2 Café Rm

1
Café Café Dialog 2 - Erschöpft Dialog 2 - Erschöpft Ober Kunde (Vul de rol “in het Duits” in) 1 Guten Tag. Wie geht es Ihnen? 1 Groet terug. Zeg dat je moe bent want je hebt de hele dag in de hitte gelopen. 2 Sie wünschen? 2 Je smacht naar een biertje. 3 Eine Flasche oder vom Fass? Ein kleines oder ein großes? 3 Je zegt dat je een tapbiertje wilt, een kleine, want je moet nog verder lopen. 4 Bitte, ein kaltes Bier. 4 Je drinkt hem op en bestelt er meteen nog één, want op één been kun je niet lopen. 5 Wie Sie wollen, aber passen Sie auf! 5 Zeg dat je nog nooit zo’n dorst gehad hebt. Vraag er ook wat nootjes bij. 6 Sicher. Gesalzen? 6 Ja, je hebt zout nodig, want je hebt veel getranspireerd. 7 Aha, ich versteh’. Müssen Sie noch weit? 7 Zeg dat je nog acht kilometer naar het volgende dorp moet lopen met je zware rugzak, en dat je er al 17 gelopen hebt. 8 Unglaublich, dann sind Sie sicher sehr müde? 8 Ja, maar je hebt heel goede sportschoenen, daar word je niet moe van. 9 Das sehe ich. Mit denen kann man sicher ganz gut laufen. 9 Zeg dat je door de biertjes slappe benen hebt gekregen. Je wilt betalen, want je moet zo verder. 10 Hier ist Ihre Rechnung. Bitte schön. 10 Betaal en bedank. 11 Danke schön. Dann viel Erfolg noch. Auf Wiedersehen. 11 Bedank en zeg gedag.

Transcript of 2 Café Rm

Page 1: 2 Café Rm

Café Café Dialog 2 - Erschöpft Dialog 2 - Erschöpft

Ober Kunde (Vul de rol “in het Duits” in)1 Guten Tag. Wie geht es Ihnen? 1 Groet terug. Zeg dat je moe

bent want je hebt de hele dag in de hitte gelopen.

2 Sie wünschen? 2 Je smacht naar een biertje.

3 Eine Flasche oder vom Fass? Ein kleines oder ein großes?

3 Je zegt dat je een tapbiertje wilt, een kleine, want je moet nog verder lopen.

4 Bitte, ein kaltes Bier. 4 Je drinkt hem op en bestelt er meteen nog één, want op één been kun je niet lopen.

5 Wie Sie wollen, aber passen Sie auf!

5 Zeg dat je nog nooit zo’n dorst gehad hebt. Vraag er ook wat nootjes bij.

6 Sicher. Gesalzen? 6 Ja, je hebt zout nodig, want je hebt veel getranspireerd.

7 Aha, ich versteh’. Müssen Sie noch weit?

7 Zeg dat je nog acht kilometer naar het volgende dorp moet lopen met je zware rugzak, en dat je er al 17 gelopen hebt.

8 Unglaublich, dann sind Sie sicher sehr müde?

8 Ja, maar je hebt heel goede sportschoenen, daar word je niet moe van.

9 Das sehe ich. Mit denen kann man sicher ganz gut laufen.

9 Zeg dat je door de biertjes slappe benen hebt gekregen. Je wilt betalen, want je moet zo verder.

10 Hier ist Ihre Rechnung. Bitte schön.

10 Betaal en bedank.

11 Danke schön. Dann viel Erfolg noch. Auf Wiedersehen.

11 Bedank en zeg gedag.