoom scenario. Lidstaten moeten immers niet enkel de

gebieden beschermen, maar ook ontwikkelen indien dit noodzakelijk is voor een ‘gunstige’

instandhouding. Dit betekent dan ook dat het effect van het vigerend beleid op de gunstige staat van

instandhouding op lange termijn en de gevolgen van de ingreep op deze ontwikkeling dienen te worden

beschouwd.

Het projectgebied is gelegen nabij het Habitatrichtlijngebied ‘Duingebieden inclusief Ijzermonding en

Zwin’ (BE2500001).

1.2.3 Vogelrichtlijngebied

In 1979 werd door de Europese Gemeenschap de Richtlijn 79/409/EEG betreffende het behoud van de

vogelstand uitgevaardigd, beter bekend als de Vogelrichtlijn. Het doel ervan is de instandhouding van

alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten te

bevorderen. Volgens artikel 4 van deze Richtlijn moeten er speciale beschermingsmaatregelen getroffen

worden voor de leefgebieden van een aantal vogelsoorten, vermeld in de zogenaamde Bijlage I van de

Page 6: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 6

richtlijn. Bovendien moet men ook de rui-, overwinterings- en rustplaatsen van geregeld voorkomende

trekvogelsoorten (onder andere watervogels en ganzen) beschermen. Als belangrijkste maatregel dient

elke lidstaat Speciale Beschermingszones (SBZ–V) aan te wijzen op basis van opgegeven

selectienormen. In deze gebieden dienen maatregelen getroffen te worden voor de bescherming van de

vogelsoorten en van hun leefgebieden. Ook buiten deze beschermingszones moeten de lidstaten zich

inzetten om de vervuiling en verslechtering van de leefgebieden van de soorten te voorkomen.

In Vlaanderen werden in 1988 in uitvoering van deze richtlijn een aantal Speciale Beschermingszones,

Vogelrichtlijngebieden of kortweg SBZ-V genoemd, aangeduid. De aanwijzing van de gebieden gebeurde

door het Instituut voor Natuurbehoud op basis van wetenschappelijke criteria. De kaarten werden

opgesteld door het voormalige AROL. In het bijhorende rapport van Van Vessem & Kuijken (1986) werd

de keuze van elk gebied gestaafd en aanvullende informatie verstrekt over te beschermen habitats,

reeds bestaande bescherming, gebruik en knelpunten. Het Besluit van de Vlaamse Executieve van

17.10.1988 wijst ‘Speciale Beschermingszones’ aan in de zin van artikel 4 van Richtlijn 79/409/EEG (de

Vogelrichtlijn). In het totaal werden er in Vlaanderen 23 gebieden met een totale oppervlakte van

101.806 ha aangeduid.

Het projectgebied ligt vlakbij het Vogelrichtlijngebied ‘Westkust’ (BE2500121).

1.2.4 Informatiefiche

Lidstaat: België - Vlaams gewest Datum: Augustus 2016

Informatie aan de Europese Commissie inzake plan/project in Natura 2000 vogelrichtlijngebieden (SBZ-V) en habitatrichtlijngebieden (SBZ-H)

in navolging van artikel 6 van de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Naam en code betrokken Natura 2000-gebied:

een SBZ-V aangeduid onder de Vogelrichtlijn

BE2500121 “Westkust”

een SBZ-H aangemeld onder de Habitatrichtlijn:

BE2500001 “Duingebieden inclusief Ijzermonding en Zwin”

een gebied waar een prioritair habitat voorkomt

Titel en locatie betreffend plan / project:

Hervergunning en verandering attractiepark Plopsaland

Documentatie overgemaakt: ter informatie (art. 6, lid 4, 1e alinea)

of:

voor opinieverstrekking (art. 6, lid 4, 2e alinea)

Indien negatieve impact op prioritair habitattype en plan/project niet van publiek belang is inzake veiligheid, volksgezondheid, milieumaatregelen

Bevoegde nationale instantie:

Vlaamse Overheid

Agentschap voor Natuur en Bos

Adres:

Koning Albert II laan 20, bus 8

1000 – Brussel

Page 7: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 7

Contactpersoon - algemeen:

Telefoon:

Telefax:

e-mail

Agentschap voor Natuur en Bos – West-Vlaanderen

050 24 77 40

050 24 77 45

[email protected]

Contactperso(o)n(en) - betreffend SBZ:

Telefoon:

Telefax:

e-mail

Agentschap voor Natuur en Bos: Indra Lamoot

050 24 77 82

[email protected]

1.3 Beschrijving van de SBZ

1.3.1 Criteria van de aanwijzing van de gebieden

In de buurt van het pretpark bevinden zich twee Natura 2000-gebieden, namelijk het

Habitatrichtlijnengebied ‘Duingebieden inclusief Ijzermonding en Zwin’ (BE2500001) op ca. 30 m en

het Vogelrichtlijnengebied ‘Westkust’ (BE2500121) op ca. 200 m (zie Kaart 19).

1.3.1.1 Vogelrichtlijngebied BE2500121 ‘Westkust’

Het Vogelrichtlijngebied beslaat een totale oppervlakte van 1116 ha.

In dit gebied komen enkele Annex I-soorten voor, hoewel niet broedend. Het is vooral belangrijk als

doortrek- en pleistergebied voor Bijlage I soorten. Vermeldenswaard zijn Grote Stern (Sterna

sandvicensis), Visdief (Sterna hirundo), Dwergstern (Sterna albifrons) en Sperwergrasmus (Sylvia

nisoria).

1.3.1.2 Habitatrichtlijngebied BE2500001 ‘Duingebieden inclusief Ijzermonding en Zwin’

Het Habitatrichtlijngebied is gelegen in de gemeenten Blankenberge, Bredene, Brugge, De Haan, De

Panne, Knokke-Heist, Koksijde, Middelkerke, Nieuwpoort en Oostende met een totale oppervlakte van

3782 ha. Het Habitatrichtlijngebied overlapt voor een deel (ca 44 %) met het Vogelrichtlijngebied

‘Westkust’ (zie Kaart 19).

Het Habitatrichtlijngebied omvat alle interessante duingebieden aan de kust, inclusief de Ijzermonding,

het Zwin en enkele binnenduinen. Het kustmilieu is gekenmerkt door de grote verscheidenheid aan

Page 8: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 8

milieutypes en een aantal zeer specifieke milieuomstandigheden en processen. Bepalend voor deze

verscheidenheid zijn de overgangen van strand (met lokaal voorduinen) over kalkrijke en meer kalkarme

duinen tot polder, zoutwaterslikken en -schorren en de zeer gevarieerde geomorfologie van het

duingebied zelf. Het gebied werd ingedeeld in 13 deelgebieden.

Voorliggend gepland project is gelegen nabij het deelgebieden 1 ‘Fossiele duinen van Adinkerke’ en 2

‘Jonge duinen van De Panne’.

Van het Habitatrichtlijngebied is 639,5 ha niet onder een bepaald habitat te plaatsen. Het grootste deel

van die 639,5 ha bevat geen habitat van bijlage I, het gaat om infrastructuur, bebouwing, akkers of

cultuurgraslanden en enkele grote blokken zoals het Vogelpark van het Zwin te Knokke en 2 campings

in duingebied te Lombardsijde.

Het Habitatrichtlijngebied is prioritair aangeduid voor type 2130 Vastgelegde duinen met

kruidvegetaties (grijze duinen) en 2150 Eu-Atlantische vastgelegde ontkalkte duinen (Galluno-

Ulicetea).

De binnen het Habitatrichtlijngebied voorkomende en/of tot doel gestelde habitattypes zijn (* prioritaire

habitattypes):

1130 Estuaria

1140 Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten

1310 Eénjarige pioniersvegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia-soorten en andere

zoutminnende planten

1320 Schorren met slijkgrasvegetaties (Spartinion)

1330 Atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia maritimae)

2110 Embryonale wandelende duinen

2120 Wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria (witte duinen)

2130 Vastgelegde duinen met kruidvegetaties (grijze duinen)*

2150 Eu-Atlantische vastgelegde ontkalkte duinen (Galluno-Ulicetea)*

2160 Duinen met Hippophae rhamnoides

2170 Duinen met Salix arenaria

2180 Beboste duinen van het Atlantische kustgebied

2190 Vochtige duinvalleien

3140 Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Characeeënvegetatie

De speciale beschermingszone is aangewezen voor volgende soorten van het habitatrichtlijngebied:

Page 9: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 9

1166 Triturus cristatus – Kamsalamander

1014 Vertigo angustior – Nauwe korfslak

1614 Apium repens – Kruipend moerasscherm

De verspreiding van de verschillende habitattypes over de verschillende deelgebieden van het

Habitatrichtlijngebied, kan in onderstaande tabel worden teruggevonden.

1.3.1.3 Instandhoudingsdoelstellingen

De ontwerp-instandhoudingsdoelstellingen zijn opgenomen in het S-IHD rapport 30 van het Agentschap

voor Natuur en Bos en werden vastgesteld in het Aanwijzingsbesluit van 23 april 2014.

Bij de instandhoudingsdoelstellingen worden de doelstellingen voor enerzijds het gedeelte dat

Habitatrichtlijngebied is en anderzijds het gedeelte dat ‘zuiver Vogelrichtlijngebied’ is (lees enkel

Vogelrichtlijngebied maar geen Habitatrichtlijngebied), niet onderscheiden maar geïntegreerd.

Habitats van Bijlage I

De oppervlakte- en kwaliteitsdoelstellingen worden als volgt vastgesteld:

Page 10: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 10

Page 11: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 11

Page 12: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 12

Page 13: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Page 14: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 8

Soorten van bijlage II, III en IV van het decreet Natuurbehoud

Europees te beschermen soorten zijn de soorten van bijlage II, III en IV van het Natuurdecreet en de geregeld voorkomende trekvogels. Voor de soorten van bijlage II, de vogelsoorten van bijlage IV en de geregeld voorkomende trekvogels moeten speciale beschermingszones worden aangewezen. Voor de soorten van bijlage III moeten volgens het decreet Natuurbehoud ook instandhoudingsmaatregelen worden genomen en moeten volgens de Habitatrichtlijn deze soorten over het hele Vlaamse grondgebied worden beschermd. De soorten van bijlage II en III zijn voor een groot deel echter dezelfde. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de soorten van bijlage II en III waarvoor doelstellingen werden opgesteld in het Habitatrichtlijngebied.

Page 15: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 9

Page 16: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 10

De vogelsoorten opgenomen in de bijlage I van de Vogelrichtlijn die voorkomen in Vlaanderen zijn

opgenomen onder bijlage IV van het Decreet van Natuurbehoud.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de soorten van bijlage IV waarvoor doelstellingen werden

opgesteld in het Habitatrichtlijngebied.

Page 17: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 11

Page 18: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 12

Page 19: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 13

Page 20: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 14

1.3.2 Beschrijving integriteit van Natura 2000-gebied

Het IHD-rapport geeft een SWOT analyse voor het volledige Habitatrichtlijngebied. De belangrijkste

knelpunten voor de habitats op niveau van het volledige SBZ zijn:

Verdroging: voornamelijk de sterk grondwaterafhankelijke vegetaties gaan achteruit in

kwantiteit en kwaliteit ten gevolge van waterwinning, drainages in de polder t.b.v. de

landbouw en talrijke grondwaterbemalingen en de daarmee gepaard gaande verlaging

grondwaterstanden

Versnippering van de duingebieden en de aanwezigheid van harde infrastructuren heeft

voor gevolg dat de duingebieden vaak te klein geworden zijn om voldoende spontane

verstuiving toe te laten. Door een verminderde dynamiek is er vergrassing, verruiging,

verstruweling en verbossing van de eerder open duinvegetaties waar te nemen

Overwoekering van exoten

Overrecreatie in de kustduinen

Stopzetten van het historische begrazingsbeheer, de vermindering van natuurlijke kleine

en afwezigheid van natuurlijke grote grazers en een verminderde dynamiek treedt er

vergrassing, verruiging en verbossing van de eerder open duinvegetaties op.

Modern intensief landbouwgebruik in of grenzend aan de duinen door verzuring en eutrofiëring

De prioritaire inspanningen met het oog op het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen binnen

het volledige SBZ situeren zich als volgt:

De realisatie van een dynamisch intergetijdengebied

De realisatie van dynamische stuifduinen

Herstel van populatie Boomkikker

Terugdringen van invasieve exoten

Realisatie van 5 aaneengesloten duinmassieven

Herstel en inrichting van de fossiele duinen

Herstel van populaties van kustbroedvogels

Herstel van populaties Kamsalamander en Rugstreeppad

Mogelijke bedreigingen op niveau van het volledige SBZ zijn:

Landschapsontwikkeling: fixatie en successie

Kleine, versnipperende deelgebieden met sterke barrièrewerking door

infrastructuren en vertuining

Overwoekering van invasieve exoten

Maatregelen ten behoeve van kustveiligheid

Havenontwikkeling

Waterwinning en grondwaterbemaling

Zandwinning

Militaire activiteiten

Overrecreatie en onaangepaste vormen van recreatie

Milieuvervuiling

Page 21: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 15

1.3.3 Andere gebiedsgegevens

1.3.3.1 Ruimtelijke ordening

Een uittreksel uit het gewestplan Veurne-Westkust, goedgekeurd bij K.B. van 06/12/1976, met de

situering van Plopsaland De Panne, wordt weergegeven op Kaart 7 in bijlage 1.

Volgens het gewestplan van Veurne-Westkust is het Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied ingekleurd

als een natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat, namelijk Westhoek.

Het Habitat- en Vogelrichtlijngebied is gelegen tussen woongebied, landschappelijk waardevol

agrarisch gebied en gebied voor verblijfrecreatie.

Het pretpark en aanpalend waterpark is volgens het gewestplan gelegen in gebied voor dagrecreatie

(donkergeel ingekleurd). Aangrenzend bevindt zich ten zuiden een gebied voor

gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut (blauw ingekleurd). Langsheen de Duinhoekstraat en De

Pannelaan is er lintbebouwing aanwezig. Verder ten noorden bevindt zich een groot natuurgebied en

natuurreservaat (groen ingekleurd). De landbouwfunctie overheerst ten oosten van het pretpark. Ten

westen wordt het terrein omgeven door landschappelijk waardevol agrarisch gebied en gebied voor dag-

en verblijfsrecreatie. Ten noordoosten ligt een begraafplaats (gebied voor

gemeenschapsvoorzieningen) en een gebied voor toeristische recreatieparken (TRP).

Het gewestplan is in het projectgebied geheel vervangen door het gemeentelijk RUP ‘Plopsaland’,

goedgekeurd op 14 januari 2010. Dit RUP maakte het mogelijk een verblijfsfunctie zoals een hotel te

integreren op de terreinen van het pretpark. In 2007 werd door Plopsaland reeds een masterplan

opgemaakt als aanleiding voor dit RUP. Echter door de geplande bouwwerken van het zwembad bleek

deze zone voor verblijfsrecreatie echter niet meer toereikend op de plaats waar ze was voorgesteld in

het goedgekeurde RUP. Daarom werd een herzieningsRUP opgemaakt om deze zonering en de huidige

voorschriften te wijzigen. De rechtstreekse aanleiding voor de herziening van dit RUP was de inplanting

van een zwembad, met een dubbele functie: het is enerzijds een indoor waterpark en fungeert daarnaast

ook als gemeentelijk zwembad. Bij besluit van 5 september 2013 heeft de deputatie van de provincie

West-Vlaanderen het gemeentelijk RUP ‘Plopsaland herziening’ voor de gemeente De Panne

goedgekeurd. Het volledige RUP valt onder de bestemming ‘categorie 3 recreatie’

Ten zuidwesten van het terrein is een gebied aangeduid als woonuitbreidingsgebied, waarvan deels

niet vrijgegeven.

1.3.3.2 VEN/IVON

Binnen het habitatrichtlijngebied is tevens een VEN-gebied afgebakend, nl. ‘Westkust’ (nr. 101 gen),

(datum van invoegetreding: 8/06/2009, zie Kaart 20 in bijlage 1).

1.3.3.3 Natuurreservaten

Zie Kaart 21 in bijlage 1 van het MER.

Ten westen van het pretpark bevindt zich het Vlaams natuurreservaat ‘Westhoek’, eveneens aangeduid

als beschermd landschap. Ten noordoosten bevinden zich de Vlaamse natuurreservaten

‘Houtsaegerduinen’ en ‘Duinzoom Oosthoek’.

Voor het VNR De Duinen en Bossen van De Panne is er een beheerplan opgemaakt, nl. “Evaluatie van

het gevoerde beheer en opmaak van een beheerplan voor het VNR De Duinen en Bossen van De

Panne ( Wvi & INBO i.o.v. Agentschap Natuur & Bos, Provinciale dienst West-Vlaanderen, mei 2013).

Onderstaande delen zijn gebaseerd op Cosyns, E., Provoost S. en Zwaenepoel, A., 2013.

Behalve de al vermelde habitats met specifieke aanwezigheid is het gebied ook belangrijk voor volgende

soorten:

Page 22: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 16

Behalve de soorten die beschermd zijn door de Habitatrichtlijn, zijn er ook de vogelsoorten die

opgenomen zijn in bijlage I van de Vogelrichtlijn en die soms in het projectgebied kunnen worden

aangetroffen. Alleen Blauwborst en Boomleeuwerik zijn recent met zekerheid als broedvogel

vastgesteld.

Bonte (2004) vermeldt 149 broedvogels, hiervan zijn slechts 4 broedvogels uit de duinen kustspecifiek,

nl. Dwergstern, Grote stern, Strandplevier en Tapuit. De soortensamenstelling van de

broedvogelpopulatie in de duinen wordt bepaald door de vegetatieontwikkeling, zanddynamiek en de

mate van menselijke invloed. Vooral schorren, hoogstrand, jonge duinpannen en duingraslanden

worden gekenmerkt door een hoog aandeel duinpreferentiële soorten. De soortensamenstelling in

Page 23: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 17

struweel is sterk gerelateerd met de totale grootte en de mate van mozaïekstructuur. Gedurende de

laatste drie decennia zijn drie grote trends in de soortensamenstelling zichtbaar:

Soorten van open duin en hoogstrand staan onder hoge recreationele druk, en zijn nagenoeg

verdwenen

De aantallen hygrofiele soorten gaan sterk achteruit (verdroging van het duin)

De diversiteit en densiteit van bossoorten steeg als gevolg van de toegenomen

vegetatiesuccessie

Het VNR De Duinen en Bossen is op het eerste zicht geen hotspot voor vleermuizen. Echter, alle

inheemse vleermuizen zijn wettelijk beschermd.

Vaatplanten (bijlage II & IV van de Habitatrichtlijn)

Verschillende taxa werden teruggevonden in het VNR. De belangrijkste om te vermelden is het Kruipend

Moerasscherm. Deze soort is opgedoken na het graven/herprofileren van (veedrink)poelen in het oosten

van de Houtsaegerduinen.

Slakken

Een grote en verspreide populatie van Nauwe korfslak in de Cabourduinen werd teruggevonden. Ook

in de Westhoek en Houtsaegerduinen (en waarschijnlijk ook Oosthoekduinen) is deze soort aanwezig,

zij het vermoedelijk in lagere dichtheden. De Zeggekorfslak is niet in het studiegebied aangetroffen. In

sommige delen van het studiegebied ondermeer in Cabour en lokaal in de Westhoek zijn weliswaar

beperkt Oeverzegge-vegetaties aanwezig, evenals in de sloten langs de Kromfortstraat (Cabour). Het

blijft in die vegetaties uitkijken of de soort er toch niet eventueel aanwezig is.

Amfibieën

De kamsalamander werd aangetroffen in poelen in de Westhoek, Houtsaegerduinen en Cabour.

Rugstreeppad is gesignaleerd in de Markey-duinen, de Oosthoekduinen, de Westhoek, Zwarte

Hoek, Houtsaegerduinen en is buiten het projectgebied, recent ook bekend van de Moeren.

De boomkikker komt niet meer voor in de duinen aan de Westkust. Het is onduidelijk of in de

andere gebieden ook exemplaren voorkomen.

De bruine kikker komt in alle deelgebieden voor.

De groene kikker komt eveneens verspreid, maar minder talrijk dan vorige soort voor in het

studiegebied.

1.3.3.4 Biologische waarderingskaart

De biologische waarderingskaart, versie 2 (Kaart 22 in bijlage 1 van het MER) geeft aan dat het

Habitatrichtlijngebied ‘Duingebieden inclusief Ijzermonding en Zwin’ in hoofdzaak bestaat uit

biologisch zeer waardevol gebied (z) met hier en daar ook biologisch waardevolle gebieden.

Verder blijkt ook uit de biologische waarderingskaart dat het natuurgebied een faunistisch voornaam

gebied betreft.

1.3.3.5 Ecosysteemkwetsbaarheidskaarten en kwetsbaarheidskaart voor rustverstoring

Zie Kaarten 24 t.e.m. 28 in bijlage 1 van het MER. Op de ecosysteemkwetsbaarheidskaart is het Vogelrichtlijngebied ‘Westkust’ en het

Habitatrichtlijngebied ‘Duingebieden inclusief Ijzermonding en Zwin’ aangeduid als :

zeer kwetsbaar inzake ecotoopverlies;

Page 24: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 18

weinig kwetsbaar inzake verdroging;

zeer kwetsbaar inzake eutrofiëring ;

kwetsbaar tot zeer kwetsbaar inzake verzuring

niet kwetsbaar tot zeer kwetsbaar inzake rustverstoring.

1.3.3.6 Natuurrichtplan, natuur- of bosbeheerplan

Een beheerplan voor het Vlaams Natuurreservaat De Duinen en Bossen van de Panne werd opgemaakt

(Cosyns E. et al., 2013). Een tiental knelpunten werden gesignaleerd. De belangrijkste knelpunten zijn

ondermeer het verlies aan dynamiek dat zich uit onder vorm van het achterwege blijven van

grootschalige verstuivingen die aanleiding geven tot paraboolduinvorming en relatief grote, vochtige

secundaire duinvalleien. De oorzaken hiervan moeten gezocht worden in de sterk veranderde

menselijke beïnvloeding van het duinecosysteem in combinatie met een aantal gewijzigde

klimatologische en abiotische omstandigheden en het steeds meer verspreid geraken van het

beschikbare zandvolume zonder dat het verder aangevuld wordt. Als gevolg van dit alles vindt

momenteel een versnelde vegetatiesuccessie plaats.

Verstoring gebeurt voornamelijk op het strand voor het Westhoekreservaat, zodat bepaalde soorten

geen enkele kans krijgen om te broeden.

Het gebruik als akker of intensief begraas weiland gecombineerd met bemesting, herbicidengebruik en

polderdrainage zijn de belangrijkste knelpunten voor de natuurlijke biodiversiteit in de duin-

polderovergangsgebieden.

Op bepaalde plaatsen heeft de vegetatie een ruderaal karakter. Het is de bedoeling deze om te zetten

naar vb. kalkrijk grasland, maar daarvoor zouden verschillende maatregelen noodzakelijk zijn.

Een bijkomend knelpunt zijn exoten en antropogeen afval. De belangrijkste natuurbehoudsdoelstellingen zijn:

Het behoud en het herstel van de kenmerkende mozaiek van duinspecifieke habitats met de

bedoeling om op deze wijze de gepaste voorwaarden te scheppen voor het behoud, en de (her-

)vestiging van levensvatbare populatie van bedreigde dier- en plantensoorten

Inspelen en opvolgen van de IHD.

De geschikte voorwaarden en omstandigheden scheppen voor een duurzaam recreatief

medegebruik van het natuurgebied

Meer bepaald in de Westhoek & Houtsaegerduinen zijn beheersmaatregelen voorzien om hier en daar

de open duinhabitats te herstellen door bijkomende omstruweling. Ook worden bepaalde ongewenste

boomsoorten zoals populieren, abelen en esdoorns waar noodzakelijk verwijderd en het gericht kappen,

wieden, maaien, … van voornamelijk duindoorn. Ook wordt extensieve begrazing voorzien. In de

Westhoek & Houtsaegerduinen zullen bestaande begrazingsblokken worden uitgebreid en met elkaar

in verbinding gesteld met de bedoeling doelsoorten de kans te geven om zich te ontwikkelen.

In de duinzoom Oosthoek verloopt de vegetatieontwikkeling van de graslanden niet helemaal volgens

de vooropgestelde doelstellingen, mogelijk is de bodem te sterk aangerijkt met fosfaat. Om de

mogelijkheden van graslandherstel beter te kunnen inschatten wordt voorgesteld een

fosfaatuitmijningsexperiment op te stellen.

Page 25: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 19

Ook zal geïnvesteerd worden in het behoud van de bestaande populatie Kamsalamander en de

hervestiging van Rugstreeppad door in te zetten op het herstel van een fijnmazig netwerk aan geschikt

water- en landhabitat. Daartoe zullen hier en daar onder meer in de Westhoek nog bijkomende poelen

gegraven worden en is een opschoningsplan voorzien van de bestaande poelen zodat in de toekomst

een netwerk van poelen in verschillende ontwikkelingsstadia aanwezig zullen zijn.

1.3.3.7 Landinrichtingsproject

Op basis van Cosyns et al., 2013 maakt het VNR De Duinen en Bossen van de Panne deel uit van het

landinrichtingsproject ‘De Westhoek’ (goedgekeurd 12/06/1995). De VLM werkt de opties in

inrichtingsplannen uit.

Een ondertussen uitgevoerd natuurinrichtingsproject betreft de inrichting van het gebied de

Oosthoekduinen. Dit project had betrekking op een gebied van 183 ha waarvan de Krakeelduinen, het

Calmeynbos, de Oosthoekduinen s.s. en de duin-polderovergang deel uitmaakten. Per onderscheiden

deelgebied werden de volgende natuurstreefbeelden voorgesteld.

Krakeelduinen:

o in het noorden : duinbos

o ten zuiden hiervan overwegend Duindoornstruweel met centraal een mozaïek vegetatie

(afwisseling van grasland en struweelplekjes)

Calmeynbos (westelijk deel):

o duinbos

Oosthoek s.s.:

o Noordelijk deel: overwegend mozaïekvegetatie

o Centraal: duingraslanden en mosduin

o Zuidoostelijke rand: mozaïek

Duin-polderovergang (TRP-zone)

o grasland

1.3.3.8 Beschermde gebieden Duinendecreet

Zie Kaart 23 in bijlage 1 van het MER.

Een zuidelijke strook van het habitatrichtlijngebied ‘Duingebieden inclusief Ijzermonding en Zwin’

bestaat uit beschermd duingebied.

Het terrein ter hoogte van het pretpark is niet gelegen in ‘beschermd duingebied’ en ook niet in een ‘voor

het duingebied belangrijk landbouwgebied’.

1.3.3.9 Ankerplaats, beschermd landschap, stads- en dorpsgezichten

Zie Kaart 29 in bijlage 1 van het MER.

Page 26: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 20

Het habitat- en vogelrichtlijngebied overlapt voor een groot stuk met het vastgestelde

landschapsatlasrelict Westhoekduinen – duinen Cabour – De Moeren – plateau van Izenberge (MB

24/12/2008). Het pretpark ligt daardoor ingesloten.

Het Habitat- en Vogelrichtlijngebied in de omgeving van het projectgebied overlapt voor een groot stuk

met het beschermd landschap De Westhoekduinen (Duinen tussen grens, zee en dorp). Grenzend

aan het Habitat- en Vogelrichtlijngebied bevinden zich beschermde stad- en dorpsgezichten

(Dumontwijk De Panne en Abdijhoeve Ten Boomgaerde en omgeving).

In de ruime omgeving van Plopsaland liggen enkele militaire begraafplaatsen die aangeduid zijn als

beschermd monument.

1.3.3.10 Overstromingsgebieden

Zie Kaart 9 in bijlage 1 van het MER.

Binnen het Habitat- en Vogelrichtlijngebied in de omgeving van het projectgebied bevinden zich

nagenoeg geen effectief overstromingsgevoelige gebieden.

Het Langeleed is de belangrijkste onbevaarbare waterloop van het ‘overdekt waddenlandschap’, welke

de zuidelijke grens vormt van het habitatrichtlijngebied. Het Langeleed (VHA-code 1221, onbevaarbare

waterloop, 2de categorie) heeft een watervoerende functie en zorgt dus, samen met het erop

aangesloten systeem van poldergrachten voor de afwatering van dit gebied in hoofdzaak in zuidelijke

richting i.e. via het kanaal Duinkerke-Veurne-Nieuwpoort. Een deel van het Langeleed stroomt richting

Frankrijk en mondt uit in het Kanaal Duinkerke-Nieuwpoort, terwijl het andere deel naar het oosten

stroomt (gedeelte ter hoogte van de Oosthoekduinen). Een exacte plaats waar de scheiding optreedt

kan niet worden gegeven, omdat deze temporeel varieert.

Het projectgebied ligt volgens de watertoetskaarten deels in effectief overstromingsgevoelig gebied

(parking).

Page 27: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 21

1.4 Beschrijving van het project

1.4.1 Samenvatting van het project dat een mogelijk effect heeft op het gebied

1.4.1.1 Aard van het project en tijdsplanning

Plopsaland De Panne, het vroegere Melipark, is een themapark van Studio 100 en maakt deel uit van de

Plopsa Group. Het is een recreatiepark met heel wat aanhorigheden (o.a. horeca, souvenirwinkels, shows

en evenementen). Daarnaast zijn er ook administratieve ruimtes (onthaal, burelen personeel…) en

ondersteunende functies zoals technische ruimtes, centraal magazijn, groendienst enz. voorzien.

De huidige milieuvergunning voor het attractiepark is verstreken op 18 juli 2016. Daar de Plopsa Group

ook in de toekomst het attractiepark in De Panne verder wenst te zetten, wenst Plopsaland NV dan ook

een nieuwe milieuvergunning te verkrijgen en bijkomende stedenbouwkundige vergunningen. Tegelijkertijd

voorziet Plopsaland NV in een regularisatie van de inmiddels gerealiseerde theaterzaal, Mayaland Indoor

en kasteel Prinsessia, de verdere uitbreiding en/of vervanging van attracties op reeds vergunde percelen

(oa. houten coaster Heidi The Ride) en een herinrichting van de bestaande parkings.

In de nabije toekomst worden volgende wijzigingen/uitbreidingen gepland:

Verdere uitbreiding en/of vervanging van attracties (doorlopend) op vergunde percelen met o.a.

houten rollercoaster Heidi The Ride met volledig dorp in Oostenrijkse stijl en bijkomende horeca

op vergunde percelen met herinrichting van aanpalende parkings (toekomstige situatie,

basisscenario);

Lozing van afvalwater op een nieuwe waterzuivering voor Plopsaqua en bijkomend hotel in

plaats van op de RWZI Adinkerke, dit op vergund perceel 502/T naast RWZI Adinkerke

(toekomstige situatie, ontwikkelingsscenario 1).

In het kader van bovenvermelde veranderingen werd een RUP ‘Plopsaland herziening’ goedgekeurd

bij besluit van 5 september 2013 door de deputatie van de provincie West-Vlaanderen.

In de verdere toekomst (2025) is er in samenhang met de realisatie van een omleidingsweg een

uitbreiding van parking voorzien die De Pannelaan zal ontlasten met een verschuiving van het

zwaartepunt van de parkings naar de overkant van De Pannelaan. De omleidingsweg met gewijzigd

parkeersysteem maakt geen deel uit van het project van voorliggend MER, maar wordt wel in

beschouwing genomen als toekomstige situatie, ontwikkelingsscenario 2.

Het projectgebied in de vergunde, bestaande en geplande situatie betreft het huidige recreatiepark met

de eerder vermelde aanhorigheden, administratieve ruimtes en ondersteunende functies.

De projectgrenzen voor het geplande project in de nabije toekomst vallen samen met de huidige grenzen

van het recreatiepark incl. de parkings voor bezoekers en personeel.

1.4.1.2 Hoofdactiviteiten

Plopsaland De Panne heeft vooral familie-attracties, welke meestal zijn aangekleed in het thema van

de programma’s van Studio 100, die kunnen worden onderverdeeld in verschillende thema’s: action,

family, indoor, kids en water. Daarnaast zijn er ook restaurants en snacks. Plopsaland De Panne bezit

momenteel 53 attracties.

Heel wat shows gaan door in de theaterzaal ‘Plopsa Theater’, met een capaciteit van 1400 plaatsen.

Daarnaast gaan er ook tal van shows en evenementen door in het park ter hoogte van de Kiosk op het

Dorpsplein. Sommige shows worden alle openingsdagen gespeeld, anderen gaan enkel door in de

zomer- of winterperiode of tijdens specifieke weekends gedurende het jaar.

In 2016/2017 wil het pretpark o.a. een nieuwe houten familie-attractie rond het Studio 100-figuurtje

Heidi voorzien. De attractie is voorzien bij de zuidoostelijke grens van het park en gedeeltelijk op de

Page 28: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 22

bestaande parking, aansluitend met de bestaande attractie boomstammetjes. De nieuwe attractie

vormt een aanvulling en actualisatie binnen het bestaande park op de locatie van de vroegere

panoramische toren. Door de voorziene attractie is de oostelijke dienstweg van de parking te

verplaatsen en komen 43 parkeerplaatsen te vervallen. Door de herinrichting van de bestaande

parkings zullen ter compensatie bijkomende parkeerplaatsen worden gecreëerd. De hoogte van de

houten coaster varieert van 2 tot 23,3 meter boven het maaiveld.

In de volgende jaren zullen er nog enkele nieuwe attracties worden gerealiseerd, maar hoofdzakelijk ter

vervanging van bestaande attracties. Voor de vervanging en/of bouw van nieuwe attracties en

restaurant wordt desgevallend een stedenbouwkundige aanvraag opgemaakt.

1.4.1.3 Ondersteunende activiteiten

Ter ondersteuning van het attractiepark zijn er nog enkele nevenactiviteiten aanwezig:

Luchtcompressoren voor perslucht

Diepvriezers, koelkasten en airco-installaties voor koeling

Werkplaats voor onderhoud installaties en herstellingen aan voertuigen

Transformatoren

Stookinstallaties

Eind 2015 werd beslist om een nieuwe waterzuivering te bouwen naast de bestaande RWZI van

Adinkerke, om het huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater van het zwempark Plopsaqua te

zuiveren, alsook van het nog te bouwen hotel. De nieuwe waterzuivering is zodanig geconcipieerd dat

ook het afvalwater van het pretpark hierop kan aangesloten worden (toekomstige situatie,

ontwikkelingsscenario 1).

Alle afvalwater van het pretpark wordt momenteel geloosd via de meetgoot gelegen langs de De

Pannelaan (toekomstige situatie, basisscenario). Het huishoudelijk afvalwater bestaat voornamelijk uit

sanitair afvalwater (toiletten), een kleine fractie komt van keukens/wasmachines. Het in de openbare

riolering geloosde afvalwater wordt gezuiverd in de RWZI Adinkerke, waar een specifieke capaciteit

werd voorzien voor Plopsaland De Panne.

In het basisscenario wordt het afvalwater van het pretpark verder geloosd op de RWZI Adinkerke. Dit

is het geval zolang er geen nieuwe waterzuivering in exploitatie is.

In het ontwikkelingsscenario 1 is het de bedoeling dat het afvalwater van Plopsaqua en van het nog

te bouwen hotel via een persleiding afgevoerd wordt naar een nieuwe waterzuivering op het terrein van

Plopsaland, grenzend aan de RWZI Adinkerke. Het gezuiverde water wordt geloosd in een aanpalende

gracht die uitmondt in het Langgeleed, stroomafwaarts het lozingspunt van de RWZI. Streefdatum is

juni 2017. Door de bouw van de nieuwe WZI komt er capaciteit vrij op de bestaande RWZI voor de

verwerking van bijkomend afvalwater van het pretpark ten gevolge van het toenemend aantal

bezoekers.

In een tweede fase wordt ervan uitgegaan dat ook het afvalwater van het pretpark via persleiding

afgevoerd wordt naar de nieuwe WZI, waardoor capaciteit vrijkomt op de RWZI Adinkerke voor

(vakantie)woningen en bedrijven uit de omgeving. Ook hier is de streefdatum juni 2017.

Plopsa Group heeft hiervoor onderzoek laten uitvoeren en uiteindelijk geopteerd voor een actief

slibinstallatie. Deze optie is gebaseerd op een studie van Trevi nv.

Nadien werd door Trevi nv een pilootproef uitgevoerd om de voorgestelde zuivering te evalueren. De

testopstelling was gedurende twee maanden in operatie en liep tot halfweg januari 2016. Hierbij

gebeurde de zuivering van het afvalwater van het pretpark (hotel nog niet gebouwd) en werden

schepstalen genomen van het afvalwater van het zwempark. Op basis van de resultaten van de

Page 29: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 23

pilootproef werkte Trevi een ontwerp en uitvoering uit van een biologische waterzuiveringsinstallatie

(actief slib) om het afvalwater zelf te zuiveren en te lozen op oppervlaktewater.

1.4.1.4 Capaciteit

Het aantal bezoekers per dag varieert sterk. Op jaarbasis waren er in 2005 in totaal 726.301 bezoekers

aan het pretpark. De maanden juli en augustus bleken absolute topmaanden te zijn.

In 2014 bedroeg het totaal aantal bezoekers aan het pretpark 1.257.600. Nog steeds zijn de maanden

juli en augustus de topmaanden. Gemiddeld waren er 4.860 bezoekers per dag, terwijl dit op een topdag

maximaal 15.562 bezoekers bedroeg.

Het totaal aantal bezoekers aan het pretpark en waterpark bedroeg in 2015 respectievelijk 1.323.085

en 258.733. Opnieuw zijn juli en augustus de topmaanden. Gemiddeld waren er voor het pretpark 6.300

bezoekers per dag (tot 9.250 in augustus), terwijl dit op een topdag maximaal 15.562 bezoekers

Page 30: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 24

bedroeg. Voor het waterpark waren dit gemiddeld 1.000 bezoekers per dag (tot 1.800 in augustus) en

maximum 2.725 bezoekers op een topdag.

De bedoeling is dat het aantal bezoekers aan Plopsaland De Panne incl. de theaterzaal in de toekomst

groeit tot 2.000.000 op jaarbasis, waarbij het aantal bezoekers per dag blijvend zal variëren. Hierin zijn

ook de bezoekers begrepen voor Plopsaqua en toekomstig hotel. De maximale dagcapaciteit zal niet

significant stijgen, de beoogde bezoekersaantallen worden vooral gerealiseerd door een betere

spreiding van de bezoekers over het jaar, zonder evenwel bijkomende openingsdagen en uren ten

opzichte van de vergunde situatie (referentiesituatie). De bezoekers zijn geen unieke bezoekers, nl.

combinatie theater (met show), Mayaland en waterpark (hele jaar door op woensdagen, weekends en

in krokusvakantie). Het is bijgevolg de bedoeling om de extra beoogde bezoekers te ontvangen op

kalmere dagen (< 2000 bezoekers).

In de geplande situatie zal het park zelf alle dagen open zijn vanaf de paasvakantie, het aantal

openingsdagen schommelt tussen 205/220 per kalenderjaar.

1.4.1.5 Mobiliteit

Plopsaland De Panne heeft een redelijke verkeersdrukte als gevolg van de activiteiten. Dagelijks

worden er recreanten ontvangen en komt personeel op en af. Verder is er ook aan- en afvoer van

hulp- en afvalstoffen.

Onderstaande figuur geeft de ligging van de parkings en de haltes voor het openbaar vervoer weer in

de buurt van Plopsaland De Panne. De hoofdontsluitingsweg is De Pannelaan. Vlak naast de

hoofdingang situeren zich parkings 2 en 3, welke bereikbaar zijn via de Zwartehoekstraat. Aan de

andere kant van de trambedding ligt parking 1, welke bereikbaar is via De Pannelaan. Aan de

overkant van De Pannelaan liggen de parkings 4 en 5, welke bereikbaar zijn via een zijweg van De

Pannelaan. Van zodra parking 2 in belangrijke mate benut is, worden de auto’s afgeleid naar parking 1

en vervolgens parking 3. Indien deze parkings in belangrijke mate benut zijn, wordt overgeschakeld op

de parkings 4 en 5 aan de overkant van De Pannelaan. Bij gemiddelde dagen is parking 5 niet in

gebruik. Parking 4 is matig bezet (60 à75 %) in functie van bezetting zwembad.

Parking 5 was in 2005 niet echt meer in gebruik. Parking 5 en 4 waren de oorspronkelijke parkings van

De Meli. Bussen reden nog op via oude busparking. Ook de flow op de parkings was lichtjes anders

dan in de vergunde situatie (referentiesituatie), maar ze waren wel in gebruik.

In de toekomstige situatie wil men de bestaande parkings 1, 2 en 3 herinrichten en reorganiseren

zonder deze uit te breiden in oppervlakte.

Page 31: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 25

Figuur 4.4 Parkeermogelijkheden en openbaar vervoer in de buurt van Plopsaland (huidige situatie 2014-

2015) (bron: Plopsaland De Panne)

1.4.2 Relatie tussen het plan/project en de SBZ inzake

1.4.2.1 Locatie, afstand

Het pretpark bevindt zich op ca. 200 m van het vogelrichtlijngebied BE2500121 ‘Westkust’ (zie Kaart

19.)

Het pretpark bevindt zich op ca. 30 m van het habitatrichtlijngebied BE2500001 ‘Duingebieden

inclusief Ijzermonding en Zwin’ (zie Kaart 19).

1.4.2.2 Projectuitvoering

De beschrijving van de te verwachten emissies naar lucht, water, bodem en grondwater en inzake

rustverstoring worden hieronder toegelicht.

1.5 Beschrijving van de nulsituatie en de referentiesituatie (vergunde situatie)

Als vergelijkingsbasis voor het beoordelen van de effecten geldt de nulsituatie, dit is de huidige

ruimtelijke situatie van het park zonder dat dit echter in exploitatie is.

Voor het beschrijven van de aanwezige fauna en flora, komt de nulsituatie echter in belangrijke mate

overeen met de referentiesituatie (vergunde situatie). Waar relevant wordt aangegeven in welke richting

fauna en flora (hypothetisch) zouden geëvolueerd zijn zonder de exploitatie van Plopsaland.

Page 32: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 26

1.5.1 Vegetaties te beschouwen als habitats van bijlage I

In het projectgebied zelf komen geen habitats van bijlage I van de Habitatrichtlijn voor. In de omgeving

van het projectgebied worden volgende types aangetroffen:

2120 Wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria (witte duinen)

2130 Vastgelegde duinen met kruidvegetaties (grijze duinen)*

2160 Duinen met Hippophae rhamnoides

2180 Beboste duinen van het Atlantische kustgebied

2190 Vochtige duinvalleien

Page 33: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 27

Figuur 1.2 Habitatkaart

Page 34: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 28

1.5.2 Soorten van bijlage II en IV van de Habitatrichtlijn

Hoewel het projectgebied niet overlapt met een Vogel- of Habitatrichtlijngebied, is het toch mogelijk dat

soorten van bijlage I van de Vogelrichtlijn of van bijlage II en IV van de Habitatrichtlijn in het gebied

voorkomen of er gebruik van maken. Voor soorten uit bijlage II van de Habitatrichtlijn is de aanwijzing

van speciale beschermingszones vereist. Daarnaast dient benadrukt te worden dat alle soorten van

bijlage IV strikt beschermd zijn in Vlaanderen, onafhankelijk van het feit of ze al dan niet voorkomen

binnen een speciale beschermingszone.

Hieronder wordt, op basis van het ontwerp s-IHD rapport geduid welke soorten van bijlage II of IV in de

omgeving van het projectgebied voorkomen. Voor de instandhoudingsdoelstellingen van de soort wordt

verwezen naar §1.3.1.3.

1.5.2.1 Kamsalamander

De belangrijkste populatie van de soort bevindt zich in deelgebied 2, ten noorden van het projectgebied,

meer bepaald in de Westhoek en de Oosthoekduinen. In deelgebied 1, ten zuiden van het projectgebied,

bestaan ook enkele recente waarnemingen.

De Kamsalamander is een bewoner van kleinschalige landschappen: gebieden met hagen, houtwallen,

rijen knotbomen, rietkragen en vochtige bosjes. Hij stelt vrij hoge ecologische eisen aan zijn biotoop en

is een sterke predator, zelfs voor zijn eigen soortgenoten. Belangrijk voor de populaties is dan ook de

aanwezigheid van een goed ontwikkelde watervegetatie waardoor de eigen larven en die van andere

soorten amfibieën meer overlevingskans hebben.

Alle deelgebieden van het SBZ-H hebben goede potenties voor de soort. Herkolonisatie van

deelgebieden waar de soort in het verleden verdween is echter niet vanzelfsprekend, ten gevolge van de

versnippering van de deelgebieden en de leefgebieden van de soort.

1.5.2.2 Rugstreeppad

De soort komt voor in deelgebied 2. De rugstreeppad is vooral gebonden aan open terreinen met droge

en losse bodems die snel opwarmen. Al de bovenvermelde kenmerken zijn terug te vinden in de open

duinlandschappen die dan ook een uitstekend biotoop vormen voor de soort.

1.5.2.3 Boomkikker

De soort komt actueel niet meer voor in deelgebied 1 of 2.

1.5.2.4 Kruipend moerasscherm

Het aantal populaties van Kruipend moerasscherm is beperkt binnen het SBZ-H. De soort komt actueel

enkel nog voor in de duinen van de westkust, binnen deelgebied 2 betreft het een kleine populatie in de

Houtsaegersduinen. Deze zone is echter op grote afstand van het projectgebied gelegen.

1.5.2.5 Nauwe korfslak

De soort komt zowel in deelgebied 1 als 2 voor. In de kustduinen kan de soort zowel worden

aangetroffen op plekken die kortstondig onder water kunnen staan (duinpannen), alsook op matig

vochtige tot zelfs aanzienlijk drogere duinen maar dan vooral in bosranden en ruigten, waar beschutting

tegen uitdroging en (dood) hout aanwezig dient te zijn van bij voorkeur populierachtigen.

Page 35: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 29

1.5.2.6 Zeggekorfslak

De soort komt actueel niet meer voor in deelgebied 1 of 2.

1.5.2.7 Vleermuizen

In de G-IHD wordt het SBZ-H als belangrijk opgegeven voor volgende soorten: Meervleermuis - Myotis

dasycneme, Brandt's vleermuis/Gewone baardvleermuis - Myotis brandtii/Myotis mystacinus,

Franjestaart - Myotis nattereri, Laatvlieger - Eptesicus serotinus, Ruige dwergvleermuis / Gewone

dwergvleermuis / Kleine dwergvleermuis – Pipistrellus species, Watervleermuis - Myotis daubentonii en

Rosse vleermuis - Nyctalus noctula.

Geen enkele van bovenstaande soorten wordt echter in grote aantallen waargenomen aan de kust.

In de Cabourduinen (BE2500001-1 Fossiele duinen van Adinkerke) zijn waarnemingen gekend van

foeragerende Laatvlieger, Ruige dwergvleermuis en Gewone dwergvleermuis (Zwaenepoel et al., 2007).

Conclusie: Momenteel is te weinig geweten over vleermuizen aan de kust. Niettegenstaande zijn er wel

waarnemingen van overwinterende exemplaren, maar over de potenties van vleermuizen in het

duinlandschap is te weinig geweten.

1.5.3 Soorten van bijlage I van de Vogelrichtlijn

Volgende soorten komen actueel mogelijk tot broeden nabij het projectgebied (deelgebied 1 of 2 van de SBZ-H). Voor de instandhoudingsdoelstellingen van de soort wordt verwezen naar §1.3.1.3.

Blauwborst (deelgebied 1)

Boomleeuwerik (deelgebied 2 en tot voor kort ook in deelgebied 1) De Wespendief foerageert in de omgeving van het projectgebied. Daarnaast komen nog een belangrijk aantal dootrekkende en overwinterende bijlage I-soorten voor.

1.6 Effecten

1.6.1 Identificatie elementen/fasen van plan/project met mogelijke impact op het SBZ en te beschouwen scenario’s

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen primaire effecten en secundaire effecten. Als primaire

effecten kunnen ruimtebeslag, versnippering en barrièrewerking een rol spelen.

Ruimtebeslag is het directe oppervlaktegebonden verlies van ruimte en/of een daling van de

kwaliteit van ruimte die noodzakelijk is voor een habitattype1 of het leefgebied van een habitat-

of vogelrichtlijnsoort2. Het kan hierbij gaan om tijdelijk verlies (bv. tijdelijke stockageruimte,

tijdelijke werfweg, …), permanent verlies of een kwaliteitswijziging in de structuurkenmerken

van een habitat.

Versnippering is een ruimtelijke wijziging die de uitwisseling van zowel de habitat- en

vogelrichtlijnsoorten als de habitat typische soorten van de Natura 2000 habitattypen)

tussen verschillende leefgebieden bemoeilijkt of verhindert. Hierdoor neemt de ruimtelijke

samenhang van het populatienetwerk af. 1 Hieronder worden verstaan, alle habitats vermeld in de bijlage I van het Decreet van 19 juli 2002 houdende wijziging van het

decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (publicatiedatum 31 augustus 2002), met name

Bijlage I “De habitattypes van bijlage I van de Habitatrichtlijn die in Vlaanderen voorkomen”.

2 Hieronder worden verstaan, alle soorten vermeld in de bijlagen II, III en IV van het Decreet van 19 juli 2002 houdende wijziging

van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (publicatiedatum 31 augustus 2002),

met name Bijlage II “Dier- en plantensoorten van Bijlage II van de Habitatrichtlijnen die voorkomen in Vlaandere”; Bijlage III “De

dier- en plantensoorten van communautair belang van de Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, die voorkomen in Vlaandere”; Bijlage IV

“De vogelsoorten van de Bijlage I van de Vogelrichtlijn die voorkomen in Vlaanderen”.

Page 36: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 30

Secundaire effecten die kunnen optreden zijn effecten die een impact hebben vanuit een andere

milieudiscipline. Relevante secundaire effecten zijn:

Wijziging grond- en oppervlaktewaterkwantiteit

Wijziging grond- en oppervlaktewaterkwaliteit

Verzuring en eutrofiëring door luchtdepositie

Rustverstoring (door wijziging in geluidsniveau, licht of menselijke aanwezigheid).

De secundaire effecten kunnen opnieuw een tijdelijk of een permanent effect hebben.

De effecten in de toekomstige situatie worden beoordeeld ten opzichte van de nulsituatie. Dit is de

situatie waarbij het park (zonder de uitbreidingen) aanwezig is, maar niet in exploitatie. Binnen de

toekomstige situatie wordt een onderscheid gemaakt tussen een basisscenario (waar de beperkte

uitbreidingen deel van uitmaken) en 2 ontwikkelingsscenario’s.

1.6.1.1 Te beschouwen scenario’s

In deze passende beoordeling worden de effecten van de toekomstige situatie beoordeeld ten opzichte van de nulsituatie en de referentiesituatie. Als nulsituatie wordt het park in zijn huidige vorm beschouwd, zonder exploitatie, dit vormt de vergelijkingsbasis voor de effecten. In de toekomstige situatie worden een basisscenario en 2 mogelijke ontwikkelingsscenario’s beschouwd. De effectbeoordeling voor de ontwikkelingsscenario’s gebeurt deels kwantitatief, deels kwalitatief.

Het basisscenario: bestaande toestand van het park in exploitatie, met daarnaast de herinrichting van de parkings 1, 2 en 3 in functie van een betere bereikbaarheid en parkeerfaciliteiten, alsook de inrichting van een thematische themazone ‘Heidiland’. Plopsaqua

3 wordt niet beschouwd als deel uitmakend van het project waarvoor een hernieuwing

van de milieuvergunning wordt aangevraagd. Bij de beoordeling van de effecten zal echter rekening gehouden worden met het cumulatieve effect van de aanwezigheid en exploitatie van dit zwembad. In dit basisscenario zal het afvalwater van het pretpark verder geloosd worden op de RWZI Adinkerke.

Ontwikkelingsscenario 1: gaat uit van het basisscenario met daarnaast de aanleg en exploitatie van een hotel. In tegenstelling tot het basisscenario zal een nieuwe waterzuivering voor Plopsaqua en het bijkomend hotel voorzien zijn, waarop ook de lozing van afvalwater van het pretpark zal gebeuren in plaats van op de RWZI Adinkerke.

Ontwikkelingsscenario 2: gaat uit van de aanleg van een omleidingsweg en een nieuw parkeergeleidingssysteem.

1.6.2 Effectbespreking

1.6.2.1 Primaire effecten

Ruimtebeslag

Het pretpark neemt actueel geen directe oppervlakte van de SBZ-gebieden in. Het noorden van het

pretpark wordt gescheiden van de SBZ door de Duinhoekstraat met langs gelegen woningen. Parking

5 ligt op 30 m afstand van het Habitatrichtlijngebied, met ertussen het Langgeleed.

3 In 2015 opende een subtropisch zwembad, gelegen naast het recreatiepark. Het zwembad dient o.a. ter vervanging van het

verouderde zwembad van De Panne. Het zwembad functioneert volledig autonoom (aparte transfo, hoogrendementsgasketels,…).

Het zwembad kan dus niet beschouwd worden als een nieuwe attractie van het pretpark. In dit kader werd dan ook een aparte

milieuvergunning aangevraagd en verleend door de deputatie van West-Vlaanderen op 9 februari 2015.

Page 37: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 31

Voor wat betreft de uitbreidingen die onderdeel zijn van de toekomstige situatie, dient voor de bouw

van de Heidi Coaster een deel groen verwijderd te worden aan de zuidelijke kant van het pretpark,

t.h.v parking 2. Bij de heraanleg van de parkings blijven de bomen ter hoogte van parking 2 behouden.

Met voorliggend gepland project is er geen directe inname van Vogelrichtlijngebied noch van

Habitatrichtlijngebied.

Er treedt ten opzichte van de nulsituatie geen bijkomend ruimtebeslag op binnen SBZ-gebied in de

referentiesituatie of toekomsituatie (basisscenario, noch in één van de ontwikkelingsscenario’s).

Het effect is niet significant..

Versnippering/barrièrewerking

De referentiesituatie geeft geen aanleiding tot bijkomende versnippering of barrièrewerking op niveau

van de groenschermen.

De heraanleg van de parkings in het basisscenario gebeurt op de bestaande percelen die in de

referentiesituatie reeds dienst doen als parking. Er worden dus geen extra oppervlaktes in beslag

genomen, er worden ook geen bijkomende groenschermen voorzien. De houten coaster sluit aan bij

de bestaande attracties en gebouwen van Plopsaland en de hoofdparking. Hiervoor wordt wel een

groenzone verwijderd, welke zich evenwel op een relatief grote afstand bevindt van de Natura 2000-

gebieden (> 500 m).

Doorheen het pretpark stroomt het Langgeleed. Het overtollige hemelwater en het gezuiverde

afvalwater via de RWZI van Adinkerke wordt geloosd in het Langgeleed. Het Langgeleed is de

belangrijkste onbevaarbare waterloop van het ‘overdekt waddenlandschap’, welke de zuidelijke grens

vormt van het habitatrichtlijngebied. Het Langgeleed (VHA-code 1221, onbevaarbare waterloop, 2de

categorie) met het erop aangesloten systeem van poldergrachten voor de afwatering van dit gebied

heeft naast een watervoerende functie ook een verbindingsfunctie tussen de natuurgebieden in de

omgeving. Die waterloop doorkruist het pretpark en blijft behouden. De slechte biologische

waterkwaliteit van het Langgeleed (zie volgende effectgroep) kan echter als een barrière worden

beoordeeld. Dit effect wordt echter in de betreffende effectgroep mee besproken.

Het effect m.b.t. versnippering en barrièrewerking ten aanzien van de SBZ-gebieden is als niet

significant te beschouwen voor zowel de referentiesituatie, het basisscenario als de

ontwikkelingsscenario’s. Er worden daarnaast geen begeleidende groenelementen verwijderd, die een

effect zouden kunnen hebben op de migratieroutes van bijlage II of IV soorten (in het bijzonder

vleermuizen) buiten SBZ-gebied.

1.6.2.2 Secundaire effecten

Wijziging grond- en oppervlaktewaterkwantiteit

Er treden geen relevante effecten op de grondwaterkwantiteit op in de referentietoestand of

toekomstige toestand, het effect is afwezig. De geplande veranderingen in het basisscenario zullen

plaatsgrijpen in weinig tot niet kwetsbaar gebied voor verdroging. Voor de grondwerken is geen

bemaling voorzien, er wordt gebruik gemaakt van dieptefunderingen voor de Heidi Coaster. De 2

ontwikkelingsscenario’s hebben eveneens geen impact op de grondwaterkwantiteit.

Het effect op de oppervlaktewaterkwantiteit in de referentiesituatie is verwaarloosbaar gezien er geen

wijzigingen ten opzichte van de nulsituatie optreden. Ook in het toekomstscenario zijn de effecten op

de oppervlaktewaterkwantiteit beperkt (input discipline Water), gezien de bijkomende verharde

oppervlakten in het basisscenario bij voorkeur geïnfiltreerd en dan pas gebufferd en vertraagd

afgevoerd worden. Het effect op de ontvangende waterlopen (Langgeleed), die grenst aan het SBZ-H,

is niet significant:

Het hemelwater van de bijkomende verhardingen en dakoppervlaktes voor de houten coaster

wordt deels geïnfiltreerd in de grond, deels opgevangen in een hemelwaterput voor hergebruik

in de sanitaire installaties en watert deels af naar de vijver in het park.

Page 38: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 32

Voor de heraanleg van parking 2 wordt in totaal 6.153 m² nieuwe asfaltering voorzien. Volgens

de hemelwaterverordening zal voor de nieuw aan te leggen verharding op parking 2 een

infiltratievoorziening moeten worden voorzien. Hetzelfde aandeel van de bestaande verharding

die nog niet is aangesloten op een hemelwaterput, infiltratievoorziening of buffervoorziening

wordt meegenomen in de berekening van de afwaterende oppervlakte van de

infiltratievoorziening. In totaal zal dus 12.306 m² worden aangesloten op de

infiltratievoorziening. Een deel van het hemelwater zal dus blijvend via interne rioleringen

rechtstreeks geloosd worden op het Langgeleed. Wanneer de infiltratievoorziening voor de

nieuwe en deels bestaande verharding wordt aangelegd, zal een deel van de bestaande

parking niet meer rechtstreeks geloosd worden op het Langgeleed. De afwatering van de

overige parkings blijft zoals in de referentiesituatie.

Het effect van zowel de referentiesituatie als de toekomstsituatie is als niet significant te

beschouwen. De ontwikkelingsscenario’s hebben geen relevante impact op de

oppervlaktewaterkwantiteit.

Wijziging grond- en oppervlaktewaterkwaliteit

In de toekomst zal er, net als in de referentiesituatie, in het basisscenario geen rechtstreekse lozing zijn

van het afvalwater van Plopsaland op het Langgeleed en bijgevolg geen rechtstreekse impact op de

waterloop, enkel onrechtstreeks via de lozing van de RWZI op het Langgeleed. In de referentiesituatie

wordt het effect als niet significant beschouwd.

Bij toename van aantal bezoekers in de toekomstige situatie kan door de hogere vuilvrachten (vnl. voor

totaal stikstof) niet gegarandeerd worden dat de lozingsnormen en verwijderingspercentages van de

RWZI gehaald kunnen worden, met een negatieve impact op de waterkwaliteit van de waterloop tot

gevolg.

Het basisscenario kan bijgevolg enkel zolang dat het totaal aantal bezoekers aan Plopsaland en

Plopsaqua gelijk blijft aan dit van 2015. Een groei van het aantal bezoekers van Plopsaland kan in

feite pas vanaf het moment dat het afvalwater van Plopsaqua afgekoppeld is van de RWZI en

gezuiverd in de nieuwe WZI. Gezien de waterloop grenst aan, maar niet gelegen is binnen SBZ, wordt

het effect als niet significant beschouwd, indien rekening gehouden wordt met deze randvoorwaarde.

In het ontwikkelingsscenario 1 voor de bouw van het hotel zal ook voorzien worden in een eigen WZI

voor de zuivering van het afvalwater van het hotel en van Plopsaqua. Daaraan gekoppeld wordt

bekeken om ook het afvalwater van Plopsaland mee te zuiveren.

Bij uitbouw van de eigen waterzuivering, zal een aanzienlijk deel van de vuilvracht van de RWZI

verschuiven naar de eigen WZI van het waterpark/hotel. Dit betekent dat bij afkoppeling van het

afvalwater van Plopsaqua (eerste fase), enkel nog het afvalwater van Plopsaland zal gezuiverd

worden op de RWZI.

Door de afkoppeling van Plopsaqua (in eerste fase van realisatie WZI) zal er weer ruimte zijn voor een

verhoogde vuilvracht van Plopsaland tengevolge van het toenemend aantal bezoekers in de toekomst.

Dit zou voor de huidige RWZI geen problemen mogen geven naar verwerkbaarheid van het

afvalwater. Een groei van het aantal bezoekers van Plopsaland zou bijgevolg weer kunnen vanaf deze

eerste fase van het ontwikkelingsscenario 1, nl. het moment dat het afvalwater van Plopsaqua

afgekoppeld is van de RWZI en gezuiverd wordt in de nieuwe WZI.

Wanneer het afvalwater van Plopsaland ook meegezuiverd wordt op de eigen WZI van het

waterpark/hotel (fase 2 van het ontwikkelingsscenario 1) betekent dit een aanzienlijke vermindering

voor de RWZI van Adinkerke en een groter verwerkingsdebiet voor de eigen WZI. De geplande

vuilvracht van de eigen WZI zal immers in mindering moeten worden gebracht van de totale influent

vuilvracht van de RWZI. Op het moment dat de (relatief geconcentreerde) vuilvracht van Plopsaland

wordt afgekoppeld, zal de RWZI bij zijn processturing wel meer rekening moeten houden met de

sterke verdunningen op het gemengde rioolstelstel van het zuiveringsgebied. Door de geringere

Page 39: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 33

hydraulische belasting van de RWZI zal wellicht ook de overstortwerking van de RWZI worden

geoptimaliseerd.

Teneinde te vermijden dat bij realisatie het ontwikkelingsscenario 1, de waterkwaliteit van het

Langgeleed sterk negatief zou beïnvloed worden, dienen voor de nieuwe WZI in plaats van de

algemene lozingsnormen voor lozing in oppervlaktewater, de strengere sectorale lozingsnormen

(lozing stedelijk afvalwater) gehanteerd zoals voor de bestaande RWZI, nl. stikstof 15 mg/l, fosfor 2

mg/l, zwevende stoffen 35 mg/l en CZV 125 mg/l, desgevallend door het inschakelen van een

zandfiltratiestap als tertiaire zuivering na de nabezinking. Indien hiermee rekening gehouden worden,

zal dit ontwikkelingsscenario een positief effect kennen ten opzichte van de referentiesituatie en een

neutraal effect ten opzichte van de nulsituatie.

Ontwikkelingsscenario 2 heeft geen impact op de oppervlaktewaterkwaliteit.

Rustverstoring

1. Rustverstoring door geluid

De belangrijkste verstorende effecten van geluid vallen te verwachten bij diergroepen en diersoorten

die vertrouwen op auditieve signalen voor de onderlinge communicatie. Echter, (semi-) kwantitatief

onderzoek en methodologieën zijn momenteel enkel beschikbaar voor broedvogels. Relevantie naar

andere diergroepen is niet uitgesloten, maar door gebrek aan onderzoeksgegevens kunnen effecten

door geluid voor andere diergroepen dan vogels niet bepaald worden. Voor het effect op vleermuizen

kan een ruwe effectbepaling gedaan worden aan de hand van een Nederlands voorbeeld . Hierbij

dient vermeld te worden dat door een gebrek aan kennis over de exacte effecten van

geluidsverstoring op vleermuizen een aantal aannames werden gemaakt.

a. Vogels:

Reijnen en Foppen hebben een aantal studies gepubliceerd waarbij het effect van hetzij

autoverkeer, hetzij treinverkeer op bos-, weide- en heidevogels zijn beschreven. Uit het

onderzoek bleek dat geluid boven een bepaalde drempelwaarde leidt tot een afname in de

draagkracht van een gebied voor vogels. De vastgelegde drempelwaarden en de afname van

de dichtheden als een functie van de geluidssterkte verschilt afhankelijk van de onderzochte

soort. Voor een aantal soorten zijn dus drempelwaarden beschikbaar maar zeker niet van alle

soorten.

De drempelwaarde algemeen geldend voor bosvogels bedraagt 42 dB(A), voor weidevogels is

de drempelwaarde 47 dB(A). We hanteren een gemiddelde drempelwaarde van 45 dB(A).

Bij geluidsverstoring kan uitgegaan worden van biotische gegevens, meer bepaald van de

rangschikking van BWK-ecotopen naar een (potentiële) gevoeligheid voor geluidsbelasting,

waarbij de ecotopen verondersteld worden als biotopen te fungeren van diersoorten die

gevoelig zijn voor geluidsbelasting. Het effect kan beoordeeld worden door de gesimuleerde

geluidsbelasting te projecteren op deze BWK-gebaseerde geluidsgevoeligheidskaart, waarbij

pragmatisch een bepaald drempelgeluidsniveau kan beschouwd worden of waarbij per soort de

drempel gescreend wordt.

De geluidsbronnen ten gevolge van de activiteiten van het pretpark zijn:

Het geluid van de attractietoestellen

Het geluid van menselijke stemmen

Het geluid van muziek

Het geluid van de technische installaties in open lucht

Het geluid van de theater- en polyvalente zalen

Daarnaast zijn er ook nog de geluidsbronnen ten gevolge van de verkeersgeneratie.

Bij een kwetsbaarheidsbenadering met betrekking tot rustverstoring wordt een onderscheid

gemaakt in verschillende rustverstoringsvormen. Volgens de kwetsbaarheidskaart verstoring

bevindt zich zeer kwetsbaar gebied langs het Langgeleed aan de westkant van het pretpark en

Page 40: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 34

in het landbouwgebied ten oosten van parking 5. Binnen het projectgebied bevinden zich ook

kwetsbare ecotopen.

Binnen het Europees Habitarichtlijngebied en Vogelrichtlijngebied zijn er een aantal

vogelsoorten welke actueel voorkomen en waarvoor ook doelstellingen zijn voor opgemaakt,

het betreft blauwborst, Boomleeuwerik en Wespendief. De drie soorten zijn zeer gevoelig voor

geluidsverstoring.

Uit de discipline geluid blijkt dat het geluid van de attracties nauwelijks hoorbaar is op de

perceelsgrenzen van het park, wel de muziek en de stemmen. Het geluid van het verkeer langs

de drukke N34 reikt ook niet tot die (zeer) kwetsbare gebieden buiten het projectgebied. Uit de

modelleringen van het verkeersgeluid langsheen de N34 blijkt dat de geluidsbelasting in de

nulsituatie gelijk is aan de geluidsbelasting in de referentiesituatie en de toekomstsituatie.

Hieruit kan geconcludeerd worden dat de bijdrage van het verkeer van Plopsaland aan de

geluidsbelasting langsheen de N34 en de hieraan grenzende SBZ niet significant is.

Indien eenzelfde redenering doorgetrokken wordt naar meetpunt 4, ter hoogte van het SBZ-H,

kan geconcludeerd worden dat de geluidsbelasting zowel in de nulsituatie als in de toekomstige

situatie als gevolg van het wegverkeer al hoger dan de drempelwaarde van 45 dB(A) is. In dit

meetpunt was tijdens de ambulante metingen bij momenten het geluid van de bezoekers

(vooral het roepen) merkbaar in de achtergrond maar dit heeft weinig invloed op de

meetwaarden (zie discipline Geluid). Het effect van het project is ook hier niet significant, ook

op meest kwetsbare soorten die voorkomen binnen het SBZ.

b. Vleermuizen

Hier moet een onderscheid gemaakt worden tussen effecten op foeragerende, baltsende en

overwinterende vleermuizen.

Effecten van geluid op de echolocatie: Gegevens over eventuele effecten van luide

geluiden die het gevolg zijn van menselijke activiteiten (zoals verkeer), zijn niet

voorhanden.

Er zijn voorbeelden bekend van vleermuizen die foerageren op korte afstand van

drukke verkeerswegen, mensenmassa’s,…. Frequenties van dergelijke geluiden

bevinden zich echter grotendeels in het voor mensen hoorbare frequentiebereik, d.w.z.

< 10 kHz.

Experimenten hebben aangetoond dat vleermuizen vaak op kunstmatige geluiden

reageren door het energieniveau van de uitgestoten echolocatiegeluiden te verhogen.

Dit bereiken zij door luider te gaan roepen dan wel langere echolocatiepulsen te

produceren. Deze reactie treedt op zodra de frequentie van het geluid waaraan ze

worden blootgesteld overlapt met de echolocatiegeluiden die ze zelf maken. Voor een

soort verwant met Laatvlieger bedraagt het kritiek niveau 80 dB. Voor een kleinere

soort als de Dwergvleermuis zal het kritieke niveau iets lager liggen, ongeveer 70 dB.

Het geluidsniveau van een echolocatiepuls van een vleermuis bedraagt gemiddeld 80-

120 dB.

Naar aanleiding van het voorgaande kunnen we veronderstellen dat het effect van

kunstmatig lawaai, zoals geproduceerd door verkeerswegen, op de echolocatie van

foeragerende vleermuizen klein zal zijn, zolang het niveau van de ultrasone component

van het geluid lager blijft dan dat van de echolocatie van de vleermuizen zelf. Als

richtlijn kan uitgegaan worden van een maximaal toelaatbaar geluidsniveau van 70 dB.

Dit maximale geluidsniveau geldt voor frequenties van 20 kHz en hoger. Aangezien de

frequentie van autoverkeer vooral onder 10 kHz valt is verstoring van de echolocatie

door autoverkeer niet te verwachten. Met andere woorden: het valt niet te verwachten

dat de vleermuizen geen prooidieren meer kunnen lokaliseren als gevolg van het

Page 41: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 35

verkeerslawaai4. Het effect is echter, gezien het geringe onderzoek hierrond, niet

volledig uit te sluiten.

Effecten van geluid op de balts: Van vogels is bekend dat verkeerslawaai bij snelwegen

een negatieve invloed heeft op de kwaliteit van broedgebieden langs de weg en

uiteindelijk op de omvang en duurzaamheid van populaties van deze broedvogels. Men

vermoedt dat stress in combinatie met verstoring van de vocale communicatie (zang)

door het verkeerslawaai een rol speelt.

Over effecten van lawaai op baltsende vleermuizen is niets bekend, maar het is

aannemelijk te veronderstellen dat deze vocale communicatie, net als bij vogels,

verstoord wordt door luide externe geluiden.

Naar verwachting zal verstoring optreden bij lagere geluidsniveaus dan bij echolocatie,

omdat het hier niet, zoals bij echolocatie, mogelijk is voor de vleermuizen om externe

geluiden weg te filteren. Over de hoogte van het maximaal toelaatbare geluidsniveau

kan geen uitspraak worden gedaan.

Effecten van geluid op de winterslaap: Vleermuizen houden van eind oktober tot begin

april een winterslaap. Ontwaken door menselijke verstoring kan leiden tot een voortijdig

verbruik van vetreserves en, wanneer dit vaker gebeurt, tot sterfte. Naast directe

aanraking kunnen ook licht- en geluidsprikkels leiden tot ontwaken. Na onderzoek

volgde dat ontwaken optrad als gevolg van menselijk stemgeluid. Hieruit blijkt dat

laagfrequente (niet-ultrasone) geluiden verstorend kunnen zijn. Over effecten van

hoogfrequente geluiden op overwinterende vleermuizen is niets bekend.

Ondanks de gevoeligheid van overwinterende vleermuizen voor geluidsprikkels, zijn

winterverblijven geregeld te vinden op korte afstand van geluidsbronnen, zoals drukke

verkeerswegen. Hieruit blijkt dat overwinterende vleermuizen een hoog geluidsniveau

kunnen verdragen van laagfrequente geluiden. De frequenties van verkeerslawaai in

bos liggen vrijwel geheel in het door mensen hoorbare spectrum: tot ca. 10 kHz,

maximaal geluidsniveau tussen 100-200 Hz en 0,5-4 kHz. Plotseling optredende

onbekende geluiden zullen eerder tot verstoring in de vorm van ontwaken leiden dan

geluiden die constant in de omgeving van het winterverblijf aanwezig zijn of die

regelmatig optreden of in sterkte variëren.

Momenteel zijn geen gegevens bekend van winterverblijven in de nabijheid van het

projectgebied. Indien deze voorkomen is, naast het mogelijk effect van verkeerslawaai,

van groter belang nog het voorkomen van plotselinge luide geluiden in de periode eind

oktober tot eind maart.

Mits het nemen van geluidsbeperkende maatregelen op niveau van het plan (maatregelen die

niet barrièrevergrotend zijn krijgen de voorkeur) kan het effect als niet significant beoordeeld

worden.

2. Rustverstoring door licht

Aanwezigheid van verlichting vormt een barrière voor verschillende vleermuissoorten5. Het effect van

verlichting op vleermuizen verschilt per soort. Bij straatlantaarns (met witte (kwik)lampen) ontstane

insectenconcentraties worden bejaagd door Dwergvleermuizen, Laatvliegers en in mindere mate

4 Een uitzondering vormt wellicht een soort als de Bruine grootoorvleermuis, die zijn voedsel tevens opspoort aan de hand van de

geluiden die door de prooien zelf worden gegenereerd. Zijn gehoor is extra gevoelig voor frequenties van 8 tot 20 kHz. De soort

komt echter volgens de beschikbare gegevens, niet voor in het studiegebied.

5 Koolstra B.J.H., B. Verboom & J. Dirksen, 2001. Ecologische effecten van het bestemmingsplan Birkhoven-Noord; Beschrijving

van de ecologische gevolgen voor vleermuizen en een toets van deze effecten aan de EU-Habitatrichtlijn en

Natuurbeschermingswet. Wageningen, Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte. Alterra-rapport 339. 46 blz. 1 fig.; 3 tab.;

23 ref.

Page 42: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 36

Rosse vleermuizen. Uit veldwaarnemingen is gebleken dat Dwergvleermuizen vooral later op de

avond en in de nacht bij lantaarnpalen foerageren.

Tijdens de schemering – de periode waarin insectendichtheden het hoogst zijn – zoeken

dwergvleermuizen juist donkere plaatsen op. Voor de Dwergvleermuis is het dus van belang dat er

tevens donkere, insectenrijke, foerageerplekken beschikbaar zijn.

Uit veldwaarnemingen is gebleken dat de Gewone dwergvleermuis en de Rosse vleermuis later

uitvliegen wanneer dichtbij de uitvliegopening verlichting aanwezig is. Directe gevolg hiervan is dat

een deel van de insectenpiek in de avondschemering door het verlate uitvliegen wordt gemist.

Hierdoor moeten de dieren langer foerageren, hetgeen extra energie kost, waardoor uiteindelijk hun

fitness negatief wordt beïnvloed.

Een uitgesproken lichtschuwe soort is de Watervleermuis, deze werd echter niet in de nabije

omgeving van het projectgebied waargenomen.

In deelgebied 1 (Fossiele duinen van Adinkerke) zijn waarnemingen gekend van foeragerende

Laatvlieger, Ruige dwergvleermuis en Gewone dwergvleermuis (IHD-rapport). Momenteel is er echter

weinig geweten over vleermuizen in dit SBZ-H. Het voorzorgsprincipe dient echter gehanteerd te

worden.

Het Langgeleed omvat structuren die van belang kunnen zijn voor nachtactieve fauna, zoals

vleermuizen. Het pretpark wordt beperkt verlicht aan de kant van de straat, die zelf ook ‘s nachts verlicht

is. Het pretpark zelf wordt verlicht via lage ledverlichtingspalen langs de wandelpaden, die elektronisch

gestuurd zijn in functie van de openingsuren.

Op de parkings zijn al in de referentiesituatie verstralers voorzien welke timing gestuurd zijn in functie

van de lichtintensiteit en doven 2u na sluitingstijd. De parking 4 en 5, die het dichtst gelegen zijn nabij

het Habitatrichtlijngebied worden enkel gebruikt als overloopparking en de verlichting (verstralers) gaat

enkel aan als het donker is en doven 2 uur na sluiting. Gezien evenwel langs parking 5 geen

groenscherm is die lichtstraling kan afzwakken, kan een effect optreden.

Bij de voorziene uitbreidingen in het basisscenario zal de verlichting van de heringerichte parkings met

verstralers uitgerust blijven, die doven 2 u na sluitingstijd. De verlichting van de nieuwe Heidi Coaster

aan parking 2 wordt opgenomen in het timing gestuurd verlichtingssysteem in functie van de

lichtintensiteit.

De ontwikkelingsscenario’s gaan mogelijk ook gepaard met bijkomende verlichting, wat als negatief

beschouwd wordt.

Het Habitat- en Vogelrichtlijngebied bevindt zich op respectievelijk 30 m en 200 m van het pretpark,

zodat kan gesteld worden dat het pretpark geen significant negatieve effecten heeft op de licht-

verstoringsgevoelige fauna binnen SBZ. Vleermuizen zijn echter ook buiten SBZ beschermd.

Globaal wordt het effect van lichtverstoring op gevoelige soorten (voornamelijk vleermuizen) in de

referentiesituatie en de toekomstige situatie (zowel basisscenario als ontwikkelingsscenario) bijgevolg

als ongunstig, maar echter niet als significant negatief beschouwd. Het voorzien van een berm aan

de oostzijde van parking 5, aansluitend op de berm op het terrein van Aquafin, strekt tot de

aanbevelingen om het effect hier tot een minimum te beperken.

3. Rustverstoring door beweging en visuele verstoring

Deze effectgroep omvat alle effecten als gevolg van de aanwezigheid en/of beweging van mensen dan wel van voorwerpen die niet thuishoren in een natuurlijke omgeving. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen dynamische en stationaire verstoring. De eerste heeft

betrekking op de effecten als gevolg van beweging. Wandelen bijvoorbeeld kan leiden tot dynamische

verstoring. Het plaatsen van gebiedsvreemde objecten (bv. gebouwen) kan aanleiding geven tot

visuele verstoring. Hier spreken we van stationaire verstoring. Dat fenomeen is bv. goed

gedocumenteerd voor bepaalde diersoorten van open landschappen. Visuele verstoring kan leiden tot

stress en/of vluchtgedrag van individuen.

Page 43: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 37

Binnen het SBZ zijn drie soorten (waarvan 2 broedende soorten) aanwezig die zeer

verstoringsgevoelig (Daarnaast komen uiteraard nog een belangrijk aantal meer algemene soorten

voor die gevoelig zijn voor verstoring, maar waarvoor geen criteria bekend zijn). Voor een goede staat

van instandhouding gelden, volgens de lsvi-criteria, volgende criteria voor deze soorten;

Blauwborst; binnen 50 meter van nestplaats geen menselijke verstoring tijdens de broedperiode. In wijdere omgeving geen grote verstoring.

Boomleeuwerik: weinig of geen menselijke verstoring in het broedgebied tijdens broedseizoen.

Wespendief: weinig of geen menselijke verstoring in het broedgebied tijdens broedseizoen.

De zones waar beweging of visuele verstoring optreedt grenzen nergens rechtstreeks aan het SBZ,

zodat de impact van deze effectgroep als beperkt beschouwd wordt. Ten noorden van het pretpark

wordt het projectgebied van het SBZ-H gescheiden door bewoning en de N386. Aan de oostzijde

grenst parking winterweide aan het Langgeleed die de grens vormt met deelgebied 2 van het SBZ-H.

Het gebied binnen SBZ-H waaraan de parking grenst heeft actueel weinig ecologische waarde en het

is bovendien niet aangeduid als voorlopige zoekzone voor het realiseren van de IHD’s. Er kan

aangenomen worden dat er weinig of geen rustverstoringsgevoelige soorten voorkomen.

Het effect van rustverstoring door beweging en visuele verstoring als gevolg van het project wordt

bijgevolg als niet significant beoordeeld zowel in de referentiesituatie als in de toekomstige situatie.

Page 44: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 38

Figuur 1.3 Overzicht parkings basisscenario

Verstoring door luchtemissie

Verstoring door luchtemissies veroorzaken mogelijk verzuring en vermesting. Verzuring kan ontstaan

door depositie van NH3, NOx, SOx. Voor Plopsaland werd enkel de verzuring van NOx in rekening

gebracht, aangezien voornamelijk de stikstofemissies van verkeer en de stookinstallaties (vnl. op

aardgas) een belangrijke rol spelen. Daarnaast speelt ook vermesting als gevolg van depositie van

stikstofoxiden een rol.

Op de ecosysteemkwetsbaarheidskaart zijn het vogelrichtlijngebied ‘Westkust’ en het

Habitatrichtlijngebied ‘Duingebieden inclusief Ijzermonding en Zwin’ aangeduid als zeer kwetsbaar

inzake eutrofiëring en kwetsbaar tot zeer kwetsbaar inzake verzuring.

In onderstaande figuur is de Natura 2000 Habitatkaart (INBO,2014) en de kaart met voorlopige

zoekzones in de omgeving van het projectgebied opgenomen.

Page 45: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 39

Figuur 1.4 Natura 2000 Habitatkaart (oranje) en kaart voorlopige zoekzones (wit) in de buurt van Plopsaland

Voor deze habitats en voorlopige zoekzones kan op basis van de kritische lasten worden nagegaan of

ze gevoelig zijn voor eutrofiëring en verzuring. De kritische depositiewaarden of kritische lasten zijn

immers de grens waarboven de kwaliteit van het habitattype significant wordt aangetast door

eutrofiërende en verzurende invloed van atmosferische stikstofdepositie.

De kritische last voor eutrofiëring wordt uitgedrukt in ‘kilogram stikstof per hectare en per jaar’ als

‘kritische depositiewaarde voor stikstof’ (KDW voor stikstof). Als grenswaarden worden momenteel de

Nederlandse kritische lasten gebruikt uit het Alterra rapport van Dobben et al. (2012).

De kritische last voor verzuring kan bepaald worden door de kritische depositiewaarden voor stikstof

om te rekenen naar zuurequivalenten. Ondertussen is verder onderzoek lopende bij het INBO om de

kritische lasten/depositiewaarden te verfijnen in Vlaanderen.

In onderstaande tabel worden voor de beschouwde gevoelige habitats/voorlopige zoekzones de

bijbehorende kritische lasten/depositiewaarden voor vermesting en verzuring weergegeven.

Tabel 1.1 KDW voor eutrofiëring en verzuring

Code habitattype

Naam KDW

kg N/ha/jaar

KDW

Zeq/ha/jaar

gevoelige habitats/zoekzones

6510_hu Glanshavergraslanden 20 1429

Page 46: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 40

1330_hpr Binnendijkse zilte vegetaties 22 1571

2120 Wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria (witte duinen)

20 1429

2130_had Vastgelegde duingraslanden van kalkarme milieus 10 714

2130_hd Vastgelegde duingraslanden van kalkrijke milieus 15 1071

2160 Duinen met Hippophae rhamnoides 28 2000

2180 Beboste duinen van Atlantische, Continentale en Boreale kustgebied 15* 1071*

* Minimumwaarde

De luchtemissies van het park zelf beperken zich tot een 20-tal stookinstallaties met een gezamenlijk

vermogen van ca. 3500 kW, verspreid over het park en voornamelijk op aardgas.

Plopsaqua beschikt over 2 stookinstallaties op gas met een individueel vermogen van 1060 kWth.

Voor de bouw van het hotel in ontwikkelingsscenario 1 wordt eveneens een stookinstallatie voorzien,

grootte-orde vergelijkbaar met Plopsaqua. Door de deskundige lucht wordt het te verwachten

brandstofverbruik van het hotel wel lager ingeschat dan het huidige verbruik van Plopsaqua.

De belangrijkste luchtemissies door de exploitatie van het pretpark zijn gevolg van de verkeersemissies,

voor een deel langs het Habitat- en Vogelrichtlijngebied.

Uit de discipline lucht is af te leiden dat de bijdrage van het verkeer van Plopsaland, voor een aantal

punten nabij een open wegtype en ook verder ervan verwijderd, aan de NO2-jaargemiddelde

concentratie minimaal is (max. 0,8 µg/m3 op locatie 4). Dit kan als een beperkte bijdrage (2%) worden

beschouwd. In de toekomst zijn dezelfde bijdrages van het pretpark aan de luchtkwaliteit te verwachten.

Het Europees kritiek niveau voor bescherming van de vegetatie inzake NOx en SO2 van 30 µg/m³

wordt ter hoogte van de Europees beschermde gebieden nabij Plopsaland niet overschreden.

BEPALING VAN EIGEN DEPOSITIE

Binnen de ‘toetszone’ werd nagegaan wat de bijdrage is van de eigen depositie in de kritische last voor

elk (potentieel) habitattype.

Vermits voor verkeer geen depositie rechtstreeks kan bepaald worden via IFDM-traffic en/of CAR ,

gebeurde de kwantificering van de deposities van verkeer uitgaande van de door IFDM-traffic

berekende NO2 concentraties, welke dan met de depositiesnelheid van NO2 omgerekend werden naar

droge N-depositie.

Gezien de grootte van het studiegebied en gezien de ligging van de te beoordelen habitatgebieden

werd de berekening van de impact van het verkeer met twee verschillende berekeningen uitgevoerd,

i.c. één berekening voor het gebied ten noorden van het park en één voor het gebied ten zuiden.

De impact op de depositie van de verschillende stookinstallaties van Plopsaland werd berekend met

het model IFDM-PC.

De twee stookinstallaties van Plopsaqua werden gezamenlijk als één emissiebron gelokaliseerd ter

hoogte van het waterpark (de tweede ketel dient meestal als backup voor de eerste; enkel bij een

uitermate hoge warmtevraag kan het zijn dat beide ketels gezamenlijk in werking zijn). Gezien de

depositie beoordeeld wordt op jaarbasis heeft de gehanteerde aanname geen impact op de

resultaten).

De totale stikstofdepositie werd bepaald door de berekende deposities van verkeer op te tellen bij de

gemodelleerde deposities uit IFDM- PC voor de emissies van de stookinstallaties.

Voor de geplande situatie werd een worst case berekening uitgevoerd ten aanzien van de impact van

verkeer door met een aanzienlijke ophoging van het aantal voertuigbewegingen rekening te houden

(op basis van verhouding aantal bezoekers in de geplande situatie/referentie situatie). De resultaten

van de referentiesituatie zijn eveneens te aanzien als worst case beoordelingen gezien er bij de

Page 47: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 41

berekeningen van de gemiddelde verkeersgeneratie per dag geen rekening werd gehouden met

dagen waarop slechts een relatief beperkt aantal bezoekers zijn.

Gezien de verzurende depositie quasi volledig bepaald wordt door de depositie van NO2 kan hieruit

dan ook de verzurende depositie van het verkeer afgeleid worden.

Voor meer details m.b.t. de gehanteerde werkwijze (zoals gebruikte depositiefactoren e.d.m.) wordt

verwezen naar de bijlage 12.

De habitattypes 6510_hu, 1330_hpr, 2120, 2130_had, 2130_hd worden begrepen onder

depositiesnelheid van ‘gras’. Habitattype 2180 en 2160 vallen respectievelijk onder de depositiesnelheid

van ‘loofbos’ en ‘heide’.

Onderstaande tabel toont de berekende depositiewaarden t.h.v. enkele kritische locaties (de

receptorpunten worden ook aangeduid op de verschillende figuren waarop de vermestende depositie

voorgesteld wordt).

Voor de stookinstallaties werden de cumulatieve effecten van Plopsaqua meegenomen, alsook van

het hotel in de toekomstige situatie.

De figuren met de vermestende depositie werden opgemaakt voor verkeer en verwarming afzonderlijk.

Gezien de berekeningenmodellen de berekeningen op verschillende rasterpunten uitvoeren is het niet

evident om een figuur met de totate impact aan te maken. Gezien de berekende deposities

veroorzaakt door verkeer en door de stookinstallaties gekenmerkt worden door een verschillende

onzekerheid is het niet aangewezen deze resultaten gezamenlijk voor te stellen.

Het afzonderlijk voorstellen biedt ook het voordeel dat de relevantie van elke bron afzonderlijk duidelijk

zichtbaar is. Indien er milderende maatregelen nodig zouden zijn dan kan men op basis van de

afzonderlijke figuren ook gemakkelijker nagaan welke bronnen prioritair dienen aangepakt te worden.

Voor de receptorpunten wordt uiteraard wel de totale depositie berekend.

Page 48: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 42

Figuur 1.5 Situering receptorpunten op de habitatkaart

Page 49: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 43

Figuur 1.6 Detail meetpunten ten noorden van het projectgebied

Page 50: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 44

Figuur 1.7 Detail meetpunten ten zuiden van het projectgebied

Page 51: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 45

Tabel 1.2 Berekende N-depositie

Bijdrage verwarming

Bijdrage verkeer

Totale bijdrage

nul

referentie situatie

toekomstige situatie

nul referentie

situatie toekomstige

situatie nul

referentie situatie

toekomstige situatie

Plopsaqua Plopsaland Plopsaqua

Plopsaland Plopsaqua

Hotel; meer bezoekers

Plopsaqua Plopsaland Plopsaqua

Plopsaland Plopsaqua

Hotel; meer bezoekers

Plopsaqua Plopsaland Plopsaqua

Plopsaland Plopsaqua

Hotel; meer bezoekers

N-depot N-depot N-depot N-depot N-depot N-depot N-depot N-depot N-depot

g/(ha.jaar) g/(ha.jaar) g/(ha.jaar) g/(ha.jaar) g/(ha.jaar) g/(ha.jaar) g/(ha.jaar) g/(ha.jaar) g/(ha.jaar)

1 26000 199050 10 27 30 <<61 61 73 <71 88 103

2 26155 198860 34 75 84 <<65 65 78 <99 140 162

3 25890 198750 16 44 49 <<18 18 21 <34 62 70

4 26315 198420 131 182 246 <<38 38 45 <169 220 291

5 25825 198700 14 38 42 <<13 13 16 <27 51 58

6 25905 198850 14 33 39 <<24 24 29 <38 57 68

7 26125 198930 24 56 63 <<60 60 72 <84 116 135

10 24460 196240 <5 <5 <5 <<121 121 142 <<121 121 142

11 24840 196770 <5 <5 <5 <<32 32 42 <<32 32 42

12 25275 196320 <5 <5 <5 <<59 59 81 <<59 59 81

13 25725 197080 <5 <5 <5 <<58 58 73 <<58 58 73

14 26005 196900 <5 <5 <5 <<124 124 156 <<124 124 156 Opmerking : gezien voor de nulsituatie de impact van het verkeer niet kan berekend worden, worden in de tabel de absolute bovenwaarden voor deze situatie gerapporteerd.

Page 52: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 46

Tabel 1.3 Bijdrage N-depositie te wijten aan exploitatie Plopsaland in de referentiesituatie en de toekomstige situatie (de impact van verkeer te wijten aan Plopsaqua wordt hierbij ruw geschat op 14% van de bijdrage van Plopsaland en Plopsaqua in de huidige situatie).

Bijdrage verwarming Bijdrage verkeer Totale bijdrage

nul

referentie situatie

min "nul"

toekomstige situatie

min "nul" nul

referentie situatie

min "nul"

toekomstige situatie

min "nul" nul

referentie situatie

min "nul"

toekomstige situatie

min "nul"

Plopsaqua Plopsaland

Plopsaland Hotel; meer bezoekers

ruwe raming Plopsaqua Plopsaland

Plopsaland Hotel; meer bezoekers

ruwe raming Plopsaqua Plopsaland

Plopsaland Hotel; meer bezoekers

N-depot N-depot N-depot N-depot N-depot N-depot N-depot N-depot N-depot

g/(ha.jaar) g/(ha.jaar) g/(ha.jaar) g/(ha.jaar) g/(ha.jaar) g/(ha.jaar) g/(ha.jaar) g/(ha.jaar) g/(ha.jaar)

1 26000 199050 10 17 20 9 52 64 19 69 84

2 26155 198860 34 41 50 9 56 69 43 97 119

3 25890 198750 16 28 33 3 15 18 19 43 51

4 26315 198420 131 51 115 5 33 40 136 84 155

5 25825 198700 14 24 28 2 11 14 16 35 42

6 25905 198850 14 19 25 3 21 26 17 40 51

7 26125 198930 24 32 39 8 52 64 32 84 103

10 24460 196240 <5 <5 <5 17 104 125 17 104 125

11 24840 196770 <5 <5 <5 4 28 38 4 28 38

12 25275 196320 <5 <5 <5 8 51 73 8 51 73

13 25725 197080 <5 <5 <5 8 50 65 8 50 65

14 26005 196900 <5 <5 <5 17 107 139 17 107 139

Page 53: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 47

Tabel 1.4 Bijdrage zure-depositie te wijten aan exploitatie Plopsaland in de referentiesituatie en de toekomstige situatie (de impact van verkeer te wijten aan Plopsaqua wordt hierbij ruw geschat op 14% van de bijdrage van Plopsaland en Plopsaqua in de referentie situatie).

Bijdrage verwarming Bijdrage verkeer Totale bijdrage

nul

referentie situatie

min "nul"

toekomstige situatie

min "nul" nul

referentie situatie

min "nul"

toekomstige situatie

min "nul" nul

referentie situatie

min "nul"

toekomstige situatie

min "nul"

Plopsaqua Plopsaland

Plopsaland Hotel; meer bezoekers

ruwe raming Plopsaqua Plopsaland

Plopsaland Hotel; meer bezoekers

ruwe raming Plopsaqua Plopsaland

Plopsaland Hotel; meer bezoekers

Zure-depot Zure-depot Zure-depot Zure-depot Zure-depot Zure-depot Zure-depot Zure-depot Zure-depot

Zeq/(ha.jaar) Zeq/(ha.jaar) Zeq/(ha.jaar) Zeq/(ha.jaar) Zeq/(ha.jaar) Zeq/(ha.jaar) Zeq/(ha.jaar) Zeq/(ha.jaar) Zeq/(ha.jaar)

1 26000 199050 1 2 2 1 4 5 1 6 7

2 26155 198860 2 5 6 1 5 6 3 10 12

3 25890 198750 1 3 4 0 1 2 1 4 5

4 26315 198420 9 13 18 0 3 3 10 16 21

5 25825 198700 1 3 3 0 1 1 1 4 4

6 25905 198850 1 2 3 0 2 2 1 4 5

7 26125 198930 2 4 5 1 4 5 2 8 10

10 24460 196240 <1 <1 <1 1 9 10 1 9 10

11 24840 196770 <1 <1 <1 <1 2 3 <1 2 3

12 25275 196320 <1 <1 <1 1 4 6 1 4 6

13 25725 197080 <1 <1 <1 1 4 5 1 4 5

14 26005 196900 <1 <1 <1 1 9 11 1 9 11

Page 54: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 48

Tabel 1.5 Bijdrage N-depositie aan KDW vermesting

Habitattype Kristische last vermesting

(g N/ha.j)

Afstand ten opzichte van projectgebied

totale bijdrage

nul referentie situatie

toekomstige situatie

Plopsaqua Plopsaland Plopsaqua

Plopsaland Plopsaqua

Hotel; meer bezoekers

Absoluut N-depot

g/(ha.jaar) %

Absoluut N-depot

g/(ha.jaar) %

Absoluut N-depot

g/(ha.jaar) %

1 26000 199050 2180 15.000

<71 <0,47 88 0,59 103 0,69

2 26155 198860 2180 15.000

<99 <0,66 140 0,93 162 1,08

3 25890 198750 2130_hd 15.000

<34 <0,23 62 0,41 70 0,47

4 26315 198420 Niet relevant

<169 220 291

5 25825 198700 2130_hd 15.000

<27 <0,18 51 0,34 58 0,39

6 25905 198850 2180 15.000

<38 <0,25 57 0,38 68 0,45

7 26125 198930 2180 15.000

<84 <0,56 116 0,77 135 0,90

10 24460 196240 2130_had 10.000

<<121 << 121 1,21 142 1,42

11 24840 196770 2180 15.000

<<32 << 32 0,21 42 0,28

12 25275 196320 1330_hpr 22.000

<<59 << 59 0,27 81 0,37

13 25725 197080 2180 15.000

<<58 << 58 0,39 73 0,49

14 26005 196900 geen habitat

<<124 << 124 156

Page 55: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 49

Tabel 1.6 Bijdrage N-depositie aan KDW verzuring

Habitattype Kristische last verzuring

(Zeq/ha.j)

Afstand ten opzichte van projectgebied

totale bijdrage

nul referentie situatie

toekomstige situatie

Plopsaqua Plopsaland Plopsaqua

Plopsaland Plopsaqua

Hotel; meer bezoekers

Absoluut Zeq/(ha.jaar)

% Absoluut

Zeq/(ha.jaar) %

Absoluut N-depot

Zeq/(ha.jaar) %

1 26000 199050 2180 1071 1 0,09 7 0,65 8 0,75

2 26155 198860 2180 1071 3 0,28 13 1,21 15 1,40

3 25890 198750 2130_hd 1071 1 0,09 5 0,47 6 0,56

4 26315 198420 Niet relevant 10 26 31

5 25825 198700 2130_hd 1071 1 0,09 5 0,47 5 0,47

6 25905 198850 2180 1071 1 0,09 5 0,47 6 0,56

7 26125 198930 2180 1071 2 0,19 10 0,93 12 1,12

0 0

0 0

10 24460 196240 2130_had 714 1 0,14 10 1,40 11 1,54

11 24840 196770 2180 1071 1 0,09 3 0,28 4 0,37

12 25275 196320 1330_hpr 1571 1 0,06 5 0,32 7 0,45

13 25725 197080 2180 1071 1 0,09 5 0,47 6 0,56

14 26005 196900 geen habitat 1 10 12

Page 56: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 50

Voor stikstofoxides (NOx) wordt in de overgangsperiode van de PAS een ander significantiekader toegepast, omdat de NOx-emissies, zeker voor wat industriële emissies aangaat, minder doorwerken op korte afstand van de bron en zich dus in hoofdzaak bij de achtergronddeposities voegen. Dit maakt dat voor NOx, meer dan voor NH3, een generiek beleid aangewezen is, naast sturing via de individuele vergunningverlening. Deze sturing gebeurt geval per geval, vanwege de grote diversiteit en complexiteit van industriële installaties.

Het significantiekader NOx voor de overgangsperiode is: Tabel 1.7 Significantiekader NOx

Op basis van het VLOPS-model kan geoordeeld worden dat de actuele milieudruk hoger is dan de grenswaarden. De bijdrage van het project is echter <5% van de KDW, zodat geoordeeld kan worden dat het effect niet significant is mits het toepassen van de BBT in zowel de referentie als de toekomstige situatie. In de praktische wegwijzer wordt momenteel geen significantiekader voor het effect van verkeersemissies aangereikt, hiervoor is meer analyse nodig. Wanneer het signficantiekader uit het RLB Lucht wordt toegepast, is de bijdrage zowel in de referentie situatie als de toekomstige situatie ook als beperkt negatief te beschouwen. In slechts 1 meetpunt bedraagt de immissiebijdrage >1% van de KDW. Tabel 1.8 Significantiekader voor wegverkeer (RLB Lucht)

Immissiebijdrage (= X) t.o.v. de milieukwaliteitsnorm van de polluent of toegelaten aantal overschrijdingen

Beoordeling Milderende maatregel

X < +1% Niet significante of positieve bijdrage

Geen milderende maatregelen noodzakelijk

X > +1% Beperkte bijdrage Onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend, tenzij de MKN in referentiesituatie reeds voor 80% ingenomen is (link met milieugebruiksruimte).

X > +3% Belangrijke bijdrage Milderende maatregelen moeten gezocht worden met zicht op implementatie op korte termijn. Bij het ontbreken hiervan dient dit gemotiveerd te worden.

X > +10% Zeer belangrijke bijdrage Milderende maatregelen (significante emissiereductie) zijn essentieel.

Page 57: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 51

Page 58: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 52

Figuur 1.8 N-depositie bijdrage verkeer van het project in de referentiesituatie

Page 59: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 53

Figuur 1.9 N-depositie bijdrage van het verkeer in de toekomstige situatie

Page 60: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 54

Figuur 1.10 N depositie te wijten aan verwarming in nulsituatie

Page 61: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 55

Figuur 1.11 N depositie te wijten aan verwarming in referentiesituatie

Page 62: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 56

Figuur 1.12 N depositie te wijten aan verwarming in toekomstige situatie, inclusief ontwikkelingsscenario met realisatie v/h hotel

Page 63: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 57

Figuur 1.13 verschil N depositie te wijten aan verwarming in de referentiesituatie met de nulsituatie

Page 64: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 58

Figuur 1.14 verschil N depositie te wijten aan verwarming in toekomstige situatie, inclusief ontwikkelingsscenario met realisatie v/h hotel, met de nulsituatie

1.7 Milderende maatregelen

Het project zorgt voor een aantal beperkt negatieve effecten op de habitats en soorten binnen het Habitatrichtlijngebied. Een aantal milderende maatregelen kunnen worden voorgesteld om deze effecten te mitigeren. Er treden geen significante effecten op zodat deze maatregelen er enkel op gericht zijn het project te verbeteren.

Om geen aanzienlijk negatief op de waterkwaliteit van het Langgeleed te creëren in het basisscenario, dient het bezoekersaantal beperkt te worden tot dit van de referentiesituatie. Bij een hoger bezoekersaantal is het realiseren van ontwikkelingsscenario 1 essentieel om geen aanzienlijke effecten te creëren.

Teneinde de biologische waarde ter hoogte van de parking 3 en 5 te verbeteren en de rustverstoring (licht en beweging) ter hoogte van parking 5 nabij het Langeleed, wordt aanbevolen om bij de herinrichting van de parkings ook aandacht te besteden aan groenvoorziening en/of aanleg van een berm aan de oostzijde van parking 5, aansluitend op de berm op het terrein van Aquafin. De maatregel heeft tevens een ontsnipperend effect.

De geluidsverstorende effecten in de referentietoestand en toekomstige toestand zijn als beperkt te beoordelen (gezien het geluidsverstorend effect voornamelijk van verkeer afkomstig is dat ook in de nulsituatie reeds een geluidsverstorend effect heeft). Milderende maatregelen specifiek in

Page 65: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 59

functie van het milderen van het effect van rustverstoring door geluid, zijn bijgevolg niet noodzakelijk. Wel worden de voorgestelde maatregelen binnen de discipline Geluid ook voor het beperken van bijkomende impact op fauna onderschreven, aangezien deze tot doel hebben bijkomende geluidsverstoring te minimaliseren.

Om het lichtverstorend effect op nachtactieve faunasoorten tot een minimum te beperken, wordt voorgesteld om toekomstige verlichting, waar mogelijk, volgens een aantal principes in te richten;

o Het aantal lampen en de lichtintensiteit tot een minimum beperken

o Werken met armaturen die gericht zijn en een scherpe bundel hebben om onnodige verstrooiing tegen te gaan (bv. ledlampen)

o Instellen verlichtingsregimes die onnodige avondverlichting vermijden

o Instellen van dynamische verlichting

Het verzurend en vermestend effect van het project is beperkt, mits voor toekomstige installaties rekening gehouden wordt met de best beschikbare technieken zoals voorgesteld in de praktische wegwijzers verzuring en vermesting.

Page 66: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 60

2 Verscherpte natuurtoets

2.1 Inleiding

Wordt voor een activiteit, binnen of buiten het VEN, een vergunning aangevraagd, dan mag de overheid

deze niet toestaan als deze activiteit onvermijdbare en onherstelbare schade kan aanrichten aan de

natuur van het VEN.

Onvermijdbare schade is de schade die men hoe dan ook zal veroorzaken, op welke wijze men de

activiteit ook uitvoert. Vermijdbare schade is die schade die kan vermeden worden door de activiteit op

een andere wijze uit te voeren (bvb. met andere materialen, op een andere plaats, …) en is overal in

Vlaanderen verboden.

Onherstelbare schade betekent dat de schade niet meer kan hersteld worden. Onder herstel van de

schade, wordt herstel verstaan op de plaats van beschadiging met een kwantitatief en kwalitatief

gelijkaardig habitat als deze die er voor de beschadiging aanwezig was.

Art. 26 bis vormt hierbij de basis voor het opmaken van een VEN-toets of ‘verscherpte natuurtoets’:

Art. 26bis van het Decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk

milieu bepaalt dat de overheid geen vergunning of toestemming mag verlenen voor een activiteit die

onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het afgebakend VEN-gebied kan veroorzaken.

De verscherpte natuurtoets van het VEN gaat na of onvermijdbare en onherstelbare schade wordt

veroorzaakt. Onvermijdbare schade is de schade die men hoe dan ook zal veroorzaken, op welke wijze

men de activiteit ook uitvoert. Schade is onherstelbaar indien ze op de plaats van beschadiging niet meer

kan worden hersteld met kwantitatief en kwalitatief gelijkaardig habitat als deze die er voor de

beschadiging aanwezig was.

De VEN-toets kan men omschrijven als een “verscherpte natuurtoets” (strenger ten opzichte van de

“algemene natuurtoets” van artikel 16 van het Natuurdecreet). Het gaat hierbij om een gebiedsgerichte

verscherping van de natuurtoets door het VEN, die garant moet staan voor het behoud van het VEN tegen

nadelige invloeden van activiteiten in en buiten het VEN, met effect op het VEN.

Het Besluit van de Vlaamse regering houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht

natuurbeleid dateert van 21 november 2003 is in werking getreden op 1 januari 2004 en regelt het

opstellen van de natuurrichtplannen. Via de natuurrichtplannen kan men vastleggen welke maatregelen

(onder andere beperkingen, verbodsbepalingen, verplichtingen…) in welke VEN- groen- of andere

beschermde gebieden zullen opgelegd worden.

Gezien het VEN-gebied (Figuur) nagenoeg volledig overlapt met de SBZ-H, wordt de conclusie van de

beoordeling gelijk verondersteld aan deze van de passende beoordeling en wordt aangenomen dat geen

overmijdbare en onherstelbare schade aan het VEN wordt veroorzaakt.

Page 67: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 61

Figuur 4.4 VEN-gebieden

Page 68: BIJLAGE 13 Passende Beoordeling en VEN-toets...Tractebel 28 augustus 2016 2 1 Passende beoordeling 1.1 Inleiding 1.1.1 Doelstelling Plopsaland NV wenst een hernieuwing en uitbreiding

DDefinitief MER Plopsaland – De Panne

Tractebel 28 augustus 2016 62

2.2 Beschrijving referentietoestand

Voor de beschrijving van de referentietoestand wordt verwezen naar paragraaf 1.5, voor wat betreft de

Europees beschermde habitats en soorten.

Voor de verscherpte natuurtoets is het echter ook relevant om de effecten op regionaal belangrijke

biotopen (waaronder een aantal verboden te wijzigen vegetaties) en soorten te beschrijven.

2.2.1 Regionaal belangrijke biotopen

Regionaal belangrijk biotopen zijn vegetaties of biotopen die weliswaar Europees niet beschermd zijn,

maar die van belang zijn voor het Vlaamse natuurbehoud (bijvoorbeeld als leefgebied voor een Europese

soort). Deze vegetaties worden beschermd door de Vlaamse natuurbehoudwetgeving in brede zin.

Dikwijls komen regionaal belangrijke biotopen verweven voor met Europese habitattypes en kunnen ze er

in sommige gevallen naar evolueren. Het voorliggende VEN-gebied in de omgeving van het

projectgebied bestaat nagenoeg volledig uit vegetaties die als bijlage I van de Habitatrichtlijn gekarteerd

werden.

De meeste van deze vegetaties worden als ‘verboden te wijzigen’ beschouwd volgens het Besluit van de

Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van

21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.

2.2.2 Regionaal belangrijke soorten

Voor wat betreft de soorten werden naast de hoger beschreven Europees beschermde soorten volgende regionaal belangrijke soorten

6 in de nabijheid van het projectgebied waargenomen:

Amfibieën en reptielen: Levendbarende hagedis

Vogels; Kuilfleeuwerik, Tapuit, Graspieper, Boompieper, Wielewaal, Zomertortel, Kleine mantelmeeuw, Nachtegaal, Matkop, Cetti’s zanger, Bontbekplevier, Graszanger

Sprinkhanen: Duinsabelsprinkhaan, Schavertje, Blauwvleugelsprinkhaan, Greppelsprinkhaan, Snortikker, Zanddoorntje, Kustsprinkhaan, Struiksprinkhaan

Vlinders: Grote parelmoervlinder, Kleine parelmoervlinder, Keizersmantel, Heivlinder, Sleedoornpage, Bruin blauwtje

Libellen: Gaffelwaterjuffer, Variabele waterjuffer

Diverse loopkevers

2.3 Effecten en milderende maatregelen

Voor de beschrijving van de effecten wordt verwezen naar paragraaf 1.6.2 voor wat betreft de Europese beschermde habitats en soorten. Gezien de regionaal belangrijke soorten (zoals beschreven in paragraaf 2.2) deel uitmaken van hetzelfde ecosysteem als de Europees beschermde soorten, wordt aangenomen dat de effecten analoog zijn en dat de voorgestelde milderende maatregelen afdoende zijn om een effect op deze soorten te voorkomen. De globale conclusies en de beoordeling van de verschillende ontwikkelingsscenario’s is gelijk aan deze van de passende beoordeling. De milderende maatregelen worden beschreven in paragraaf 1.7.

6 Regionaal belangrijk soorten zijn soorten die weliswaar niet Europees te beschermen zijn, maar die van belang zijn voor het

Vlaamse natuurbehoud. Deze worden beschermd door de Vlaamse natuurbehoudwetgeving in brede zin.