Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel...

284
Scheppingsgeheimen Mededelingen over dingen van de natuur door de innerlijke stem van de geest Ontvangen door Gottfried Mayerhofer Oorspronkelijke titel: Schöpfungsgeheimnisse Kundgaben über Dinge der Natur Durch die innere Stimme des Geistes empfangen von Gottfried Mayerhofer 4e druk, Lorber-verlag Bietigheim ISBN 3-87495-167-7 Vertaling: Auke van Gemert 1997 INHOUD Deel I Voorwoord hfdst. 1 Het evangelie der natuur en over de missie van de mens op aarde 2 Magnetisme 3 Elektriciteit 4 De grot van Adelsberg 5 Vlinder en zwaluw

Transcript of Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel...

Page 1: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Scheppingsgeheimen

Mededelingen over dingen van de natuurdoor de innerlijke stem van de geest

Ontvangen doorGottfried Mayerhofer

Oorspronkelijke titel:Schöpfungsgeheimnisse

Kundgaben über Dinge der Natur

Durch die innere Stimme des Geistesempfangen von

Gottfried Mayerhofer

4e druk, Lorber-verlag BietigheimISBN 3-87495-167-7

Vertaling: Auke van Gemert 1997

INHOUD

Deel I

Voorwoord

hfdst. 1 Het evangelie der natuur en over de missie van de mens op aarde2 Magnetisme3 Elektriciteit4 De grot van Adelsberg5 Vlinder en zwaluw6 Vergeetmijnietje en ratelslang7 Tyfoon of een reuze-waterhoos in de Stille Oceaan8 Lucht, water, aarde en vuur9 De appel10 Van de nacht naar het licht I. De bloem

Page 2: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

11 II. Een jakobsladder12 III Vervolg

13 De schepping van de materiële en geestelijke wereld14 Het ei15 Regen I16 Regen II17 De mens en de schepping I18 De mens en de schepping II19 De waterval20 Een woord voor kortzichtigen

Deel II

21 De scheppings-piramide22 Bij de scheppingsgeschiedenis23 Het kruis in de schepping24 Schoonheid25 Licht I - Kosmisch licht, zonlicht, sterrenlicht26 Een blik op Orion, Sirius en de Plejaden I27 Een blik op Orion, Sirius en de Plejaden II28 Licht II29 Licht III - Aanvullingen30 Het oog31 De sterrenhemel32 De schroef33 Mikro- en makrokosmos34 Oerschepping van de mensenziel35 God is liefde!36 Tijd

AANHANGSEL

A. Over het kennen van God en de drie-eenheid in God en mensB. Wat is waarheid?C. De innerlijke levensvoltooiing van de mens en de drie graden daarvanD. Jezus - de Naam van alle namen

Het geheim van de menswording van God in Jezus

OVER HET LEVENDE INNERLIJKE WOORD VAN GOD IN DE MENS

Jakob LorberGottfried Mayerhofer

Page 3: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Leopold EngelJohanne Ladner

VOORWOORD

Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari 1872: “Het was de liefde die alles schiep, alles in stand houdt en alles vervolmaakt. Zonder deze liefde zou er geen zon schijnen, zonder liefde zou er geen warmte zijn, geen leven. Zij is de grote drijfveer die ernaar streeft alles in de richting van zijn doel wil leiden. Kijk naar Mijn hele schepping! Waar je maar naar een voortbrengsel ervan wilt kijken, zul je inzien - juist door de volmaaktheid, zowel in het kleinste als in het grote - dat de schepper, die steeds aan zichzelf gelijk blijft, alles met even liefhebbende armen omvat. Of je nu opstijgt naar die ruimten waar miljoenen jaren niet toereikend zijn om vandaar een lichtstraal naar je toe te sturen, of afdaalt in de kleinste atomen van de oneindige ether: je zult dezelfde liefhebbende schepper aantreffen... beschouw mij dus als eeuwig liefhebbende God..., dan zul je in de materiële natuur overal de stem van de liefde ontdekken. Deze zal je in de warme zonnestraal, in het zachte suizen van de milde voorjaarslucht en in de lichtstraal die vanaf vele miljoenen mijlen verwijderde sterren je oog bereikt altijd weer hetzelfde zeggen: God is liefde!

Gottfried Mayerhofer (1807-1877)

In het zevende jaar na het overlijden van Jakob Lorber ontving Gottfried Mayerhofer in Triëst, in maart 1870, als voortzetting van de Nieuwe Openbaring het eerste dictaat van de Heer.

Geboren in München, als zoon van een officier, begon Gottfried Mayerhofer eveneens aan een militaire loopbaan. Hij hield echter ook voordrachten over wiskunde, hij musiceerde en componeerde, en ontwikkelde zich in het landschapsschilderen.

Toen de Beierse prins Otto koning van Griekenland werd, meldde Mayerhofer zich als majoor vrijwillig aan bij zijn persoonlijk gevolg, en kwam zo naar Griekenland. Daar trouwde hij met de dochter van een Atheense groothandelaar, Aspasia van Isay.

Enkele jaren later verplaatste zijn schoonvader zijn handelsonderneming naar Triëst. Op aandringen van Aspasia, die sterk aan haar vader hing, nam Mayerhofer ontslag uit zijn militaire dienst aan het Griekse koningshof, en de hele familie verhuisde naar Triëst. Maar omdat Griekenland geen pensioenen betaalde naar het buitenland, had Mayerhofer nu geen vast inkomen meer. Om financieel echter niet geheel van zijn vrouw afhankelijk te zijn, wijdde hij zich aan de hand van zijn talrijke uit Griekenland meegebrachte schetsen nu echt intensief aan het landschapsschilderen.

Page 4: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Doordat hij de naar Triëst verhuisde militaire arts dr. Waidele kende, die in Graz tot de nauwere kring rond Jakob Lorber had behoord en daarna ook in Triëst ijverig voortging Lorber-teksten over te schrijven, raakte Gottfried Mayerhofer bekend met de Nieuwe Openbaring. En om mee te helpen aan de verdere verspreiding van dit 'nieuwe licht' dat hem enthousiast maakte, begon ook hij Lorber-teksten (meestal vanuit het handschrift van Waidele) over te schrijven. Zo werd Mayerhofer ook geestelijk gewekt en voorbereid tot een werktuig van de Heer.

Door dr. Waidele werd ook de al jaren ernstig zieke marinearts uit Triëst, dr. Medeotti, naar Lorber gebracht; hij werd, na een succesvolle toepassing van de zonnekuur van Lorber, eveneens een vurig aanhanger en apostel van de Nieuwe Openbaring.

In die tijd werkte echter ook de latere uitgever van de Nieuwe Openbaring en grondlegger van het 'Lorber-Verlag' te Bietigheim, Christoph Friedrich Landbeck, in Triëst. Deze had zich steeds beziggehouden met de mystieke kant van het leven; hij werkte echter in wat hij als zijn beroep geleerd had, als letterschilder, en wel in dezelfde werkplaats waar Gottfried Mayerhofer de doeken voor zijn olieverfschilderijen liet vervaardigen. Zo kwam het in het voorjaar van 1870 tot een persoonlijke kennismaking van de destijds dertigjarige Landbeck met de 'oude majoor'. Deze schonk hem het kleine Lorber-geschrift 'De vlieg' en won de jonge vriend, die toen nog 'naar de sluitsteen van zijn wereldbeschouwing zocht’, eveneens voor het 'nieuwe licht'.

Nu was er dus een stevige band geknoopt tussen Lorber en de voorlopig nog kleine gemeenschap in Triëst.

In deze tijd had Gottfried Mayerhofer door het schrijfwerk in de avond en vaak ook nog 's nachts - want het daglicht behoorde het schilderen toe - een oogkwaal opgelopen en moest aan staar geopereerd worden. Daarop besloot Landbeck zijn letterschilderen op te geven en zich geheel in dienst te stellen van de Lorbergemeenschap in Triëst. Hij schreef nu op wat Mayerhofer hem dicteerde en magnetiseerde ook in opdracht van de Heer zijn ogen, opdat ze niet slechter zouden worden. Tussendoor bezocht en 'bediende' Landbeck ook de patiënten van dr. Medeotti.

In maart 1870 ontving Gottfried Mayerhofer voor het eerst een mededeling van de Heer. In de volgende zeven jaar tot aan zijn overlijden op Goede Vrijdag 1877 ontstonden vervolgens, naast talrijke gelegenheidswoorden, de beide grote cycli 'Geheimen des levens' en 'Geheimen der schepping', evenals de unieke verzameling van 53 'Predikingen van de Heer' voor alle zondagen van het kerkelijk jaar.

Over de toedracht van de inspiratie en het schrijven bericht Landbeck in zijn levensherinneringen, dat Mayerhofer het te beschrijven materiaal gewoonlijk bij het wakker worden aanvankelijk als in een levend beeld of als panorama in een heerlijke helderheid geestelijk mocht aanschouwen. Gedurende het latere opschrijven in een ononderbroken pennestroom verbleekten deze visioenen. Dikwijls was het Gottfried Mayerhofer ook gegeven de geestelijke mensen achter het natuurlijke omhulsel te zien. Bovendien getuigt Landbeck ook van Mayerhofers 'gave om te genezen, tot veler heil'.

Toen de eerste uitgever van de Lorber-geschriften, Johannes Busch in Dresden, in het jaar 1877 (destijds al een grijsaard van vierentachtig jaar) na een arbeid van

Page 5: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

zeven jaar het drukken van het gehele Johannes-werk had voltooid en daarbij in erge geldnood was geraakt, sprong Mayerhofer helpend en reddend in; ondanks zijn zieke ogen was hij toch weer begonnen te schilderen om middelen voor Dresden te verschaffen. Als getuigen van deze liefdesdienst voor het werk van de Nieuwe Openbaring bevinden zich nog heden ten dage drie olieverfschilderijen van zijn hand in het bezit van het 'Lorber-Verlag' te Bietigheim.

De teksten van de beide natuur- en tegelijkertijd geesteswetenschappelijke cycli van Gottfried Mayerhofer, de 'Geheimen des levens' en 'Geheimen der schepping' (waarvan ettelijke diktaten ontstonden naar aanleiding van mondelinge of schriftelijke vragen) bezaten reeds in hun tijd de hoogste actualiteit, waaraan ze tot op heden niet hebben ingeboet!

Het was het tijdperk van de regelrecht explosieve ontplooiing van alle natuurwetenschappelijke disciplines. De wetenschap waande zich op een onvergelijkelijke overwinningstocht, de ene uitvinding volgde op de andere, het verstand en daarmee het materialisme vierden triomfen. Echter, alles wat voor de vijf zintuigen van de mens niet direct of tenminste via experimenten toegankelijk was, werd genegeerd en was niet in tel.

Uit deze geestelijke situatie van de late negentiende eeuw - die zich in onze tegenwoordige tijd weliswaar langzamerhand begint te wijzigen, maar zich nog altijd overwegend naar het zuiver materialistische wereldbeeld oriënteert - begrijpen wij de onvermoeibare indringendheid, waarmee de Heer ons via Gottfried Mayerhofer de geestelijke dimensies van al het levende in steeds weer nieuwe aspecten en diepgaande uiteenzettingen heeft onthuld, en waarmee Hij ons er bewijzen voor aandraagt hoezeer de materie toch 'niets' is; de materie waarin de mens zich in minachting voor de goddelijke zijnsordening heeft ingegraven en zich zelfs, in geestelijke zin, tegenwoordig reeds begraven heeft.

Moge het woord van de Heer, dat ons via Gottfried Mayerhofer in deze pakkende en deels zelfs adembenemende teksten is geschonken, als een ware genadegave voor onze tijd begrepen worden; moge het nu eindelijk wijd en zijd gehoord en ter harte genomen worden, opdat 'het oude, reeds lang vergeten en ondermijnde bouwsel van het geestelijke mensenleven weer opgebouwd wordt!'.

H.E. Sponder

Hoofdstuk 1

Het evangelie der natuuren over

de missie van de mens op aarde

(ontvangen 22 januari 1872)

Page 6: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Mijn lieve zoon, je hebt je geesteszuster een lange brief geschreven1, en wel vanuit het standpunt van jouw kennis; zij kan je als vrouw daarop geen antwoord geven. Omdat zij zich beklemd voelde tussen niet kunnen en toch graag willen, wendde ze zich tot Mijn schrijver met het verzoek om aan Mij lering en advies te vragen, opdat aan jou recht wordt gedaan.

Welnu, je zegt in je brief dat je hierover graag een antwoord en een oordeel van een meester zou willen vernemen; Ik neem het dus op me om met jou op een theologische kwestie in te gaan, opdat je je Meester mag erkennen die jou, evenals alle levende en denkende wezens van de hele schepping, zeker antwoord kan geven op je vragen.

Voordat Ik echter op de eigenlijke inhoud van je brief inga, moet Ik je eerst helpen je twijfel opzij te zetten, als zou het woord dat Ik je hier geef niet direct van Mij afkomstig zijn, maar ofwel slechts een menselijk bedenksel ofwel een woord dat gedicteerd is onder invloed van een hogere geest.

Niet alleen in je eigen brief erken je dat je ook niet alles wat je schrijft, zelf hebt bedacht. Ook het lichtende en veelomvattende, nieuw geopenbaarde Grote Johannes Evangelie dat je onlangs nog hebt gelezen, dit 'bedenksel', accepteer je niet helemaal als van Mij afkomstig. Je gelooft dat het voor leerlingen is geschreven, niet voor - zoals jullie dat noemen - diep ingewijden in de godgeleerdheid; het zou veel te zoet zijn, hoogstens voor kinderen, leken en onmondigen, maar niet voor mannen geschreven!? Hier vergis je je geweldig! Deze vergissing bij jou recht te zetten en de waarheid vast te stellen, namelijk dat alles wat je zojuist hebt gelezen alleen van Mij en van niemand anders is, is Mijn eerste bedoeling. Daarna zal Ik dieper ingaan op je lange brief, om ook jou een licht te geven als de morgenzon, die je door het materiële leven moet leiden naar de geestelijke hemel.

Zie je, Mijn zoon, er leeft in jou een geest, die je ziel boven die van het dier verheft en je tot een vrij mens maakt, terwijl het dier aan de leiband van zijn instinkt naar zijn bestemming wordt geleid.

Deze geest nu, een vonk uit Mij, die Ik volgens Mozes de eerste mens inblies en door welke Ik de mens, afgezien van zijn uiterlijk, naar Mijn evenbeeld geschapen heb, deze geest is de middelaar tussen Mij, Mijn geestenrijk en de mens.

Door middel van deze geest spreek Ik tot de mens in zijn hart; Ik vermaan, geef raad en troost. En dit is iets wat zich ondanks de afkeer van velen niet zomaar laat wegredeneren; daarom noemen jullie het ook 'geweten', omdat het een zeker 'weten' is.

Door deze stem gaf Ik de profeten in het Oude Testament Mijn wil te kennen, en door deze zelfde stem leid en stuur Ik nu de mensheid naar haar naderende einddoel, de schifting. Want de tijd is gekomen dat spoedig het kaf van het koren gescheiden wordt; daarop duiden de politieke, wereldlijke en geestelijke omwentelingen die op jullie hele aarde merkbaar zijn.

Voor dit doel - Mijn directe mededeling - diende Mij ook een man van eenvoudige karakter, die zich meer dan anderen aangewend had om naar zijn innerlijke stem te luisteren en leerde de fantasiebeelden van zijn hersenen te 1 Het gaat hier om een geleerd kath. theologisch schrijver

Page 7: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

onderscheiden van Mijn stem van liefde. Hij was dus geschikt om alles op papier te zetten wat niet alleen bestemd is voor de kleine kring van lezers die deze geschriften nu kent, maar voor de hele mensheid om als het toekomstige geloofssysteem te dienen. Dat zal enkel gebaseerd zijn op Mijn eigen uitspraken tijdens Mijn leven op aarde; het zal de eredienst en het hele leerstelsel van de religie terugbrengen naar datgene, zoals Ik het eens aan Mijn apostelen, eenvoudige mensen uit het volk, heb gegeven. Want je kunt je toch wel voorstellen dat Ik niet voor niets naar jullie aarde ben afgedaald en jullie het voorbeeld van de grootste verdeemoediging en opoffering gegeven heb.

Deze mededelingen aan voor Mij geschikte mannen en vrouwen zijn sinds Mijn hemelvaart steeds met tussenpozen herhaald; steeds waren er mensen die helderder zagen dan anderen. De door hen nagelaten mededelingen zijn natuurlijk steeds afgestemd op de tijd en opvattingen van het volk waarmee ze leefden, zodat hun taal in verschillende eeuwen onderling van elkaar afweek. Bij jullie zijn toch ook de boeken die voor kinderen bestemd zijn in een andere taal geschreven dan die welke wellicht over hetzelfde onderwerp gaan en voor volwassen mannen geschreven zijn.

Als het volk in de kinderschoenen stond kreeg het kindersprookjes en vertellingen, waarachter de eigenlijke wijsheid verborgen werd; was het volk in de mannenleeftijd, dan kreeg het verkondigingen die bij een helderder geest pasten. Steeds was het echter een en dezelfde bron, steeds was het Mijn directe mededeling die, langzaam op de mensen inwerkend, hen zo voorbereidde op de overgang van het ene niveau naar het andere. Nadat de genoemde schrijver door Mij weggeroepen werd, heb Ik voor de huidige tijd weer een andere uitgezocht, die de eigenschappen bezit om Mij en de mensheid door deze mededelingen tot nut te zijn. Door hem ontvang je deze nu regels die - rekening houdend met je goede eigenschappen en je ijverig zoeken naar licht - je niet alleen Mijn wil bekend maken, maar daarnaast ook aan de grote stroom van geleerdheid die je uit je (theologische en filosofische) studie geput hebt een zekere begrensde bedding zullen bieden. Zo zullen ze je door een geregelde loop van je levensstroom langzaam naar de zee van het eeuwige licht en de eeuwige zaligheid en verrukking terugleiden.

Welnu, je hebt zeer veel teksten uit het Oude en Nieuwe Testament aangehaald om je geestelijke richting en je persoonlijke zienswijze te rechtvaardigen. Ik wil dus net zo met een gezegde uit Mijn aardse leven beginnen; een gezegde wat hier het beste past en het belangrijkste en eerste is: "Als gij niet wordt als dezen hier (namelijk de kinderen), zult gij het rijk der hemelen nooit binnengaan!".

Zie, deze uitspraak is de eerste die Ik ter nadere overdenking in je hart leg; word kind en laat de mannenkost liggen, blijf bij het eenvoudigste! En zoek niet ver weg wat zo dicht bij je is.

Kijk eens, je hebt de Drie-eenheid, de scheppingsgeschiedenis, de persoonlijkheid van Christus, Zijn geboorte en nog veel andere dingen uit de oude kerkvaders geciteerd. Je hebt deze verklaringen, die vaak zeer scherpzinnig waren, willen aanvoeren als bewijs van enkele thema's, namelijk de goddelijkheid van Christus, het bestaan van God, Zijn geestenrijk, en zo meer. Toen je deze verklaringen in de oude boeken van de kerkvaders las schenen deze je zeer geestrijk, zeer waar toe; en waarom? Omdat ze beantwoordden aan de wetten van je verstand. Ik moet je echter zeggen dat al deze oude schrijvers en verklaarders van Mijn woord,

Page 8: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

zowel van het Oude als het Nieuwe Testament, enkel als het ware knaagwormen waren. Ze zijn wel door de ruwe en materiële bast van de levensboom gedrongen en hebben zich ingegraven aan de binnenkant daarvan; ze vermoedden namelijk dat er nog iets beters en fijners achter en onder deze bast verborgen moest liggen. Ze vermoedden ook dat zij, hoe verder ze zoals de knaagwormen in een boom erin zouden doordringen, zelf des te meer vergeestelijkt zouden worden door de steeds fijnere voeding. Alleen, het verging hun net als de knaagwormen in een boom: ze konden niet te diep in de boom doordringen, omdat de kost hun niet meer beviel. Alle onderzoekingen en verklaringen kwamen dus altijd maar weer voort uit dezelfde sfeer; ze wierpen niet voldoende licht op de twijfel van een zoekende ziel en dreven de zoekenden enkel rond in een cirkel, rondom een middelpunt dat allen wel vermoedden, maar waarvan niemand in staat was het te bereiken.

Aangezien Ik echter geheel van andere inzichten uitga en verder zie dan alle bijbeluitleggers wil Ik jou, in plaats van weer een boek van een profeet of een oude kerkvader open te slaan, Mijn eigen boek ter lezing aanbevelen, namelijk het boek van Mijn zichtbare en onzichtbare natuur. Ik zal je daarin precies datgene laten zien wat jij door bijbelverklaringen wilde bewijzen en wat je daar steeds opnieuw en altijd weer vinden kunt, namelijk dat Ik, God, de liefde ben, Mijn Zoon de wijsheid en de Heilige Geest de verbinding tussen beiden is, om de schepping ten uitvoer te brengen.

Zie je, Mijn kind, Ik schiep het hele universum met al zijn levende wezens omdat ik, als de liefde zelf, door anderen geliefd wilde zijn; want liefde zonder een voorwerp daarvan is een onmogelijkheid. Mijn liefde dus, deze onbegrensde, goddelijke, door jullie schepselen niet te bevatten liefde schiep wezens en werelden, grote materiële en geestelijke rijken waar intelligente wezens de schepper zouden leren liefhebben door zich over de scheppingen te verheugen , en op die manier Mijn liefde zouden beantwoorden.

Deze goddelijke onbegrensde liefde moest echter ook een doel, een 'waarom', een 'tot hiertoe en niet verder' hebben; en dit begrenzende was de wijsheid. Liefde gepaard met wijsheid, waren derhalve de factoren die ideeën deden rijpen tot schepping, en de geest der instandhouding bekroonde het werk met het stempel van de oneindigheid. Want wat een God geschapen heeft moet eveneens goddelijk zijn, en wat een oneindig wezen tot leven riep, moet evenzeer oneindig zijn.

Zo werd de grote drie-eenheid gegrondvest, welke zich in het materieel-zichtbare eveneens uitdrukt door drie dingen: als lengte, breedte en dikte, of als vorm, inhoud en dichtheid of - zoals bij de mens - als geest, ziel en lichaam, en in ieder geschapen ding als uiterlijk, innerlijk en binnenste.

Alles, alle voortbrengselen van de aarde, zowel erbinnen als erbuiten, huldigt deze drie-eenheid.

Het was dus de liefde die alles schiep, alles onderhoudt en alles vervolmaakt. Zonder deze liefde zou er geen zon schijnen; zonder liefde zou er geen warmte zijn, geen leven. Zij is de grote drijfveer, die alles in de richting van zijn doel wil leiden. Kijk naar Mijn hele schepping: waar je maar naar een voortbrengsel ervan wilt kijken, zul je inzien - juist door de volmaaktheid, zowel in het kleinste als in het grootste - dat de schepper, die steeds aan zichzelf gelijk blijft, alles met even liefhebbende armen omvat.

Page 9: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Of je nu opstijgt naar die ruimten waar miljoenen jaren niet toereikend zijn om vandaar een lichtstraal naar je toe te sturen, of afdaalt in de kleinste atomen van de oneindige ether: je zult dezelfde liefhebbende schepper aantreffen.

Kijk, jouw kleine aarde cirkelt om de zon, en deze weer met al haar planeten om een andere grotere zon, samen met andere zonnesystemen; deze centraalzon draait met haar gevolg weer om een nog grotere, en zo gaat dat voort tot het hele wereldsysteem opgevuld en geordend is, zoals je voor een deel aan de nachtelijke hemel kunt zien.

Zoals deze grote sterrenhemel slechts een systeem op zichzelf is, zo bestaan er nog vele miljoenen, waarvan jullie er enkele onder de naam 'nevelvlekken' kennen. Wanneer je nu deze sterrenwerelden volgt en altijd maar weer nieuwe zult ontdekken, dan zul je aan het eind ervan op een ander rijk stoten, waar al deze voorafgaande voortbrengsels hun geestelijk evenbeeld hebben; daar zal langzamerhand de hele schepping, die zich voortdurend vergeestelijkt, uiteindelijk in opgaan, om daar een nieuwe cyclus van scheppingen, maar alleen geestelijker, op gang te brengen.

Welnu, in dat geestelijke rijk waar alles in zijn hoogste potentie aanwezig is, daar is ook mijn zetel. Van daar uit regeer Ik, van daar uit zond Ik Mijn zoon, de wijsheid, helemaal hier naar beneden op deze kleine zandkorrel, om voor alle geesten en wezens tot voorbeeld te dienen wat de liefde vermag, wanneer het om een hoog, groot doel gaat. Voorbijgaand aan alle andere zonnen en werelden - waar mensen leven van een voor jullie onvoorstelbare grootte, geest- en lichaamskracht, in een wereld vol wonderen - moest Mijn eigen goddelijkheid tot de grootste verdeemoediging afdalen. Deze verdeemoediging moest volvoerd worden op een ster, die kleiner is dan een zandkorrel in de zee; waarvan de bewoners qua uiterlijke afmetingen lijken op infusiediertjes maar niettemin de grootste geest in zich dragen, zoals bij jullie een zenuw precies daar waar hij uitloopt in de fijnste vertakkingen het grootste gevoelsvermogen voor genot of pijn heeft.

Naar deze donkere aarde daalde Ik (als goddelijke wijsheid, als leraar) eens af, ontdeed Mij van het goddelijke, begon als een onmondig kind in de meest behoeftige omstandigheden, en besloot dit aardse leven met de onterende dood aan de schandpaal. En dat alles uit liefde, om Mijn geesten te tonen wat een geestelijk wezen moet doen om eenmaal aan Mij gelijk te worden.

Ik kwam op jullie aarde om, zoals je zelf zegt, 'het morgenrood van een nieuw aanbrekende dag' te verkondigen; de dag van de liefde, de dag van vrede en verzoening, de dag die de waardigheid van Mijn in jullie gelegde goddelijke vonk tot haar recht doet komen.

Begrijp die liefde; die opofferende liefde zonder enige bijgedachte! Hou die in gedachten, opdat ook jouw hart zich verwijdt, zich over de hele mensheid uitbreidt en jou in je medemensen slechts verdwaalde kinderen doet zien; laat die liefde je verwarmen en de grondslag zijn voor al je handelingen. Dan word je opnieuw geboren; je wordt weer een kind dat met vertrouwen naar zijn Vader opkijkt en alles van hem aanneemt, wat er ook komt, omdat het weet dat de Vader niet straft of zich wreekt, maar alleen vergeeft en vergeet.

Beschouw Mij dus als eeuwig liefhebbende God, als zacht- en deemoedige Jezus; volg Mijn voetstappen, dan zul je in de materiële natuur overal de stem van de liefde ontdekken. Deze zal je in de warme zonnestraal, in het zachte suizen van de

Page 10: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

milde voorjaarslucht en in de lichtstraal die vanaf vele miljoenen mijlen verwijderde sterren je oog bereikt altijd weer hetzelfde zeggen: God is liefde!

Op je wandelingen zullen de vogels in de lucht en de bloemen op de aarde je toeroepen: "Word jij ook wat wij zijn: schepselen die volkomen aan hun doel beantwoorden!". Wanneer eenmaal deze liefde je gemoed vervult, wanneer je Mijn grote woord van liefde aan jullie begrepen hebt, spreid dan je armen uit naar de hele wereld: alles zal je roziger en vreedzamer voorkomen en je zult harmonie ontdekken waar je tevoren nauwelijks afzonderlijke tonen waarnam; opnieuw geboren zul je Mij en je medemensen in een totaal ander licht zien, omdat het boek van Mijn schepping leesbaar, begrijpelijk voor je is geworden. Dan zul je pas beseffen dat je dit beeld van de liefde al heel lang in je eigen borst draagt, maar het enkel niet kon verstaan, niet wist te duiden. Dan zul je je kerkvaders wel laten rusten, terwijl je achting houdt voor hun streven; maar Mijn levensboek zullen ze nooit kunnen verdringen!

En waarom schiep Ik de hele natuur eigenlijk? Waarom versierde Ik haar met zoveel bekoorlijkheden? Wel daarom: opdat Mijn kinderen Mij, de gever, daardoor allereerst als schepper achting zouden toedragen en vervolgens als Vader zouden leren liefhebben. Zie je: zoals een dauwdruppel op een blaadje de hele hem omgevende wereld weerspiegelt, zo moet je innerlijk door de hemelse vrede die daar ingedaald is de hele harmonie van Mijn schepping weerspiegelen; en dan zul je voelen wat het betekent: "de reine is alles rein".

Zo toegerust, met deze grote liefde, moet je zorgen voor je medemensen, voor de zielen van de aan jou toevertrouwde mensen; zo, in deze betekenis, moet je 'zielzorger' worden. In deze geest zal, wanneer je je misoffer aan Mij opdraagt, het 'dominus nobiscum'2 en 'pax nobiscum'3 tot een ware zegen voor je gemeente worden, wanneer je haar ook geleerd hebt om vanuit het materiële leven het geestelijke, en uit het praktische leven het zieleleven te ontwikkelen en zich zo te verbeteren.

Zo sta je als priester, als arbeider in Mijn wijngaard, op de juiste plaats en Ik zal jou en allen die je naar Mij toe zult leiden met gelijke maat en gewicht belonen, d.w.z. ze zullen allemaal in Mij de Vader, de liefhebbende Jezus als heiland vinden, die hun last zal afnemen en hun wonden genezen!

Neem dus Mijn wereld als het grote evangelie ter hand en kijk daarin hoe Mijn liefde daar alles wijs geordend heeft, hoe alles daarin bedoeld is om aan de mens, als einddoel van alle scheppingen op elk aarde-, zonne- of kometenlichaam, zowel in het kleinste als in het grootste Mijn liefde, Mijn wijsheid en Mijn scheppergeest te tonen; de geest die al deze wonderen schiep om bij de intelligent denkende wezens dezelfde aandrang op te wekken die in de schepper en Heer van alle schepselen Zijn enige 'Ik' uitmaakt.

Uit liefde schiep Ik deze werelden, opdat door het begrijpen van het geschapene deze liefde weer tot Mij zou terugkeren. Zie, de boom des levens heeft, net als de voor jou zichtbare boom op aarde, haar wortels in het materiële. Daar tracht de wortel, net als bij elke andere boom, datgene uit het hem omgevende aarderijk te trekken wat voor de opbouw van zijn eigen individualiteit nodig is. De ziel van de

2 De Heer zij met ons

3 Vrede zij met ons

Page 11: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

boom leidt dit opgezogene naar boven, uit het duister naar het licht, uit de kou naar de warmte, uit het grove naar de fijnere, lichtere aarde-lucht. Hoe hoger deze sappen komen en in de schors en het celweefsel verwerkt worden, hoe meer ze het vastere achterlaten en het fijnere naar voren brengen, des te meer treedt de invloed van de aarde terug en laat de machtiger invloed van licht, lucht en warmte zich gelden. De producten van het proces worden steeds fijner, steeds lichter; alles dringt toe naar een nauwere, directere inwerking van de substanties uit Mijn hemel. Het hout van de stam wordt al zachter in de takken; de voorbereidingen tot de ontwikkeling van blad, bloesem en het einddoel: de vrucht, worden versneld. Zo ontstaat alles, het een uit het andere, tot het als vrucht aankomt bij het einddoel van zijn bestemming. Deze moet dan voor andere doeleinden en in andere vormen een soortgelijke kringloop door middel van de stofwisseling ondergaan om een ander, geestelijker niveau te bereiken.

En zoals het hele plantenrijk deze weg gaat, zo gaat ook de mensenziel op haar eigen wijze deze weg, als ze ooit tot Mij wil geraken.

Ook zij moet uit het gewone leven (materie) het geestelijke opzuigen, het verfijnen en vergeestelijken. Ze moet, steeds hoger stijgend, naar bloei en vrucht streven, opdat ook zij, wanneer haar tijd van het beproevingsleven voorbij is, in het generzijdse onder andere omstandigheden met gemak de verdere en grotere weg kan opgaan.

Als je Mijn natuur met geestelijke ogen zou willen bekijken, hoeveel aanwijzingen en geestelijke overeenkomstigheden zouden je daar niet laten zien waartoe Ik eigenlijk de materiële wereld en waartoe Ik jullie, mensen, heb bestemd. Alles wat je lichamelijk inde natuur ziet, is geestelijk uitgedrukt in de levensloop van de mensheid, de volkeren en het enkele individu.

In de natuur zie je het worstelen naar licht, naar vrijheid, naar vervolmaking; naast het ontstaan en vergaan, eeuwige wisseling van stof, eeuwige strijd, zie je altijd weer een geestelijk resultaat uit materiële vernietiging naar voren treden. De mensheid volgt sinds haar ontstaan dezelfde weg als de sappen van de boom, van nacht naar licht, en zo ontstond haar cultuurvormende beweging; zo was de cyclus van geestelijke trappen die haar rijp maakte door Mijn nederdalen voor te bereiden en noodzakelijk te maken. De mensheid gaat dus tussen ontstaan en vergaan, tussen strijd, nederlaag en overwinning door toch voorwaarts naar het doel waartoe Ik haar geschapen heb.

Zoals het gaat met volken, elk naar zijn geestelijke rijpheid, zo gaat het ook met de enkele mens die zich een weg baant tussen vreugde en lijden, verkeerde en juiste inzichten en waan en waarheid door. Zo was zelfs Mijn eigen korte levensloop op aarde: tussen verachting, strijd en lijden, tussen wraak, haat en vervolging door steeds de banier van geestelijke vrijheid en goddelijke waardigheid van de mens hoog boven alle plagen van het aardse leven omhoog heffend, bezegelde Ik Mijn missie met Mijn glorierijke wederopstanding! Ik riep aan het kruis de mensen en volken het "Het is volbracht!" toe. Dat had echter alleen voor Mij waarde en zin, omdat Ik het 'volbrengen' hunnerzijds in de toekomst aan henzelf moest overlaten, alhoewel Ik hen ondersteun bij hun streven ernaar.

En zoals Ik gedurende Mijn leerjaren door al deze bittere strijd heen moest gaan en Mijn kruis gewillig droeg, zo moeten ook nu alle mensen, ieder op zich en allen

Page 12: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

tezamen, evenzeer door strijd en lijden geleid worden naar de overwinning, de glorierijke opstanding.

Kijk eens naar de huidige wereldgebeurtenissen, de verwarring in de meningen en zienswijzen in religieus opzicht: alles stuurt aan op zuivering, op zekerheid; alles wil van de nacht naar het licht! Leer ook jij dus in Mijn grote boek te lezen; leer in te zien dat er overal, in het materiële en geestelijke rijk, slechts één wet en één doel is. Dat doel is: aan alles wat men doet, ziet, spreekt en beleeft een geestelijke waarde te ontlenen en alles op mij te betrekken; want alleen van Mij kwam alles, en naar Mij wil alles terug!

Jullie hebben voor jullie God gebedshuizen gebouwd en hebben daar een ceremoniële cultus ingevoerd, waarin deze God vereerd zou moeten worden. Leer nu door Mijn woorden aan jou inzien dat Ik niet in die gebedshuizen ben, en ook niet in die ceremonieën, wanneer jullie Mij daar niet in je hart meebrengen.

Mijn gebedshuis is de hele schepping die jullie - of je dat nu wilt of niet - steeds toeroept: "God is liefde!". Zodra dus de mens de taal van Mijn natuur heeft geleerd, dan zal hij ook in een voor gebedsdoeleinden gebouwd huis met meer aandacht, en niet uit gewoonte voor Mij verschijnen. Zelfs de celebrerende priester zal zijn eigen functie als mislezer aandachtiger uitvoeren, wanneer hij zich de schepper herinnert die hem bij iedere ademtocht met duizend genadegaven overstelpt. De priester zal dan pas begrijpen welke verantwoordelijkheid er op hem rust om hen, die onder hem gesteld zijn, op de geestelijke weg voorwaarts te brengen. Mijn liefde in haar gehele omvang kennend zal hij dikwijls beschaamd naar Mij opkijken, wanneer in de mooiste en meest oprechte zielenaandrang om het beste te willen, zijn hoop niet gerealiseerd wordt! Alleen hij weet dat de uitspraak die Ik als mens in de tuin van Getsemane gedaan heb ook voor hem moet gelden. Ook hij moet zeggen: "Niet mijn wil, maar - o Heer - Uw wil geschiede!".

De overgave die in deze woorden ligt zal hem zijn vertrouwen in Mij teruggeven en zijn bewustzijn versterken. Want hij weet: ja, de liefde die in de hele natuur van zich doet spreken en onder verwoesting en vernietiging, onder ellende en ongeluk enkel zegen teweeg brengt, deze liefde kan niet wankelen, niet misgrijpen!

En wanneer hij dan vaak 's avonds na zielsvermoeiende arbeid zijn blik omhoog richt naar de met sterren bezaaide hemel, wanneer hij deze vele duizenden liefdesvlammen in de grote ether ziet, als lichte oliedruppels die op het water drijven, wanneer dit onmetelijke boek van Mijn schepping zich toont; dan, wanneer hij, bevangen door deze grootheid, gedwongen wordt tot de uitroep: “Heer, wat ben ik, dat U aan mij denkt!", dan laat Ik een straal van rust in zijn hart neer terwijl Ik hem antwoord: "Jij bent en moet worden tot 'Mijn kind', kind van juist deze grote schepper! Open daartoe je hart, verwijdt het, opdat de gedachte aan Mijn schepping, de gedachte aan Mijn oneindige liefde daar een plaats vindt! Spreid ook je armen uit en omvat geestelijk al het geschapene; alles is een product van Mijn liefde, alles heeft tenminste een vonk van Mijn Ik in zich! Eer mijn schepping; zo eer je Mij, en jezelf!".

Laat deze alomvattende liefde haar intrek nemen in je hart. Laat deze grote gedachten aan het alomvattende plaatsnemen in je hart; dan zul je alles wat in heldere taal, in gelijkenis of bedekte toespeling in het Oude of Nieuwe Testament verborgen ligt helder, met onuitwisbare letters, voor je zien in al het geschapene. En zelfs zul je

Page 13: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

in je eigen ik weer kunnen lezen en erkennen wat in het kort de betekenis van al deze vele woorden is, namelijk: "God is liefde"; uit liefde schiep Hij jou, en door liefde zal Hij jou weer naar zich terugleiden.

Denk hierover na en word kind, en wel Mijn kind! Dat is je opgave, die Ik je als beproeving gegeven heb om op deze aarde op te lossen! Amen!

Hoofdstuk 2

Magnetisme

(ontvangen 22 oktober 1870)

Vanmiddag werd deze kwestie al ter sprake gebracht, en aangezien de bespreking van dit onderwerp - dat wil zeggen onder Mijn handen - deels op jullie ideeën, deels echter ook op het eigenlijke onderwerp enige lichtstralen zouden kunnen werpen die jullie tot nut en lering zouden moeten dienen, wil Ik je er een paar woorden over zeggen.

Al in eerder dictaat4 heb Ik jullie gezegd wat magnetisme eigenlijk is, namelijk: Mijn wil. Alleen is magnetisme een kracht die jullie niet alleen aantreffen in metalen en stenen, maar die zich ook manifesteert in dieren en uiteindelijk eveneens in het menselijk organisme.

Het gaat enkel hierom: wat is nu eigenlijk dit magnetisme in mineralen en ijzer? Verder: wat is het dan in dieren? En welk verschil bestaat er in al deze vormen ten opzichte van het magnetisme dat ook in het menselijk lichaam en uiteindelijk in de ziel van de mens zelf is?

Welnu, om dit alles toe te lichten moeten we allereerst met het eerste begrip van deze kracht beginnen, zoals jullie die in het mineralenrijk gewaarworden.

De magnetische kracht is, voorzover jullie die kennen, een aantrekkende kracht; ze trekt enkel het gelijke aan, zoals het gemagnetiseerde ijzer alleen ijzer aantrekt. Er bestaan ook andere dingen die magnetische krachten vertonen, die echter niet speciaal ijzer maar ook andere dingen aantrekken; zo hebben jullie vaak spelenderwijs gezien dat bijvoorbeeld zegellak, een beetje opgewreven, een stukje papier aantrok. Precies zo hebben barnsteen en ook alle harssoorten deze eigenschap.

Welnu, deze aantrekkende eigenschap zien jullie in het klein bij een magnetische steen, bestreken ijzer of een magnetische naald; deze laatste geeft een constante richting naar het noorden aan, tot ze op een bepaald punt is aangekomen en daar, in plaats van het noorden, een punt in de aarde zelf als haar richtpunt aangeeft. Dit aanwijzen alleen al bewijst jullie dat deze kracht, die jullie 'mineraal magnetisme' noemen, in de aarde zetelt. En aangezien het enkel een aantrekkende en geen afstotende kracht is, is het zelfs in feite het enige element dat de hele aarde, tezamen met haar atmosfeer, tot een geheel verbindt.

4 Zie ‘Aarde en maan’, deel 2: ‘De maan’, hfdst. ‘Het magnetisch fluïdum’

Page 14: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Zoals Ik al eens zei, is deze kracht heus alleen Mijn wil; alleen de materiële uiting van het magnetisme moet niet meer als Mijn directe wil, maar als een van de veelvuldige ideeën daarvan beschouwd worden.

De magnetische kracht die de magnetische naald naar het noorden trekt, getuigt van de grote stroom die alles doortrekt en alles tot samenwerken dwingt. Het grote verborgen doel ligt daarin, dat elk afzonderlijk ding als deel van het geheel slechts één kracht moet volgen; jullie noemen het de 'zwaartekracht' en Ik noem het de zwaarwegende 'kracht van de liefde'.

Wat bij de hele aarde, waar alles stevig aaneengesloten zijn grote doel moet volvoeren, zonder bewustzijn gebeurt, dat is in het dierenrijk al niet meer zo stevig vastgelegd. Daar treedt het vrijer op en is slechts voor een enkel bepaald dier nodig voor zijn eigen opbouw. Daar is de eerst stomme en stringente kracht losgemaakt en verfijnd, in verband met het inwerken van het ene op het andere dier.

Naarmate echter de dieren trapsgewijs hoger stijgen en hun magnetische eigenschappen zich steeds verder verfijnen, komen ook zij uiteindelijk als laatste trap aan bij de mens; deze heeft eveneens een magnetisch aantrekkende kracht, die echter uitgebreider en verstrekkender dan die van dieren en het mineralenrijk.

De mens heeft namelijk niet alleen een van zijn lichaam uitgaand 'magnetisch fluïdum', maar heeft daarnaast ook nog een van zijn ziel afkomstig hoger - of eigenlijk van Mij stammend - erfdeel waarmee hij, als hij het zou weten te benutten, op soortgelijke wijze als Ik zou kunnen 'scheppen' en heersen!

Zijn lichamelijk fluïdum ofwel de onwillekeurig naar buiten stromende kracht, die hij echter door zijn wil nog verder uit zijn lichaam kan stuwen en kan richten waarheen hij wil, deze kracht is precies dezelfde als de kracht die - zoals ze bij de aarde alles stevig samenhoudt - ook zijn lichaam tot een geheel vormt, in zijn aderen pulseert en zelfs zijn buitenste geestelijke sfeer bepaalt. Deze macht of kracht kan hij, als vrij wezen, gebruiken zoals hij wil, ten goede of ten kwade.

In de huidige tijd is er al veel over de eigenschappen van deze kracht ontdekt, en aan enkelingen heb Ik toegestaan dat ze met deze kracht tot heil van de zieke mensheid genezend konden optreden.

Niettemin staat er boven deze kracht en alle eerder genoemde ondergeschikte niveaus nog een hogere; dit is de kracht die direct van de geest, van Mijzelf komt. Deze is net zozeer verschillend van de gewone magnetische werking als geest en materie dat ogenschijnlijk zijn.

Deze kracht, als uitvloeisel van Mijn geest, is eveneens de band die alles wat geestelijk of aan Mij gelijk is, samenhoudt. Echter met dit verschil: terwijl de natuur haar verschillende elementen onder dwang heeft samengevoegd, is bij de mens en zijn geestelijke verbindingen met andere hogere wezens en Mijzelf slechts een tedere band, de band van de liefde, om alles heengetrokken; deze kan, in plaats van door stringente wetten, alleen door liefde werken.

Wanneer dus iemand aan een ander, hetzij broeder of zuster, zijn magnetische stroom laat voelen, dan werkt alleen de lichamelijke zielskracht in op het overeenkomstige aspect in het andere lichaam: het maakt de zenuwen van de gemagnetiseerde vrij, verlicht de last van zijn lichaam en maakt de boeien ervan los. Daarom ziet en spreekt de gemagnetiseerde in een 'heldere' slaap over dingen, , die de magnetiseur misschien helemaal niet kent!

Page 15: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Zodra echter het geestelijk magnetisme - wat Mijn wil, Mijn kracht en Mijn 'zegen' is, in werking treedt, dan is het mogelijk dat niet alleen de gemagnetiseerde maar ook de magnetiseur beide in gelijke mate zielsgenot en zaligheden kunnen genieten. Want ze hebben door de geestelijke liefdesband, die zich bij deze verbinding om hun harten slingert, dezelfde zaligheden aangeboord die jullie eenmaal, als het zware omhulsel afvalt, voortdurend zullen genieten.

Begrijp dan nu het grote onderscheid tussen de verschillen in aard van het magnetiseren. Begrijp het verschil: aan de ene kant oefenen ruwere, meer ongezuiverde machten hun invloed uit, aan de andere kant waait de zuivere hemelse lucht; daar dwingt het 'moeten' van een magnetiseur de ander niet om zijn wil te volgen, maar zullen beide gezamenlijk licht proeven van het hoge genot wat iedere gerijpte mens in Mijn rijk eenmaal wacht.

Het eerste magnetisme is een uitgave van jullie levenskapitaal, het tweede het ontvangen van jullie hemelse erfdeel.

Wanneer je dus ooit je hand uitstrekt om te magnetiseren, doe dan je uiterste best om niet alleen de lichamelijke zielskracht uit je te laten stromen; maar vergeestelijk en zuiver deze door te denken aan Mij, aan Mijn woorden en Mijn liefde! In plaats van alleen anderen te verhogen zullen jullie dan eerst zelf omhoog geheven worden, de ander direct laten delen in deze gewaarwording, met hem meevoelen, en zo in dezelfde mate genieten van de zaligheden die je eens te wachten staan.

Ik heb in het begin gezegd: magnetisme is de band die alles samenhoudt en verbindt, en zo het bestaan van materiële verschijningsvormen bepaalt. Evenzo is het geestelijk magnetisme de eeuwige band die Mij voor eeuwig met Mijn geesten en Mijn kinderen moet verbinden, opdat wij eenmaal allemaal als Een samengevoegd zullen zijn door de liefde, zoals jullie compacte aarde en alle andere aardse lichamen dat nu onder dwang zijn.

Deze magnetische liefdeskracht trok jullie naar Mij toe - en Mij naar jullie. Laat steeds deze kracht heersen, en het zal jullie niet ontbreken aan het hoge genot van een onvoorstelbare zaligheid. Daarbij zal Ik meer en meer de vreugde ervaren jullie steeds dichter naar Mij toe te trekken, totdat deze altijddurende kracht jullie Mijn Vaderhart geheel naderbij heeft gebracht, zoals Ik graag zou willen en waarvoor Ik jullie alle middelen wil schenken zodat jullie dit kunnen bereiken. Amen.

Hoofdstuk 3

Elektriciteit

(ontvangen 23 oktober 1870)

Nadat Ik je gisteravond een kleine uitleg heb gegeven over magnetisme, zoals Ik dat zie en ook wil dat jullie het zullen opvatten in dezelfde zin, Mijn kinderen waardig, wil ik vandaag aan de uitleg van gisteren een andere toevoegen; en wel over elektriciteit, een kracht waarvan jullie en jullie zogenaamde geleerden wel ten dele de

Page 16: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

werkingen kennen, maar niet precies weten wat deze eigenlijk is en hoe Ik graag zou willen dat jullie haar zouden begrijpen.

Welnu, om ook deze kracht grondig te onderzoeken moeten we van het eerste idee van de schepping uitgaan. Vervolgens moeten we vaststellen dat er noodzakelijkerwijs een drijvende kracht moet bestaan. Daarna moeten we deze kracht in haar afzonderlijke werkingen vervolgen en tenslotte weer herleiden tot Datgene vanwaar ze als naar buiten tredende kracht is uitgegaan; waar ze als geestelijke potentie is teruggekeerd en nu een van Mijn hoofdeigenschappen als God en schepper uitmaakt.

Welnu dan, Mijn lieve kinderen, aan wie Ik al zoveel over de bouw van Mijn schepping heb gezegd5: aangezien deze bouw in haar uitbreiding oneindig is, kan ze door jullie, eindige mensen, slechts ten dele begrepen en vaak alleen maar vermoed worden. Daaruit volgt dat jullie na miljoenen jaren toch slechts gedeeltelijk de wonderen van Mijn werken zouden kunnen begrijpen, hoeveel Ik jullie ook zou inwijden in de geheimen van Mijn schepping.

Aangezien echter een vader, zoals Ik dat wil zijn en ook ben, geen geheimen moet hebben voor zijn kinderen - opdat de kinderen, hoe meer de vader hun zijn wijze regelingen laat zien, door achting voor hem genoodzaakt hem ook meer zullen liefhebben - wil Ik jullie van tijd tot tijd een blik gunnen in deze werkplaats van Mijn oneindige macht. Dat doe Ik opdat jullie steeds meer mogen inzien Wie Degene is Die aan jullie zoveel genadegaven uitdeelt, en wat het betekent door God onderwezen te worden. Want menigeen gelooft toch dat hij heel wat voorstelt als hij zich erop kan beroemen dat hij de leerling van die of die grote geleerde of kunstenaar is!

Des te meer zouden jullie je moeten verbeelden wanneer je bedenkt dat Ik, de Heer van al het geschapene, in Mijn vaderlijke liefde ben neergedaald om jullie als Mijn leerlingen te onderwijzen!

Aangezien echter in Mijn school niet trots als eerste beginsel maar alleen deemoed als zodanig is gesteld, wil Ik jullie juist daarom nog verscheidene dingen zeggen over Mijn grote schepping. En Ik hoop dat jullie door het geleerde niet trots, maar alleen steeds deemoediger zullen worden.

Keren we dus terug naar onze elektriciteit. Luister:Toen in de oneindige ruimte Mijn eerste ideeën zich begonnen te verwerkelijken

en werelden na werelden geschapen werden, heerste er alleen de wet van aantrekking en afstoting, welke hen dwong tot het draaien om hun as en om hun centraalzonnen.

In die tijd waren het dus slechts twee krachten die dit alles verrichtten: de aantrekkende en de afstotende.

De ene wilde alles naar zich toe trekken, de andere alles in de oneindigheid uit elkaar drijven. Welnu, uit het conflict tussen deze beide krachten, die de enige ‘motoren’ zijn achter elk ding dat geschapen is of nog zal bestaan, ontstond de draaiende beweging. En zo werd door deze krachten het hele universum bevolkt met werelden en hun ontwikkeling in gang gezet. Nu nog zijn deze twee krachten de hoofddragers van al het leven en al het geschapene; en ze zullen dat ook blijven

5 In het boek ‘Lebensgeheimnisse’ van Mayerhofer, maar vooral ook in de door J. Lorber geopenbaarde werken over de schepping.

Page 17: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

zolang Ik Degene ben Die in werkelijkheid alles bestuurt en naar het algemene einddoel leidt!

Zoals Ik al in het dictaat van gisteren heb gezegd, is de eerste van deze krachten de liefde.

De liefde wil alles naar zich toe trekken en zich voor geen prijs er weer van laten scheiden; ze wil alles bij zich hebben. Het gevolg daarvan zou uiteindelijk een samendrukken, een dood zijn; weliswaar uit liefde, maar geen leven!

Om dus deze machtige aandrang van Mijn Ik in de juiste banen te leiden kwam de wijsheid erbij. Deze verhinderde weliswaar het aantrekken door de liefde niet, maar laat die slechts tot op zekere hoogte toe en dwingt weer verwijdering en loslaten af.

Welnu, door dit aantrekken en afstoten ontstond het eerste wat in Mijn schepping noodzakelijk is: beweging! Wat is echter beweging? Beweging is: leven!

Het opgewekte leven was dus het product van twee krachten die, steeds met elkaar strijdend, de weldadige werking voortbrachten van het scheppen, vergaan en weer opnieuw opbouwen en van het komen en gaan, en dit vastlegden als wet van eeuwige vernieuwing en voortgang.

Strijd is leven, en rust is dood!Welnu, waar strijd is, daar is wrijving; waar wrijving is, daar is het in woede

ontsteken van de afzonderlijke delen, die zich in hun rust niet willen laten storen; waar woede is, daar wordt warmte opgewekt; en waar warmte is in haar hoogste vibratie, daar ontwikkelt zich licht6!

Ziehier! Uit de eenvoudige eerste wetten van aantrekking en afstoting ontwikkelt zich het voor het leven zo noodzakelijke licht; want zonder licht is er geen leven. Aangezien echter licht enkel het product van warmte is, is er waar leven is ook warmte! Waar geen beweging is, is geen warmte maar kou ofwel dood, dat wil zeggen: stilstand. Daar blijft elk ding in de toestand zoals het is en heeft geen aandrang, noch tot verandering, noch tot vervolmaking, noch tot verlossen.

Hier hebben we dus al twee verdere hoofdeigenschappen uit de eerste twee primitieve krachten gevonden, namelijk: uit afstoten en aantrekken - licht en warmte!

Aan licht en warmte ontsprong dus al het geschapene.Liefde bouwt, wijsheid houdt in stand.Liefde betekent hetzelfde als magnetisme;wijsheid hetzelfde als elektriciteit.Zoals Mijn gedachten bliksemsnel door de oneindigheid vliegen, zo stroomt

elektriciteit uit in de wijde verten, het gelijke met het gelijke verbindend en harmonie teweegbrengend door het in beweging brengen van ‘sluimerende krachten’ ofwel ‘gebonden geesten’ in het heelal.

Elektriciteit is de drager van het leven. In haar positieve hoedanigheid bevordert ze de instandhouding van het geschapene, in haar negatieve waarde brengt ze vernietiging (verlossing) en stimuleert zo tot hernieuwd opbouwen!

6 Zie ‘De vlieg”, hfdst. 9: ‘Oorzaak en wezen van het licht’

Page 18: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Zo komt de hele bouw van de schepping voort uit twee grondwetten, uit twee hoofdeigenschappen van Mijn Ik: magnetisme en elektriciteit, ofwel uit liefde en wijsheid.

Ja, om werkzaam te zijn en steeds een prikkel tot verdere ontwikkeling te hebben, liet ook Ik Zelf het toe dat een van Mijn grootste geesten van Mij afvallig werd en zich als ‘principe van het kwaad’ tegenover Mij opstelde, om wording en ontwikkeling te bevorderen; totdat deze een zekere periode bereikt zal hebben waarin het materiële scheppen is opgehouden, vergaan niet meer noodzakelijk is en een geestelijk tijdperk voor alle werelden en alle wezens zal zijn ingetreden.

Wat (negatieve) elektriciteit is in de schepping, dat is Satan in de geestelijke wereld. Ook hij heeft zijn taak die hij moet uitvoeren, alleen met het verschil dat hij meent dat hij eeuwig in zijn geestelijke toestand zal verblijven.

Op dit punt vergist hij zich geweldig. Hij blijft, zolang Mijn grote grondprincipes voor de werelden en al het geschapene noodzakelijk zijn. Als deze periode voltooid is zal ook de liefde - magnetisme - en de wijsheid - elektriciteit - een andere vorm krijgen en een andere richting krijgen. Aan zowel de ene als de andere zal het extreme (van het aantrekken c.q. afstoten) ontnomen worden, en er zal een vreedzame, harmonische, gemeenschappelijke werking in de plaats komen van de vroegere, waarin het bestaan van het ene gebaseerd was op de vernietiging van het andere.

Elektriciteit als latente (gebonden) warmte, d.w.z. als licht, is uit jullie natuurkundige proefnemingen en ook uit de toepassing ervan bij ziektegevallen voldoende bekend; overal passen jullie haar toe. En toch weten jullie niet wat je eigenlijk doet, omdat voor jullie enkel de merkbare resultaten en feiten (de verschijnselen dus) iets duurzaams zijn. Wat echter de geestelijke werking en de geestelijke ontstaansgrond aangaat die achter deze proefnemingen verborgen ligt, dat zien jullie niet omdat jullie geen oog hebben voor de geestelijke werking, en omdat de snelle werking van elektriciteit en licht in een zo kort tijdsbestek plaatsvindt; deze verlopen voor het mensenverstand te snel om er zich feitelijk een voorstelling van te kunnen maken.

Als jullie echter zouden zien hoe bij ieder experiment met de galvanische batterij zich wonderlijke verschijnselen en processen ontwikkelen die enkel uit twee grondoorzaken ontstaan, dan zouden jullie totaal vervuld moeten zijn van aandacht voor Mij, de schepper van al het zijnde; evenals wanneer jullie zien hoe uit de kleinste atomen van licht en warmte de grootste en belangrijkste factoren voor de schepping van miljoenen mijlen grote wereldlichamen gevormd worden uit juist deze kleine producten van vibratie en aantrekking.

Als jullie zouden zien hoe dit machtige fluïdum door zijn biljoen- en triljoenvoudig trillen van de kleinste atomen in een seconde in de schepping het meest intense licht en de grootste warmte verspreidt, dan zouden jullie je enigszins kunnen voorstellen dat iemand in een ogenblik zou moeten vergaan, wanneer Ik als God hem Mijn liefde en wijsheid in al hun macht zou willen laten voelen; al zou zijn geestelijk deel het doorstaan, zijn materiële deel zou opgelost worden tot in de kleinste eerste scheppingsatomen!

Als jullie zouden zien hoe elektrische stroom in jullie bloed alle bestanddelen ogenblikkelijk verandert, al het gestorvene in levend verandert en het ziekelijke

Page 19: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

uitscheidt - geen gedachte, al zou je de tijd hebben om hem te denken, is toereikend om datgene te begrijpen wat daar in een ‘nu’ gebeurt; waarvoor jullie dagen nodig zouden hebben om van alles afzonderlijk te begrijpen hoe het een uit het ander is voortgevloeid.

En zou dat ook niet zo moeten zijn?! Waar zou een schepping zijn en waar jullie instandhouding, wanneer er geen krachten zouden werken die Mijn gedachten onmiddellijk, door de wijde scheppingsruimte vliegend met een voor jullie niet te bevatten snelheid, zouden uitvoeren om overal leven in stand te houden en nieuw leven te brengen; in die ruimten, waar aeonen lichtjaren slechts een korte tijd als een seconde uitdrukken!

En het is juist deze elektriciteit, de hoofddrager van al het geschapene, die als Mijn wijsheid alles doordringt en alles tot leven en vervolmaking aandrijft. Aan het materiële stelt elektriciteit, als Mijn wijsheid, wetten; aan het geestelijke echter geeft ze alleen adviezen. Bij het eerste is het noodzakelijke dwang, bij het tweede alleen een vurigste wens.

Elektriciteit verhoogt het leven, daar waar de stroom ervan heengeleid wordt.Laten jullie je ook elektriseren door Mijn wijsheid die Ik jullie als Vader wil

doen begrijpen; en door Mijn liefde die jullie wil aantrekken!Als schepper bleef Ik eens als liefde in de hemelen, en als ‘Zoon’ ofwel wijsheid

daalde Ik op aarde neer.Als liefde, het eeuwig verbindende middel van harmonische geesten, inspireerde

Ik Mijn wijsheid om jullie wetten en leringen te geven, gegrondvest op de liefde. Stel je open voor deze elektriciteit! Laat je door deze stroom vervullen van geestelijke liefde voor Mij. Laat alle vezels van je hart trillen en vibreren, opdat zich daar de warmte van de liefde ontwikkelt en het licht van het geloof in Mij en Mijn zending bij jullie, als Zoon, steeds machtiger in jullie harten doordringt!

Zo moet de elektriciteit, als grote geleider voor warmte en licht in de schepping, ook de geestelijke leider van liefde en wijsheid in jullie harten worden.

Alle geestelijke toestanden, alle machtige gemoedsbewegingen zijn uitgedrukt in de natuur, in het leven en: in de elektrische vonk.

Oplossend, over alle hindernissen heen springend schiet de elektrische vonk met lichtsnelheid door de onweerswolken, licht en warmte maar ook kou en vernietiging verspreidend. Hij doortrekt de elementen, lost metalen, steen en alles wat jullie tot op heden voor onoplosbaar hielden in een ogenblik op; niets kan hem weerstaan.

Zo is ook Mijn wijsheid, Mijn leer. Waar die binnendringt lost ze al het harde op; brengt warmte, licht en leven; bezieling voor het hogere, geestelijke en kou voor het wereldse. Ze vernietigt alle oude aangeleerde vooroordelen en bouwt nieuw leven op oude ruïnes!

Elektriciteit is dus het symbool en het product van Mijn wijsheid, en magnetisme het beeld van Mijn liefde!

Laat jullie door de eerste naar de tweede leiden; wanneer de straal van licht en warmte voor Mij door jullie heen flitst als een elektrische vonk, klem je dan vast aan Mijn liefde. Dan zal deze vonk jullie verwarmen en verlichten; ze zal jullie duidelijk laten zien dat - zoals Ik uit twee krachten een hele oneindigheid vol werelden kon opbouwen - er ook twee geestelijke krachten voor alle hemelrijken bestaan, die echter beide hun rustpunt vinden in één kracht, d.w.z. in Mijn liefde!

Page 20: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Want de liefde zond de wijsheid uit naar alle verten om al het geschapene te verlichten en te verwarmen; ze verlangt echter ook dat de door haar uitgezonden straal niet met lege handen terugkeert. En zo gaat het ook met de elektriciteit: ze stroomt uit in de onmetelijke verten, oplossend, vernietigend, maar ook opnieuw verwekkend en opbouwend. Overal wordt daardoor duisternis in licht, kou in warmte en dood in leven veranderd.

Zo moet ook Mijn woord in jullie al het duistere in licht en al het gestorvene in levende daden veranderen; opdat jullie eenmaal, gelouterd en gereinigd, als een lichtstraal mogen aankomen in Mijn hemel en Diegene van aangezicht tot aangezicht kunnen aanschouwen, Die jullie nu met Zijn woorden tot goddelijke daden zou willen aansporen, ofwel elektriseren! Amen.

Hoofdstuk 4

De grot van Adelsberg

(ontvangen 7 juni 1870)

Je zou graag een paar regels willen ontvangen over de geestelijke betekenis van wat eigenlijk de vormen willen zeggen, die de in de aarde wonende geesten maken door middel van het eruit druppelende water.

Mijn lieve zoon! De taal van de tekens die in de grot geschreven zijn waar je broeder gisteren was, waarover hij vandaag nog enthousiast is en jullie zojuist een van zijn talloze indrukken vertelde, deze taal is de in vormen uitgedrukte taal van de geesten die ijverig in het inwendige van de aarde werken en in de weer zijn voor het toekomstige leven!

Wat het neerdruppelende water aan zand en steen oplost, dat verzamelen ze bijeen en binden het naar hun inzicht, zoals bij jullie de huisvrouw het huis mooi maakt, het schoonmaakt en bezig is om haar woning, als plaats waar ze de meeste tijd verblijft, zo gezellig mogelijk te maken.

Zie je, zo’n huisvrouw zet hier een tafel, daar een bed; de tafel bedekt ze met een kleed, voor het bed hangt ze gordijnen; hier verzorgt ze een kleine bloem, daar siert ze er een raam mee op. Zo doen die geesten ook, en wanneer jullie in het inwendige van de aardkorst zouden kunnen doordringen dan zouden jullie dingen zien van zulk een schoonheid, waarbij hetgeen je gisteren in de grot hebt gezien maar kinderspel is. Want in het inwendige van de aarde, waar verschillende metalen gebonden liggen tussen steen, zand en aarde, worden ook de druipsteenvormen niet altijd wit, maar gekleurd: daar zouden jullie hele vuurrode (van ijzer afkomstige) of groene gordijnen van een geweldige hoogte en ook in alle mogelijke vormen kunnen zien.

Wat Ik in de oneindigheid heb geschapen - en de mensen maken dat vervolgens aan de hand van Mijn scheppingen na - dat doen de geesten vervolgens na, alleen in andere uitdrukkingen en vormen; die stemmen echter meer overeen met Mijn grote grondideeën van de schepping dan al het samengeflanste maakwerk van de mensen.

Page 21: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Iedere figuur die de druipsteen onder de handen van Mijn aardegeesten voorstelt heeft een geestelijke betekenis, is steeds een lofzang voor Mij en Mijn schepping.

Je ziet daar een sluier die, licht en teder gemaakt, de zachte werking van de geest van een jonge vrouw weerspiegelt. Die vormt de sluier met tedere hand en weeft er naar zijn intelligentie vormen en afbeeldingen in, die gezamenlijk in geestentaal met enkele woorden willen zeggen:

“Wees geloofd, o grote God en Heer der heerscharen! En ook Uw tedere liefdewerk, waardoor U ons allemaal onder zachte leiding op de weg der vervolmaking voert! U werkt, zonder dat wij het merken, onder een sluier; maar wij beseffen en voelen Uw machtige en liefhebbende hand, al is die nog zo zacht, onmiddellijk!

Wees geprezen, ook in onze zwakke vormen die U volgens Uw grote wetten toestaat te bouwen, enkel uit water en opgeloste steen. Wij willen deze donkere gewelven en koepeldaken onder de vaste korst van de aarde tot geestelijke koepels maken. Wanneer het dan met Uw instemming af en toe Uw kinderen is toegestaan deze alleen voor ons bestemde donkere grotten te betreden, mogen zij dan bij het licht van hun lampen behagen scheppen in ons werken onder Uw leiding en in al de vormen die wij hier in verschillende soorten, al naar de uitdrukkingswijze van onze geestentaal, hebben samengesteld. Mogen zij daardoor erkennen dat U, de liefde zelf, ook daar waar geen licht doordringt eeuwig en altijd Dezelfde bent en eeuwig alleen de enige, onverwoestbare liefde!”.

Zie je, Mijn zoon, zulke gedachten zouden de mensen voor Mij moeten doen warmlopen in deze onderaardse tempels, waar Ik met grote drukletters door Mijn geesten dezelfde woorden liet schrijven, zoals die in nog grotere letters, in een op de eeuwigheid lijkend schrift elke nacht voor jullie aan het firmament staan; en deze willen zeggen:

“Wandelaar, sta stil. Hier waait je een geestelijke ademtocht van een voortdurend werkende macht tegemoet. Je staat hier voor maaksels die door geesteshand zijn gevormd, nog voordat levende wezens deze aardbol bewoonden. En jij, latere nakomeling van een reeds lang verdwenen geslacht, bewonder de liefde en het geduld van je Schepper Die jou niet alleen met grote maar ook met de kleinste producten van Zijn gedachten aan Zijn liefhebbend hart zou willen drukken!”.

Maar, o jullie arme mensen, hoe ontwijden jullie Mijn tempel van de hoogste godsvrucht met profaan vermaak!

Ik zou wel anders met jullie moeten omgaan, als er niet ook altijd enigen onder de bezoekers van zulke grotten waren die er toch met andere indrukken uit gaan dan zij erin gekomen zijn. Alleen vanwege deze mensen laat Ik deze feestelijkheden rustig hun loop nemen, aangezien Mij één aandachtige ziel liever is dan duizenden voor wie dat alles niets voorstelt.

Nu heb je in het kort een idee hoe jullie naar mijn werken zouden moeten kijken, om daaruit steeds weer dezelfde boodschap te halen die - met een paar woorden - als volgt luidt:

“Heb de Vader lief! Want er is buiten Hem niets wat aan Hem gelijk is!”Tot zover voor vandaag. Lees het nu je broeders en zusters voor, opdat ook zij

vervolgens instemmen met het koor van Mijn geesten en, net als zij, slechts Mij als eeuwige Vader en Heer mogen prijzen! Amen.

Page 22: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Hoofdstuk 5

Vlinder en zwaluw

(ontvangen 10 november 1870)

Je zuster wil graag een verklaring hebben over wat de zwaluw en de vlinder vanuit geestelijk oogpunt eigenlijk zijn, ofwel wat voor geestelijke oertypen er onder deze vormen uit het rijk van Mijn schepping verborgen liggen?

Aangezien Ik in alles iets geestelijks heb gelegd is er vanzelfsprekend eveneens iets in deze beide dieren, als afzonderlijke leden van twee soorten, wat met betrekking tot jullie mensen als een verheven voorbeeld zou kunnen dienen. Welnu, Ik wil je zuster zeggen dat deze beide diersoorten dezelfde ontwikkelingstrappen voorstellen; de ene onder alle gevleugelde kevers en insecten, de andere onder de vrolijk door de lucht vliegende vogels.

Om nu tot de juiste verklaring te komen moeten we eerst de vraag beantwoorden: wat is de vlinder? Zie, Mijn lieve kind, de vlinder behoort tot het soort dieren dat een verbindingsschakel vormt (de vliegende insecten die dienen als trap van overgang tussen enerzijds de kruipende worm of de rups en anderzijds de vogel). En van deze soort is weer de vlinder in het bijzonder het dier, dat in zijn lichaam zijn afhankelijkheid van de aarde-elementen laat zien en in zijn bontgekleurde vleugels zijn verwantschap met de specifieke eigenschappen van licht en zon.

De vlinder kent een metamorfose die eigen is aan de soort. Eerst neemt ze als worm en rups de bij haar passende aardebestanddelen in zich op; daarna, als vlinder, vergeestelijkt ze die door middel van de producten van het zonlicht, zoals de fijnste sappen uit de bloemkelk. Dit geeft jullie, Mijn kinderen, een heel mooi voorbeeld voor jullie eigen werken en leven, en Ik kan er niet omheen jullie dit nader toe te lichten en het jullie op het hart te drukken. Luister dus:

De worm kruipt in het stof, en de rups voedt zich met het inwendige deel van de knoppen van bomen en struiken; daardoor nemen beide zuigend de uit de aarde afkomstige elementen op.

Zo gaat het ook met jullie mensen.Door de tegenwoordig gebruikelijke opvoeding wordt jullie meestal vrijwel

alleen wereldse dingen gegeven en jullie kinderhart volgepropt met oppervlakkige wetenschappen.

Zo belast met zinloos weten gaan jullie dan de rijpere leeftijd tegemoet; net als de rups de fase ingaat waarin ze verpopt begint aan de winterslaap en aan de betere ontwikkeling tot een wezen dat totaal van haar verschilt.

En jullie, wat gebeurt er dan met jullie? Zie, ook jullie gaan het voorjaarsstadium van jullie leven tegemoet, ingesponnen en gewikkeld in louter conventionele gedragsregels en begrippen. Jullie geloven dat je volledig beantwoordt aan je roeping, en jullie vinden alleen die wetten belangrijk die de staat of de gebruikelijke zeden jullie opleggen. Als er geen ander, machtiger Iemand zou komen die jullie wekt, dan zouden jullie, precies zoals de pop van een vlinder of de larve van

Page 23: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

een vliegend insect, je hele leven datgene blijven wat de school- en thuisopvoeding van jullie gemaakt heeft!

Maar zoals bij de vlinder het beeld van zijn toekomstig bestaan zich reeds vormt in de pop en zijn lichaam al voorbereid is om door twee lichte vleugelparen door de lucht gedragen te worden (en niet zoals vroeger moeizaam over de grond te kruipen), zo ligt ook in jullie mensen, ondanks alle verkeerde opvoeding, een hogere geestelijker mens besloten. Deze is alleen maar bedekt geraakt, maar niet vernietigd. Er is, net als bij de pop van een vlinder, enkel een aanstoten voor nodig om de larve te doen openspringen. Daardoor kunnen zijn vleugels uitgroeien en kan hij zich als vrij luchtwezen, zijn vleugels met gemak uitspreidend in de verwarmende zonnestralen, verheugen in een hoger, geestelijk leven. Met zijn nieuwe zuigorganen - in plaats van de vroegere vreetwerktuigen - kan hij nu uit de met hem gelijk staande leden van het plantenrijk, de met kleuren beklede bloemen, zijn licht-voeding zuigen voor de verdere instandhouding van zijn ik.

Zo is het ook met jullie, Mijn lieve kinderen.Zodra de rijpere, ernstiger tijd van jullie leven nadert, stuur Ik de verwarmende

stralen van Mijn liefde en geef ik de eerste stoot door verschillende soorten lijden en ongeluk. Dat doe Ik om de harde wereldse korst van aangeleerde vooroordelen te doorbreken; opdat jullie leren inzien dat in veel gevallen het aangeleerde niet toereikend is om jullie troost te geven. De innerlijke geestelijke mens roert zich, klopt tegen zijn wereldse pantser en wil zijn vleugels uitspreiden; want hij voelt dat hij voor een hoger bestaan geschapen is dan dat waartoe jullie hem willen verdoemen. Het lijden van buitenaf en de aandrang van binnenuit werken samen, en bij velen breekt de wereldse schaal die de geestelijke mens omgaf. Vrij als een vlinder, jubelend en dankend zweeft hij naar de zon die hem verwarmt. Hij voelt zich goed in haar stralen, zuigt enkel de geestelijke, eeuwig onvergankelijke leer van Mijn liefde op als de fijnste bloemensappen van Mijn wijsheid. Hij wordt dan in de geestelijke hemel wat de vlinder op aarde is: hij wordt een kind van het licht, ofwel ‘Mijn kind’!

Zo moet je de vlinder opvatten. Zoals die zich verheugt over zijn leven, versierd met de mooiste kleuren in het tere stof dat zijn vleugels bedekt, zo moeten ook jullie zielenvleugels bezaaid zijn met het bloemenstof van goddelijke eigenschappen. In plaats van aan het lage aardse en wereldse gewoel moeten jullie voor je instandhouding de voorkeur geven aan de zonnelicht-voeding van Mijn goddelijke liefde en wijsheid, boven al het andere voedsel.

Dit, mijn kind, is het symbolische beeld dat een naar Mij toegewend hart kan halen uit de vlinder en zijn verschijning in de natuur. Word ook jij zoals hij, en in je blije geestelijke vlucht door de wonderen van de schepping zul je je steeds kunnen verheugen over de zon van Mijn genade!

En nu gaan we over naar het tweede dier wat je interesseert en waarvan je graag de geestelijke betekenis zou willen weten. Luister:

In het begin heb Ik al gezegd: wat de vlinder onder de vliegende insecten is, dat is de zwaluw onder de vogels. Welnu, om dat aan te tonen moeten we de soort waartoe ze behoort iets nader bekijken.

Zie je, Mijn lieve kind, wanneer er tussen dieren een geestelijke overeenkomst bestaat, dan moet je dit zo verstaan dat niet alle voorwaarden van het ene dier

Page 24: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

nauwkeurig beeldend in het andere herhaald worden, maar dat Ik als schepper zowel bij het ene als bij het andere dier enkel een gelijkmatige, geregelde voortgang in de ordening op het oog heb.

Zie, bij de vogels zijn er verschillende soorten. Hun onderscheid bestaat in de veren, hun gezang of bouw, al naargelang de voeding die ze nemen om het lagere in het hogere om te vormen.

Welnu, binnen deze soort zijn er dieren die hun voeding halen uit grovere elementen of die planten- en zaadeters zijn, en tenslotte nog een andere soort die van vliegende insecten leeft. Deze insecten zijn zelf in hun soort weer in geestelijk opzicht de meest gevormde, de ‘zonlichtverzamelaars7’.

Kijk, op deze laatstgenoemde voeding zijn juist de zwaluwen, waar jij zo van houdt, aangewezen. Juist in dit opzicht lijken zwaluwen op vlinders, omdat ook zij alleen het fijnste voedsel verteren; opdat vervolgens uit hen de volgende trap kan ontstaan: de reeds met edel gezang begiftigde vogelsoort. In hun organisme (dat van de zwaluw) verzamelt zich reeds al het geestelijke wat - hoewel bij hen bijna stom of slechts uitgedrukt in eenvoudig gekwinkeleer - pas in de andere, hoger geplaatste soorten tot louter jubelende stemmen, tot een danklied voor Mij wordt!

En zo zijn zwaluwen dieren die, gevoed met zonnevoedsel, steeds vriendschap sluiten met de mens, die immers ook dichter bij de geestelijke zon staat.

Zie, zwaluwen kiezen menselijke woningen om hun nest te bouwen; door hun voeding bevrijden zij jullie van veel andere plagen. En ofschoon de mens wreed is tegen veel andere van hun soort en ze doodt - deels om zijn verwende verhemelte een lekkernij te bereiden, deels uit verveling en moordlust - is hij tegenover deze vogelsoort toch toleranter. Er is een zekere schroom die hem ervan weerhoudt om deze dieren, die hem met zoveel vertrouwen tegemoet zijn gekomen, van zijn huis weg te jagen. En daar doet hij niet verkeerd aan. Want zolang er zwaluwen onder zijn dak nestelen en er omheen vliegen, is dat een teken dat er een gezonde lucht heerst, waar ook vliegende insecten (bestemd als hun voedsel) zich kunnen ophouden. Ontbreekt echter eenmaal de een of de ander, dan kan de mens ervan overtuigd zijn dat ziekte en dood zijn huis en land spoedig zullen binnentrekken; net zoals wanneer bloemen en de van hun sappen levende vlinders ontbreken.

Waar beide ontbreken, daar is Mijn zegen ver weg. En helaas wordt daar de tuchtroede gezwaaid over een onverbeterlijk volk, aangezien Mijn woorden van genade en liefde slechts dove oren ontmoetten.

Mijn kinderen, wees dus allen ijverig in Mijn school, zodat Ik niet gedwongen word om Mijn vredesboodschappers op jullie aarde van jullie woningen terug te trekken; want dan helpt het smeken om hulp niets meer en moeten jullie de bittere geneesmiddelen tot je nemen die Ik genoodzaakt zal zijn - maar let wel: pas in allerlaatste instantie - toe te passen.

Mijn lieve dochter, je hebt nu zo ongeveer een idee van hoe men, wanneer men geestelijk zoekt, Mijn natuur en de afzonderlijke delen daarvan moet beschouwen en opvatten.

7 Zie ‘De vlieg’, hfdst. 11: ‘De vlieg als licht- en leven-verzamelaar’

Page 25: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Dat er echter nog veel opmerkelijks over deze beide diertjes te zeggen zou zijn, dat kun je je wel indenken. Want het zijn schepselen van een God; en om die reden is hun betekenis eveneens oneindig. Amen.

Hoofdstuk 6

Vergeetmenietje en ratelslang

(ontvangen 23 november 1870)

Mijn lieve kinderen! Het schijnt jullie in je leven vaak toe dat je totaal verschillende dingen bijeenbrengt, die niet in het minst een verband met elkaar schijnen te hebben. Dan komt in jullie hart de vraag op: “Ik zou graag willen weten of er tussen deze merkwaardige dingen die mij zojuist zijn ingevallen, hoe vreemdsoortig het ene ook ten opzichte van het andere is, niet toch een verborgen geestelijk verband bestaat; deze zaken kwamen immers zonder dat ik het wilde gewoon toevallig samen in mijn hoofd?”.

Op deze voorafgaande opmerking kan ik slechts antwoorden dat het ook vaak in dromen gebeurt dat nooit vermoede zaken zich voor jullie ziel in de hersenen vertonen en, zoals in een caleidoscoop, de meest bizarre dingen in zich verenigen. Toch hebben dingen die van de buitenkant bezien beslist niet in relatie tot elkaar staan echter een verwantschap, die jullie niet bekend is; daarin ligt zeer veel besloten waarin ze, in geestelijk opzicht en bij geestelijke uitleg, elkaar nader staan dan jullie vanwege hun uiterlijke verschillen vermoeden.

Onlangs toonde Ik jullie al de nauwe geestelijke relatie aan die er bestaat tussen een vlinder en een zwaluw8. Hier hebben we twee andere dingen die volgens het gewone menselijke verstand niet in het minst verwant schijnen te zijn; want een bloempje en een slang zijn zeker geen zaken die een geestelijke verwantschap doen vermoeden, en zeker niet op de manier zoals jullie gewend zijn te denken!

Maar zoals Ik de zaak bekijk, moet Ik jullie bekennen dat jullie beslist geen betere betrekking hadden kunnen vinden dan die tussen de bloem en de slang in kwestie. “Hoe is dat toch mogelijk?”, zullen jullie vragen; en Ik antwoord daarop dat met slechts een beetje geduld alles zich langs geheel natuurlijke weg zal laten bewijzen.

De eerste en jongste vragenstelster vroeg: “Wat betekent het bloempje ‘vergeet-mij-niet’?”. Nu, dat antwoord is snel gegeven.

Het betekent dat hij of zij, die dat bloempje aan een geëerd of geliefd persoon geeft, haar daarmee wil zeggen dat deze persoon de geefster van het bloempje niet moet vergeten; opdat met het groter worden van afstand niet ook het vergeten zou optreden.

Goed, we gaan nu iets verder en vragen ten eerste: is het bij dit bloempje, wat jullie Duitsers zo hebben genoemd, soms een karakteristieke eigenschap van deze

8 Hfdst. 5 van dit boek.

Page 26: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

bloem of iets anders, waarom juist deze bloem in de zogenoemde bloementaal dit voortdurend herinneren zou moeten betekenen?

Dan moet Ik antwoorden dat alleen jullie Duitsers dit bloempje deze naam hebben gegeven, en dat vele andere naties in hun taal dit bloempje helemaal niet kennen ofwel het totaal verschillende namen geven.

Dat wat jullie ‘bloementaal’ noemen en waarvan jullie zo menige betekenis kennen (nl. wat deze of gene bloem zou moeten betekenen of uitdrukken), is een taal uit de voortijd van het oude Azië en heeft een diepe en geestelijke oorsprong. De sleutel tot het verklaren van deze betrekkingen is sinds lang voor jullie verloren gegaan; jullie kennen hoogstens alleen de betrekkingen, maar het ‘waarom’ blijft voor jullie onopgehelderd.

Ook deze naam ‘vergeet-mij-niet’ stamt uit zo’n taal van analogieën.Wij willen dus zien hoe deze woorden, als bloem uitgedrukt, haar op geestelijke

wijze heel wezenlijk en treffend typeren.Zie dus: dit bloempje, dat zich noch door geur noch door een andere opvallende

schoonheid onderscheidt en enkel aan de oever van frisse, heldere, kabbelende beekjes groeit, is geestelijk gezien het resultaat van de inwerking van natuurkrachten, die onder schaduwrijke struiken en bomen en hoog opschietend gras in stilte een klein bloempje opbouwen. Het heeft als het ware zijn wortels in het steeds bewegende water; ver van de brandende zonnestralen ontvouwt het zijn blaadjes onder koele luchten en van water verzadigde nevels, en bekleedt ze met hemelse kleuren. Zo vervult het getrouw, bescheiden, zonder pronk of glans, zijn bestemming die het onder de planten heeft.

Het geestelijke, ofwel de geestelijke strekking en eigenschap die deze bloem uitdrukt, is dus: deemoed, bescheidenheid, en eenvoud in gewoonten en denken.

Menig gevoelvol mens, die wandelend langs de eenzame oever van een klein kabbelend beekje samen met een geestelijk aan hem verwante ziel de natuur, haar stille werking en zachte bekoorlijkheid bewonderde, voelde zich gedrongen om deze goddelijk reine uren, genoten aan de eeuwig-zelfde boezem van de natuur, voor die andere ziel te vereeuwigen. Zonder te weten waarom, koos hij dan juist deze bloem uit als uitdrukking van zijn gevoel, om in het hart van de ontvanger steeds de herinnering wakker te houden aan uren van het zuiverste genot. daarmee wilde hij zeggen:

“Vergeet-mij-niet! Wanneer in het gewoel van de wereld andere bezigheden deze zacht genoten uren bij jou willen doen vervagen, blijf dan eenvoudig, deemoedig en bescheiden als dit bloempje. Zoek nooit de glans van de wereldse zon om daarin te blinken en te pralen. Maar zoek net als dit bloempje alleen de schaduw, dat wil zeggen: teruggetrokken van al het grote rumoer op andere bloemenrijke weiden, omzwermd door vele duizenden honingzuigers; blijf ook jij ver daarvan, in de schaduw van je eigen ik. Tracht deze rust en eenvoud te verkrijgen; zoals die voor het bloempje de noodzakelijke levenslucht is, zo moet die ook voor jou het enige innerlijke waardevolle doel worden!

‘Vergeet-mij-niet’ in moeilijke uren; je vriend of vriendin is bij jouw lot betrokken!”.

Zo is dit bloempje een zinnebeeld van bescheidenheid gebleven, de zachte herinnering van diepvoelende harten. En zoals de zuivere lucht bij de kabbelende

Page 27: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

bron het bloempje in stand houdt en verfrist, zo moet, net als bij het bloempje, deze vriendenroep bij de zwervende, zoekende mens op zijn levensweg soortgelijke gevoelens opwekken; hij moet hem terugbrengen naar de eeuwig-zelfde helder kabbelende oerbron van zijn innerlijke levenswater. Daar moet hij zijn eigen voeding zoeken, die voor hem vervolgens ook al het andere zal vervangen.

Hier hebben jullie de eigenlijke geestelijke betekenis - die ten nauwste samenhangt met jullie toekomstige bestemming - van een eenvoudig bloempje, het vergeet-me-nietje!

Nu willen we ons wenden tot de ratelslang. We willen zien wat dit dier ons geeft aan lessen en overeenkomsten, die Ik in zijn wezen heb gelegd en die alleen een geestelijk wedergeboren mens er zonder Mijn hulp uit zou kunnen lezen! Welnu, luister dus! Zoals het bloempje in stilte groeit en bloeit onder schaduwrijke bomen, zo houdt ook deze slang - zoals de meeste andere van zijn soort - zich het liefst op eenzame, stille plaatsen op. Wat de bloem daar in onschuldige zin aanduidt, dat geeft dit dood brengende, kruipende, sluipende wezen ook aan, alleen op een andere manier!

Daar trekt het de mens naar het schaduwrijke bosje, hier waarschuwt het voor het kreupelhout. Daar bloeit een bloempje wat de kenner zonder schroom kan plukken en, overeenkomstig de naam, aan vrienden als aandenken geven; hier loert de dood in de welige natuur. Terwijl daar het bloempje hem toeriep zijn gevoelens van dat moment op passende wijze uit te drukken - “vergeet-mij-niet!” - moet echter hier de natuur en voorzichtigheid hem toeroepen: “Vergeet mij niet, o mens; misschien verberg ik daar de loerende dood, waar anders alleen vrede zou moeten zijn!”.

Aan de ratelslang werd een reeks beweeglijke schubben op zijn rug gegeven, door middel waarvan hij een eigenaardig geluid kan maken dat lijkt op het rammelen of tegen elkaar slaan van metalen schalen. Deze voorziening gebruikt het dier meestal wanneer het, op zoek naar voedsel, zijn prooi voor zich ziet.

Door dit geluid, wat een soort magnetische invloed op zijn slachtoffer uitoefent, versuft de slang zijn prooi wanneer die eenmaal binnen zijn bereik is gekomen en niet meer weg kan vluchten. Hoe meer vervolgens de moord- en vraatzucht in de slang toeneemt, des te sterker wordt de magnetische zieleninvloed op zijn prooi; totdat hij deze grijpt, met speeksel overdekt en vermorzelt (nadat hij hem door een giftige beet van het leven heeft beroofd) en vervolgens stukje bij beetje zijn keel binnen wringt.

Zie wat een geestelijk analogiebeeld ons in de slang is gegeven, voor diegene die de roep van een vriend niet hoort en zich door het rumoer en geratel van de verleidelijke wereld in haar roes laat meetrekken; totdat hij, totaal niet bij machte zich los te maken, door de giftige beet van de zonde geestelijk gedood wordt en stukje bij beetje in de wereld - en de ziel in zijn vlees - ten onder gaat!

Ook hem had men moeten toeroepen: “Vergeet mij niet in het wilde lawaai van de wereld! In de schaduwrijke struiken, in het groen van het bos, aan de rand van een helder beekje bloeide een eenvoudige bloem - en loerde ook het verraad! Je was niet voorzichtig genoeg, vertrouwde op je kracht en lette tenslotte niet op de roep van een vriend. In plaats van acht te slaan op de edeler, zachtere en mooiere beelden van de stille natuur vergat je de slang van de verleiding, die beslist ook onder de bloeiende

Page 28: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

bedekking van het wereldse leven de giftige slangenbeet verbergt; totdat vervolgens het terechte moment gekomen is waarop - in plaats van dat je vriend tegen je zou moeten zeggen: ‘Je hebt niet gelet op mijn zachte vermaning, zodat je de slang vergeten bent’ - de slang je nu geheel omstrengeld de geestelijke dood in trekt”.

Zoals Ik kort geleden zei, heeft ieder ding dus twee kanten: de licht- evenals de schaduwzijde.

Alleen de wakkere mens kan het onderscheid maken en bespeurt het gevaar, ook al is het met bloemen bedekt.

Ook Ik, Mijn lieve kinderen, roep jullie toe:“Vergeet de bescheidenheid van het bloempje en haar betekenis niet! En vergeet

niet dat dikwijls ook onder rozenhagen de slang van de verleiding loert!Vergeet echter eeuwig ook Mij niet! Ik die jullie steeds wil leiden zodat jullie

het gevaar, hoe verstopt het ook is, toch mogen opmerken!Denk dus aan deze beelden; het ene als beeld van zachtmoedigheid en

bescheidenheid, het andere als waarschuwingsteken juist daar waar men niet gelooft dat er een vijand is. Beide roepen jullie toe: “Vergeet mij niet!”; ofwel, met evangelische woorden: “Wees listig als slangen, maar argeloos als duiven”. Amen.

Hoofdstuk 7

Tyfoonof

een reuzenwaterhoos in de Stille Oceaan

(ontvangen 19 februari 1871)

Je broeder heeft je gevraagd om een geestelijke uitleg van de storm, waaraan zijn vriend in de Stille Oceaan bijna ten offer gevallen was.

Ik zie het streven van je broeder wel, hoe hij deze vriend binnen het bereik van jullie geloofs- en levensleer zou willen trekken.

Die wens is zeer achtenswaardig, en het zou ook Mij aangenaam zijn als deze vervuld zou worden; maar de verwerkelijking ervan is niet zo gemakkelijk als je broeder gelooft.

Ik heb jullie al vele malen gezegd dat mensen, die niet door nood of andere treurige toestanden gekweld worden en ertoe gemaand worden de wereldse vreugden en belangen de rug toe te keren, moeilijk voor Mijn rijk te winnen zijn. Ze zijn het ontwend om een kruis op hun schouders te dragen, ook al zou het nog zo licht zijn.

De vermaningen die Ik hun soms doe toekomen door middel van gevaren en ongelukken - waaraan ze niettemin altijd gelukkigerwijs ontkomen omdat dat Mijn wil is - hebben op hen slechts een kortstondige invloed; de indrukken ervan zijn onmiddellijk vergeten, net als lijden in het ziekbed na herstel van de gezondheid.

Zo is het ook met de vriend van je broeder. Deze vriend, die zeker een edel hart heeft (zoals jullie gewoonlijk zeggen) en is toegerust met een kosmopolitische zienswijze, heeft ook menige situatie beleefd waarbij hij zeer dicht bij de andere wereld of ook het overgaan ernaar gestaan heeft. Door de omstandigheden

Page 29: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

gedwongen heeft hij in die ogenblikken ook aan Mij gedacht. Maar als het gevaar eenmaal voorbij was werd Ik weer aan de kant gezet, zoals de Chinezen (waar hij nu was) dat met hun huisgoden doen: ze ruimen daarvoor alleen een ereplaats in huis in, wanneer ze de hulp van zo’n god nodig hebben. Als datgene wat men wilde bereikt is, dan wordt de god weer weggezet en in een donkere kamer opgeborgen, en kan daar wachten tot een of andere moeilijke kwestie hem uit zijn bergplaats tevoorschijn roept. Jouw broeder zou zijn vriend graag voor Mij winnen; zo denkt hij, maar of zijn vriend zich wil laten winnen, dat is een andere zaak!

Je broeder vraagt om de geestelijke uitleg van een ‘tyfoon’ ofwel cycloon-wervelwind ofwel reuzenwaterhoos zoals jullie het noemen; wat deze met betrekking tot zijn vriend had moeten betekenen.

Welnu, dat is met twee woorden direct afgehandeld: geestelijk wil deze storm de onmacht van de mens en Mijn almacht laten zien. Dit is zijn geestelijke verklaring en betekenis.

Wat echter de vriend van je broeder persoonlijk aangaat is deze storm - zoals zoveel wat deze vriend beleefde - slechts een geestelijke vingerwijzing geweest, namelijk dat boven alle wetenschap en slimme berekening toch nog Iemand staat Die in staat is om met eenvoudige middelen dikwijls de grootste werkingen in het leven te roepen.

Zie, deze vriend heeft nu bijna de hele wereld rondgevaren. Hij heeft veel landen en mensen en andere dieren, gewassen en bloemen gezien; hij heeft een andere lucht dan die van jullie ingeademd en daardoor op zijn innerlijk laten inwerken. Overal waar hij stond of ging heb Ik hem geleid en hem veel leerzame wenken gegeven over Mijn bestaan. Hij was alleen te zeer in beslag genomen door zijn missie om de geestelijke stem van zijn innerlijk te kunnen verstaan.

Nu hij echter weer in zijn huiselijke kring is teruggekeerd en zijn vrouw en kinderen begroet zal er zeker van alles en nog wat ondernomen worden om ‘de tijd te doden’, zoals jullie plegen te zeggen. Alle beleefde gebeurtenissen zullen als ‘natuurlijk’ worden beschouwd en ook zo uitgelegd worden, wat er over het algemeen nog toe bijdraagt de trots van degene die is teruggekeerd van een lange vaart nog te vergroten, omdat hij deze gevaren doorstaan heeft. De geestelijke waarschuwingen en wenken, die in zulke momenten liggen, worden niet in het minst meegeteld en nog minder begrepen.

En er ligt in het hele leven van een mens toch al zoveel geestelijks dat hij niet begrijpt; daartoe hoeven nu niet direct zulke momenten gerekend te worden waarop het binnendringen van de andere wereld (door middel van zulke grote natuurverschijnselen of andere belangrijke gebeurtenissen) versmolten is met het menselijke leven! Hoe dikwijls vermaan Ik Mijn kinderen en hoe weinig begrijpen ze Mijn vermaningen, gelovend dat het slechts een speling van het toeval zou zijn.

Je broeder zou echter graag in detail willen vernemen wat deze storm in de Stille Oceaan te betekenen heeft, waarin zijn vriend met zijn schip dagenlang in het gevaar verkeerde om uit het aardse leven geslingerd te worden en enige dagen later ten prooi te vallen aan de eeuwige vergetelheid.

Ik zei het al eerder: het was slechts een teken van de menselijke onmacht tegenover Mijn almacht. Het was een vingerwijzing hoe weinig het berekenen van de

Page 30: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

koers, het kruisen van de wind of de stroming van het water helpt wanneer Ik bijvoorbeeld het roer laat afbreken, zoals daar gebeurde.

Wat wil dat geestelijk zeggen? Het wil zeggen: wat helpt het om helemaal op zichzelf te vertrouwen wanneer de hoofdfactor, het vertrouwen op Mij, ontbreekt!

Zeker, in het gevaar word Ik aangeroepen, dan moet Ik helpen. Maar tevoren zou Ik overbodig geweest zijn: toen voer de mens, zich trots op de borst slaand vanwege zijn beetje wetenschap, over afgronden en gevaren heen en vertrouwde in alles op zichzelf alsof hij geen hoger Iemand nodig had en genoeg had aan zichzelf.

Juist om deze eigendunk iets lager te stemmen stuur Ik geheel onvoorziene natuurlijke gebeurtenissen en laat grote natuurverschijnselen - waar weer grote, in verband met het welzijn van de aardbol noodzakelijke processen aan vooraf gaan - op de mensen afkomen zonder dat ze het weten, om de mensen hun nietigheid te laten voelen en tenminste toch op bepaalde ogenblikken te tonen dat niet zij de heren der wereld zijn, maar dat alleen Ik de Heer ben!

Jouw vriend verging het net zo. Hij kwam te dicht bij een van die grote wervelwinden9, die in de Stille Oceaan voorafgaan aan een groot uitbroedsel van natuurgeesten. Daar - precies in het midden van de Stille Oceaan, op dezelfde plaats waar ook ooit de maan van de aarde werd gescheiden - gaan deze geesten, bevrijd uit hun gevangenschap, over in de lichter beweeglijke lucht om daar hun verdere ontwikkeling tegemoet te gaan. Daar scholen ze samen, en waar de luchtzuil met zuivere natuurgeesten kegelvormig neerdaalt om de lagere geesten langzamerhand in hun rijk op te nemen, daar verheft zich eveneens kegelvormig een waterberg, bezwangerd met deze natuurelementen.

Het gulzige opzuigen van boven en het snelle opdringen van onderen veroorzaakt een cirkelvormige beweging; deze wordt vervolgens steeds heftiger hoe meer de drang naar boven toeneemt en het opstijgen van onderen versneld wordt, trekt dan als een windhoos over de wijde zeevlakte en trekt in deze wervelende dans alles mee wat hem op zijn weg komt.

Symbolisch lijkt deze gebeurtenis op de werveldans van het leven en de daarin meegetrokken mensen zelf. Ook zij zijn meegetrokken in het rondcirkelende opjagen door belangen, begeerten en verlangens, en kunnen niet tot enig juist bewustzijn komen. De ene gebeurtenis verdringt de andere; omgevingen, landschappen, landen: alles vliegt aan hen voorbij, evenals de mensen die daar wonen. Alle slechte neigingen, alle deugden, gebruiken en zeden maken op deze voorbij haastende reizigers maar al te zeer de indruk van een ‘tyfoon’ ofwel een wervelwind in geestelijk opzicht. Alleen het hoofd, als geestelijk roer, houdt nog ternauwernood het hele beoordelingsvermogen in stand, om het niet helemaal verloren te laten gaan.

Ik wilde de schepelingen juist laten zien dat ze niet meer weten waar ze zich aan moeten vasthouden, als hun vermeende roer gebroken is. En dus brak bij je vriend en zijn metgezellen op het schip ook het roer en waren ze aan golven, winden en Mijn wil overgeleverd, net zoals ze zonder hun verstand op de golven van het leven ten prooi moeten vallen aan alle verlangens en begeerten, en niet meer weten waar ze eigenlijk aan toe zijn.

9 Deze waterhozen beslaan daar een gebied van honderden, vaak duizenden mijlen groot.

Page 31: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Toen het roer van hun schip gebroken was zagen ze pas in dat er nog Iets hogers, een hoger Wezen bestaat; ze wendden zich tot Hem, en stil smeekten ze in hun binnenste om hulp. Wat wilde dat zeggen? “Wanneer in je berekenende aardse leven het roer van je verstand niet meer toereikend is, daal dan af in je hart. Daar zul je een overvloed aan rijkdom vinden, die je ook zal leiden naar dezelfde God die je noodgedwongen midden op ze, tussen golven en winden hebt aangeroepen.

Zoek daar je vrede en je houvast wanneer je verstandsroer afbreekt.Daar zul je pas ervaren dat ver boven alle berekening en ver boven alle aardse

vergankelijke schatten uit nog een hoger Roer verborgen ligt, dat je allereerst daarheen zal sturen waar je de eigenlijke waarde van de wereld en je eigen ik zult leren kennen!”.

Je broeder wil nu door zo’n geestelijke uitleg van de storm in de Stille Oceaan zijn vriend zover brengen dat ook hij nu, na gelukkig de wereldse grote oceaan bevaren te hebben, dezelfde weg opgaat in de ‘stille oceaan’ van huiselijke vrede en rust. Deze verdient die naam eerder dan die grote watervlakte, waar weliswaar in de aarde in stilte grote ontwikkelingsprocessen voltrokken worden, maar die voor mensen niet altijd zo goed aflopen als de aan de zee gegeven naam aangeeft.

Je broeder zou zijn vriend willen zeggen, wanneer hij weer in zijn familiekring is: “Zie, broeder, je hebt nu veel gezien en ervaren in de wereld. Toch ben je met al wat je gezien en beleefd hebt nog niet aangekomen bij de bron, waar rust en vrede wonen en waar de mens zich kan verheugen over zijn geestelijk bestaan en zijn missie.

Je hebt tijdens je hele verblijf in vreemde landen veel voor anderen en weinig voor jezelf gedaan; daarvoor zul je ook op een wereldse manier beloond en schadeloos gesteld worden. Nu komt de tijd van lichamelijke rust, een bepaalde stilstand in een huiselijk leven; daar wisselt niet meer het ene nieuwe het andere af, maar dienen andere verplichtingen zich bij je aan, die je familie en kinderen verschuldigd bent. Zie, nu je nieuwsgierigheid om andere landen en volken te zien bevredigd is en je voldoende schadeloos gesteld zult zijn, geëerd als je bent door je vrienden en gerespecteerd door de koning, nu kom ik, je oude vriend, en ik zou ook jou graag een goede raad willen geven. Zie naar mij: ik lijd, ben sinds jaren enkel aan een kamer met vier muren gebonden, en hoogstens in staat met langzame bewegingen een kleine wandeling in de open lucht te maken. Zie, de Heer van de grote schepping, waarvan jij meer wonderen hebt gezien dan ik ooit gelezen heb, deze Heer vol genade heeft mijn hart geopend en me laten zien hoeveel schoons en verhevens daar begraven ligt. En nu, nu ik door deze vondst rust en troost, ja zelfs goddelijke zaligheid heb gevonden, komt in mij de wens omhoog om ook jou, mijn oude vriend, hetzelfde te laten genieten; en temeer daar jij ook kinderen hebt en hen zeker tot mensen naar Gods evenbeeld zult willen opvoeden.

Nu voel ik de drang in mij om deze weg voor jou te openen. O, schenk gehoor aan mijn woorden! Nu de buitenwereld genoeg onvergetelijke indrukken bij je heeft achtergelaten, laat nu de goudmijn van je innerlijk door mij openmaken; opdat ook jij, die in zoveel dingen hetzelfde denkt en voelt als ik, ook op deze zuivere, heiligste en verhevenste punten met mij moge overeenstemmen! Dit is ook de reden waarom ik in mijn eenvoud tot de Heer bad om mij te helpen en met Zijn woorden wat mijn zwakke tong niet mogelijk is.

Page 32: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

O vriend, aangezien wij nu in onze kring de hoge genade van de directe mededeling van de Heer genieten, neem dan deze regels aan van Hem, de al-beminnende vader; Hij die, zoals Hij ons allemaal tot zich heeft getrokken, ook jou en de jouwen zou willen opnemen in de kring van vereerders van Zijn woord. Laat je door Hem trekken en je zult zien dat de weg je niet zal berouwen, waarheen hij je ook leidt. Want, zoals ik en vele anderen kunnen bevestigen: deze weg leidt naar het enige geluk dat de mens op deze wereld kan bereiken, naar het geluk zichzelf en zijn schepper als Vader te leren kennen!”.

Wanneer je broeder aan zijn terugkerende vriend jullie streven en Mijn binnenstromen in jullie zo zal presenteren, wees er dan van overtuigd dat hij daarbij niet onbewogen zal blijven. En al zal hij ook niet direct bij jullie willen horen, dan zal Ik er wel voor zorgen dat van tijd tot tijd de indrukken van dit geschreven woord door gebeurtenissen opgefrist worden. Opdat hij God en zijn heilige Vader niet vergeet: de God die hem in het krijgsgewoel en in de cycloon-wervelwind niet vergat toen hij Hem daar smekend aanriep om hulp; hulp die hem ook ten deel viel, wat zijn terugkeer in goede gezondheid bewijst.

Je broeder moet alleen wat geduld hebben en op mij vertrouwen; het verdere zal hem dan leren in hoeverre zijn vertrouwen gegrond was of niet! Amen.

Hoofdstuk 8

Lucht, water, aarde en vuur

(ontvangen 25 juni 1871)

Dit waren geruime tijd de vier elementen waaruit, zoals de mensen vroeger geloofden, het hele universum of toch tenminste de aarde en alle wereldse lichamen bestonden.

Lange tijd bleef dit een vaststaand geloof, tot de scheikunde - bij jullie ‘chemie’ genoemd - nog verscheidene elementen ontdekte die verdere splitsing niet toelieten; het aantal daarvan is nu (1871) aangegroeid tot ongeveer zeventig10.

Wat de mannen van de wetenschap voor primitieve elementen houden en voorstellen als oerprincipes, zijn echter nog lang niet de laatste stoffen waaruit Mijn schepping is samengesteld. Maar de onderzoekers op dit gebied ontbreekt het ten eerste aan hulpmiddelen om de stoffen verder op te delen en ten tweede aan de zintuigen om de gedeelde substanties te kunnen waarnemen.

Dat deze snuffelaars in Mijn werken niet verder kwamen dan ze tot op heden zijn - waarbij hun hele wetenschap er uiteindelijk op uitloopt dat ze al hun ontdekkingen in het praktische leven enkel voor wereldse doeleinden aanwenden - gebeurt, omdat er nog geen chemicus op het idee is gekomen om Mij als eerste scheikundige te leren kennen, begrijpen en liefhebben!

10 Vastgelegd in het in de scheikunde bekende ‘Periodiek Systeem’ der elementen - vert.

Page 33: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Precies daarom laat Ik ze allemaal daar, tot waar ze nu gekomen zijn. Ze hebben immers genoeg ervaringen uit Mijn natuur gezogen, die wel het eigenbelang van de mensen maar niet hun naastenliefde hielpen bevorderen.

Het doel is hier ook niet jullie met chemische analyses bezig te houden, of iets nieuws te onthullen: er is genoeg van het oude!

Wat de heren der wetenschap echter niet willen inzien is dat ze, hoewel ze in de chemie juist de strengste wetten tegenkomen, toch geen Wetgever willen erkennen, ofschoon ze bij iedere stap weer op Zijn spoor stoten. Als ze geen vooroordeel hadden, zouden ze Hem zeker niet loochenen.

We willen nu echter naar onze eerstgenoemde ‘vier elementen’ terugkeren en zien wat voor relatie daar in geestelijk opzicht bestaat met Mijn schepping en Mijzelf; die kan voor jullie misschien leerzamer zijn dan alle scheikunderegels en ook haar duizenden benamingen uit alle reeds lang in onbruik geraakte talen.

Zie, Mijn kinderen, wanneer jullie deze vier elementen scherp en opmerkzaam bekijken - als lucht, water, aarde en vuur - dan zou jullie allereerst moeten opvallen dat de lucht het teerste, lichtste en beweeglijkste element is; dat het water, voor jullie ogen weliswaar reeds als lichaam zichtbaar ofschoon in vloeibare toestand, reeds vaster, en de aarde een conglomeraat is van louter vaste voorwerpen zoals stenen, zand en rotte, verbrokkelde overblijfselen van de op haar bestaande planten- en dierenwereld. Het vuur tenslotte is het element dat alles vernietigt en weer opbouwt in andere vormen.

Zie nu, de lucht betekent geestelijk hetzelfde als Mijn gedachten als schepper, waarin alles nog bijeen rust zonder zelfstandigheid gekregen te hebben, slechts wachtend op de eerste wenk tot verdere ontwikkeling. Het water, als verdichte lucht, is geestelijk te zien als tot ideeën gecondenseerde gedachten die, wanneer ze worden uitgevoerd, geestelijk vorm geven aan duurzame grootheden zoals de aarde. Daar treedt tenslotte de liefde - die lijkt op het vuur - op als ontbindend en tot eeuwige vernieuwing aandrijvend principe; steeds opnieuw scheppend, maakt ze het versletene tot nieuwe vormen.

Welnu, zoals jullie hele aardbol, met datgene wat in haar bestaat als ook wat haar omgeeft, deze vier elementen uitdrukt, zo stellen deze eigenschappen - gedachte, idee, daad en de instandhoudende en omvormende liefde - tevens Mijn Ik als scheppende God voor.

Want ook Ik schep allereerst Mijn gedachten, vorm ze dan tot ideeën, en geef deze ideeën de impuls in de werkelijkheid te treden en vorm aan te nemen. Wanneer dan de zo gevormde dingen hun levensloop hebben doorgemaakt en het geestelijke erin ze tot hogere niveaus heeft gevoerd, dan komt Mijn liefde naderbij als verterend en verwoestend element, als vuur, en stelt door middel van verbranding het overgebleven grovere in staat tot nieuwe werkzaamheid in andere vormen; en wel zodanig dat datgene wat eenmaal geschapen is, nooit meer kan vergaan.

In de lucht die jullie aardbol omgeeft zijn in opgeloste toestand alle stoffen aanwezig die behoren bij de bestendigheid, de atmosfeer en het welzijn van de aarde, evenals die van de grofstoffelijke bestanddelen en de op haar levende planten- en dierenwereld.

Ze liggen daarin opgesloten als embryo’s, als de eerste oerkiemen, wachtend op verdere ontwikkeling.

Page 34: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

De invloed van de ether op de atmosfeer11, de invloed van het zonlicht evenals de warmtestralen ervan, en de invloed van alle veraf en dichtbij staande grotere hemellichamen en zonnen dragen ertoe bij om de nog in kindersluimer rustende elementen te wekken, te ontwikkelen en ze op hun verdere bestemming voor te bereiden. Daarbij beginnen ze bij het vluchtig beweeglijke water en gaan vervolgens over naar het starre, waar ze weer veranderd worden in het levendige geestelijke. Door de toegenomen verterende warmte worden hun boeien verbroken en treden ze naar voren als primitieve elementen, om van daaruit aan een nieuwe kringloop van scheppingen te beginnen.

Het water is dus eigenlijk de moeder geweest van alle nu als vasteland bestaande werelddelen, het element wat deze heeft voortgebracht. Zo was en is nog in de zee, als grote bewaarder van alles wat voortgebracht moet worden, alles in opgeloste toestand aanwezig. Dat wordt dan door verdamping, neerslag, onderaardse verbranding enzovoort weer aan de atmosfeer teruggegeven om weer nieuwe verbindingen aan te gaan, nadat tevoren het geestelijke uit al deze elementen zich naar hogere niveaus heeft gewerkt en alleen het grovere, moeilijk oplosbare als materiële bestanddelen achtergebleven is.

Zo zien jullie, van de hardste steen in de grondvesten der aarde tot aan het zachtste leem, een reeks van trapsgewijze ontwikkelingen van de oerelementen: in de lucht, gelijk de gedachten; in het water (als verdichte lucht), gelijk de tot ideeën gecondenseerde gedachten; in de aarde (in de vorm van materiële bestanddelen ervan), gelijk de daad. En tenslotte zien jullie in de voortdurende verandering, vernietiging en verbranding van het bestaande de eeuwige werking van de steeds nieuw scheppende liefde, waarbij uit het oude iets nieuws wordt opgebouwd en tot een groot ontwikkelingsproces wordt aangezet; en wel net zo lang, tot ook het laatste materiële geestelijk is geworden.

Wat jullie dus in de vier elementen zinnebeeldig voor ogen zien, dat is de geestelijke rondgang van al Mijn scheppingsgedachten. Het is de weg van al het geschapene. Het is ook jullie weg!

Want ook in jullie zelf (namelijk in de geestelijke zielemens) ontwikkelen zich allereerst de gedachten. Zonder zekere of bepaalde richting zweven ze in de hersenen en in het hart, en wachten op de aanzet om zich tot iets concreets te verenigen. Ze zijn als de lucht: licht beweeglijk en snel veranderend van vorm.

Zodra jullie je dan meer overgeven aan een gedachte, verzamelen zich daar omheen de noodzakelijke medehelpers. Die ontwikkelen de verbinding van ideeën en scheiden ze af in de menselijke ziel - een proces wat hetzelfde is als dat van het water. De ideeën realiseren zich tot daad, tot een vast uitgedrukte daad, net zoals het uit het water ontstane vasteland. En dit geheel van daden bestempelt eigenlijk de geestmens-mens tot datgene wat hij eenmaal in Mijn rijk zal zijn.

Aangezien echter de daad, als product van gedachten en ideeën, eveneens op andere inwerkt, wordt ook zij door de geestelijke ontbinding van de liefde gemaakt tot ofwel het goddelijke, verhevene, ofwel tot het kwade, gemene; vervolgens moeten de gevolgen ervan terugvallen op haar eigen aanstichter. Want in het geestelijke geldt

11 Zie ‘Aarde en maan’, deel 1A ‘De natuurlijke aarde’, hfdst. 20 e.v.

Page 35: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

niet het voltrekken van een daad, maar: onder welke beweegredenen ze gedacht werd en ten uitvoer gebracht.

Vandaar dat ieder mens zich er van tevoren ook goed bewust van moet worden, voordat hij tot een daad besluit, dat deze op de zuiverste morele gronden is gebouwd en ontstaan, opdat deze voor hem nooit kwalijke gevolgen kan hebben voor zijn bewustzijn; en opdat uiteindelijk de kwalijke gevolgen, ontstaan door misbruik of misverstand, vanwege zijn zuivere wil om het beste te doen niet op hem als aanstichter zullen terugvallen, maar op hen die deze daad uitbuiten en tot eigen voordeel aanwenden.

Jullie zien hier de geestelijke weg van een daad; jullie zien haar - als lucht, water, aarde en vuur - dezelfde weg gaan als die Mijn scheppingsgedachten, de materie en uiteindelijk ook Mijn geesten evenals als jullie, geestmensen, moeten gaan.

Want het geestelijke kleed aan gene zijde is de uitdrukking van het geheel van gedachten, gevormd tot ideeën, uitgedrukt door de daad en vergeestelijkt door de liefde.

Mijn kinderen, zoals de lucht de draagster is van het toekomstige lichamelijke en het water de voortbrengster van het vastere, meer solide geheel, zo moeten ook jullie gedachten, ideeën en daden alleen uit de zuiverste goddelijke bron stromen om, gelouterd en vergeestelijkt door de liefde, jullie eenmaal tot kroon te dienen die jullie als product van het aardse leven meenemen naar het andere leven. Zoals de lucht, licht beweeglijk als ze is, ook stormen en verwoestingen brengt, zo is het ook met de vloed van gedachten, wanneer deze zonder zorgvuldig overleg vooraf elkaar willen overweldigen. Sterke bewegingen van de lucht op zee roepen grote golven op; dit gevolg in de natuur laat zinnebeeldig ook zien dat stormachtige bewegende gedachten slechts opgewonden ideeën oproepen, die zelden iets goeds tot gevolg hebben.

En zoals tenslotte de aarde dikwijls trilt door heftige aardbevingen en vulkanische uitbarstingen die voor een deel vernieling en verwoesting brengen, zo is het ook met de onbezonnen daad, als product van een warrige gedachtenzwerm en stormachtige ideeën; als niet uitgerijpte daad zal ze nooit zegen verspreiden en laat aan de aanstichter ervan slechts treurnis na.

Streven ook jullie er daarom naar, zoals de vier elementen, dat jullie je doel net zo vervullen als lucht, water, aarde en vuur. Dat wil zeggen: dat bij jullie alleen zuivere gedachten geduld worden die een mens, als Mijn evenbeeld, steeds waardig zijn; dat jullie ideeën steeds, zoals het water, mensvriendelijk aan een ander geven wat hem tot het beste kan strekken; en dat die vervolgens als daden hetzelfde resultaat hebben als de vaste aardkorst die - geboren uit het water, en dit weer uit zijn verwekkende zuster, de lucht - daar dan staat, opgesierd met alle schoonheden die een liefhebbende hand van een schepper erin kon leggen. Streef daarnaar, opdat ook jullie daden de ontbindende liefde niet hoeven te vrezen, maar integendeel - zoals de aarde bij het trillen door vulkanische uitbarstingen als uiteindelijk resultaat alleen haar eigen werkzaamheid verhoogt - het goede jullie als verrijkend bewustzijn ten deel valt en het slechte aan hen die de dingen verkeerd uitleggen.

Volg Mij dus; volg in jullie principes je vier elementen, en jullie geestelijke mens zal eenmaal geheel en al datgene kunnen zijn waartoe Ik hem heb geschapen - wanneer hij, zoals deze aarde, zijn stormen en revoluties gelukkigerwijs heeft

Page 36: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

doorstaan. Deze waren voor zijn geestelijk voortbestaan net zo noodzakelijk als die grote omwentelingen die jullie aardbol moest doormaken12 voordat hij datgene werd wat hij nu is, dat wil zeggen: een paradijselijke tuin voor Mijn kinderen! Amen.

Hoofdstuk 9

De appel

(ontvangen 7 juli 1871)

De zoon van je broeder heeft je verzocht om een woord met betrekking tot de vergelijking die Ik in ‘Die geistige Sonne’ maakte met een appel.

Maar het lieve kind heeft dus de eigenlijke betekenis van deze redenering niet begrepen. Ik haalde de appel aan als voorbeeld dat overal, in alle producten en vormen, nog een dieper geestelijk Iets verborgen ligt; het hoeft niet direct een appel te zijn. Maar ieder voorwerp in zijn natuurlijke toestand heeft een geestelijke betekenis, dat wil zeggen een geestelijke corresponderende overeenkomst met iets uit de geestenhemel en de etherische producten daarvan.

Omdat dit kind echter speciaal toch iets van de appel zou willen weten, wil Ik hem dus attenderen op verschillende bijzonderheden van deze vrucht, op wat haar vorm en inhoud geestelijk - en nog dieper: hemels - uitdrukt.

Voor we echter naar de appel zelf overgaan, willen we eerst zijn ontstaan uit de bloesem enigszins aanroeren, en dan overgaan naar de vrucht zelf.

Luister nu dus, Mijn lieve kind:Je zult je herinneren dat Ik in een ander woord aan een lieve dochter gezegd heb:

“De bloem is de verloofde staat”. Dat is de bloesem van een boom dus ook; ook deze is de voorlaatste trap van zijn eigenlijke bestemming als boom, want de laatste trap is de vrucht zelf.

Wanneer je bloesem goed bekijkt zul je opmerken dat deze behalve de witte bloesemblaadjes ook nog meeldraden en, in het midden daarvan, het eigenlijke voortplantingsorgaan heeft.

Zodra nu de bloesem de volledige rijpheid nadert en als bloesem haar laatste stadium bereikt, beginnen de meeldraden als bevruchters zich met de fijnste sappen van de boom te vullen, en dit sap wordt dan door het zonlicht vergeestelijkt. Vervolgens nadert het moment waarop de meeldraden zich naar binnen buigen in de kelkbodem van de bloesem, daar dit vocht loslaten en dan de kelkbodem ertoe aanzetten zich te sluiten.

De blaadjes van de bloesem vallen af, evenals de lange meeldraden; het onderste deel van de bloesem sluit zich, en een uit het inwendige opstijgend sap doet vervolgens langzamerhand dit afgesloten kapsel opzwellen en begint zo de vrucht - de appel - te vormen.

12 Zie de zeven perioden van ontwikkeling van de aarde, in het Gr. Ev. Joh., deel I, hfdst. 156-163; deel II, hfdst. 215; deel V, hfdst. 197; deel VII, hfdst. 70 e.v.

Page 37: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Op de plaats waar de ‘injectie’ door de meeldraden plaatsvond, vormt zich allereerst het hoofddeel van de vrucht; dat zijn de pitten. Om deze helemaal te ontwikkelen trekken er voortdurend sappen uit het inwendige van de boom naar toe. Die omringen de pitten om ze tegen weersinvloeden te beschermen, maar voor een deel echter ook om ze voeding te geven door middel van vocht dat in hun cellen is opgeslagen; totdat ze zichzelf hebben ontwikkeld en zowel hun innerlijke als hun uiterlijke deel hebben gevormd.

De vele duizenden cellen die de pitten omgeven zijn dus de cellen die steeds meer opgevuld raken, in grootte toenemen en zo de ‘kroon’ van de appel vormen; en recht tegenover de kelkbodem is aan het uiteinde nog de inbochting te zien waar de bevruchting plaats vond.

Deze sappen verzamelen zich dus en worden door het licht en de warmte van de zon ontdaan van de meeste zure stoffen: het waterige verdampt en het overige wordt veranderd in stoffen met een meer zoete dan zure smaak. Dat is dan de appel, die echter eerst nog een proces van oxidatie aan zijn oppervlakte doormaakt, waardoor de schil wordt gekleurd aan diverse kanten die naar de zon toegewend zijn. Zo geeft de schil al een verandering aan in de inwendige substantie; deze zou, aangekomen bij het laatste punt van haar ontwikkeling, alweer door ontbinding van haar elementen willen overgaan in andere vormen.

Het geestelijke analogon13 van de appel is dat hij de vorm heeft van jullie aarde, waarop hij zelf groeit en waaraan hij ook zijn ontstaan dankt.

Appels zijn verschillend van smaak, al naargelang in de grond waarop de stam groeit salpeterzure substanties de wortels omgeven. Het komt dan ook voor, in die gevallen waar appels aangezet worden tot een grotere dan hun gebruikelijke omvang, dat ze in rauwe natuurlijke toestand niet tot het smakelijkste in het eten behoren, vanwege de grote mate van zuur wat ze via de stam uit de aarde hebben opgezogen. Ze verwerken in hun celweefsel het zuur wel door middel van de zonnewarmte, maar helemaal laat zich dit niet verwijderen; het verdwijnt pas bij het toebereiden als voedsel, door middel van vuur.

De verdere geestelijke betekenis is voor jullie hele geslacht belangrijk, omdat het juist een appel was die Ik als proef van gehoorzaamheid aan de eerste mensen verbood te eten. Daarmee wilde Ik hun symbolisch zeggen:

“Bijt niet in deze zure appel, want jullie en het hele nakomende geslacht zal ervoor moeten boeten!”.

Ik koos daartoe een appel - als symbool voor de aarde - die ook genoeg zuur voor haar toekomstige bewoners had opgeslagen. En het was juist Eva die uitvoerde wat Ik haar wilde besparen: zij beet in de zoet-zure vrucht en liet zo aan haar hele geslacht het onder zoete gewaden verborgen zure en bittere lijden na, waaraan het vrouwelijke geslacht tot aan het eind van het leven is blootgesteld.

Ook bij vrouwen geldt in het algemeen dat, hoe meer opgedoft en opgeblazen ze voortstappen, hun gemoed des te meer zuur en bitter herbergt; en ook zij zijn niet te genieten, totdat het sterke reinigingsvuur hun met geweld het zuur ontneemt en ze daardoor voor de menselijke samenleving verdraaglijker worden.

13 Overeenkomst

Page 38: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Hoe kleiner de appel en hoe roodwangiger de buitenkant is, zoals bij een meisje wat de gezondheid op het gezicht geschreven staat, des te zoeter is ook de appel en des te beter ook het gemoed van het meisje.

Hoe groener, harder en meer opgeblazen de appel is, des te meer lijkt hij ook op dat vrouwelijke wezen, dat bijna groen van woede en nijd opgeblazen rondstapt en als het ware niemand naast zich wil dulden!

De appel was de eerste reden tot verleiding voor de eerste vrouw van de aarde, en is als het ware het beeld voor haar hele geslacht gebleven. Hij drukt daarnaast ook het leven op deze aarde uit: om tot inzicht in zichzelf te komen, moet de mens in het zweet zijns aanschijns moet zijn brood verdienen; worstelend met alle slechte neigingen en hartstochten moet hij zich ontwikkelen tot Mijn enig kind en dan pas, zijn missie beëindigend door bittere en zure ervaringen heen, als een ander, beter, geestelijker mens binnengaan in het leven aan gene zijde.

Wat bij de boom de bloesem is, dat is bij de mens zijn eerste ontwaken in het aardse leven. Hij kent dan nog geen leed, tot de meeldraden van het menselijk leven hem de eerste wonden toebrengen. Door deze kwetsuren wordt hij aangespoord tot oorlog en strijd met zijn eigen natuur en de hem omringende wereld.

En zoals de kelkbodem van de bloesem zich sluit en innerlijke sappen vervolgens de vrucht doen groeien, zo sluit zich ook het jonge verwonde hart. Van binnenuit ontvangt hij als voeding de levenselementen van zijn eigen natuur en van buiten die van zijn ‘moeder aarde’. Zo wordt ook hij een bewaarplaats van goede en slechte, van zoete en zure hartstochten en eigenschappen; totdat hij uiteindelijk in de strijd met zichzelf het bittere heeft verwijderd en zijn hogere bestemming tegemoet gaat. En zoals bij de appel het celweefsel dat de pitten omgeeft de middelen tot verdere ontwikkeling van een andere boom in zich draagt, zo zijn het ook de goede eigenschappen die, de ziel als pit met hun bekleding omgevend en beschermend, de mens in staat zouden moeten stellen tot een reeks van hogere en grotere trappen van ontwikkeling.

Wat de appel als zuur in zich draagt, dat zijn de onzuivere aandriften in de mens. Aan de ene kant prikkelen ze hem tot bevrediging, aan de andere kant echter sporen ze het betere ik aan tot verzet ertegen. Zo doen ze uit de strijd tussen zoet en zuur een scheidend beginsel ontstaan. Dit strekt tot heil van de mens wanneer het uiteindelijk resultaat van zijn bestaan in dit leven een smakelijk sap - de hoofdprijs - is geworden. Wanneer hij echter het onderspit delft, is bittere azijn of verdovende wijn het resultaat geworden.

Mijn lieve kind, in wie nog al het zoete en zure net als bij de zich ontwikkelende appel in een gistingsproces verwikkeld is, let ook jij er dus op dat het zure niet de overhand krijgt. Want wat liefde is als warmte, dat is zoete stof als tegenstelling tot haat, toorn en andere hartstochten die aan de gal ontspringen en dezelfde betekenis hebben als zuur.

Streef voorwaarts! Wees opmerkzaam op jezelf en op de gemoedsbewegingen in je hart, opdat niet ook jij eenmaal, zoals het spreekwoord zegt, ‘in een zure appel moet bijten’, maar opdat je nog op tijd het kwade verwijdert, slechts het goede in daden om je heen vergaart en zo getroost de weg van de tweede, geestelijke orde aan gene zijde kunt opgaan!

Page 39: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Hier heb je dus het drievoudige beeld van de appel: als vrucht, als symbool van de aarde en als analogie voor het menselijk leven.

Neem de nodige lering eruit op, opdat dit woord je niet vergeefs gegeven is. Dit zegt je Vader, Die je bij je handelen steeds zegenend zal sterken! Amen.

Hoofdstuk 10

Van de nacht naar het licht

I. De bloem

(ontvangen 3 mei 1871)

Welnu, Ik wil je hier het visioen wat je onlangs aanschouwde bij de aanblik van een afgerukt dennetakje niet alleen nader verklaren, maar je ook nog verdere onthullingen doen over de geestelijke betrekking die er bestaat tussen alle materiële producten en de geestelijke wereld. Ook wil Ik je openbaren hoe in ieder afzonderlijk plantje al de geestelijke loopbaan van een mens net als die van een geest of engel gegrondvest, aangeduid en precies getypeerd is.

Er is alleen het innerlijk gezicht voor nodig om dit geestelijk schrift van overeenkomsten te kunnen lezen en duiden.

Jou overkwam zo’n verlicht moment toen je je enkel verdiepte in de schoonheid van een dennetakje, waaraan ook zijn toekomstige vrucht al te zien was; een stemming waarin je Mijn genade, goedgunstigheid en liefde kon lezen en zien in dit kleine product.

Daardoor bleef er in jou de hele dag een zachte stemming bestaan; je was een paar ogenblikken verzoend met je lot, tevreden met datgene wat Ik je met een blik in Mijn natuur geestelijk liet zien en voelen.

Omdat ik je echter gesteld heb tot leraar en leider voor de anderen, en de mededelingen die je van Mij ontvangt moeten nog verder reiken dan de kring van jouw werkzaamheid en je eigen levensduur. Daarom moet dit geestelijk visioen niet alleen aan jou gegeven worden, maar moet het een algemeen geestelijk inzicht worden dat dan iedereen kan hebben. Vervolgens kan een ieder dat verwerven wanneer hij Mijn natuur niet oppervlakkig maar geestelijk wil lezen; wat de enige woorden zijn, in grote letters geschreven, die uit alle hoeken oplichten, opklinken en tevoorschijn treden, namelijk:

“GOD IS LIEFDE”

Deze woorden wil Ik jou, jullie en de gehele mensheid met de navolgende woorden toeroepen, tonen en waar mogelijk in ieder hart opwekken, opdat jullie allemaal het grote plan en doel van jullie schepper inzien, er acht op slaan en leren begrijpen. Ik wil jullie allemaal leiden ‘van de nacht naar het licht’, zoals je trouwe medearbeider in Mijn wijngaard, de onvermoeibare Busch in Dresden, je onlangs nog geschreven heeft!

Page 40: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Ja, God is liefde! Het is de liefde die de werelden schiep, ze in stand houdt en ze ook verder zal brengen naar hun voleinding.

Het is de liefde, die in elk materieel of geestelijk geschapen ding haar hele macht, haar hele gloed en haar ijver gelegd heeft.

God is deze liefde. Hij, Die jullie stuurt en leidt en, toegeeflijk voor jullie en je ‘halve’ aard14, jullie toch steeds overstelpt met genadegaven en weldaden. Hij, Die jullie door middel van al het geschapene geestelijk wil tonen dat Hij altijd alleen maar hetzelfde doel en hetzelfde principe voor ogen heeft gehad. Wanneer jullie ogen van het wereldse zijn afgewend en jullie eenmaal het geestelijke van de vormen en beelden van de materiële kunnen aanschouwen, zullen jullie daar al sinds de schepping van de materiële wereld alles allang voorbereid vinden wat geestelijk gezien noodzakelijk is om jullie opwaarts te leiden naar dat gebied, waar de materie is opgehouden en het geestelijke begonnen. Dat gebied, waar het lichamelijke en vergankelijke verruild is voor het eeuwige, laat jullie zowel in het klein als in het groot in duizenden vormen, beelden en voorstellingen dezelfde woorden zien, die alle tezamen liefde ademen, liefde zijn en liefde verspreiden; en die moeten jullie leiden van de duister materiële wereld - van de nacht - naar de geestelijk-lichte nooit vergaande wereld - naar het licht!

Zo verging het jou ook, toen je in de dennetak Mijn hele schepping in haar grootste liefdevolle bekoorlijkheid aanschouwde; het was je te moede alsof de geestelijke hemel - als de zon bij somber weer - je een lichtstraal toezond vanuit zijn ruimte waar zorgen, verdriet en lijden niet meer bestaan en alleen vreugde, zielsgenot en zaligheid voortdurend verblijven.

Het was niet mogelijk deze stemming bij je te laten bestaan, want je bent nog een aardekind en nog te zeer aan de materie gebonden. Als eenmaal de tijd komt van de volledige geestelijke rijpheid, waarop het materiële omhulsel de geest vrij moet laten, dan zul je deze slechts in vluchtige ogenblikken genoten stemming als blijvend kleed kunnen aantrekken; daarmee zul je licht verspreiden voor anderen en licht van anderen opzuigen. Maar het is nog niet mogelijk om je blijvend te laten genieten van datgene wat alleen voor geestelijke, maar niet voor lichamelijke zielewezens bevorderlijk kan zijn.

Om je echter de weg te tonen die al Mijn wezens moeten gaan, geef Ik dit woord juist de titel: ‘Van de nacht naar het licht, of: de bloem’. In de bloem wil Ik jou en jullie allemaal laten zien dat de weg naar dit geestelijk verheven standpunt van Mijn liefde dezelfde weg is die elk geschapen ding, tot Mijn hoogste engelgeesten toe, moet doormaken en gedeeltelijk al heeft doorgemaakt!.

Ik koos de bloem, ofwel ieder gewas, omdat het materiële proces van dit geschapen symbool van de liefde jullie meer bekend is en daardoor gemakkelijker te begrijpen. Behalve dat koos Ik haar ook, opdat jullie niet zo’n gedachteloos misbruik zullen maken van mijn scheppingen, zoals dat juist met deze voortbrengselen uit twee werelden - namelijk als producten van de aardse en licht-wereld - gebeurt. Ik koos haar opdat jullie bij het zien of ruiken van de geurige balsemlucht van een bloem niet alleen maar je gezichts- en reukzenuwen zullen behagen, maar dieper in de kelk van de geopende bloem zullen schouwen en het geestelijke, veel hogere en schonere

14 Oorspr. ‘Halbwesen’

Page 41: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

mogen zien. Ik heb dat er in gelegd om jullie bij iedere bloem weer in herinnering te roepen: “God is liefde!”.

Zie, Ik heb zojuist gezegd: ‘De bloem is een product uit de aardse en licht-wereld!’. Welnu, zo’n product zijn jullie ook. Ook jullie komen voort uit aarde en licht; jullie zijn lichaam en ziel, als bekleding van Mijn goddelijke geest. Ook jullie worstelen van de nacht naar het licht, net als zaad dat in de aarde is gelegd en naar omhoog streeft, door de aardkorst breekt en zich naar de zon wendt, die voor hem het hoogste geestelijke is.

Zie en lees dus in het voorbeeld van een gewas dat een bloem of vrucht als einddoel heeft; lees daarin jullie hele levensgeschiedenis zoals die daar precies zo duidelijk geschreven staat als in jullie ik!

Kortzichtige, onverschillige mensen! Open jullie materiële en geestelijke ogen! Verhef jullie blik iets hoger, alleen maar tot aan de grens van het zichtbare materiële, en jullie zullen juist in een gewas zo helder geschreven vinden wat Ik jullie ook met duizend woorden steeds toeroep: “God - is - liefde!”.

Erken toch de Vader! Als jullie Hem niet geestelijk kunnen zien, erken Hem dan toch in Zijn werken!

Wandel niet zo gedachteloos rond in Zijn wonderen; schaam jezelf dat je dit door Mij zo duidelijk (in de schepping) geschreven geestenschrift niet kunnen lezen!

Als het in jullie wereld al heel treurig is als een kind zijn vader niet kent, hoeveel temeer is dat zo wanneer een kind, het kind van een schepper van zoveel wonderen en schone dingen, zo geheel en al aan Hem voorbij gaat (Hem vergeet) alsof Hij voor hem helemaal niet bestaat, of alleen dan wanneer het hulp nodig heeft!

Zie, dit is het doel van Mijn woorden van vandaag aan jullie, dat jullie allemaal het geestelijke in de wereld meer zullen begrijpen, en niet alleen de gewone alledaagse levensbehoeften en zorgen; dat jullie niet je geestelijke bestemming en Mij vergeten en op Mijn wonderen rondwandelen als doden onder levenden, als blinden onder zienden.

Als Ik niet zou weten hoe lauw en onverschillig jullie al Mijn woorden opnemen, dan zou Ik niet weer langs een andere weg hetzelfde voor jullie herhalen wat jullie al op velerlei manieren hebben gelezen, maar helaas zeer weinig praktisch beoefend hebben.

Ik wil alles doen om jullie te wekken, om jullie tot iets beters op te voeden. Als jullie je echter niet willen laten wekken, wanneer jullie aan de geestelijke slaap de voorkeur geven, geef Mij dan niet de schuld wanneer zich omstandigheden en gebeurtenissen aan je opdringen die jullie in je wereldse gedommel niet met liefde, maar met schrik en vertwijfeling wakker zullen maken. Jullie hebben het zo gewild; geniet dan ook van de vruchten van je wereldse zorgen voor maag en lichaam. De weg ‘van de nacht naar het licht’ zal dan echter iets moeizamer en langzamer gaan dan nu; want nu wil Ik als zachte, geduldige leider jullie binnenleiden in het rijk van geestelijk genot en zaligheid, door jullie Mijn wonderen in de materiële schepping te verklaren.

Welnu, Ik wil nu terugkeren naar Mijn uitgekozen beeld, ‘de bloem’ ofwel ‘het gewas’.

Ik heb jullie hier tussendoor alleen vermanende woorden gegeven, opdat jullie de ernst van Mijn woorden begrijpen evenals de grootheid van Mijn liefde, die zich

Page 42: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

zoveel moeite getroost om jullie, hardhorenden, het gehoor voor het geestelijke te openen!

Zie, de plant wordt als zaad in de aarde gelegd. In het zaad ligt alles voor zijn toekomstige bestemming al voorbereid; alle middelen tot vervulling van zijn doel en tot eeuwige instandhouding van zijn soort, door de hernieuwde vorming van zaad, liggen erin. In een zaadkorrel van een afzonderlijke plant liggen de elementen van haar trapsgewijze voortschrijden naar een hogere klasse; en van daar steeds verder, tot ze een bestanddeel vormt van een zielewezen, dan uiteindelijk een geestelijk zielewezen, tot de plant eveneens vervolmaakt overgaat in het geestenrijk en daar een integriteit15 vormt van het allergeringste wezen tot de hoogste engelgeest.

Zo zien jullie in een plant een regelrecht voortschrijden van het grof-materiële tot aan het hoogste geestelijke.

Zodra het zaad in de aarde wordt gelegd, voegt zich bij zijn sluimerende elementen de eerste factor uit zijn omgeving: het vocht. Dit is het product van twee andere werkzame elementen, namelijk verdichte lucht - of water - en warmte; deze laatste is het product van het proces van opsplitsing en ontwikkeling.

Door dit vocht aangezet zwelt het zaad op. Zijn buitenste delen worden zachter, en de inwendige delen aangezet tot ontwikkeling. Van buitenaf werkt de natuur van de hem omringende aarde, van binnenuit zijn eigen individualiteit.

Zo, afgedwongen door twee factoren, ontstaat strijd: de strijd van de buiten- met de binnenwereld. Uiteindelijk overwint het inwendige: de schil die het zaad gescheiden hield van zijn omgeving, springt open. Vervolgens legt het zaad zich enkel toe op zijn opbouw, zuigt uit de hem omgevende elementen het bruikbare op en benut het voor het verdere voortschrijden. Langzamerhand stuwt het zijn eerste spruit omhoog en wortels naar beneden, opdat tussen deze beide - nacht en licht, aarde en zon - evenwicht tot stand wordt gebracht en het zaad overeenkomstig zijn doel kan uitgroeien tot datgene waartoe Mijn wil het heeft geschapen.

Zo dringt het plantje, gevoed door de uit de aarde opgezogen en individueel verwerkte elementen, steeds omhoog. Hoe hoger het komt, des te minder drukt het gewicht van de hem omgevende aarde erop, en des te gemakkelijker kan het de moeilijkheden overwinnen. Het gaat met reuzenschreden het licht tegemoet, het licht wat het nog niet gezien heeft maar wel vermoed; het voelt reeds de warmte ervan naarmate het hoger kan doordringen. Totdat uiteindelijk het plantje aankomt in het licht van de grote weldadenbrenger van ieder schepsel, en begint het meeste uit het licht en het minste uit de aarde aan te trekken.

Kleur, substantie, alles wordt verwisseld; de lagere krachten van de nacht moeten ofwel wijken, ofwel zich laten omzetten in lichtelementen. Daarbij helpt de plant weer een ander proces uitvoeren, doordat ze door zichzelf op te bouwen tot en met de wortel, van het grove tot het fijnere, haar omgeving uitdrukt; en indirect helpt ze ook mee, afgezien van haar eigen opbouw, het vergeestelijken van de haar omgevende aardse wereld te bevorderen.

Hoe verder het plantje naar boven dringt in de licht-, lucht- en warmtestraling van de wereld van de uiterlijke atmosfeer, des te meer verfijnen zich zijn bestanddelen, de uit de aarde opgezogen elementen.15 Onaantastbaar, onkreukbaar onderdeel

Page 43: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Verfijnde substanties moeten ook verfijnde dingen voortbrengen. Vandaar dat de stengel en bladeren teerder en zachter zijn dan de stam of steel; deze staat nog onder invloed van de aarde, als nacht, en ontvangt steeds het grovere. Maar dit is allemaal nog niet genoeg. Een onbepaalde drang drijft de intellectuele delen van een gewas voort naar een onbekend ‘iets’. Steeds verder opwaarts gaat het. De bladeren worden teerder en teerder. Hoe langer de weg is van de aarde tot de top, des te meer moeten de substanties van de aarde verwerkt worden en door de intelligentie van de plant zelf fijner worden. Uiteindelijk behoren ze niet meer tot de bladeren, steel of stengel; al het grove is dan achtergebleven, dat is allemaal al eerder opgezogen. En toch is er nog geen einde aan het drijven naar ontwikkeling; nog steeds ligt in de kiem, diep in de nacht van de aarde, het beste verscholen: het geestelijke van de planten-individualiteit, wat haar doel en voortbestaan uitmaakt.

Tot hier toe had deze individualiteit alleen datgene verwerkt wat weliswaar wezenlijk bij haar hoorde, maar niettemin toch slechts een middel tot het doel was; dit moest van tevoren verwijderd en bewerkt worden.

Nu komt datgene wat bij een meisje de hoogste droom, de laatste wens is: er ontstaat een drang naar verloving, naar een huwelijkse verbinding van het materiële met het geestelijke; er ontstaat een drang naar de bloem. Daar eindigt een materiële en begint een geestelijke wereld, namelijk het uit de bloem voortbrengen van zaad of vrucht!

Alle sappen die bij de onderbouw behoorden waren verbruikt. De bloem prijkt nu geurend in het schoonste licht, geestelijk haar schepper lovend. Ze is het eindresultaat van het eerste proces, als hoogste trap van het zaad maar ook weer als laagste trap van geestelijke voortplantingskracht, waarbij weer zaad is voortgebracht. Ze is bereid om dat wat ze voorheen verwerkte in andere vormen terug te geven aan de atmosfeer, en wat overblijft in de vorm van zaad of vrucht aan de aarde terug te geven voor hetzelfde proces wat zij ervan had ontvangen. Om daar dan weer iets nieuws uit de aarde los te maken, zo de materie stap voor stap te vergeestelijken en - als jullie je willen verheffen naar een hoger gezichtspunt - de hele aardbol door middel van de vegetatie naar een hoger, geestelijker niveau te brengen.

Het zaad streeft dus omhoog ‘van de nacht naar het licht’, straalt jullie tenslotte als bloem, balsemachtige geuren verspreidend, in alle schoonheid op jullie wandelingen tegemoet en roept jullie overal toe:

“God is liefde!. Wandelaar, zie mijn worstelen, mijn streven en mijn einde op aarde!

Doe ook jij zoals ik, want jij bent ook een in een lichamelijk omhulsel gelegen zaad. Vervul ook jij je doel, zoals ik het mijne vervul, en je zult net als ik met schoonheid en geur, met geestelijke genietingen en gelukzaligheid bekleed worden!”.

Ja, zo is het, Mijn kinderen! Luister naar de roep van een nietig plantje, dat in het veld nietszeggend is voor de gewone mens, maar voor de geestelijke mens een heel evangelie van liefde en genade van zijn schepper.

Volg dit plantje na, van de nacht naar het licht. Vervullen ook jullie je doel, zoals dit zaad, en je kunt er verzekerd van zijn dat jullie vervolgens als geestelijke bloemen in Mijn rijk zullen stralen en geuren!

Als jullie opmerkzaam kijken naar de fasen die de plant bij haar ontwikkeling moet doormaken, dan zullen dezelfde fasen in jullie leven je niet ontgaan.

Page 44: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Ook in jullie lichamelijk omhulsel is de ziel en, als laatste vonk van intelligentie, een straal van Mijn liefde gelegd. Ook jullie zijn, van het begin als kind tot hoge ouderdom, door warmte ofwel liefde gewekt en aangezet tot hogere ontwikkeling. Jullie zijn omgeven door de uiterlijke wereld en moeten daaruit opzuigen wat voor jullie bruikbaar, en wegdoen wat onbruikbaar is. Ook in jullie, als lichamelijke wezens, is de drang om vanwege natuurlijke behoeften en wereldse zorgen wortel te schieten naar beneden. Voor jullie is de uiterlijke wereld eveneens de nacht, maar een innerlijke aandrang - de aandrang van de geest - drijft jullie naar boven, naar het geestelijke. En ook al zouden jullie het geestelijke willen verloochenen: deze drang zwijgt niet. Het is de drang van het geweten.

Zo gaat het voorwaarts bij de plant, en zo ook bij de mens; via afdwalen, lijden en strijd kweek Ik jullie op tot geestelijke planten voor Mijn tuin.

Velen vallen, onder invloed van hartstochten; net zoals planten en bloemen onder invloed van weersfactoren. Zoals deze vervolgens in andere vormen een andere bestemming volgen en het voor hen bestemde doel toch bereiken, precies zo gaat het met afgedwaalde geestkinderen. Ze moeten de langere reinigingsweg gaan, en zodoende het bereiken van de bloem, de verloving, de kroon van alle streven en strijd - het doel wat anderen eerder bereikten - door langere wegen en tijd tot later uitstellen.

Mijn kinderen, neem daarom de bloem of plant tot voorbeeld. Ontdoen ook jullie je van alle grovere elementen en vergeestelijk dat wat je opzuigt! Vergeestelijk door jullie reiniging ook jullie omgeving en trek ook anderen met jullie mee, een beter bestaan tegemoet!

Opwaarts, Mijn kinderen! Na de tere bladeren en stengels ontluikt de bloem van een rustig, godgegeven bewustzijn en ontstaat er hemelse rust. En zoals de bloem vreugdevol en zacht haar hoofdje beweegt en wiegt in de balsemachtige lucht die om haar heen zweeft, zo zullen ook jullie zijn in het hogere geestenrijk waar, in plaats van de materiële zon, licht en warmte, geestelijk licht - inzicht - en geestelijke warmte - liefde - zacht omvattend om jullie heen waaien!

Streef naar datgene waartoe Ik jullie schiep: Mijn kinderen te worden! Laat jullie niet beschamen door een bloem of plant!

Zoals Ik eens zei: “Zie naar de bloemen op het veld; zij arbeiden niet”, laten jullie evenzo je hoofd niet te zeer op hol brengen door wereldse zorgen. Geef de wereld wat van de wereld, ‘en Mij wat van Mij is’.

Wordt bloemen in Mijn geestelijke tuin, en dan hebben jullie je doel op deze wereld bereikt. Zorg dat jullie als aardekinderen komen op de hoogste trap, om op de laagste trap als geestkinderen jullie weg verder te vervolgen door miljoenen hemelen en aeonen van tijd; om Mij steeds nader te komen, en het hele proces van zaad tot aan bloem en vrucht geestelijk te kunnen herhalen!

Zie, dit alles zegt jullie een bloempje, dat jullie al vaak gedachteloos met je voeten platgetreden hebben.

Leer toch eens de taal van Mijn natuur begrijpen!Leer dit tere en zachte schrift lezen, waarmee Ik - jullie schepper, Heer en Vader

- in iedere zandkorrel, in elk bloempje en tot hoog in de grootste zonnewerelden steeds dezelfde woorden heb geschreven: God is liefde!

Dit verkondigt de natuur jullie in het klein en in het groot.

Page 45: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Dit roept jullie eigen hart je toe bij iedere ademtocht. Dit zend Ik jullie in duizend verschillende vormen en woorden door Mijn knechten en schrijvers.

Luister toch eens naar die grote harmonie der sferen, naar dat koorgezang, dat uit miljoenen wezens en voortbrengselen dag en nacht Mijn loflied zingt. Blijf niet koud tegenover al deze grootse aanwijzingen, en ga voorwaarts ‘van de nacht naar het licht’, van wereld naar geest! Wordt bloemen van deemoed, liefde en zachtmoedigheid in Mijn hemelse velden!

Alleen dit wil of beoogt jullie Vader met al deze woorden die Hij voortdurend vanuit Zijn hemelen ter opheldering zendt. Sla er goed acht op, want ze moeten jullie leiden, net als het zaad, ‘van de nacht naar het licht’! Amen.

Hoofdstuk 11

Van de nacht naar het licht

II. Een jakobsladder

(ontvangen 26 juli 1871)

Je verlangde ernaar om de vrije vlucht door Mijn schepping, die je een paar dagen geleden aan mijn hand hebt gemaakt, ook aan anderen mee te delen en het hun te laten meevoelen, opdat ook zij Mijn macht, Mijn liefde en hun eigen waarde leren kennen.

Welnu, aangezien alles wat door je ziel trekt vanzelfsprekend niet alleen voor jou maar voor een veruit groter doel in je wordt opgewekt, moet ook dit geestelijk visioen - waarin je de reeks trappen van al het geestelijke tot aan Mij toe zag - je nu opnieuw voor ogen komen te staan, om jou en allen te bewijzen wat het wil zeggen om een loot van Mijn Ik, een goddelijke vonk in zich te dragen.

Want wat zouden alle scheppingen met hun grote wonderen voor nut hebben, wanneer jullie niet een intelligente geest zouden bezitten die al dit geziene en vermoede kan bevatten. Wat voor nut zouden jullie hebben van de aanblik van de met sterren bezaaide hemel, vanwaar miljoenen zusterzonnen hun licht naar jullie aarde zenden en jullie toeroepen:

“Ook wij sturen jullie, kleine wormpjes, ons licht uit onmetelijke verten; jullie merken het alleen pas op, wanneer jullie zon opgehouden heeft voor jullie te schijnen! Neem deze oproep van ons aan als geestelijk woord van troost en vermaning, en vertaal hem aldus:

Ook een onmetelijke geestenwereld zendt jullie, grote geesten van goddelijke oorsprong, van verre haar groeten. Jullie - of tenminste velen - merken en voelen deze groet van de geestenwereld niet, omdat voor hen de wereldse zon nog te sterk schijnt. Maar wanneer deze begint onder te gaan en het nietige en vergankelijke dat jullie herinnert aan een ander, hoger leven voor jullie merkbaar wordt, wanneer het in het wereldse hart nacht begint te worden, dan beginnen de invloeden van een hoge geestenwereld, zoals de flonkerende sterren, de een na de ander aan het onmetelijke firmament op te duiken. Dan beginnen geestenstemmen jullie in te fluisteren wat ook

Page 46: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

de sterren dikwijls aan de mens vertellen. En dat wil zeggen: er is nog een andere wereld, een geestelijke, net als een grote materiële oneindige wereld. Daar gaan geesten trapsgewijs, stap voor stap hun voleinding tegemoet, tot ze allemaal in Mijn geestenhemel, ver boven alle geschapen werelden uit, pas het eigenlijke doel van hun leven en streven zullen inzien”.

Daarheen dringt het kleinste infusiediertje net zo goed als de grootste engelgeest; daar vindt alles zijn afsluiting, zijn materiële einde en zijn geestelijk begin.

Daar, in de hemel van alle oertypen van de schepping, begint pas het eigenlijke leven van de geest. Van daar gaan alle stralen van Mijn goddelijke macht en liefde uit, ver naar buiten alle zonne- en wereldstelsels bevruchtend met het geestelijke. Van daar gaat de liefdesgedachte uit als de elektrische straal en het snelle licht in alle richtingen; ze spoort alles aan, verlichamelijkt, vergeestelijkt, brengt tot leven, brengt groot en ontwikkelt alles, van het kleinste atoom tot de grootste wereldzon. En dit volgens een en hetzelfde plan, volgens een en dezelfde wet, de wet van de liefde; opdat alles eenmaal, zijn schepper nader komend, Hem leert begrijpen en Hem leert liefhebben.

Alles is geest. Overal is het de geest die opwekt, draagt en ontwikkelt.Gebonden in de vaste materie is hij de instandhouder van de gestage wisseling

van de stof: van het starre naar het vloeibare, van het vloeibare naar het luchtachtige, van het luchtachtige naar het gasvormige, tot aan het fijnste vluchtige etherdeeltje.

In het planten- en dierenrijk is het de geest die instinctmatig de wortel daarheen leidt waar deze vindt wat voor hem geschikt is als voeding tot verdere ontwikkeling.

Bij het dier zet de geest aan tot het zoeken van voedsel, het bouwen van behuizingen en tot voortplanting. Zich zo steeds vrijer makend, stijgt de geest opwaarts, van trede naar trede. Van de eerste tastzin en ontbrekende beweging tot aan het zelfbewuste begrip van bestaan in het laatste lid van alle materiële scheppingen, de mens. Vervolgens draagt deze, als eerste lid in een reeks van geestelijke vormgevingen verrijkt met verschillende kwaliteiten, de hele schepping in zich; als keerpunt tussen twee werelden verbindt hij de materiële wereld met de geestelijke.

Daarom bestaan er verschillende soorten schepselen op al Mijn werelden, meer of minder voorzien van materiële lichamen al naargelang ze dichtbij of ver van Mij af staan. Verschillend in grootte, levensduur en trapsgewijze voortgang, gaan ze allemaal de weg terug naar Mij, de schepper van Wie ze zijn uitgegaan.

Een bouwmeester heeft allereerst, voor zijn huis klaar is, alleen met ruwe materialen te maken; langzamerhand moet hij deze door verschillende processen zodanig voor zijn doel geschikt maken dat ze voor hem bruikbaar kunnen zijn. Evenzo is de grote schare schepselen op alle werelden, al naargelang de wereld die ze bewonen, voor een deel ook ruw onbewerkt bouwmateriaal.

Zoals het bijvoorbeeld gaat met het hout dat een bouwmeester voor zijn doel nodig heeft, zo gaat het met de mens op verschillende werelden.

Het hout moet als ruwe stam eerst bijgehakt worden, een andere vorm krijgen en tot balken gereed gemaakt worden (als steunen voor het hele gebouw). Vervolgens moeten de balken in stukken gezaagd worden tot verschillende kleinere benodigdheden zoals latten, planken en palen (verbindingsmaterialen). Tenslotte wordt het hout voor de inrichting van het huis nog op allerlei manieren door

Page 47: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

kunstvaardige handen als huisraad toegepast, van de eerste ruwe rustbank tot de fijnste gepolitoerde leunstoel en andere uiteenlopende voorwerpen (alles overeenkomstig de vergeestelijkte potentie, in trappen tot aan de hoogste; die kan, helemaal glanzend gemaakt als een spiegel die al het licht opneemt en weer teruggeeft, het licht ook aan anderen meedelen).

Net zo gaat het met ijzer en steen; door middel van vuur van hun primitieve hardheid ontdaan, volgen beide dan gemakkelijk buigzaam zoals de hand wil, terwijl mortelkalk ook nog een middel is om het hele gebouw te verbinden en in stand te houden.

Zo is ook in Mijn schepping al het levende, organische en anorganische verdeeld in miljoenen behoeften; alles dient echter slechts een doel.

De mensen op alle zonnen zijn als hout, ijzer en steen: ze moeten allereerst alle louteringsprocessen doormaken, voor ze in staat zijn om over te gaan in Mijn directe nabijheid, in Mijn geestenrijk.

Precies zoals uit hout duizenden gereedschappen en nuttige dingen worden vervaardigd (uit ijzer nog meer, tot in het oneindige), zo is ook de veelvoudige verdeling in graden of trappen van mensen en geesten.

Sommige bewonen nog onafgewerkte huizen, andere al betere; weer andere bewonen paleizen, en zo voort tot aan de hoogste voleinding.

Overal is het het geestelijke principe dat alles classificeert, ordent en zo in de richting van ontwikkeling voert.

Reeds uit datgene wat Ik jullie over de zon en jullie planeet heb meegedeeld16 - te beginnen bij de pedante17 bewoners van Mercurius tot aan de musicerende Miron- (Neptunus-) mensen - zien jullie een stap voor stap geestelijk voortschrijden. En in de zon zien jullie al geestelijk hoger staande mensen, met meer inzicht in de geestelijke schepping.

Wat de bewoners van Saturnus alleen als grote Geest vermoeden, dat weten de bewoners van de zon al beter.

Zo gaat het steeds maar voort, bij alle werelden. Bij alle zonnen en heelallen gaat het trapsgewijs, al naargelang de werelden zelf, met hun bewoners precies zo. Door Mijn liefde worden ze allemaal voorwaarts gedrongen. En zoals op elk van deze miljoenen werelden, eveneens beginnend bij de laagste plant en het dier, de trappenreeks voortgaat tot jullie, wereldmensen, zo gaat het vervolgens van de wereldmensen verder opwaarts in geestelijke, hogere trappen.

Kijk hier niet naar de grootte of de schoonheid van die werelden, noch naar de eigenaardigheden van hun bewoners, of dat nu in vorm of intelligentie is. Dit alles past slechts bij de wereld waarin ze leven en waarmee ze ook in een zekere overeenstemming moeten zijn. Kijk alleen naar hun geestelijke niveau; dat is waar het om gaat. Kijk, op jullie aarde hebben jullie toch ook genoeg voorbeelden waar de uiterlijke vorm niet overeenkomt met de innerlijke, geestelijke vorm. Neem alleen de papegaai en andere mooi gevederde vogels ui het zuiden: waar is daar het zielsvolle gezang, als uitdrukking van het innerlijke niveau van gevoel?

16 Zie ‘De natuurlijke zon’, ‘Aarde en maan’ en ‘De vlieg’

17 Kleingeestig, waanwijs

Page 48: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Bij de werelden is het net zo: als jullie een van deze werelden met geestelijke ogen zouden kunnen overzien, dan zouden jullie in de kleurenpracht en schoonheid van vormen die daar heersen een geestelijke intelligentie vermoeden, die de bewoners van zo’n wereld tot goden zou moeten maken. En toch zouden deze bewoners bij de aanblik van jullie innerlijk in het stof neerknielen, vanwege de grootheid en verhevenheid van jullie goddelijke natuur. Hun ontbreekt die helemaal, omdat ze meer een droomleven hebben. Terwijl jullie, die door Mij tot Mijn kinderen zijn uitverkoren, met een blik als van een adelaar door de wijde ruimten van Mijn schepping zouden kunnen vliegen, om daar met een intelligente geestvonk helder te lezen wat Ik ben en wat jullie eenmaal zouden kunnen worden.

Vele miljoenen van zulke werelden draaien er rond in de oneindige ether, toegerust met schoonheden die jullie nooit kunnen begrijpen of zelfs nauwelijks vermoeden. Afgaand op de uiterlijke schijn zijn het ware paradijzen van eeuwige vrede en eeuwige zaligheid. En toch zit achter deze grote werelden vol licht de geestelijke duisternis: het niet-inzien, het niet weten waartoe al dit schone en grote geschapen is!

En ook hier zien jullie weer dat Ik alleen groot ben in het kleinste. Jullie aarde, miljoenvoudig kleiner dan een atoom van zo’n wereld, herbergt de grootste geesten en huisvest de wezens, om wie Ik mens geworden ben en Mij zelfs door hen, uit liefde voor hen, liet doden!

O, begrijp toch eens wat het zeggen wil om in zo’n oneindige schepping, vol van het grote en verhevene, juist die wezens te zijn die al deze lange wegen naar Mij niet meer nodig hebben; om wezens te zijn met wie Ik direct onderhandel, die Ik leer en leid. Terwijl andere wezens die Mij evenzeer liefhebben slechts een vermoeden kunnen hebben, hebben jullie de helderste bewijzen van Mijn bestaan, Mijn werken en Mijn voortdurende zegen!

Daar in die werelden is zeker eeuwige vrede, er is daar weinig strijd. Het is echter ook nauwelijks een verdienste om daar mens te zijn; het is verreweg gemakkelijker dan op jullie aarde Mijn kind te willen worden.

Jullie moeten bedenken dat daarboven mensen leven volgens datgene wat hun wereld in geestelijk opzicht van hen verlangt; en vandaar gaat het hoogstens alleen weer over in een nieuwe, hogere of analoge geestenwereld. Maar bij jullie die hier strijden, die zich moeten verloochenen, het bitterste moeten verdragen en toch het vertrouwen in Mij niet verliezen, is het anders. Hier, waar Ik zelf als schepper mens ben geworden en het grootste voorbeeld van de diepste verdeemoediging heb gegeven, hier zijn jullie in een kweekschool voor Mijn grote geestenrijk, voor Mijn geestenhemel. En zoals voor jullie intelligente ogen ‘s avonds de hele wijde schepping met haar miljoenen werelden leesbaar en begrijpelijk is, zo is voor jullie geest, die door Mij in jullie is gelegd, de hele geestenhemel met zijn niveaus, zijn uitbreiding en zijn zaligheden allemaal begrijpelijk en te bevatten. Dit alles is voor bewoners van andere werelden voor altijd afgesloten. Het opent zich enkel pas, zodra ook zij jullie weg willen doormaken die, hoewel vaak bitter, toch tot de hoogste zaligheid leidt.

Daarom: nu Ik voor jullie ogen het geestelijk beeld ontrold heb van Mijn materiële schepping waar vervolgens de nooit eindigende geesteshemel bij aansluit, bedenk nu wat jullie kunnen worden en waartoe jullie bestemd zijn!

Page 49: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Laat jullie dus niet afschrikken door de wederwaardigheden van dit leven! Laat je niet door het licht van de wereldse zon verblinden! Zie, pas wanneer jullie deze de rug toekeren en ze voor jullie niet meer bestaat, opent zich (net als ‘s avonds de hemel vol sterren) voor jullie de wereld van de geest. Hierin kunnen jullie even zovele woningen en niveaus ontdekken als jullie ‘s avonds sterren, zonnen en werelden zien - en er nog meer kunnen veronderstellen, waarvan het licht vanwege de grote afstand jullie ogen niet bereikt! Even zovele geestelijke werelden wachten op jullie, kinderen, voor wie Ik zoveel geleden, gedaan en geschapen heb!

Herken in de oneindige ether Mijn oneindige liefde, en in de sterren die jullie elke avond tegemoet schijnen even zovele genadestralen en lichtwegen; wegen die al Mijn wezens - of ze zich nu op korte of langgerekte wegen bevinden - toch eenmaal zullen leiden naar Mij, de Vader van al het geschapene!

Niet voor niets gaf Ik Mijn geheimschrijver dit beeld en inzicht in Mijn geestelijke schepping. Aangezien het nu geschreven is, zal het allereerst voor zijn kleine gezelschap en eenmaal voor de hele mensheid een krachtige getuige zijn van hoe Ik Mijn kinderen leidde, op wat voor wegen en met welke middelen Ik hun wilde tonen dat het een grote genade is om een mens op deze aarde te zijn; en een nog grotere genade om zo direct gestuurd en geleid te worden zoals Ik nu al sinds geruime tijd aan jullie vergun.

Overweeg dus ook deze woorden goed. Elke avond moet jullie, omhoog kijkend naar het sterrenuitspansel als boek van Mijn liefde, de woorden in herinnering roepen: “Heer, wat ben ik, dat U mij gedenkt!”. En van alle werelden jubelt het jullie dan toe: “Verheug je, kleine aardemens. Om datgene wat jij zo gemakkelijk kunt worden benijden al onze bewoners jou! Verheug je, en kniel aandachtig voor je schepper, die de Heer in zichzelf vergat en als Vader, als liefhebbende Vader van Zijn kinderen, voor jou zijn open armen uitspreidt!”. Amen.

Hoofdstuk 12

Van de nacht naar het licht

III. Vervolg

(ontvangen 27 juli 1871)

Ja, verheug je, Mijn kinderen, over de geestelijke trede waarop Ik jullie gesteld heb. En laat niet direct het hoofd hangen wanneer kleine wederwaardigheden jullie gemoed versomberen, of wanneer enkel ontberingen in het wereldse leven jullie eraan herinneren dat dit wereldse van korte duur is. Het heeft geen duurzaamheid, opdat jullie daardoor zullen inzien dat het nastreven van het geestelijke, van hogere, voortdurende gelukzaligheid niet ligt in het bevredigen van lichamelijke en sociale gemakken, maar in bevrediging van de geestelijke waarde van jullie ziel. Deze dorst ernaar om zich te verenigen met de geest die door Mij in jullie is gelegd, en in Mijn geestelijke wereld de plaats in te nemen die tot op heden alleen de geest toekwam - en niet de ziel, zolang deze niet de doop van de wedergeboorte bereikt heeft.

Page 50: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

In het voorgaande18 heb Ik jullie Mijn hele schepping en haar bewoners in geestelijk opzicht voor ogen gesteld; hoe ze, geestelijk verschillend, langs verschillende wegen hun voorgenomen doel moeten bereiken - wat voor jullie beduidend verkort is. Dat was alleen om jullie aan te tonen en begrijpelijk te maken hoeveel te meer jullie ijver gestimuleerd zou moeten worden om te voldoen aan deze plaats in Mijn geestenrijk; en, aangezien de weg naar Mij voor jullie niet is afgesloten, ook alle krachten aan te wenden om hierop voort te gaan. Geen hindernis schuwend, steeds de blik op Mij gericht, moeten jullie alles wat jullie mochten tegenkomen beschouwen als alleen maar een schakel van een ketting. Deze ontwikkelt jullie trapsgewijs, veredelt en bereidt jullie reeds in dit aardse leven zodanig voor op het generzijdse, dat jullie het meeste hier - en wel lichter dan daar - kunnen volbrengen; opdat jullie je dan zonder een stap terug te doen direct sterk genoeg mogen betonen voor jullie hogere missie.

En in het bijzonder jullie, aan wie Ik met zoveel zorg Mijn licht uit de hemelen doe toekomen, moeten wel bedenken dat Ik, juist omdat Ik dit doe, met jullie zogenaamde ‘speciale doelen’ op het oog heb, afgezien van het doel van de mensheid in het algemeen.

Tonen jullie je dus je missie en Mijn genade waardig. Want als Ik jullie belangrijke taken heb toebedacht, dan moeten jullie daarbij ook bedenken: om zulke waardige werktuigen van Mijn heilige wil te worden, moeten jullie allereerst zelf ook gereinigd, gelouterd en met een krachtige ijver gestaald worden, voordat Ik jullie als steunen voor anderen kan gebruiken!

Beschouw daarom alle gebeurtenissen die jullie treffen als oefenschool, om eerst in jullie zelf datgene stevig te grondvesten wat jullie aan anderen niet enkel in woorden maar in daden moeten tonen, namelijk: dat de leer, zoals Ik die aan jullie heb gegeven, de ware en enige leer is die uit mensen gelouterde geesten kan maken, en uit geesten, Mijn kinderen!

Velen van jullie willen dit idee niet aannemen; ze zouden nog altijd liever hun aangename wereldse leven verbinden met Mijn geestelijke leven. Ze schrikken terug voor verloochening, ontbering en opoffering. Maar tevergeefs; als jullie Mijn kinderen willen worden dan moeten jullie, net als Ik eenmaal, de beker van het lijden tot de laatste druppel legen! Ook Ik heb in de tuin van Getsemane uitgeroepen: “Vader, neem deze beker van Mij weg!”. Dat deed Ik toen ik (voor een moment) door mijn liefde verlaten was en Mijn positie als mens helemaal moest voelen. Hoe graag de liefde ook alleen gelukkig en zalig wil maken, toch moest ze daar vanwege een hoger doel haar grondeigenschap verloochenen; en Ik dronk de lijdensbeker tot het laatste restje leeg.

Zo roept ook menigeen van jullie: Heer, neem de lijdensbeker van mij weg!”. En Ik, de alles liefhebbende Vader, Ik Die Mijn kinderen graag alleen gelukkig zou willen zien, kan ter wille van hemzelf deze wens niet inwilligen. Voor het bestwil van zijn eigen ik en van Mijn grote doel moet Ik hem laten lijden en de beker helemaal laten ledigen; opdat ook hij, net als Ik eenmaal, vervolgens na de doorstane strijd glorierijk daaruit tevoorschijn komt en de hand leert zegenen, die hem uit de bittere nacht van het lijden geleid heeft naar het heldere licht der zaligheid.

18 Zie het vorige hoofdstuk: ‘Een jakobsladder’

Page 51: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Alle mogelijke hachelijke omstandigheden die jullie kunnen tegenkomen zijn allemaal ooit door Mijzelf ook doorgemaakt. Juist daarom werd Ik geheel mens, net als jullie zijn. Ik liet alle mogelijke wereldse stormen over Mij losbarsten, opdat nooit een mens kan zeggen: “Preken is gemakkelijk, maar zelf uitvoeren en in daden laten zien is moeilijk!”.

Daarom maakte ik jullie menselijke leven vanaf de wieg door: om jullie te tonen dat, als de geest sterk is, deze alles kan overwinnen, over alles kan zegevieren en alles kan verdragen. Alleen moet hij op voorhand vast overtuigd zijn van zijn missie en van zijn geestelijke bestemming; vanuit dat gezichtspunt zullen dan alle wantoestanden hun juiste waarde en opheldering krijgen.

Als jullie werkelijk Mijn kinderen willen worden, moeten jullie er dus allereerst vast van overtuigd zijn dat jullie er ook als voorbeeld eerst zuiver moeten staan, maar dat dit ‘zuiver zijn’ niet gaat zonder voorafgaand afwassen van fouten en verkeerde opvattingen!

Ik heb de grote werelden en hun bewoners voor jullie geestesoog gehaald. Jullie zien nu in hoe bevoorrecht jullie zijn; maar jullie zien nu echter ook in dat elk voorrecht alleen daarin bestaat dat men door moeizame strijd verwerft wat men nastreeft. Want waar iemand, zoals jullie spreekwoord zegt, ‘de gebraden vogels in de mond vliegen’, daar is geen verdienste!

Dit ‘verworven hebben’ is het bewustzijn wat de ziel haar adel geeft en haar toefluistert: ik heb gestreden, maar ook gezegevierd (met de genade van de heilige Vader)!

Kijk naar de miljoenen werelden en hun bewoners, hoe zielen zouden willen strijden om dat met moeite te verwerven, en wel met nog grotere offers dan jullie het moeten bevechten. En toch kan Mijn vaderlijke liefde, die hen evenzeer liefheeft als jullie, hun deze strijd in het geheel niet toestaan; slechts aan een enkeling van hen kan de afwijking van de regel worden toegestaan, dat hij zijn geestelijke vrijheid op zijn wereld verliest en de voorkeur geeft aan knechtschap en strijd op jullie wereld.

Jullie worden door vele miljoenen geesten benijd en toch, blind als jullie willen zijn, begrijpen jullie nog niet wat het wil zeggen om tot Mijn kinderen uitgekozen te zijn!

Laat het er niet op aankomen dat jullie in de andere wereld eenmaal moeten uitroepen: “Ja, als ik dat geweten had, dan had ik anders gehandeld!”.

Als een van jullie deze uitroep in de andere wereld zou ontglippen, dan is het te laat; daar is slechts via lange strijd en dwaalwegen bereikbaar wat hier met zo weinig volvoerd had kunnen worden.

Wordt daarom wakker, Mijn kinderen! Verhef je tot Mij! Luister naar de stem van de liefde, die jullie uit alle hoeken van de schepping tegemoet stroomt. Keer de wereldse zon de rug toe, en stort je in de oneindige lichtzee van het geestenrijk waaruit jullie gekomen zijn. Daar leeft jullie Vader. Daar is jullie toekomstige woonplaats, en daar zullen eenmaal alle vragen en twijfels, die jullie hier onoplosbaar toeschenen, een oplossing vinden.

Streef daarnaar! En ook jullie zullen, net als soms Mijn schrijver, visioenen ontvangen die jullie een blik verschaffen in die sferen, waar alleen de liefde haar zachte licht verspreidt, alles bezielt en rustig maakt. Van daaruit gezien zullen al het lijden en wantoestanden van dit leven, en vroegere verlangens vanuit werelds, sociaal

Page 52: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

of geldelijk standpunt in het niets verdwijnen vergeleken bij het geestelijke genot dat jullie ver boven alles verheft. Dit genot laat jullie dan pas de kracht van Mijn liefde voelen en ook de hoge zaligheid van het bewustzijn, eindelijk boven de sintels van dit leven uit in het Eden van de vrede aangekomen te zijn. Daar onderbreekt geen wanklank de harmonie van de koren der geesten; allen stemmen ermee in en brengen Mij, niet als schepper en niet als Heer, maar als Vader eeuwige het loflied van Mijn liefde.

Wordt wakker, zodat nu al lichte vermoedens van zo’n zaligheid door jullie hart trekken! Leer in eenzame uren jullie geestelijke oog sterker maken, opdat het over de dingen heen kijkt; opdat het ver over al het materiële heen kijkt naar die geestenwereld, die weliswaar voor een deel ver van jullie ligt maar toch ook, als jullie willen, heel dichtbij, in jullie eigen borst.

Als jullie zulke momenten van geestelijke inwijding hebben genoten, dan begint de wereldse zon zich al naar haar ondergang te neigen. Dan zal de grote schare van de geestenhemel, net als de ‘s nachts fonkelende sterren, jullie de grootheid doen bevatten van een toekomstig bestaan en van jullie eigenlijke woonplaats!

Denk hierover na. Handel en leef ernaar, om Mij eenmaal waardig te zijn! Amen.

Hoofdstuk 13

De schepping van de materiële en geestelijke wereld

(ontvangen 15 januari 1871)

Mijn lieve zoon, je wilt van Mij een verklaring van Mijn schepping hebben; als nietige worm, als kleinste punt in de ruimte, zou jij de onmetelijkheid van Mijn rijk willen aanschouwen en de grootte en uitbreiding ervan willen vatten!

Als Ik je die kon tonen met Mijn geestenblik, dan was het wel mogelijk dat je een vaag vermoeden van de grootheid ervan zou krijgen. Maar hoe moet Ik voor jou, als eindig schepsel, de oneindigheid begrijpelijk maken? Hoe moet Ik je op een begrijpelijke manier laten zien dat wanneer je je de hele schepping in al haar dimensies kunt indenken (aangezien immers ook nog daar, waar de laatste ster of zon van een systeem glinstert, vanuit nieuwe verte weer een nieuw systeem begint), dat het eeuwige geestenrijk pas daar begint waar alle materie ophoudt?

Hoe kun je dit allemaal bevatten? Denk goed na over je vraag aan Mij! Ik weet dat je je baseert op wat je tegen Mij aanvoert, zeggend: “Ja, ik ben wel een nietige worm, maar mijn geest en ziel zijn dat niet. Die dragen een vonk van U. En op grond van deze vonk durf ik het als kind van een oneindige Vader te vragen en zeg: Vader, om U helemaal te begrijpen, toont U mij alstublieft Uw macht. Toon mij Uw huis waar ik eenmaal zal wonen en de zaligheid genieten die U de kinderen beschoren hebt die U liefhebben en Uw leer volgen!”.

Op dit verzoek wil Ik je ook antwoorden en zeggen: “Zie, Mijn lieve zoon, je hebt de kwestie op het juiste punt aangepakt. Als mens ben je te onbetekenend, maar als geest groot genoeg om met Mij in de diepste scheppingsruimte door te dringen;

Page 53: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

om daar wonderen te aanschouwen en ook, krachtens je van Mij stammende geest, het waarom te begrijpen. En dus wil Ik je in Mijn geestelijke armen nemen en met jou door de onmetelijke ruimte vliegen, waarheen nog geen menselijk oog zijn stralen heeft gezonden. Daar zingen miljoenen wonderen van de schepping en talloze schepselen voor Mij, de Heer en schepper, als grote geest, een altijddurend lof- en danklied.

Ik wil je brengen naar die ruimte waar het alleen voor een geestelijk oog mogelijk is de afstanden te meten, omdat jullie manier van tellen allang heeft opgehouden.

Ik wil je brengen naar de levensbron, van waaruit al het leven voor de materiële wereld stroomt. Van daar wil Ik je met de snelheid van licht en gedachten meenemen tot aan de buitenkant van de grote scheppingsmens. Daar houden de uiterlijke vormen19 op en begint pas de geestelijke en verreweg grotere kosmische mens!

Je zult met Mij van het idee van Mijn grootheid genieten, en daarnaast vol verbazing in het stof knielen vanwege Mijn andere hoofdeigenschap: de deemoed!

Kom dus, verhef je met Mij! Laat het aardse gewoel van vergankelijke verlangens en zorgen voor wat het is, en volg Mij in de nooit verwelkende bloementuin van je hemelse Vader. Hij wil je daar genietingen laten aanvoelen, waarvan nog geen sterfelijk mens het juiste vermoeden heeft20.

Hier zie je de grote materiële kosmische mens voor je zoals hij, met dichte etherische huid omgeven, een begrensd iets in het onbegrensde is. Je ziet hoe hij met de snelheid van een gedachte zijn vlucht door de onmetelijke kosmos voortzet, rondom een centrum wat hem zelf onbekend is. Je ziet hoe hij met al zijn organen uit de eeuwige oerether door de poriën van zijn huid alles opslurpt wat geschikt is om van te leven, en daarnaast ook het verbruikte weer aan de ether teruggeeft. Je ziet zijn vorm of gestalte, die lijkt op die van jou.

Nu vraag je waarom hij deze vorm heeft?Welnu, hier willen we, behalve de verklaring van het bestaande, ook het

‘waarom’ daarbij bespreken. Volg Mij dus ook in de gedachtevlucht, net als in de ruimte. Zie dat consequentheid21 ofwel het doorvoeren van een grondprincipe het eerste fundament van Mijn goddelijkheid is, en ook bij de mens als geestelijk wezen zijn eerste steunpunt zou moeten zijn.

Zie nu, Mijn zoon, de menselijke - of liever gezegd, Mijn eigen - gestalte heb Ik als eerste grondmodel in de hele schepping neergelegd. Dienovereenkomstig heb ik ook alle wezens geschapen, door van het kleinste infusiediertje tot aan de mens stap voor stap deze gestalte trapsgewijs te ontwikkelen.

Wat voor dieren en levende wezens er ook in het hele universum zijn, ze dragen allemaal minstens in een of ander deel een overeenstemming met de grondvormen van een menselijk lichaam als grondidee in zich. Deze grondvormen gaan, overeenkomstig hun eigen aard en voor hen bestemde levenswijze, verder veredeld en beter vervolmaakt voort naar een hogere trede, totdat na lang worstelen het hoogste punt, de menselijke vorm, bereikt is.

19 Oorspr. ‘Das Erscheinliche’20 Zie in ‘Die zwölf Stunden’ het 11e en 12e uur.21 Standvastigheid

Page 54: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Behalve dit worstelen van al het geschapene naar deze vorm is er nog een andere hoofdkantoor in de schepping, die Ik als zodanig heb vastgesteld en zonder welke niets zou kunnen bestaan; dat is het principe van zelfinstandhouding. Want ik schiep en dacht Mij de hele materiële wereld in haar hele bereik en omvang slechts één keer. Toen werd ook haar verdere zelfstandigheid en instandhouding van zichzelf bepaald, totdat zowel in het klein als in het groot de lichamen en werelden en alle geschapen wezens zover ontwikkeld zijn dat ze vervolgens voor een hogere trede geschikt zouden zijn. Dan heeft het eerst gegeven lichaam zijn missie vervuld en is het aangekomen bij het eindpunt van zijn bestaan. Met het verval daarvan maken de geschapen wezens de eerste stap naar een beter bestaan.

Om deze zelfinstandhouding tot stand te brengen moest Ik behalve de buitenkant van een wezen, hem ook een innerlijke organisatie geven die aan alle voorwaarden voldoet; opdat het verbruikte wordt uitgescheiden en daarvoor in de plaats nieuw materiaal wordt opgezogen. Door deze uitwisseling wordt het leven mogelijk gemaakt en de verdere instandhouding van zichzelf voltooid.

Welnu, hier zie je dus waarom alles wat leeft innerlijke organen en lichaamsdelen heeft; die zijn allemaal voor dit proces geschapen.

Wat we in het kleinste hebben gezien, dat zie je ook weer in het grootste. Zo cirkelt daar de scheppingsmens rond, in Mijn of ook jouw vorm, alleen echter in afmetingen die alleen voor een hoge geest te bevatten zijn.

Ook hij heeft zijn inwendige inrichting, analoog aan de ordening tot instandhouding van het kleinste wezen, die net als bij de mens geordend en gebouwd is voor het uitwisselen van verbruikt en nieuw materiaal.

Ook in hem klopt en pulseert een hart, dat alles in stand houdt en zijn levenskrachten voortstuwt tot in de laatste zonnestelsels van de buitenkant, de huid. Ook hij heeft zijn longen om de etherische substanties, net als menselijke longen dat met lucht doen, om te zetten in voor hem zelf bruikbare elementen. Ook hij heeft alle organen net als jullie, en in deze organen leven ook weer wezens; net als de organen van jullie lichaam, dat ook een hele wereld van voor jullie ogen onzichtbare dieren is. Vergelijkbaar met jullie lichaam maken al deze organen ook bij de grote kosmische mens een geheel uit; overal heerst dezelfde ordening als in het menselijk organisme.

Wezens die in het orgaan van de lever of de longen van de grote kosmische mens leven, kunnen niet tot hart- of nieren-mensen gevormd worden. Ze zijn gelukkig in hun bestaan en wachten daar hun gedaanteverandering af. Daarbij leggen ze, net als alle geschapen wezens, hun lichaam af en gaan over in overeenkomstige organen van de geestelijke grote kosmische mens, ofwel komen al in de kosmische mens hun bestemming in edeler organen naderbij.

Nu zie Ik in jou de vraag opkomen: Wat is dan wel het verschil tussen ons lichamelijke functioneren en de opgave van deze zonnecomplexen, die hier het hart, daar de longen en daar het hoofd voorstellen?

Daarop zeg Ik je: dezelfde opgave als in het menselijk lichaam. Hier drijft het hart het met nieuwe levenskrachten bezwangerde bloed door de lichaamsaderen; daar is het grote zonnestelsel, dat gelijk is aan het hart, met juist die middelen toegerust om door middel van zijn organen het uit de ether opgeslurpte nieuwe levensprincipe mee te delen aan de andere delen van de grote materiële kosmische mens, en zo zijn voortbestaan te verzekeren. De longen - dat zijn andere zonne- en planetenstelsels

Page 55: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

van verschillende gesteldheid - ontvangen het met verbruikt materiaal bezwangerde bloed van de kosmische mens. Onder invloed van de onmetelijke ether en het inademen ervan zetten ze het verbruikte weer om in levend materiaal; door uit te ademen stoten ze het onbruikbare uit, de grote etherruimte in, en wel net als jullie via mond en neus.

De grote en kleine kanalen, zoals grote en kleine aders en haarvaten die door het hele menselijke lichaam lopen, worden daar door ondergeschikte systemen en kometen vertegenwoordigd. Deze laatste in het bijzonder zijn de brengers van licht en leven. Terwijl ze met hun eigen ontwikkeling bezig zijn brengen ze door hun langgerekte banen de levensstof ook tot in de verst verwijderde delen van de kosmische mens, tot aan de huid aan de buitenkant ervan. Het afgeleefde verteren ze ofwel zelf, ofwel ze brengen het terug naar het overeenkomstige orgaan of zonnenal.

Daarom zijn ze vrij van aantrekkingskracht. Ze zijn niet als planeten die door de aantrekkingskracht gedwongen worden om in korte banen om hun zonnen te cirkelen, zonder daaruit te kunnen ontsnappen. Vrij zweeft de komeet, zich ontwikkelend als een toekomstige wereld, tussen alle wereldsystemen door; voor zijn eigen ik neemt hij van hen op wat hem past. Niets houdt hem tegen en hij volvoert zijn doel, totdat ook hij dichter en zwaarder is geworden, zijn omloop korter wordt en hij zich als rondcirkelende planeet of zelfstandige zon aansluit bij een zonnestelsel. Daar maakt ook hij zijn periode van ontwikkeling door totdat, nadat de werkzaamheid van zijn innerlijk is uitgedoofd, de ontbinding ook hem voor hogere opgaven plaatst.

Zo zie je alle organen hun functie vervullen. De hersenen bevatten het geestelijke en geven het af aan de in hen levende wezens. Deze verspreiden het via de zenuwen, ofwel geestelijke leiders, naar de andere zonnestelsels en zonnenallen.

Het oog kijkt naar buiten in de wijdte van de oneindigheid en ziet van verre het doel; het ziet zijn bestemming als oog van de wereld in, en deelt wat hij ziet mee aan de hersenen. Het is de middelaar tussen het innerlijk en het uiterlijk; de hersenen ontvangen via het oog de indrukken van buiten en delen deze mee aan de wezens die in het hele organisme leven.

Het oor verneemt de grote harmonieën der werelden, en verlustigt daardoor de geestelijke bewoners van zijn orgaan. Wat in het oog door licht tot stand komt, dat bewerkt in dit zonnecomplex de klank. En net zoals in het menselijk lichaam een orgaan steeds in verbinding staat met een ander, zo is het ook in de grote kosmische mens. Daar wordt een geestelijk genot in het ene orgaan meegedeeld aan het andere orgaan, en wordt door deze ook meegevoeld.

In het proces van licht en zien van het oog breken de zeven kleuren; daar in die constellatie22 zijn deze kleuren verdeeld over hele wereldsystemen, waarvan het ene de blauwe, het andere de rode kleur, enzovoort vertegenwoordigt. Daar in de grote kosmische mens bestaan zonnen in verschillende kleuren, gelijk aan de kleuren van de regenboog.

De mensen zelf zijn daar gevormd naar de kleur van hun zon, alhoewel in zwakkere mate in hun ogen. Daar zijn wonderen in een grootte en intensiteit waar jullie, kleine schepselen, nooit enig vermoeden van kunnen hebben. Zo ook in het orgaan van het oor, waar de harmonieën en de wetten daarvan zo uitgebreid en volmaakt zijn, dat jullie manier van muziek maken geen enkele vergelijking daarmee 22 Samenstelling, samenstand van sterren

Page 56: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

doorstaat. Deze wezens genieten dientengevolge van zaligheden waar jullie geen begrip van hebben.

In het hersencomplex met zijn grote centraalzonnenallen is alles licht, alles wijsheid. Daar begrijpt en ziet de mens de hele kosmische mens, kent de missie ervan en kent ook Mij als grootste Geest. Net als in de menselijke het fosfor is daar in dit systeem alles licht, alles helder, en wel zo, dat schaduw behoort tot de onbekende dingen.

In het hart, de zetel van het leven, beweegt alles en drijft de grote machine aan. De schoonste en meest verheven gevoelens zijn daar permanent en bewegen zich erin en eruit. Alles kent Mijn liefde en Mijn genade, weet waarom ze daar zijn en wat hun opgave is. En in het bijzonder de kleine bewegingszenuw ervan is ook het gebied waar, niet ver daar vandaan, jullie zonnestelsel zijn plaats heeft.

Alle organen, zelfs die voor de uitscheidingen en lozingen (evenals de verwekkende lozingen, overeenkomend met de mannelijke), zijn daar bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor ze ook in het menselijk lichaam aanwezig zijn. Ze horen bij het uitscheiden van het verbruikte en moeten net zo goed aanwezig zijn als de organen voor het opzuigen, wanneer de grote kosmische mens zichzelf in stand moet kunnen houden. De analogieën van de bewoners van deze onmetelijke werelden zijn eveneens net zo verschillend van aard als hun eigen organen zelf. Het zou vergeefse moeite zijn om dit voor jullie begrijpelijk en bevattelijk te maken.

Kijk maar naar de aarde: waar is hier het begin en waar een eind aan haar scheppingen? En zo is het overal. Een oneindige God kan toch alleen iets oneindigs scheppen. Verlang jij daarom ook geen beschrijving van beschrijving van kosmische zonnen, hun grootte, hun eromheen cirkelende zonnen en planeten (waarvan er een onnoembaar aantal is), hun zusterzonnen met verschillende kleuren, en hun bewoners en schepselen waarvoor geen schrijfmateriaal toereikend zou zijn, om nog maar te zwijgen van die werelden waar jullie licht, bekend als snelste beweging, toch maar een langzame en korte maatstaf voor tijd en ruimte zou zijn.

Deze bijzonderheden kunnen alleen met geestelijke ogen bevat en met geestengedachten gedacht worden. Zolang jullie in dit aardse omhulsel leven is een andere opheldering onmogelijk. Daar aan gene zijde, voorzien het verhoogde gezichtsvermogen van de geest, zullen jullie gemakkelijker datgene begrijpen wat Ik zelf niet in staat ben hier te verduidelijken. Zoveel kan Ik jou en jullie allemaal wel zeggen, dat overal waar jullie oog of gedachte maar zou reiken, alleen de menselijke gestalte als enig bepalende vorm is vastgesteld. Dat deze echter ten aanzien van grootte en kleur al naargelang de overeenkomstige werelden ook anders moet zijn, dat spreekt vanzelf. Overal is echter Mijn liefde en Mijn genade werkzaam geweest om de schepselen, die Ik in het leven heb geroepen, de grootst mogelijke zaligheid te bereiden waartoe ze vanuit hun standpunt in staat zijn. Deze zaligheid wordt vervolgens van trede tot trede vermeerderd, tot de laatste - Mijn kind te worden - alle moeite en geworstel bekroont met Mijn nabijheid.

Mogen jullie naar aanleiding van dit alles begrijpen waartoe Ik jullie heb uitverkoren en voor welke grote missie en competentie Ik jullie de weg geopend heb.

Miljoenen wezens ontberen deze genade, die jullie in de ruimste mate genieten. En terwijl dit grote aantal geschapen wezens Mij alleen kent door Mijn werken of door leraren die Ik in hun wereld zend om hen te sturen en te leiden, daal Ik helemaal

Page 57: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

af naar jullie kleine aarde om jullie met Mijn eigen mond, door middel van Mijn schrijver, brood uit de hemelen te geven.

Denk er toch eens over na wat dat zeggen wil! Denk aan de al-grootheid van Mijn schepping, aan Mijn eigen macht en belofte, en vergelijk daarmee jullie nietigheid: jullie zouden in het niets moeten verzinken vanwege de genade die Ik jullie schenk. Dan zouden jullie werkelijk moeten uitroepen: “Vader en Heer, wat ben ik dat U mij gedenkt!”. En denk toch eens aan het offer dat Ik voor jullie bracht, om jullie te maken tot datgene wat jullie - ten opzichte van het zenuwcomplex van het hart der werelden - zouden moeten zijn: de algemene beweging brengende drijfveer van Mijn gehele materiële schepping!

Aangezien in het menselijk lichaam ook het kleinste celweefsel of capillairvaatje niet voor niets aanwezig is en aangezien alles op zijn wijze moet bijdragen aan de instandhouding van het geheel, is dus ook in de grote kosmische mens niet de kleinste vezel van het menselijk lichaam vergeten; alles is daar aanwezig, gemaakt naar de overeenkomende vorm. Alleen moeten jullie je de functies van de kosmische mens niet zo voorstellen als die van jullie lichaam, maar analoog, in overeenkomsten. Daar zijn het hele zonnestelsels die in relatie tot hun plaatsing, gesteldheid en aantal precies datgene uitdrukken en uitvoeren, wat het een of andere orgaan in het menselijk lichaam ook heeft te doen ten opzichte van het geheel.

Zo is bijvoorbeeld de milt de elektrische batterij of vuurhaard, waar het bloed na zijn kleine rondgang weer opnieuw van leven wordt voorzien. Evenzo is in de grote scheppingsmens het overeenkomstige zonnenal, met zijn vele duizenden zonnen en planeten, niets anders dan de grote verdeler van leven voor vele andere werelden die er dichtbij staan en ervan afhankelijk zijn. Die stralen dan eveneens, begiftigd met meer kracht dan ze kunnen verbruiken, deze weer uit en verdelen het overtollige door miljoenen wijde lichtruimten naar andere zonnen en werelden. Vervolgens verwerken deze, al naargelang hun plaatsing ten opzichte van het geheel, datgene wat voor hen bruikbaar is, en geven door hun elektromagnetische uitstroming ook weer de impuls tot duizenden verschillende processen. En dat gaat zo voort, tot alles zijn kringloop heeft doorgemaakt en het verbruikte door middel van de uitscheidingsorganen weer aan de ether wordt teruggegeven.

Dit is het proces van instandhouding van de grote kosmische mens. Door middel van wrijving, veroorzaakt door zijn eigen snelle beweging in de oneindige ruimte, wekt hij de in de ether liggende levenselementen op. Via zijn vele biljoenen zuigorganen - net als bij de menselijke huid via de poriën - geeft hij deze door aan de inwendige organen voor verder gebruik en voor zijn eigen verdere bestaan.

Zie nu, Mijn zoon, zo vliegt onze grote scheppingsmens leven verwekkend en leven gevend aeonen en aeonen23 voort in de oneindige ruimte zonder grenzen, totdat ook hij innerlijk en uiterlijk versleten is en zijn verval tegemoet gaat. En wat met het menselijk lichaam na zijn dood gebeurt, dat vindt daar ook plaats. Ook hij (de kosmische mens) zal ontbonden worden in andere elementen. Uit zijn overblijfselen zullen zich andere producten vormen die weer, net als het geval is bij ontbindende menselijke lichamen, tot nieuwe scheppingen zullen leiden.

De materie waar hij uit geschapen is zal uiteen moeten vallen; het geestelijke zal geestelijke en het materiële, materiële verbindingen aangaan. Deze dragen elk op 23 Aeon = onafzienbare tijdruimte, eeuwigheid

Page 58: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

zichzelf de structuur in zich om zichzelf verder in stand te houden en zullen zich, opnieuw beginnend aan een cirkelgang van ontwikkeling, in de vorm van het menselijk lichaam organiseren. Alleen met dit verschil: terwijl in het menselijk lichaam de aardse organen in een bepaalde verhouding staan tot hun toekomstige geestelijke organen, zijn de organen in de grote kosmische mens ook als geestelijke equivalenten vertegenwoordigd.

Zo komt vervolgens uit de ineenstorting van de huidige grote kosmische mens een andere voort die, samengesteld uit zijn geestelijke elementen, weer een grote kosmische mens zal zijn; maar alles daarin, zijn bewoners en overige levende wezens, hebben een geestelijker geaardheid.

Datgene wat in het lichaam van de mens de daarin gebonden ziel was en de geest, als leider van het geheel, dat zal in de grote kosmische mens de drijfkracht zijn die al het geschapene stuwt in de richting van zijn verlossing en al het geestelijke in de richting van zijn vergeestelijking.

Kijk eens naar de grote kosmische mens: louter zonnen vormen zijn innerlijk, louter licht stroomt als een levend fluïdum door zijn wijd uitgestrekte ruimten. Net als bloed in het menselijk lichaam brengt hij het overal heen waar er behoefte aan bestaat. Het ontwikkelt warmte; die warmte ontleedt, behoudt het vruchtbare en stoot het onnodige uit. Dit laatste vliegt, gedreven door de kracht van het afstoten, door de ruimte, verenigt zich met een ander verwant materiaal, wordt weer doordrongen van het licht wat erop schijnt en brengt iets nieuws voor andere zonnewerelden voort. En zo verandert het onbruikbare van het ene in een zegen voor het andere.

Zo gaat het voort in oneindige spannen tijds, waarbij miljoenen jaren een allerkleinst stukje tijd zijn: steeds vernieuwend, steeds vormend, steeds vernietigend. En in al dit bewegen, vormen en vernietigen ontwikkelt zich het in de materie gebonden geestelijke tot hogere treden. Steeds hoger en hoger verfijnt het zich van potentie naar potentie, wordt zuiverder, geestelijker, goddelijker, tot het als goddelijk-geestelijk kan overgaan in de nog grotere geestelijke kosmische mens. Daar kan het allereerst op de onderste trede gebruikt worden. Van daar begint vervolgens een nog hogere ladder, die almaar hoger stijgt - tot aan Mij, Mijn rijk en Mijn hemelen van de hoogste geestelijke rust en hoogste eeuwige zaligheid.

Dit streven van de in de materie gebonden geestelijke macht gaat door tot alles ontbonden is. Het gaat door totdat - zoals bij de mens de beenderen mettertijd overgaan van flexibel en elastisch kraakbeen naar starre kalk - op soortgelijke wijze ook in de grote kosmische mens de met menselijke organen overeenkomende wereldsystemen afgeleefd zijn; het gaat door tot al het levende, werkzame en datgene wat in staat is licht en warmte op te nemen vervlogen is, en alleen datgene wat als het ware tot harde steen is geworden, overgebleven is.

Wanneer na oneindige spannen tijds deze toestand zal zijn ingetreden, dan heeft het organisme opgehouden te bestaan. De reproductiekracht van de longen, de galachtige uitscheidingen van de lever, het uitscheiden van verbruikt materiaal, het voorbrengen van nieuwe werelden, alles heeft zijn rusttoestand bereikt. De poriën van de dichte etherhuid van de grote kosmische mens staan open, de ether dringt naar binnen en trekt er aan de tegenoverliggende zijde onverrichter zake weer uit; geen orgaan zuigt zijn elementen op, geen licht verteert gretig zijn leven brengende substanties. Strak kaatst het terug van de verkalkte wanden van zonnen en werelden.

Page 59: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Het leven is vervlogen en heeft zich in veiligheid gebracht in hogere geestelijke ruimten, waar de dood nooit geheerst heeft en alleen eeuwig licht, eeuwige liefde en eeuwige leven hun zetel hebben opgericht.

Wanneer deze toestand is ingetreden, dan wordt door Mijn machtig willen de grote kosmische mens opgelost. Net als het menselijk lichaam gaat hij zijn transformatie tegemoet; uit het starre, verkalkte en levenloze gesteente komt weer (net als in een oude wereldse legende de Phoenix) een nieuwe, mooiere en geestelijker wereld tevoorschijn. Deze bevat alles wat de vroegere kosmische mens bezat: al zijn organen en functies, alleen verfijnder, geestelijker. Er begint een nieuw trapsgewijs scheppen; leven en warmte stromen naar binnen in de zich levend bewuste kosmische mens. Zonnen stralen, aarden cirkelen er weer verheugd omheen in hun vruchtbare wervelende dans, nieuwe werelden en nieuwe schepselen, voorzien van eveneens geestelijke lichamen, beginnen hun nieuwe levensloop. Daar hoeven dood en vernietiging dan niet meer als noodzakelijk vastgelegd grondprincipe te dienen als fundament voor een nieuwe schepping; daar kenmerkt dan alleen een zachte overgang van de ene trede naar de andere het voorwaarts schrijden; daar houdt het materiële op en is de geestelijke wereld begonnen.

Daar begint het leven in de grote geestmens; daar beweegt de vroegere, nu vergeestelijkte kosmische mens zich om Mijn centraalzon, die in de allerdiepste verte straalt en het hart is van de gehele geestelijke wereld. Daar zuigt hij nu geen etherisch, maar geestelijk voedsel naar binnen door de nieuw-werkzame huid die hem omspant; hij vergeestelijkt zo zijn innerlijk, dat zich vervolgens weer langzamerhand oplost in (met zijn individualiteit overeenkomende) organen van de geestelijke overgrote kosmische mens.

Zoals nu de materiële kosmische mens in de ether zijn baan beschrijft, toewerkend naar vergeestelijking, zo bestaan er als geestelijke equivalenten miljoenen en miljoenen etherische kosmische mensen. Die hebben allemaal soortgelijke processen op hogere niveaus doorgemaakt en maken die nog door. Vergeestelijkt vormen ze weer afzonderlijke organen van de grote geestmens. Deze beweegt zich eveneens voort in de wijde oneindige ruimte en zuigt uit de hem omgevende fijnere geestelijker ether zijn eigen levensprincipes voor de instandhouding van zichzelf op. Zo grondvest en onderhoudt hij een eeuwig voortschrijden, eeuwig transformeren, opnieuw scheppen en opnieuw gelukkig maken van op zulke werelden levende geesten.

In de geestmens is het levensdoel van alle geschapen geesten om de minder bekwamen te leiden en te sturen, hun woonplaatsen te vervolmaken en hun zielen steeds dichter tot Mij te brengen. En aangezien in de geestelijke kosmische mens het scheppen en grootbrengen nooit een einde neemt, is daar ook aan de werkzaamheid van alle geesten geen einddoel gesteld; ze kunnen en moeten steeds werken, deels aan hun eigen ik, deels aan het ik van andere wezens, en zo Mijn plannen helpen vervullen.

En kijk, toen Ik deze grote geestenwereld met haar onmetelijke uitbreiding schiep en Ik aan de geesten destijds deze grote volmachten gaf, toen plaatste Ik de grootste geest - uit Mij geboren net als wijsheid uit liefde, als eigenliefde tegenover naastenliefde - buiten Mij in de wijde schepping. Ik droeg alle geestenwerelden aan hem over, stelde hem in staat te werken en te scheppen, en gaf hem de naam

Page 60: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

‘lichtdrager’ ofwel ‘Satana’ in de taal van de hemelse sferen. En hij, zich bewust van zijn ongekend grote macht, ging zich te buiten. Zijn eigenliefde verblindde hem en hij verleidde miljoenen geesten tot afvalligheid. Zo werd hij, met hen, tot Mijn kwaadste tegenstander. Zijn zachte liefdeslicht werd tot het rode vuur van de toorn. Samen met de met hem gevallen geesten is hij dus degene die Mijn macht najaagt; die Mijn liefde, genade en goedgunstigheid voor al het geschapene zou willen veranderen in toorn en haat, en die elke verlossende ademtocht van Mijn liefde met spot en hoon vertrapt.

Hij werd dus uit het grote rijk van de geestmens uit Mijn hemelrijk verbannen - of anders gezegd: hij verbande zichzelf daaruit omdat de daar heersende vredes- en liefdeslucht hem niet beviel; hij vluchtte ver weg de eeuwige oneindigheid in. Opdat echter ook hij, alhoewel hij een tegenstelling van Mij is, toch alleen Mijn doel moet vervullen, schiep Ik een materiële wereld uit de substanties van hem en zijn geesten. Ik kleedde hem en de zijnen daar in de materie in. Zodoende kunnen ze, zij het niet in hun geheel, dan toch ontbonden in kleine deeltjes zich terug naar Mij begeven.

Dit is de wet der ontbinding van de materie; deze moet noodgedwongen langzaam maar zeker afstaan wat zich niet vrijwillig naar Mijn wil wilde voegen. En Satan zelf is dus met datgene wat hem na zijn materialisering is overgebleven, verbannen op en in de aarde; de woonplaats waarvan Ik al aeonen geleden bepaald had dat juist daar het grote werk van verdeemoediging en verlossing voor alle mensen en geesten volbracht zou worden. En juist daar waar Ik de meeste zegeningen en de grootste genadegaven wil uitdelen en van daaruit verspreiden, daar moet ook hij de grootste macht hebben om hen, die eenmaal Mijn kinderen moeten worden, zoveel als hem mogelijk is te verleiden. Opdat juist uit deze strijd tegen en met hem de heerlijkste bloemen en geesten voor Mijn rijk voortkomen en hij zo, in plaats van Mij te trotseren, Mijn kinderen moet helpen aan de grootste zege en de grootste zaligheid.

Zo moet Satan, zo vrij als Ik hem schiep, toch alleen Mij en niet zijn plannen in de hand werken, en het grote proces van vergeestelijking van al het materiële helpen bevorderen.

In de geestelijke grote scheppingsmens gaat het grote organiseren en scheppen voortdurend bedrijvig door. Daar leven de geesten - net als in de materiële kosmische mens overeenkomstig de organen van het menselijk lichaam - in de met die organen overeenkomende hemelen. Daar is alles anders dan in de kosmische mens. Wat hierin is uitgedrukt in de vorm van materie, leeft en bestaat daar in het geestelijke; de grofste materie is daar licht en de fijnste materie geest.

Bij de kosmische mens is het oog een groot complex van zonnen en werelden, wat elektrisch stralend zijn stralen ver de ether in stuurt, om daar vandaan de levensstof voor de zenuwen van het hoofd (ofwel de geestelijke wijsheidswerelden) naar binnen te zuigen. Zo is het geestelijke oog van de grote geestmens het van liefde stralende oog, dat de teerste elementen uit het oneindige genadelicht in zich opneemt, om deze te zenden naar zijn grote hersen/zenuwsysteem (ofwel wijsheidshemelen). Daar wordt de schepping, haar ontstaan, haar doel en Mijn wil door alle geesten en wijsheidsengelen goed begrepen. Evenzo voert ieder ander orgaan van de geestmens de hem aangewezen bestemming uit, en de daar levende geesten vinden er dienovereenkomstig hun roeping en zaligheid in.

Page 61: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

In Mijn geest-scheppingsmens zijn liefde en wijsheid de hoofdsubstantie, zoals bij de mens bloed en lucht, en bij de kosmische mens licht en warmte.

Liefde is de eerste bewegingsfactor in het geestelijke leven; wijsheid begeleidt haar. Liefde zet in beweging, wijsheid verheldert; in de kosmische mens zet het licht in beweging, en warmte verspreidt zich. Of in het menselijk lichaam: het hart brengt tot leven, en in de kleine bloedsomloop van de lever scheidt het de gal af. Die bewerkstelligt als prikkelend beginsel vervolgens weer het splitsingsproces in de vertering, net zoals in de kosmische mens de ontbindende warmte, en in de geestmens de verhelderende wijsheid dat doet.

Wie nu het ene ofwel het andere alleen toegedaan is, die gaat voorbij aan zijn missie. Liefde alleen is vernietigend, en wijsheid die tot aan Mijn grenzen wil reiken is dat eveneens. (Intens) licht is verblindend, en warmte doet ontbranden. Een bloedsomloop zonder uitwisseling van afgeleefde elementen tegen nieuwe heeft geen zin, net zo min als gal die de het verteringsproces niet dient.

Zo zijn Mijn grondeigenschappen overal vertegenwoordigd. Zelfs bij Mijn afdalen naar jullie aarde, waar Ik het grootste werk voor de materiële en geestelijke wereld volbracht, scheidde Mijn liefde zich voor enige ogenblikken van de wijsheid. De laatste daalde naar jullie af, leerde jullie de eerste kennen en bezegelde - met de grootste daad van verdeemoediging die een God kon voltrekken - de leer van de liefde en de juistheid ervan, nl. dat liefde zonder wijsheid en wijsheid zonder liefde niet kan bestaan.

Door deze grote daad van verdeemoediging van Mijn kant werd aan de hele geestenwereld pas de juiste maatstaf voor hun opofferingen en verloocheningen duidelijk gemaakt en werd voor alle geesten de weg naar Mij geopend. En sinds die tijd bezielt hen een andere geest dan tevoren, namelijk niet de angst voor Mijn macht, maar de liefde voor Mijn Ik; voorheen zagen ze de Heer in Mij, en nu alleen de Vader!

Sinds deze daad straalt Mijn hele schepping in een schoner licht dan voorheen. Ooit vielen vererende, aanbiddende geesten uit ontzag op hun knieën voor Mijn troon en aanbaden stom Mijn grootheid; nu dringt alles jubelend op Mij aan; de Vader, Die nu ook de hele zaligheid van Zijn schepping dubbel voelt. Hij voelt die als machtige schepper en Heer, en doordat Hij Zijn eigen gevoel in het hart van Zijn kinderen dankbaar weerspiegeld ziet.

Zo (en daardoor) is de hele wereldse en geestelijke schepping pas een waar triomflied voor Mijn hart geworden. Ook Ik kwam niet voor niets: ook Ik heb voor Mijn liefde organen geschapen, waarin Mijn streven en werken de weerklank van Mijn vreugde terug ontvangen in het eeuwige danklied van Mijn kinderen.

Deze schepping heeft dus haar oneindige eeuwige doel: zich eeuwig vernieuwend, bereidt ze Mij en de Mijnen een eeuwig geluk en voortdurende zaligheid.

Een eeuwig geluk voor Mijn kinderen; want ze vinden stof tot werkzaamheid, stof tot bewondering en stof tot aanbidding. En Ik zelf vind stof tot nooit eindigende Vaderliefde, stof tot bevrediging doordat Ik Mijn plannen en doeleinden vervuld zie, en stof tot verder scheppen en eeuwig geluk schenken aan Mijn kinderen.

Net als het bloed in het menselijk lichaam trekt de liefde als licht door de aderen van de materiële en geestelijke kosmische mens, en verspreidt overal heil, zegen en

Page 62: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

leven. De wijsheid verheldert Mijn wonderen aan de onderzoekende geest. De warmte wekt de rustende materie op en stimuleert die tot vormverandering. De gal ontbrandt in de maaginhoud en scheidt het goed van het slechte. Zo is overal dezelfde wisseling, hetzelfde bewegen en hetzelfde streven.

Wat Mijn hoogste engelen en geesten in de grote geestmens vergeestelijkt en helder voor zich zien, dat vermoeden de bewoners van zonnen en werelden, en zoeken de onderzoekers van de materie.

Daar boven, waar de dood zijn grenssteen heeft bij het eeuwige rijk van licht, liefde en geest, daar is zaligheid, daar is eeuwige uitwisseling van alles wat geschapen is en gevoeld wordt. Daar heerst alleen liefde, gepaard aan wijsheid; daar leven Mijn kinderen pas het leven van gelukzaligheid dat beloofd en bereid is voor allen die naar Mijn leer en Mijn voorbeeld leven.

In de kosmische mens zijn talloze mensen en geesten die de verlossing verlangend tegemoet zien; allemaal gaan ze het transformatieproces naar het geestenrijk tegemoet, maar heel langzaam. Geen wezen, op welke werelden of zonnen het ook leeft, kan zich erop beroemen dit voordeel te hebben zoals jullie, nietige bewoners van deze aarde, die kleine zandkorrel in het universum.

Op geen van deze grote lichamen ben Ik persoonlijk geweest, zoals juist op jullie aarde. Overal toonde Ik Mij alleen af en toe als Heer en schepper, Mijn schepselen leidend en ze doen onderwijzen door Mijn geesten. Alleen op deze klomp samengeperste allerslechtste materie, het verbanningsoord van Mijn grootste tegenstander, volbracht Ik de daad van Mijn grootste vernedering - en jullie grootste verhoging.

O, denk toch na over deze stap! Vergelijk je met alle overige wezens die in de wijde scheppingsruimte leven: wat een voorrecht is jullie gegeven door deze stap van Mij; en nu door de genade van Mijn directe mededeling. Daarin onthul Ik jullie alles, maak Ik jullie Mijn schepping duidelijk en laat jullie schouwen in de geheimen van Mijn macht en Mijn liefde, die tot op heden door niemand, ook de hoogste engelen niet, zijn ontsluierd.

En hoe gedragen jullie je daar tegenover! Hoe koud, hoe harteloos, voor een deel slechts door nieuwsgierigheid gedreven, zijn jullie uit op nieuwe mededelingen. En daarbij vergeten jullie dat ieder woord uit Mijn mond een stroom geestelijk licht is. Ver boven alle denkbare afstanden uit, vanuit het centrum van Mijn hemel, vanuit het centrum van Mijn hart en vaderlijke liefde, komt het tot jullie om jullie te verlichten, te verwarmen en jullie nader tot Mij te trekken.

Begrijp toch eens hoe goed het Mijn vaderhart doet wanneer Ik zie dat Mijn woorden begrepen worden zoals Ik ze aan jullie geef; wanneer Ik zie hoe Mijn grote geestelijke hemel zich in jullie hart weerspiegelt; wanneer ik zie dat al Mijn woorden, al Mijn materiële en geestelijke scheppingen door jullie worden begrepen of tenminste toch vermoed worden.

Voor wie schiep Ik dan deze talloze wonderen, deze talloze dragers van licht en warmte, de grote werelden en zonnen? Voor wie schiep Ik Mijn geestenhemel met al haar nooit opdrogende vreugden, waar een minuut opweegt tegen een tijdperk van aeonen van genot op andere zonnen en werelden? Voor wie schiep Ik dit alles, wat weer in symbolische vorm Mijn eigen Ik uitdrukt, opdat jullie ook symbolisch Hem zouden zien en erkennen, Die jullie allemaal aan Zijn vaderhart zou willen drukken?

Page 63: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Voor wie schiep, leid en stuur Ik dit dan allemaal; voor wie legde Ik in alles de aandrift tot instandhouding van zichzelf, opdat toch niets vergaat wat Mijn kinderen eens vreugde zou kunnen verschaffen of wat bij het aanschouwen ervan een traan van vreugde of dank zou doen vallen? Voor wie anders schiep Ik het dan alleen voor jullie, die Ik door Mijn grootste vernedering vrijkocht, verloste en heb verheven!

O, denk over dit alles toch na! Denk erover na, wanneer jullie in gedachten door de onmetelijke scheppingen en oneindige ruimten vliegen; bedenk dat Hij het is Die dit allemaal schiep; Die er niets anders voor terug wil hebben dan alleen jullie liefde, alleen de liefde van Zijn kind voor Hem, de Vader!

Waar bestaat er een vader op jullie aarde, die tot zo’n opoffering in staat zou zijn als Ik aan jullie bewezen heb? En wat verlang Ik?

In twee wetten heb Ik het in groot vlammend schrift op de scheppingspanelen van Mijn hemelse en kosmische rijk geschreven:

“Heb God lief boven alles! En je naaste als jezelf”.Daar hebben jullie in het kort, maar met een grote betekenis, wat vele woorden

willen zeggen. Voer deze beide liefdesgeboden van jullie Vader in de hemel uit, en Hij zal jullie daarvoor zaligheden bereiden die geen menselijk oog ooit heeft gezien en geen mensenhart ooit heeft gevoeld.

Hier hebben jullie in het kort de interpretatie van dit lange woord. De schepping van de grote kosmische mens, de schepping van de grote geestmens: dit zou allemaal in een chaos ineenstorten en zou zonder doel en grond zijn als de liefde zou ontbreken.

Liefde, licht en leven; drie levende woorden van Mijn schepping. Neem ze goed ter harte! Zonder liefde geen licht, en zonder licht geen warmte!

Waar in jullie werkzame leven deze drie woorden niet gevestigd zijn, daar is haat, duisternis en dood!

Heb Mij lief! Verlicht jullie hart! En verwarm jullie naaste! Dan jubelt de hele schepping jullie tegen, want hiermee hebben jullie het Vaderhart gewonnen; jullie hebben je tot Zijn kinderen verheven en de hemel met geweld opgeëist!

Denk hierover na, en zie eenmaal helemaal het belang van Mijn mededelingen in! Amen.

Hoofdstuk 14

Het ei

(ontvangen 12 april 1871)

Hier, Mijn kinderen, wil Ik jullie nu weer laten zien hoe er in een enkele vorm van een voorwerp veel meer geestelijks ligt, en hoe de inhoud van het hierboven genoemde ei aan Mijn andere geestelijke scheppingen verwant is; en ook - als jullie de taal van de geest zouden kunnen verstaan - dat dit ei jullie veel meer zou zeggen dan wat de geleerden en scheikundigen er tot nu toe uit opgemaakt hebben.

Page 64: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Welnu, we willen met zijn vorm beginnen en deze wat nader bekijken, opdat jullie daar al een licht mogen zien opgaan, dat ver voorbij de horizon van jullie gezichtskring reikt en tot in het diepste zielenleven leidt.

Kijk, het ei is jullie bekend in de vorm van een langwerpige, platgedrukte cirkel; deze vorm is bij verschillende soorten eieren meer afgerond of toegespitst.

Deze vorm van het ei komt dichtbij een van jullie bekende wiskundige lijnen, die jullie kennen onder de naam ‘ellips’ of ‘ovaal’. Deze lijn nu kunnen jullie ook berekenen, tenminste wie wat verder in de wetten van de rekenkunde (wiskunde) is doorgedrongen. Jullie kennen precies de constructie ervan, en het is jullie ook bekend dat in deze vorm werelden om werelden en zonnen om zonnen cirkelen, zoals jullie van astronomen en wiskundigen hebben vernomen. Ik moet jullie echter zeggen, dat jullie niettemin de eigenlijke betekenis van deze vorm - namelijk de geestelijke - niet kennen!

Zie nu, wanneer jullie je de oneindigheid symbolisch willen voorstellen, dan kiezen jullie als symbool daarvoor gewoonlijk de vorm van een cirkel: een stoffelijke ring of een bol zouden dus volgens jullie begrip de oneindigheid benaderen, omdat er nergens een begin en eigenlijk nergens een einde is.

Zo is het volgens menselijke begrippen. Maar volgens geestelijke begrippen of volgens Mijn begrippen is de oneindigheid allerminst in een cirkel uitgedrukt. En wel eenvoudig om reden dat in een cirkel, evenals in een ring of een bol, alle delen van de buitenkant even ver van het middelpunt afstaan. In geestelijk opzicht ben Ik het middelpunt en is de geestelijke en materiële wereld, die Mij omgeeft, niet overal even ver van Mij verwijderd. Maar het ene komt meer, het andere minder in Mijn nabijheid te staan, trapsgewijze, al naargelang de ontwikkeling van de geestelijke elementen. Vandaar dat een ellips of ovaal eerder het geestelijk denkbeeld van een oneindigheid of van het hele universum typeert.

De ovale lijn heeft ook geen einde. Alleen is het verschil dat de ovaal als lijn of lichaam twee wiskundige cirkel-middelpunten heeft, en een middelpunt; dat staat echter niet even ver van alle zijden af, maar minder ver van de langere zijden en verder van de kortere zijden.

Welnu, om jullie deze figuur of vorm geestelijk te verklaren wil Ik jullie zeggen, dat in de eerste scheppingsperiode van de geestelijke en materiële wereld de geesten ver van Mij in de oneindigheid waren geplaatst. Ze moesten immers niet door Mijn invloed gedwongen zijn om zo te handelen als Ik het wilde; ze moesten vrij zijn, zonder de minste afhankelijkheid.

Zodra echter het bewustzijn in hen wakker begon te worden, zodra de strijd tussen vrije wil en gehoorzaamheid aan de dag trad, toen trad hetzelfde op als wat gebeurt bij een materieel voorwerp, waarop twee in kracht verschillende factoren tegelijkertijd inwerken. Dat wil zeggen dat de positie van de geesten om hun centrum, om Mij heen, zich richtte naar de grootte van de inwerking van deze twee krachten. Het is als bij een lichaam, dat door de ene kracht wordt aangetrokken en door de andere meegesleurd: volgens de natuurwetten volgt het noch de ene noch de andere kracht helemaal, maar kiest het een middenweg tussen voortbeweging en cirkelende beweging. Deze weg komt uiteindelijk niet met een cirkel maar wel met de vorm van een ovaal of ellips overeen.

Page 65: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

De positie van de geesten ten opzichte van Mij was dus ook, overeenkomstig hun grotere of mindere gehoorzaamheid en vrije leven, uitgedrukt in een ellipsachtige vorm. Daar stond Ik niet in het centrum24, maar - zoals jullie zeggen - in een van de brandpunten25. Van daaruit heb Ik de geestelijke werelden in de oneindigheid geplaatst. Terwijl deze steeds dichter bij Mij komen en naar Mij terugkeren, komen ze dan geestelijk bijna overeen met de vorm van een ei; de meest van Mij verwijderde cirkel is de grootste, en de cirkel het dichtst bij Mij de kleinste26.

Jullie astronomen beschrijven weliswaar de banen van planeten en gedeeltelijk ook die van kometen in de vorm van ellipsen; alleen komen deze banen meer overeen met de vorm van een ei. Evenals planeten moeten ze zich langzamer bewegen naarmate ze verder van hun centrum verwijderd zijn; en in de nabijheid van de zon, hun heerseres en moeder, moeten ze sneller hun baan om haar heen beschrijven.

Deze eivorm is een van de hoofdvormen, de primaire vormen van Mijn schepping; overal is ze uitgedrukt, in het mineralen-, planten- en dierenrijk.

Overal ligt het beginsel van aantrekking eraan ten grondslag, wat de grovere delen meer aantrekt en de lichtere zich er verder van laat verwijderen.

Zelfs de vormen van werelden, zonnen en planeten ontstonden volgens dit beginsel; een bol in de zuiverste zin bestaat nergens, alleen ovalen in verschillende gedaanten. En als er al andere vormen voorkomen in de materiële wereld, dan zijn de kleinste atomen waaruit ze zijn samengesteld toch weer alleen ovalen en ellipsen. En waarom?

Omdat juist deze vorm beantwoordt aan Mijn scheppingsidee en, geestelijk in Mijn Ik zelf gegrondvest, als model van Mij in alle producten en wezens is ingeprent.

Als model van Mij moet de ovale vorm - geestelijk dus - zo begrepen worden, dat de oneindigheid, als Mijn tweede Ik, het verlichamelijkt ofwel plastisch uitdrukt in een centrum. Doordat het verder van Mij verwijderd is, is dat tweede centrum ofwel tweede brandpunt van de geestelijke ovaal niet in staat tot het uitoefenen van zo’n grote aantrekkingskracht als Mijn geestelijke Ik; niettemin heeft het nog altijd invloed op het worden en vergaan.

Daar, in de nabijheid van Satan, beweegt alles zich weliswaar om hem heen, maar in plaats van de cirkelbeweging te voltooien verwijdert het zich; een onweerstaanbare kracht trekt het tot Mij, het eerste brandpunt, waaromheen alles zich zou willen scharen.

De geestelijk-materiële schepping staat dus in ellipsen ofwel in de vorm van ovalen om haar schepper heen. Door deze vorm als model te handhaven ontwikkelt alles in haar zich weer uit deze (oer)vorm. Planten en hun bladeren, dieren, hun afzonderlijke delen, botten: ze eindigen en verbinden zich in ovalen (ook de dwarsdoorsneden van lange beenderen en twijgen en stengels zijn ovalen; derhalve zijn deze botten enkel zeer langgerekte eivormen). Zelfs de gehele gestalten van mensen en dieren zouden jullie geestelijk in ellipsen kunnen insluiten. Daarbij vormt het hart het ene en de geslachtsorganen het andere brandpunt; ofwel vormt het eerste geestelijk en het tweede materieel het voortplantingsorgaan dat noodzakelijk is voor het voortbestaan van het geheel.

24 Komt overeen met het wiskundige middelpunt van de ellips.25 Komen overeen met de wiskundige middelpunten van de twee samenstellende cirkels in de ellips.26 Zie de tekening aan het begin van dit hoofdstuk.

Page 66: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Jullie hoofd heeft een ellipsvormige of ovale welving; aan de binnenkant ervan is, evenals in het gezicht van de mens zelf, het ovaal de mooiste vorm. Iedere vorm die geestelijk verheven of schoon genoemd kan worden, bestaat uit delen van ovalen, maar niet uit delen van cirkels.

Overal straalt het grondbeginsel van Mijn eigen Ik doorheen; een heerser, omgeven door en, geordend volgens het morele gewicht van de geest, temidden van zijn universum! Alles dringt daar naar Mij toe en streeft ernaar om in Mijn nabijheid te komen, omdat daar enkel het hoogste genot, liefde en zaligheid is. En als jullie alle ovale vormen in de schepping zouden kunnen onderzoeken, dan is daaruit zowel in het grootste als in het kleinste ook weer hetzelfde op te maken, namelijk dat Ik als God en schepper niet veel vormen nodig heb, maar dat er slechts een voldoende is. Hieruit bouw Ik vervolgens werelden en geestelijke en materiële kosmische mensen op; en juist omdat ze allemaal volgens één beginsel zijn gebouwd, moeten ze ook weer allemaal terugkeren naar de grondlegger en architect!

Het ei is de plaats van geboorte van veel lichamelijke wezens; alles wat leeft, of tenminste het grootste deel daarvan, wordt uit het ei geboren. Dat is in het inwendige ook weer net zo gevormd en gebouwd als de grote geestelijke en de materiële kosmische mens27. Want vanaf het ei van het kleinste diertje tot aan de grote kosmische mens en de geestmens bestaat er hetzelfde bouwprincipe, dezelfde analoge elementen en hetzelfde eindresultaat.

In het ei is daar allereerst de harde kalkachtige schaal. Overal waar deze vorm voorkomt is dat de buitenkant, die het inwendige kenmerkt als een op zichzelf bestaand iets, gescheiden van de hele overige schepping, en het bijeenhoudt. Deze stevige schaal is de etherische buitenkant, die ook de grote kosmische mens en de geestmens afscheidt van de algemene ether. Vervolgens komt er een fijner vlies, dat voorkomt dat het vloeibare van het ei de buitenschaal doordringt en aantast. Dit fijnere vlies bestaat ook in de grote kosmische mens en de geestmens, als de fijnere ether. Deze omgeeft alle werelden en verdicht zich, zoals in het ei tot vloeistof, in de ether vervolgens tot atmosfeer van afzonderlijke zonnestelsels en de daarin rondcirkelende zonnen en planeten.

De eidooier, die door weer een ander vlies gescheiden is van de overige vloeistof, is in de grote kosmische en geestvonk de nadere, dichtere luchtlaag die de werelden nodig hebben voor hun verdere bestaan. Daarin bevindt zich alles in opgeloste toestand, wat vervolgens door middel van andere verbindingen als vaste materie van de aarde- en zonnelichamen hun voortbestaan zelf bepaalt.

Middenin het ei ligt vervolgens het eigenlijke punt van het geestelijke vuur van een eeuwig leven. Dat vuurpunt wordt alleen door warmte (wat gelijk is aan liefde) gewekt, en bouwt vervolgens de substanties die er omheen liggen op tot zijn verlichamelijkte, individuele ik. Zo vormt het uit het ei en de vloeibare en vaste materie daarvan het schepsel; voor de vorm daarvan lagen de elementen al in het ei zelf.

In de kosmische mens en de geestmens is het eveneens weer het inwendige, meer met het hart overeenkomende geestelijke deel: de drang tot opbouwen en in stand houden van het bestaande door middel van datgene wat voorhanden is. Door ether- en lichtstof op te zuigen en te verwerken bouwt deze drang de zonne- en 27 Zie hoofdstuk 13.

Page 67: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

wereldstelsels op, houdt ze in stand en brengt ze zo verder op de weg naar geestelijke ontwikkeling.Zo is het ook in de overeenkomstige hemel in de geestelijke kosmische mens; daar ben Ik uiteindelijk ook in het centrum gelegen. Om Mij heen heb Ik de meest geestelijke en grootse scheppingen, geesten en wezens verenigd, die alles wat van buitenaf komt rijp maken voor verdere voortgang en het, door het steeds meer te vergeestelijken, nader tot Mij brengen. En zoals het in de kosmische mens licht en ether gebruikt met behulp van warmte, gebruikt het hier geest in het meest intensieve licht, als gevolg van de nooit aflatende liefde, voor nieuwe, hogere scheppingen. Zo wordt Mijn hoogste ideaal van het goede en schone ontwikkeld.

Jullie zien dus in het ei, wat voor jullie een onaanzienlijk ding is, de hoogste potentie, Mijn Ik, Mijn schepping, het trapsgewijze voortschrijden van het geschapene, Mijn eeuwig opnieuw opbouwen, en alles wat jullie maar kunnen bedenken geestelijk vertegenwoordigd.

In de dooier drukt het ei Mijn liefde uit, in het eiwit het geestenrijk en in de harde schaal de materiële wereld. In het centrum sta Ik, als kern van leven, liefde en vuur, alles in beweging brengend en alles voortstuwend naar de grote verlossing.

De geesten die Mij omgeven sluiten Mijn hemel af van de materiële wereld. Maar ook deze muur wordt doorbroken, net als de kalkschaal bij het ei. Het inwendige van het ei wordt opgezogen en aangewend voor een hogere geboorte. Uit alle conglomeraten28 van scheppingselementen zal eenmaal - als een Phoenix, die ongeschonden uit de vlam oprijst - Mijn geestelijke, innerlijkste maar verhevenste wereld naar voren treden. Alles is daar geest, licht en warmte, ofwel wijsheid en liefde, en zal eeuwig zo voortbestaan.

Daar dringt alles naartoe; Ik ben het brandpunt, het centrum en de levensvonk, Die alles tot leven brengt, alles in stand houdt en Die weliswaar vormen verandert, maar ze ook weer opnieuw schept!

Zo zien jullie in het ei een hele schepping, een hele oneindigheid en een geestelijk beeld van jullie ik en Mijn persoon zelf.

Ook jullie zijn als een ei: van buiten met een schaal die eenmaal de aarde zal toebehoren, gescheiden van het overige geestelijke leven. Ook in jullie bewegen zich etherische vloeistoffen: geestelijk jullie goede en slechte eigenschappen. En in het centrum het pulserende hart, als geestelijk drijfwiel, met de geestvonk uit Mij die eeuwig nooit vergaat!

Ook deze vonk zal de andere geestelijke elementen langzamerhand opzuigen, het goede behouden en het slechte uitscheiden. Bij volledige rijpheid zal deze vonk de aardse schaal doen openspringen en als een geestelijke wereld in het klein, gescheiden van de grote, zijn hemel en gelukzaligheid zoeken bij Mij, zijn grondlegger.

Jullie hebben allemaal zoveel geestelijks van Mij ontvangen; probeer dit dus te verwerken tot jullie beloning. Probeer dit innerlijke brandpunt, die liefdesvonk uit Mij, eenmaal aan Mij terug te geven zoals Ik hem aan jullie overdroeg. Dan zullen jullie in het grote scheppings-ei ook niet in de grootste cirkel, ver weg van Mij, maar in de cirkel het dichtst bij Mijn hart je woonplaats hebben. Van daaruit kunnen jullie het universum overzien, begrijpen en beoordelen, voorzover dat een geest mogelijk 28 Opeenhopingen, grote verzamelingen

Page 68: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

is. Dan zullen jullie in de vorm van een ovaal of ellips het oerbeeld van het eerste goddelijke idee in het groot helemaal begrijpen; maar ook in jullie zelf en in de schoonheid en verhevenheid van de geesten en de geestenwereld. Dan pas zal het jullie volkomen helder zijn dat alleen een God uit zulke kleine nietige vormen en de eigenschappen daarvan zo iets groots kan scheppen, wat uiteindelijk toch alleen tot doel heeft Zijn kinderen een idee te geven van Zijn grootheid, Zijn liefde en Zijn zachtmoedigheid, en hun te tonen dat Hij niet alleen groot is in het grote, maar juist het grootst in het kleinste is! Amen.

Hoofdstuk 15

Regen

I

(ontvangen 11 juni 1876)

Wat is regen? Op deze vraag zullen velen direct hun antwoord klaar hebben: “Het is verdichte atmosferische damp, die zich plotseling verdicht tot water en in druppels van de hemel neervalt”.

Dit (oppervlakkige) antwoord voldoet de meeste mensen, maar misschien toch niet allemaal. Want wanneer ze de uitwerking van regen op mensen, dieren en planten opmerkzaam bekijken, dan moet hun opvallen dat het water, dat uit de wolken (als regen) op de aarde stroomt, niet alleen de reden kan zijn waarom de hele natuur evenals alle levende wezens zich na een regenbui gesterkt en verkwikt voelen, en alle soorten planten beter gedijen.

Bij jullie heerst de opvatting dat regen net als gedestilleerd water de minste aardse elementen bevat; dat alleen de door de regen voortgebrachte vochtigheid of natheid de groei van de plantenwereld bevordert, of door het laten dalen van de temperatuur verfrissend inwerkt op mensen en dieren.

Zie nu, hier wil Ik weer als onderwijzer optreden, om deze traditionele uitspraken en vooroordelen te weerleggen. Opdat jullie ook hier weer mogen zien hoe in de allergewoonste dingen - juist omdat ze jullie bijna alle dagen onder ogen komen - toch nog iets anders verborgen ligt wat jullie nog niet weten. Mettertijd moeten jullie het echter gewaar worden, omdat het toch voor het geestelijk inzicht noodzakelijk is. Luister dus:

Het is waar dat regen, net als water, verdichte lucht is. Maar nu vraag Ik: wat is lucht dan? Want wanneer Ik weet wat deze is, waaruit ze bestaat, dan kan Ik steeds aannemen dat de lucht toch altijd het hoofdbestanddeel zal zijn, zelfs als ze zich in andere vormen voordoet.

Welnu, de lucht zoals die jullie omgeeft is een dampkring ofwel de ‘atmo-sfeer29’. Zoals Ik jullie elders heb gezegd30, bevat deze in opgeloste toestand alles waaruit jullie aardbol is samengesteld.29 In het Duits is de verwante betekenis van ‘adem-sfeer’ nog duidelijker dan in het Nederlands.30 Zie in ‘Aarde en maan’, deel 1A: ‘De natuurlijke aarde’.

Page 69: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Of ze nu licht is of zwaar, verdicht of zelfs vast geworden zoals bijvoorbeeld in ijs, toch bevat die vorm altijd weer dezelfde bestanddelen die de lucht zelf ook in zich heeft.

Wanneer het dus regent - ofwel het water in de vorm van druppels op de aarde valt - dan brengt het in deze vorm alle bestanddelen van de aarde verdicht (en gereinigd) weer terug, die tevoren als dampen van haar in de lucht waren opgestegen. Alleen is in de lucht door het zonlicht een ontbindingsproces (met deze dampen) bewerkstelligd, wat de verteerde elementen van de nieuw te vormen elementen scheidt. Zo levert het alleen weer datgene aan de aarde wat nodig is voor het voortbestaan van haarzelf en de mensen die erop leven, evenals dat van de planten- en dierenwereld. Intussen moet het grovere, verteerde materiaal een langer ontbindingsproces doormaken, tot het geschikt wordt om de aarde (en haar wezens) weer van nut te zijn.

Nu is er echter nog een andere factor die bij dit natuurverschijnsel - de regen namelijk - bezien moet worden, en die daarbij eigenlijk het meest wezenlijke is.

Zie, wanneer jullie naar de hemel kijken, dan zien jullie de wolken die daar zweven. Dat zijn weliswaar al verdichte dampen, alleen in de warmtelaag waar ze nu net zweven vallen ze nog niet als regen naar beneden, omdat ze nog niet genoodzaakt zijn de vorm van water aan te nemen. Jullie zullen dus vinden dat ze in voortdurende beweging zijn en steeds van vorm veranderen. Want de stromingen - net als die de zee in beweging brengen en deze door die bewegingen voor bederf behoeden - zijn in het nog lichtere element van de lucht nog groter, veelvuldiger en voortdurend aanwezig. Er is immers alleen een opwarmen of afkoelen van de luchtlagen voor nodig om datgene op te wekken wat jullie ‘wind’ noemen. Van de zachtste zefier31 tot de grootste stormwind ontstaan deze alleen doordat de afgekoelde of opgewarmde luchtlaag zich in evenwicht wil brengen met zijn omgeving; en wel volgens dezelfde wet van de zwaartekracht als het water, en zelfs de grofste gebonden materie.

Welnu, door de winden worden de in de lucht opgestegen dampen als wolken voortgedreven van het ene gebied naar het andere. Zo gebeurt het, dat wat in de ene streek in dampvorm is opgestegen in de andere als water, als regen neervalt en zo elementen van de ene breedtegraad naar de andere brengt. Die ontbreken daar in grovere vorm, maar kunnen er wel in dampvorm heen gebracht worden.

Hieruit (uit het nu geschetste) kunnen jullie opmaken dat regen dus niet alleen water is, zoals zich dat in jullie bronnen of rivieren bevindt. Maar als water uit andere streken zal de regen ook andere elementen in zich hebben dan dat van jullie. Dit uit vreemde elementen samengestelde water is immers ook het product van verteerde en verbruikte stoffen van de aarde, die bijvoorbeeld bij jullie helemaal niet voorkomen; of die, als ze er waren, vanwege het klimaat en andere redenen niet in die uitingsvorm zouden bestaan.

Nu gaan we weer een stap verder en zeggen: wanneer deze als regen uit de lucht vallende elementen dus vreemd zijn aan de bodem waar ze op vallen, waarom is dit dan bij jullie en op veel andere werelden zo ingericht? Dan antwoord Ik daarop: dat is omdat elke plant, dier of mens uit de aarde en de hem omgevende atmosfeer bepaalde elementen opzuigt en ze gebruikt voor zijn bestaan; als dat zo door zou gaan, zouden deze tenslotte in hem en om hem heen niet meer aanwezig zijn.31 Zachte, (zuid)westen wind.

Page 70: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Zo wil Ik jullie iets demonstreren uit jullie wetenschappelijke ontdekkingen. Daarin is bewezen dat de mens of het dier zuurstof uit de lucht opzuigt voor zijn levensbehoefte, en als verbruikt materiaal (de voor hem volkomen nutteloze koolstof) uitademt; terwijl de plantenwereld overdag koolstof in zich opneemt en in de nacht weer opnieuw bereide zuurstof uitstoot. Verder weten jullie dat die door levende wezens uitgeademde lucht voor hen geen elementen meer bevat die voor hen van nut zouden zijn, en dat de dood het gevolg daarvan zou moeten zijn als er geen ander ademhalingshulpmiddel het verbruikte zou vervangen.

Welnu, dit is allemaal geheel juist, en met deze samenhang hebben jullie scheikundigen de grote stofwisseling in Mijn natuur aangeduid. Alleen is iets anders hun nog ontgaan, namelijk dat bij het gebruiken van zuurstof of het aanmaken van koolstof nog lang niet alle elementen genoemd zijn die in de lucht nodig zijn voor een voorspoedige groei van alles wat leeft of vegeteert.

Er zijn nog duizenden fijne deeltjes, die in opgeloste toestand in de lucht aanwezig zijn en gebonden in de aardkorst en daaronder liggen. En die moeten er allemaal aan bijdragen dat alles leeft en groeit

In iedere streek is in dit opzicht echter een eeuwige verscheidenheid vereist in het gebruik van alle stoffen en elementen die voor het leven nodig zijn. Dat is om in die streek voortdurend het evenwicht te bewaren, opdat een land of streek steeds beantwoordt aan het karakter van zijn ligging. De winden nemen dus uit andere gebieden bezwangerde wolken mee, die in hun verdichte dampen datgene meebrengen wat daar mettertijd zou kunnen ontbreken. En zo is de regen het verbindingsmiddel dat het verbruikte weer aanvult en (dat wat ontbreekt) aanvoert in lichte, luchtige elementen vanuit de wijde verte, om een voorspoedige groei van mensen, dieren en planten te bevorderen. Deze vermoeden allemaal niet dat het water wat hier als regen neerstroomt vaak afkomstig is uit luchtstreken, waar geen enkele plant, dier of mens lijkt op die, waarop nu de regen verfrissend en bevruchtend inwerkt.

Natuuronderzoekers en scheikundigen zeggen, evenals de landbouwer en de tuinman, dat onweersregen bevruchtender is dan gewone (land)regen. Dat is dan omdat de regen bij iedere bliksem de elektriciteit, opgelost in de lucht, met zich meevoert naar de aarde en de planten door die elektriciteit beter groeien.

Ja, ze hebben gelijk. Maar ze vergeten dat die wolken misschien juist uit streken komen waar elektriciteit voortdurend overheerst; en dat ze daar vandaan, gedragen door de wind, nu naar deze streken worden gevoerd waar het aan elektriciteit ontbreekt.

Wat het bliksemen en weerlichten aangaat: deze ontwikkeling van elektriciteit heeft als reden dat in veel streken het gebrek aan dit fluïdum in korte tijd moet worden aangevuld. De winden brengen de wolken weliswaar met stormachtige haast mee, maar ze zouden ze ook uit deze streken wegvoeren met dezelfde haast als waarmee ze ze gebracht hadden. Het vereffenen moest gebeuren, en dus waren er grote elementaire factoren nodig om dit te bewerkstelligen.

Zo zien jullie dus hoe regen evenwicht brengt tussen verschillende breedtegraden, en als middel dient om het verbruikte materiaal in dampvorm aan te vullen en terug te geven aan de aarde. Die zou dat voor altijd verloren hebben, als er

Page 71: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

geen wisselwerking tot stand was gebracht door middel van de atmosfeer die jullie aarde omgeeft.

Uit de hoge gebergten van Azië, uit de zandwoestijnen van Afrika of de vruchtbare streken in het binnenland daarvan waar nog geen Europeaan een voet heeft gezet, stromen de uitwasemingen naar jullie toe van plantengroei en levende wezens, die jullie nooit hebben gekend of gezien.

De luchtstroom brengt jullie wat een tropische plantenwereld gebruikt heeft en ontlaadt het boven jullie hoofden als verfrissend, vruchtbaar materiaal. En jullie vermoeden en weten niet dat later de dampen van jullie land in de grote regentijd ook naar die verre streken gedragen worden. Daar brengen ze stromen van zegen, samengesteld uit elementen die daar als zichtbare vorm onbekend zijn, maar geestelijk voor de groei steeds noodzakelijk waren.

Mogen jullie dus inzien hoe eenvoudig Mijn huishouding het weet aan te pakken om het verbruikte materiaal op te ruimen en het noodzakelijke aan te vullen; en ook hoe de met andere dampen bezwangerde lucht na een regenbui ook andere levenselementen aanvoert. Mensen en dieren ademen deze in en verwerken ze, en zo vullen deze elementen met nieuwe stoffen aan wat ze verloren hadden en geven hun het gevoel van opnieuw tot leven te komen, van verfrissing.

De aromatische dampen van een tropenwereld moesten, door lucht en licht ontleed en omgezet, duizenden mijlen afleggen om jullie bloeiende gewassen bij hun groei te helpen, opdat er overal in Mijn natuur reden tot verrukking en opwekking tot vreugde zou overheersen.

In de onbeduidende vorm van regen, die de meeste mensen enkel als water beschouwen, ligt zeer veel geestelijks, zeer veel goddelijks van Mij besloten. Als de mensen maar een beetje zouden nadenken over alles wat zich bijna dagelijks voor hun ogen afspeelt, dan zouden ze zich erover moeten verbazen hoezeer Ik aan alles heb gedacht om het bestaan van mensen, dieren en zelfs planten te veraangenamen en te verlichten.

De eenvoudige regendruppel, die snel op de aarde valt, laat onder gunstige omstandigheden aan het verwonderde oog nog de regenboog zien (met zijn ontleding in de zeven kleuren, waarvan elke een ander geschenk van zegen meebrengt naar de aarde). Hieruit zouden de mensen kunnen begrijpen wat Mozes in zijn boeken vertelt, namelijk dat deze een teken van vrede is, was en eeuwig zal blijven. De regenboog laat jullie namelijk zien dat zelfs in de vallende regen enkel zegen en enkel liefde is; maar ook geestelijk inzicht voor die mensen die gewend zijn de natuur met geopend hart en liefhebbend gemoed op te vatten, en niet overal alleen ‘stoffen’ of ‘elementen’ en de wisselwerking ervan zien.

In alles ligt iets geestelijks. Ik ben toch immers ook een geest, en kan daarom niets anders geschapen hebben dan iets geestelijks.

Zo is ook in ieder proces van de zichtbare natuur een geestelijke grondslag verborgen. En alleen hij kan deze begrijpen, die geestelijk is opgevoed en Mij, de schepper van al het zijnde, naderbij wil komen.

Zoals regen van de ene luchtstreek naar de andere alleen zegen en groei brengt, zo zijn ook ‘Mijn woorden’ niets anders dan geestelijke producten ofwel elementen van Mijn Ik, die Ik tot menselijke woorden vorm en als regendruppels over jullie uitgiet.

Page 72: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Zoals de regendruppel, bezwangerd met duizenden vruchtbare elementen op jullie aarde valt, zo is ‘het woord’ in zijn geestelijke betekenis en zijn diepte ook vol zegen.

Regen komt uit vreemde landen. Mijn woord komt eveneens uit andere - en wel hogere - regionen, waar alles wat nodig is voor geestelijke vooruitgang in overvloed aanwezig is.

Neem dus de regen als middel tot zegen van jullie groei en Mijn woord als levensdruppels voor jullie eeuwige leven! Opdat deze jullie hart ook moge bevruchten met datgene wat daar meestal ontbreekt, maar in Mijn rijk in overvloed te krijgen is, namelijk: liefde tot Mij en jullie naaste!

Zoals luchtstreken en breedtegraden van jullie aarde elkaar in wisselwerking geven wat een ieder nodig heeft, zo moeten ook jullie je broeders en zusters geven - maar behoedzaam - wat ze nodig hebben, d.w.z. geestelijk voedsel. Leidt ook hen daarheen, waar Ik al langere tijd bezig ben jullie heen te leiden. Opdat ook zij mogen inzien hoe eeuwig de liefde is en hoe werkzaam ze is, zelfs in de onschuldigste en meest alledaagse dingen; en hoe zij alleen maar hetzelfde beginsel nastreeft, namelijk: vreugde en troost te verspreiden waar dat maar mogelijk is. Amen.

Hoofdstuk 16

Regen

II

(ontvangen 29 april 1871)

“Wat betekent regen in geestelijk opzicht, en hoe gedragen de ontelbare kleine diertjes zich daarbij, wier woning de aarde is?”

Zo, Mijn dochter, hoor je dit in de nachtelijke stilte een stem in jezelf vragen. En omdat deze vraag verder niet beantwoord werd, moet nu diezelfde stem je het antwoord sturen door bemiddeling van de schrijver van die stem. Welnu dan. Zie, Mijn lieve kind:

“Regen... is een zegen”. Hij is een zegen, omdat hij van boven komt. Hij is een zegen, omdat hij krachtig, leven brengend materiaal in zich heeft en eveneens alles weer opnieuw tot leven brengt, waar hij ook valt en binnendringt. Hij is een zegen, omdat met hem liefde, ofwel materieel: warmte ontwikkeld wordt. En hij is een zegen, en wel een goddelijke zegen, omdat hij alles gelukkig maakt en tot nieuw leven wekt. En zoals Ik eens als Jezus zei van de zon, dat de Vader in de hemel hem laat opgaan over goeden en slechten, evenzo druppelt de regen in gelijke mate neer op nuttige en schadelijke planten. Wat de diertjes in de aardbodem betreft, heb je in je brief zelf het antwoord aangegeven, wanneer je schrijft: “Toen ik nadacht over de ware liefde, ontdekte ik zoveel dingen als zonde, wat men vaak als deugd beoordeelde”.

Zie, Mijn kind, de diertjes, larven en poppen die in de aardbodem leven - de een al ontwikkeld in het uiterlijke leven, de ander die ontwikkeling afwachtend - lijken op

Page 73: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

de kleine fouten, die de mens niet als fouten maar zelfs als deugden of goede eigenschappen beschouwt.

Welnu, wanneer de regen op de aarde valt en zo menig diertje van zijn leven of zijn behuizing berooft en ze onbarmhartig wegspoelt, dan lijkt dit op jullie hart, waar Mijn genaderegen ook op neer druppelt of, bij een geschikte gemoedsgesteldheid, zelfs in overvloed op neerstroomt.

Deze genaderegen leidt tot hetzelfde resultaat als de regen op de aardbodem. Allereerst maakt regen die delen van de aarde zacht die tevoren hard waren. In een hart dat Mijn stem is toegenegen moet de neerdruppelende genade eveneens de daar aanwezige hardnekkige, aangewende slechte eigenschappen en begeerten zacht maken. Regen verwarmt de aardbodem, brengt leven in zijn begroeiing en stelt de wortels in staat om zich vervolgens met meer kracht en elasticiteit verder uit te breiden.

De regen van liefde en genade brengt het hart in een blije beweging; het wordt zacht, zet vervolgens die kleine gewoonten en fouten opzij en brengt het goede opnieuw tot leven. De diertjes in de aardbodem worden dan actief. Deels om zich tegen het water te beschermen, deels doordat ze (net als de harde aardkorst, waar ze nu gemakkelijker doorheen kunnen dringen) door het water uit hun winterslaap worden gewekt om ook het licht en de zonnewarmte tegemoet te kunnen gaan. Precies zo werkt ook de regen van liefde en genade in het menselijke hart. Ook deze wekt de betere en meer verheven eigenschappen van de menselijke natuur op. Hij schenkt hun kracht om gemakkelijker door de harde schil heen te breken die de wereld er tot dan toe omheen getrokken had, opdat deze eigenschappen de mens zullen geleiden naar het licht van waarheid en liefde.

Wat de regen vernietigt en wegspoelt, wat hij aan diertjes, hun eieren en behuizing vernielt, dat groeit op een andere plek opnieuw. Na een regenbui wordt in de huishouding van de natuur het evenwicht tussen producenten en consumenten weer hersteld. En na een duchtige reiniging van het menselijke hart wordt ook daar alles weer vereffend, aangezien het grovere werd verdelgd en verwijderd, maar er toch nog zoveel van is overgebleven dat de strijd tussen het goede en het slechte niet uitdooft. Want alleen strijd brengt een werkzaam leven met zich mee; zonder deze zou er immers geen prikkel en geen ‘waarom’ aanwezig zijn.

Net zoals in de aardbodem de kleine diertjes door regen tot werkzaamheid worden aangespoord, moeten in het menselijke hart de goede eigenschappen zich kunnen ontwikkelen en de slechte weggespoeld, verdelgd worden. Het nog ongeboren geslacht van poppen en larven moet door dit geestelijke gistingsproces echter evenzeer bespoedigd worden.

Ook op jouw hart, Mijn kind, druppelt reeds lang Mijn genaderegen neer; ook bij jou wordt het bedrijvig in je hart. Bepaalde kleine eigenaardigheden, lijkend op diertjes van de aarde, kropen weg voor dit genade- en liefdeswater; ze wilden zich niet van je laten wegspoelen of verjagen. Alleen hield de regen niet op, hij werd daarentegen sterker. En zie, Mijn lieve kind: nu de grond van je hart door de regen van liefde en genade dan zachter en warmer wordt en meer kracht heeft gekregen tot werkzaamheid, nu de wortels van je goede eigenschappen zich hebben uitgespreid naar het licht, nu begint eveneens de regen van genade dichter op jou te vallen. Nu de meeste overtollige kleine eigenschappen en eigenaardigheden verwijderd zijn, nu

Page 74: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

begin jij nog meer uit de weg te ruimen van wat zich in jou nog als onkruid bevond. Nu sta je daar als een bloem na een regenbui, waar schitterende druppels van de gevallen regen op haar bladeren en bloemkelk het hele universum weerspiegelen. Je hart opgeheven naar Mij, open en voor iedereen zichtbaar de heerlijke resultaten dragend van de alomvattende, nooit aflatende liefde van je Vader in de hemel. Hij heeft ook jou door de nacht naar het licht en door regen en wind geestelijk geleid. Hij heeft je in staat gesteld om pas nu helemaal de balsemachtige geuren in te ademen, die steeds volgen op een verkwikkende regenbui, of dat nu in de materiële dan wel de geestelijke wereld is.

Sta stevig, als de mooie geestelijke bloem die Ik in jou gekweekt heb! Wees Mij tot een vreugde en troost voor je omgeving. En zoals een bloem alleen balsemachtige geur om zich heen verspreidt, verspreid ook jij verzachtende liefde, verdraagzaamheid en liefde verwekkende zachtmoedigheid om je heen!

Dat moet het resultaat zijn van de geestelijke regen die Ik nu op je laat neerstromen. En zoals regen en zon beide over goed en slecht enkel weldaden uitstorten, zo moet ook jij alleen goeds om je heen verspreiden. Bekommer je er niet om hoe dit goede begrepen en gewaardeerd wordt. Nee, doe het omdat je op Mij, de schenker van al het goede, wilt lijken. Of anderen het ten goede benutten of niet, dat moet je onverschillig laten. Door goed te doen verzamel jij diamanten parels van weldaden-regen op je hoofd. Anderen die de gaven niet weten te benutten of vaak niet willen benutten, of zelfs misbruiken, verzamelen in plaats van (zuivere) waterparels - die door hun glans in staat zijn de oneindigheid te weerspiegelen - enkel vuil water, dat hun zicht nog meer vertroebelt dan versterkt.

Wees gelijk aan Mij! Kijk naar de hele natuur: wat doe Ik niet iedere dag, ieder uur, ja in iedere polsslag of het kleinste tijdsbestek! Hoeveel genaderegen zend Ik niet over de hele mensheid! En waar zijn zij, die dit alles begrijpen; waar zijn zij, die ooit enkel een blik omhoog werpen naar Mij en zouden willen uitroepen: “Heer, wat zijn wij, dat U ons gedenkt!”.

En toch houd Ik niet op, genade op genade te stapelen, en ten laatste ook de meest verstokten niet door straf, maar door liefde toch tot ommekeer te dwingen.

Doe jij ook zo, Mijn kind: laat genade op genade, weldaden op weldaden op je medemensen druppelen; het zijn allemaal treden naar Mij. Naar Mij, je vader, die jou al sinds lang leidde en met uitgespreide armen op Zijn kind wacht, als het eenmaal na lange strijd in een overwinningsroes daarin zal wegzinken.

Dit schone doel heb Ik jou toegedacht. Laat de genaderegen dus niet tevergeefs op je neerstromen. Laat hem alles wegspoelen uit je hart wat daar niet in hoort; en de regen van genade, die van boven kwam, zal je ook weer naar boven leiden.

Dus: volhard! Het doel is het worstelen waard. Verlies de moed niet. Hij Die dit aan jou liet schrijven zal je steeds ondersteunen, zolang je op Zijn paden wandelt! Amen.

Hoofdstuk 17

De mens en de schepping

Page 75: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

I

(ontvangen 27 februari 1871)

Al velen van jullie en vele anderen, aan wie Mijn woorden niet zo ten deel vielen als aan jullie, hebben vaak nagedacht over het menselijke leven. Hoeveel lijden en bittere ervaringen de mens vanaf het begin, van de wieg tot het graf begeleiden; hoeveel ijdele hoop en wensen als lichte nevelige beelden oplossen in het lege niets. En menigeen dacht dan bij zichzelf: waartoe zoveel bitters, in een zo kort tijdsbestek van de menselijke levensloop!

Sommigen beschuldigden Mij van wreedheid, van liefdeloosheid en wie weet wat nog meer. Sommige anderen loochenden bij Mij een gevoel voor smart en leedwezen, en tenslotte verloochenden sommigen Mij helemaal. Net als eens de heidense volken namen zij een lot of blind noodlot aan, waaraan niemand zou kunnen ontsnappen en wat in zijn onophoudelijk voortrollen als een bal alles verplettert wat hem op zijn weg komt.

Ogenschijnlijk is er veel te zeggen voor de geldigheid van zo’n aanname, waarbij de vertwijfelde mens tenslotte zelfs ook het bestaan van een heersende God moet verwerpen.

Maar in werkelijkheid is het niet zo. Men moet alleen de dingen en verhoudingen vanuit een ander standpunt bekijken en beoordelen dan zoals ze zich aan het gewone wereldse verstand voordoen en daardoor beoordeeld en bekritiseerd worden.

Wie de wereld van deze kant bekijkt, die kan inderdaad tot geen enkele troostrijke, vreugdevolle zienswijze komen. Want als hij al een goddelijke leer van gerechtigheid, vergelding, beloning of bestraffing zou willen aannemen, dan ziet hij van alles meestal juist het tegendeel. Voor hem wordt dagelijks meer tot waarheid wat zoveel in het volk ingeburgerde spreekwoorden zeggen, zoals:

“Hoe groter schoft, hoe groter geluk!” of: “De grote dieven laat men lopen, de kleine worden opgehangen”. Of zoals in het huwelijksleven: “Man en vrouw zijn een van lichaam, maar niet een van maag”32. Die mens voelt dan steeds meer dat van de zo mooi geschreven woorden op deze aarde geen enkele tot vervulling komt; hoe vanaf de wieg ziekten het jonge leven bedreigen; meer volwassen, voelt hij hoe morele verleidingen tot zonde en allerlei ondeugden prikkelen. Wanneer hij ziet hoe in de jongelingsjaren, waarin de mooiste bloemen zouden willen bloeien om de lente van het fysieke33 leven tot een paradijstuin om te vormen, wanneer hij ziet hoe juist daar de harde onbarmhartige hand van de wereld al deze bloemen knakt, zodat ze verwelken om nooit meer op te staan; wanneer hij ziet hoe daar alle ondeugden van het berekenende verstand bloeien en door de massa gerechtvaardigd worden; wanneer hij ziet hoe iemand over de rug van een ander hogerop zou willen klimmen, hoe iedereen alleen aan heersen maar niet aan gehoorzamen denkt; wanneer hij ziet hoe alles elkaar alleen vanwege het goede leven en de bevrediging van menselijk-aardse 32 Voor deze spreekwoorden zijn geen goede Nederlandse equivalenten beschikbaar. De eerste twee spreken echter voor zichzelf. Het derde heeft ongeveer als strekking: ‘Al beloven mensen elkaar trouw te zijn, te steunen, moet je nog maar afwachten of ze hun woord gestand doen als de nood aan man is of als eigenbelang een rol speelt’, met de ondertoon van: ‘Mensen zijn toch niet te vertrouwen’.33 Lichamelijke, aardse

Page 76: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

behoeften over en weer bestrijdt en kwelt; wanneer hij ziet, hoe verder men omhoog komt in de hogere kringen van de menselijke samenleving, dat daar boven vaak datgene een deugd is wat in de lagere standen een zonde wordt genoemd; wanneer hij ziet dat men, om in zo’n wereld vooruit te komen en zijn brood in rust te verteren, zoals jullie zeggen ‘met de wolven in het bos moet meehuilen’, en dat alle overige edele en mooie principes van de knapen- en jongelingsjaren overboord gezet moeten worden, als men niet van honger wil sterven of door de wereld voor gek verklaard wil worden; wanneer hij tenslotte ziet, als hij een gezin heeft gesticht, dat de zorgen die hij in zijn eigen jeugd zijn ouders onbewust gaf nu op hem zelf afkomen en zich voelbaar bij hem aandienen; wanneer hij dan ziet hoe een met grote zorg, bezorgdheid en angst opgevoed kind hem door ziekte, later door ontaarding of zelfs door de dood ontrukt wordt; wanneer hij ziet hoe hij dikwijls na alles wat hij voor zijn kinderen doet, niet de minste erkenning van zijn opoffering van hen krijgt, geen dankbare blik, geen woord van dank; wanneer hij ziet hoe hier de zoon, daar de dochter enkel wacht tot de dood hem uit de wereld helpt, opdat de ene of de andere ongestoord kan genieten van het erfdeel dat hij in het zweet zijns aanschijns heeft vergaard - en soms niet helemaal langs de juiste weg, omdat hij daarbij dacht: ‘het doel heiligt de middelen’... En wanneer hij nu dan zelf de ouderdom genaderd is, zijn lichamelijke krachten en vermogens afnemen en ziekten optreden (vaak als gevolg van vroegere dwalingen); wanneer hij dan ziet dat hij hulpbehoevend de anderen steeds meer tot last moet worden en langzaam in de richting van het graf gaat (waar hij bang voor is, omdat het een voor hem onbekend land bedekt, doordat het hem toeschijnt als zijn materiële tenietgaan, zijn volledig oplossen)... Enzovoort...

Wie geeft dan de gekwelde mens geen gelijk wanneer hij, in alle verwachtingen teleurgesteld en door de latere loopbaan in de koude werkelijkheid beroofd van alle mooie beelden van zijn jeugd, leeg, met doods gemoed en vol verbittering vanwege de teleurstellingen, God wil vervloeken? De God Die hem in dit tranendal plaatste om met pijn geboren te worden en onder lijden te strijden; Die hem met een smartelijke doodsstrijd weer wegvoert uit dit leven dat hij niet heeft begrepen, niet bij zijn binnentreden ervan en nog minder duidelijk bij zijn eruit treden; de God Die hem tenslotte naar gene zijde brengt waarvandaan, zoals hij zegt, ‘nog nooit iemand is teruggekeerd’?

Zo is het beeld dat de wereld een verstandsmens voorhoudt. Zoals Ik hier geschetst heb heeft zo menig mens Mij, de voorzienigheid en zijn eigen noodlot al aangeklaagd. Zo heeft zo menig mens, wanneer er teveel op hem afstormde, Mij in een stil gebed gesmeekt hem terug te roepen uit dit leven!

Ieder gelooft dat hij het meeste geduld heeft gehad, heeft geleden en opgeofferd; ieder gelooft dat hij een beter lot verdiend heeft, omdat hij veel slechtere mensen dan hij ziet genieten van datgene wat hij voor zichzelf als het enige geluk op aarde had gedroomd. En juist omdat zulke aanklachten en zulke ideeën zich nog in zoveel van jullie harten bevinden, juist daarom koos Ik de beide woorden die bovenaan dit dictaat staan. Om in deze wankelmoedige harten de laatste vonk van aanklacht tegen hun noodlot of Mijn leiding uit te doven, opdat ze zien dat achter die vermeende beelden van een menselijke loopbaan het heerlijke einddoel en de grootste zaligheid verborgen liggen. En dat niet een blind lot, maar de liefhebbende hand van een

Page 77: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

almachtige schepper en Vader, Die jullie allemaal liefheeft, de draden spint die jullie uit dit labyrint van calamiteiten in Zijn armen en in Zijn hemel brengen.

Zie, Mijn kinderen: er heerst een heilige, grote wet in de gehele materiële en geestelijke schepping, zonder welke deze niet zou kunnen bestaan. Deze wet bevat twee grote, unieke levensfactoren De ene heet vrije wil en de andere (eeuwige) vervolmaking.

Waar geen vrijheid is, daar zou geen vervolmaking en geen vooruitgang zijn; en waar geen vooruitgang is, geen doel. En waar geen doel is, daar is geen eindresultaat!

Welnu, toen de grote schepping door Mij gedacht, geschapen en verwerkelijkt werd, toen moest Ik, als geest het geestelijke scheppend, ook aan deze geesten het eerste beginsel laten als Ik het andere wilde bereiken. Dat wil zeggen dat Ik hun vrijheid, ja onaantastbare vrijheid moest geven, opdat ze geen machines maar zelf handelende wezens zouden worden: schepselen die Mij waardig zijn!

Dat macht, door iemand verleend aan een enkeling of aan velen, ook misbruikt kan worden omdat ze in de vrijheid zelf gegrondvest is, dat spreekt vanzelf.

Ik wist dus al van tevoren dat van deze vrijheid misbruikt gemaakt zou worden, zelfs gemaakt moest worden!

Daarom was in de tweede levensfactor - vervolmaking - al de grondslag gelegd dat bij Mijn scheppen geen stilstand, maar alleen verbetering kan optreden. Daaruit volgt dus dat wie alleen maar wil blijven staan terwijl anderen voortgaan, achteruit is gegaan!

Want waar vervolmaking is, daar moet ook haar tegenstelling ‘verslechtering’ mogelijk zijn; waar vooruitgang is, daar is achteruitgang; waar toenadering is, daar is verwijdering; waar licht is, daar is schaduw; waar warmte is, is kou, waar beweging is, is rust; en waar leven is, daar is de dood een voorwaarde.

Jullie zien dus dat niet Ik het kwaad schiep; dat niet Ik de schaduwzijde van alle mogelijke geestelijke eigenschappen stelselmatig in de wereld plaatste. Nee! Zij vormden zichzelf door de unieke grote grondwet van Mijn Ik en Mijn schepping, door het grote woord ‘vrijheid’!

Hoe deze vrijheid nu gebruikt en misbruikt werd door Mijn eestgeschapen geesten, hoe deze tot op de dag van vandaag gehanteerd wordt (dikwijls niet tot heil van de levende wezens en hun bestemming), dat zien jullie in het hierboven aangegeven klagen van een mens over zijn aardse loopbaan.

Nu willen of moeten we aannemen dat er tussen een schepper en zijn geschapen wezens steeds een geweldige kloof moet bestaan die nooit overbrugd kan worden. Daarbij kan, net als in jullie wiskunde bij de ‘asymptoten’ (kromme lijnen of curven, die eeuwig dichterbij een rechte lijn komen maar deze nooit raken), al het geestelijke eeuwig dichter bij Mij komen, maar nooit gelijk aan Mij (alleen steeds meer gelijkend) worden. Jullie zien het tweede beginsel - vervolmaking - dus als onvermijdelijk en noodzakelijk uit het eerste volgen.

De afvallige geesten, die zich weliswaar vrijwillig van Mij verwijderd hebben en de verkeerde weg zijn ingeslagen, konden of wilden niets van vervolmaking of vooruitgang weten.

Om echter ook voor hen deze weg niet helemaal af te sluiten moesten ze in omstandigheden gebracht worden waar ze, niet gestoord in hun eigen vrijheid, konden omkeren wanneer ze willen.

Page 78: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Hiertoe werd nu de materiële wereld ofwel het hele universum ofwel de materiële scheppingsmens in het leven geroepen. Daarin werden de geesten naar de mate van hun kwaadwilligheid in de materie gehuld (ingekleed). Ze werden blootgesteld aan strijd, verzoekingen en lijden; ten eerste om hen door de op hen inwerkende omstandigheden langzamerhand tot inzicht in hun eigen fouten te brengen, en ten tweede om op deze manier hun vrijwillige terugkeer zelf in te leiden.

Welnu, zoveel als er werelden, zonnen en planeten zijn, zoveel miljoenen en miljoenen trapsgewijze niveaus van geesten bestaan er, die allemaal de weg terug naar hun schepper nog eens zullen afleggen. En overal kunnen jullie zien dat het beginsel ‘vrijheid’ als eerste en het beginsel van ‘vervolmaking’ (voortgang) als tweede is vastgelegd.

Ook de in de materie gebonden geesten willen zich bevrijden, en die bevrijding leidt tot verandering van de materie. De minder slechten werken in op de andere; dat is het vergaan van de materie, haar verandering van gedaante en haar oplossing.

Het grovere lost zich op in steeds lichter, het vastere in zachter materiaal. Daarbij wordt vervolgens steeds meer de werkingskring vergroot, en wordt het inzicht in de verbetering helderder en meer gevoeld.

Van de grove, minerale materie gaat het over naar de plantaardige stoffen. Die zijn levend, alhoewel ze aan een plaats gebonden zijn, en op een paar uitzonderingen na bevatten ze toch al vrijere geesten. Van de plantaardige gaat het over naar de dierlijke stoffen, en van de dierlijke naar de laatste in de materiële schepping, de menselijke geesten of zielen.

Vanwege de vervolmaking is er overal strijd met de andere op hen inwerkende wereld, overal een streven naar boven, naar vrijer worden; overal is oplossing of vernietiging de voorwaarde tot de stap naar een hogere trede.

Ook in de kleinste plantenziel moet strijd worden doorgemaakt. Tot aan zijn uitgroeien als boom moet het plantje met allerlei wederwaardigheden (al naar zijn geaardheid) strijden, net als ook de mens van de wieg tot het graf.

Ieder dier leeft in dezelfde omstandigheid. Onmondig ter wereld komend bezorgt het zijn eigen ouders zorgen en moet vervolgens alle gevaren doormaken, van de invloeden der elementen tot de vijanden die ernaar streven zijn geestelijk of lichamelijk organisme te vernietigen. Hoe hoger het dier staat, des te meer nemen de gevoelens bij zulke en andere gevaren toe.

De laagste dieren zijn, nauwelijks uit het ei ontglipt, al zo geaard dat ze zelf hun voedsel kunnen zoeken; van afhankelijkheid van hun ouders bespeuren ze niet veel of zelfs niets. Met het hoger stijgen van de treden ontwikkelt zich het geestelijke innerlijk: gevoel voor het broedsel, zorgen voor het voeren van de jongen en de smartelijke pijn, wanneer ofwel gewelddadige handen die kleine wereld vernielen, of wanneer andere omstandigheden de verwijdering of vernietiging ervan veroorzaakt hebben.

Hoe hoger het dier stijgt, des te dieper, aanhoudender en constanter zijn deze tekenen van een hogere geestelijke trede.

In een vogel bijvoorbeeld herhalen zich ook alle wantoestanden die de mens ervaart en waarom hij zijn noodlot als wreed aanklaagt. Ook deze kleine luchthartige bewoners van jullie atmosfeer hebben hun lijden, hun strijd en hun vrees.

Page 79: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Hulpeloos in het nest liggend, als in een wieg, zijn ze afhankelijk van hun ouders. Eenmaal van deze druk bevrijd, als het ware in de jongelingsjaren, komen vervolgens gevoelens van geslachtelijke vereniging en gezinsleven in zicht. Dan zingt de vogel zijn dankliederen voor zijn onbekende schepper; hij jubelt de opgaande zon tegemoet en verheugt zich over zijn leven, want hij kent geen gevaar.

Maar juist door zijn borst te laten uitklinken maakt hij zich ook bekend aan zijn vijanden; overal loert verraad en teleurstelling. Dan komt de paringstijd, en nu voelt hij zelf de zorgen die hij zijn ouders gaf. Vervolgens nadert de ouderdom, waarbij het zoeken van voedsel en het ontwijken van gevaar moeilijker wordt. De elementen werken schadelijker op hem in; onder hun invloed of onder andere omstandigheden valt hij ten prooi aan het lot van zijn soort. Alles vindt bij hem plaats net als bij een ander wezen. Alleen weet hij een ding niet, wat voorbehouden werd aan de laatste in de schepping, namelijk: als dier kent hij de dood niet. Hij voelt wel dat zich een verandering aan hem wil voltrekken, maar uit zijn hele leven kent hij niet een soortgelijk gevoel. Tot nu toe ontvluchtte hij alleen de pijn; maar het oplossen, de transformatie of het overgaan in een ander niveau naar iets hogers kent hij niet.

Dit is alleen voorbehouden aan de wezens, die zich bewust zijn van hun oorsprong en nader tot Mij zouden moeten komen; die wezens die Ik naar Mijn beeld schiep. Alleen aan hen was het voorbehouden om naast alle aardse lijden en strijd het bewustzijn van de dood te kennen; om juist deze ogenschijnlijk verschrikkelijke, voor alle sterfelijke wezens onvermijdelijke gast koelbloedig in het gelaat te zien.

Maar juist daarom hebben deze wezens ook de hoogste geest in zich die Ik in materiële schepselen heb gelegd; opdat ze ook tegenover het materiële vergaan een eeuwig blijven bestaan als geest kunnen stellen.

Om echter deze hoogste geschapen geest - dat wil zeggen een mensenziel - zodanig op te voeden dat ze, Mij waardig, eenmaal op Mij zou lijken en in Mijn naaste nabijheid kan bestaan, juist daarom is de mens vanaf de wieg het meest hulpeloze schepsel, en het meest aan de zorg van anderen overgeleverd. Zijn verleidingen en beproevingen zijn zo sterk, opdat overal waar hij zich aan het wereldse zou willen vastklampen of dit tot hoofdzaak zou willen maken, dit hem steeds weer terugduwt en tegen hem zegt: “Wat wil je van mij, telg van een hogere, geestelijke wereld? Bij mij vind je alleen teleurstelling en bedrog; daar in dat geestelijke rijk is datgene wat je bij mij tevergeefs zoekt”.

Daarom worden op verschillende manieren alle mogelijke vormen van ongeluk, ontberingen en voorbeelden toegelaten. Daarbij wordt de een, die het niet verdient, voor een ogenblik gelukkig, terwijl de onschuldige moet lijden, gebrek lijden en de dingen verduren. Daarom is er het goddelijke ‘woord’, de leer van een mooier, hoger leven, opdat de mens niet vertwijfeld raakt wanneer de wereld hem hard behandelt; wanneer hij zich met alle geweld in haar armen zou willen werpen en zij hem honend afwijst en toeroept:

“Jij bent niet voor, noch van deze wereld!”

Zo nemen de beginselen ‘vrijheid’, ‘vervolmaking’ en ‘voortgang’ ook in het menselijke leven weer hun loop.

Page 80: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Vrijheid nodigt uit tot misbruik ervan, en dat gaat tegen Mijn ordening in. Misbruik straft zichzelf, want om tot vervolmaking te komen moet het overtreden van Mijn wetten grote teleurstellingen met zich meebrengen. Tenslotte keert de mens daardoor dan (inderdaad noodgedwongen) terug tot Diegene vanwaar hij is uitgegaan, dat wil zeggen: tot Mij!

Wat hem hier niet lukt, dat zal in die andere, langere levensduur zeker vergoed kunnen worden.

Daarom, Mijn kinderen: klaag niet de wereld, de omstandigheden of Mij aan, wanneer er ongeluk over jullie hoofden komt of jullie gezinnen uitdunt. Overal is er alleen dat tweede, natuurlijke beginsel, zonder welk er niets kan bestaan. Het is de noodzakelijke, vereiste vervolmaking die alles aanzet tot deze stappen. Daarbij heb Ik door Mijn afdalen naar deze aarde jullie zelf de kortste weg getoond; en deze wil Ik nu door Mijn vele directe mededelingen voor jullie nog beduidend verkorten.

Alles is zo geordend om jullie geestelijke ik tot vervolmaking te brengen, door dat ik, dat net als alles in de hele materiële wereld op een laag niveau staat, uit de ruïnes van dat niveau naar een hoger te voeren. Daar zal, na het oplossen van het materiële leven, Mijn hand jullie naar een hogere, geestelijke trede verheffen, waar jullie nog meer Mijn macht, Mijn liefde en jullie missie zullen leren kennen.

Begrijp het toch eens! Er ligt een nog veel hogere, grotere en mooiere wereld voor jullie. Deze dien je te bevechten en bereik je alleen dan, wanneer jullie het wereldse helemaal buiten beschouwing laten; wanneer jullie je lot geestelijk opvatten, het in Mijn handen leggen en er vast van overtuigd zijn dat een Vader alleen liefhebbend, maar nooit straffend tegenover Zijn kinderen kan handelen.

Dan krijgt de wereld voor jullie een ander aanzien. Laat haar aan diegene, aan wie zij haar eer en geld geeft. De wereld geeft hem dit, maar daarvoor ontneem Ik hem zijn geestelijke schat. De schat van de wereld zal verstuiven onder de omstandigheden van de wereld, die in het grote geheel net als ieder afzonderlijk mens ook haar proces van vervolmaking tegemoet gaat.

Maar jullie, Mijn lieve kinderen, blijf bij jullie geestelijke goudmijn in het innerlijk van je hart! Alleen daar dringt de wereld niet binnen; daar heerst een ander beginsel. En dat wil zeggen: het door Mij voor alle scheppingen gegrondveste beginsel van

geestelijke vrijheid!

Wanneer jullie deze huldigen en je geestelijk willen vervolmaken, dan blijft de vooruitgang niet uit. Deze voert jullie weg van de wereld, steeds nader tot Mij. Daarbij zullen jullie de wereldse zorgen en ongelukken alleen zoveel waarde toekennen als ze eigenlijk hebben, namelijk om jullie innerlijk weer een stap voorwaarts te brengen.

Daarom: behoedt jullie geestelijke vrijheid! Wordt volmaakt, zoals jullie Vader in de hemel is! Dan zal jullie missie voltooid zijn en zullen jullie Mij, jullie schepper en Vader, volkomen waardig zijn! Amen.

Hoofdstuk 18

Page 81: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

De mens en de schepping

II

(ontvangen 17 september 1871)

Wanneer jullie de menselijke gestalte opmerkzaam bekijken, en daarbij nog in aanmerking nemen dat de vorm van de mens er als laatste in de hele schepping staat (de vorm waar alles naar streeft en naartoe dringt, en die Ik als ‘Mijn beeld’ heb aangeduid), dan moeten jullie toch op de gedachte komen dat aan deze vorm, en ook aan de inwendige inrichting van de menselijke bouw, een groot geestelijk basisidee ten grondslag ligt, wat het model en einddoel van al het geschapene is. Jullie moeten in eenzame uren toch wel vaker gemerkt hebben dat menige gedachte erop gericht was om juist dit geheim en het ‘waarom’ ervan te ontraadselen.

Ik wil jullie nu weer een klein stuk van Mijn wijsheid onthullen, opdat er weer een nieuwe impuls in jullie komt en jullie weer - en wel van een andere kant - jullie Vader mogen leren kennen als schepper en hoogste wezen. Dat doe Ik opdat er geen vertraging in jullie voortschrijden optreedt, en jullie je hart meer naar het geestelijke dan naar het wereldse mogen wenden!

Zie, Mijn kinderen, Ik heb jullie al dikwijls gezegd: “Alles wat geschapen is heeft een geestelijk, hoger doel”. Nu moet Ik voor jullie daar bovendien nog aan toevoegen, dat er onder alle vormen en organismen een geestelijke waarheid, een geestelijk idee verborgen ligt, dat alleen zo en niet anders kan zijn. Want als hoogste geestelijk wezen kan Ik alleen hoge geestelijke waarheden en ideeën hebben en deze alleen als God in al het geschapene leggen! Immers, als dat niet zo was, dan zou Ik geen God, geen hoogste wezen zijn; dan was Ik misschien te bereiken door menige grote engelgeest en misschien zelfs te overtreffen.

Op grond hiervan zijn dus alle geschapen dingen en wezens, die in de hele materiële en geestelijke schepping bestaan, alleen uitdrukkingen van Mijn hoogste wijsheid. En er zou veel papier volgeschreven moeten worden als Ik jullie ook maar het kleinste ding in zijn materiële en geestelijke belang zou verklaren. Want hoewel op jullie aarde vele mensen zich bezighouden met onderzoek op alle terreinen van de wetenschap, dan is er onder hen toch niet een die bij een vorm of een inrichting ook maar een enkel ‘waarom’ zou kunnen verklaren!

Wat bij het kleinste atoom in de grote ether het geval is, dat is overal eveneens zo. Overal is Mijn wijsheid, Mijn grondgedachte van het scheppen verborgen. En wanneer jullie geleerden zouden vragen: “Maar waarom zo, en niet anders?”, dan weerklinkt overal geen ander antwoord dan: “Omdat het nu eenmaal zo moet zijn!”.

Dat dit antwoord weinigen tevreden kan stellen spreekt vanzelf; alleen moeten ze hier genoegen mee nemen, omdat er niets anders te ontdekken is.

Hoe dikwijls handel Ik in strijd met hun wiskundige, mechanische of chemische wetten, en wat blijkt uiteindelijk overal? Dat hun leer, hoe schrander die vaak ook is uitgedacht, toch alleen het product is van een menselijk verstand en niet van een hoger wezen, van een goddelijke schepper.

Page 82: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Ik schiep de mensen begrensd, ingesloten binnen bepaalde grenzen; daar kunnen ze langs wereldse verstandswegen niet uitkomen, maar alleen in een cirkel rondlopen. Aangezien ze van het onverklaarbare afkomstig zijn moeten ze ook weer tot het onverklaarbare terugkeren, en blijft de Egyptische godenleer van Isis, de godin van de wijsheid, steeds waar, in de woorden:

“Geen sterveling kan de sluier der waarheid oplichten en voortleven!”.De Egyptenaren wisten heel goed wat ze met deze woorden wilden zeggen;

alleen de huidige geleerden begrijpen het niet. Want de Egyptenaren stonden te dicht bij de waarheid dan dat ze niet voldoende zouden hebben geweten dat men met de speculatieve geest van het verstand niet zo heel ver kan komen. Als men verder wil doordringen - zo wisten ze - moet men zich met het hart in de schepping verdiepen; daar moet men de geestvonk vinden (dezelfde als die Ik in ieder mens legde), om door middel daarvan vervolgens een vaag vermoeden te krijgen van datgene, wat geen begrips- maar alleen een gevoelszaak kan zijn!

Voor wie daar is aangekomen, wie zijn goddelijke inwonende geest weet te wekken en met zijn ziel te verenigen, voor hem bestaat er geen geheim meer. Hij ziet de schepping, doorzichtig, als een met water gevuld glas. Hij ziet de geestelijke werking en herkent gemakkelijk de eenvoudige maar grote wetten die alles schiepen, alles in stand houden en alles naar hogere treden stuwen. Hij beseft Mijn liefde in Mijn werken en vermoedt Mijn grootheid. En ook al komen er wellicht bij iedere blik duizend ‘waarom’s omhoog, dan stelt een blik op Mij hem in staat om volkomen de zaligheid te genieten van een kind. Dat ervaart dan dat al deze wonderen, al deze werelden alleen maar in het leven geroepen zijn voor hem, het kleine zwakke evenbeeld van zijn grote, over-goede Vader en schepper.

Zo begrijpt dan de wedergeboren, geestelijke mens zijn Vader en zichzelf. In aandacht en aanbidding knielt hij neer voor Hem, Die Zijn goddelijke vonk te leen gaf, gehuld in stof en aarde, om alle wonderen te aanschouwen en begrijpen; de vonk die alleen werd geschapen ten behoeve van dit laatste en hoogste idee, de vereniging van alle andere: de menselijke vorm en de menselijke geestelijke en materiële organisatie.

Het lichaam dat jullie voor zo’n korte tijd van leven met je rondslepen, bedekt jullie geestelijke en zielengewaad; maar dat lichaam misbruiken jullie maar al te vaak. Opdat jullie toch minstens met een vaag vermoeden gewaar kunnen worden wat jullie lichaam en de inrichting ervan aan geestelijks in zich draagt; en opdat jullie in korte schetsen toch mogen waarnemen wat dit lichaam is, wil Ik weer een ander geestelijk vergezicht van Mijn schrijver aan jullie meedelen, met de bedoeling dat jullie in dit beeld weer Mijn en jullie doel zullen herkennen. Luister dus:

Het menselijk lichaam zoals jullie het voor je zien, met zijn vele miljoenen verschillen per afzonderlijk individu, is de afdruk van Mijn enige en hoogste scheppingsidee; het is het verlichamelijkte evenbeeld van Mijn geestelijke Ik! Want alle geesten - tot aan de grootste die het dichtst bij Mij zijn - hebben ook allemaal deze menselijke vorm. Alleen kan de ontwikkeling van deze vorm en haar schoonheid nog zozeer uitgebreid en verheven worden, dat jullie je niet eens van het meest nabije geestelijke wezen boven jullie een idee kunnen vormen; om maar niet te spreken van die gestalten, waarbij de uiterlijke vorm de hoogste uitdrukking is van het innerlijke, geestelijk meest verhevene.

Page 83: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Zoals jullie weten drukt de menselijke vorm zelfs de materiële wereld uit in het hoogste model: als grote kosmische mens, waarin zich myriaden zonnen bewegen. Ook van alle geestelijke hemelen is dit de vorm die ze als een geheel omvat. Deze vorm heeft overal dezelfde geestelijke betekenis, en haar afzonderlijke delen kennen, overeenkomend op het geestelijk vlak, dezelfde ontwikkelingen en functies. En overal waar jullie maar willen beginnen te kijken, zouden jullie zien dat er maar een basisidee en een basisprincipe van Mijn hoogste wijsheid eenvoudig en helder doorheen schijnt, aangezien met kleine middelen de grootste doeleinden bereikt zijn.

Zie, een dichte atmosfeer omgeeft alle hulsgloben, en plaatst zo de gehele materiële wereld als een geïsoleerd geheel in de oneindige etherruimte. Deze grote kosmische mens ontvangt in zijn doorlopende baan steeds nieuw leven en geeft dat door aan zijn inwendige delen. Zo is ook de huid bij alle geschapen, levende en niet levende wezens datgene wat er voor zorgt dat ze er afzonderlijk staan en hen van het geheel afzondert; zo verhindert deze huid dat ze oplossen in de grote materiële wereld.

De hersenpan welft zich in de vorm van een halve bol - eigenlijk meer ellipsvormig - boven de zetel van het menselijke leven. Onder deze schedel, die als bouwsel van beenderen het hardste is, leeft en beweegt het teerste orgaan, de hersenen met hun geestelijke functies.

Dat de schedel als een halve bol ofwel gewelfd gevormd is wijst erop dat hij, als halve bol, een geestelijk innerlijk middelpunt heeft van waaruit hij gevormd is; of als ellips bezit hij eigenlijk twee brandpunten, waarvan het ene in de voorste hersenen en het andere in de achterste hersenen ligt.

In de voorste hersenen, de zetel van de intelligentie, treedt het uiterlijke leven in verbinding met het innerlijke leven. De geestelijke vensters ervan, de ogen en de oren, brengen hun indrukken van de buitenwereld over, terwijl het onderste deel van het hoofd, het spraakapparaat, de innerlijke indrukken aan de buitenwereld meedeelt.

De achterste hersenen, als werelds brandpunt, zorgen voor de functies van het materiële voortbestaan. Ze drijven de machinerie aan voor het ontwikkelen van het lichaam, de instandhouding ervan en de voortplanting.

Wat de voorste hersenen bij mensen en ook bij dieren zijn, dat zijn in het grote complex der werelden grote heelallen, die precies dezelfde functies hebben als hier in het klein.

De ademhalingsorganen, zoals in het hoofd de neus en de mond, zijn kanalen voor de ademhaling. Enerzijds dienen ze voor de verbinding van de buitenwereld met het inwendige organisme, anderzijds is in het bijzonder ook de mond een middel om (wat naast de wereldse instandhouding nog belangrijker is) geestelijke stof naar buiten te brengen - door middel van het woord; door er de nadruk op te leggen dat een materieel omhulsel iets nog veel geestelijkers omgeeft, en dat dat materiële omhulsel door zijn ontwikkeling ook bijdraagt aan de vervolmaking van het geestelijke.

Wat nu de longen, het hart (dit laatste als algemene drijfveer van de hele machinerie), de maag, de lever en de milt aangaat: hun functies zijn allemaal geestelijk uitgedrukt.

Ten eerste de longen: plaats van ontvangst voor de van buitenaf binnenstromende levensstof, zoals in de geestelijke mens de geestelijke waarheid. De

Page 84: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

longen zijn ook het gebied waar het materieel verbruikte uitgewisseld wordt tegen nieuw geestelijk materiaal; in de geestelijke mens is dat het gebied van het onderscheid maken tussen beteugelde hartstochten en nieuw verworven deugden.

Het hart als algemeen, uniek levensbeginsel is de eeuwige onvermoeibare beweger of motor, die aan alle delen steeds alleen iets nieuws afgeeft, het oude graag opneemt en verder vervoert. Geestelijk beschouwd is dit hart ook de zetel van de eeuwige geestelijke werking, de zetel van de eeuwige geestelijke daadkracht. Deze stimuleert de (geestelijke) mens steeds om verder te gaan; om uit te scheiden wat slecht is in hem en het door iets beters te vervangen. Dit hart is als enig levenspunt de haard en zetel van de ziel en van de door Mij daarin gelegde geest. In zijn vorm - (als een vaas of kruik) van boven breed en van onderen spits toelopend - duidt het aan dat het menselijke leven op een brede basis moet worden begonnen en in spitse ofwel toegespitste vorm naar een doel moet toewerken!

De lever is het apparaat voor de afscheiding van galachtige delen uit het bloed, die daarin onbruikbaar zijn geworden maar toch bij het voedingsproces nodig zijn, als aanzet tot het verteren en scheiden in primitieve elementen. In de geestelijke zielemens lijkt ze op de menselijke levensloop; daar wordt eveneens het bittere afgescheiden, maar is het toch voor de instandhouding en juiste beoordeling van de levenswandel noodzakelijk. Want zonder bittere ervaringen zou er geen geestelijke verheffing zijn. Zonder het bittere en samentrekkende zou er geen vreugdevol, zalig verwijden of uitdijen van menselijke gevoelens zijn, ver boven de grenzen van het materiële leven uit.

Wat de maag betreft, dat is de ontvanger van het materiële leven; het gebied waar heel verschillende producten worden opgenomen, om daaruit vervolgens het voor het lichaam noodzakelijke uit te zoeken. Geestelijk komt ze overeen met de kring van daden en indrukken van de uiterlijke wereld op de menselijke geest of ziel. In de maag vermengen de spijzen zich en splitsen zich weer in het verdere verloop van de vertering, evenwel in andere verbindingen dan ze in de maag gebracht werden. Zo zijn ook het leven met zijn daden en de indrukken van buitenaf het materiaal waaruit de ziel haar geestelijk omhulsel opbouwt. Ook zij neemt alles op wat er op haar afkomt. Vervolgens scheidt ze het uit en reinigt, door bittere ervaringen wijs geworden, wat er overblijft. Voortdurend strijdend en het goede van het slechte scheidend, behoudt ze dat wat blijft en nooit vergaat. Tenslotte scheidt ze, net als de darmen, uit wat er overtollig is en niet meer bij het leven past.

De milt is de vuurhaard en levengever van het bloed (door middel van elektriciteit), die als een elektrische batterij het bloed met nieuwe warmtestoffen vervult. Zo helpt ze mee aan het verspreiden van leven; en ze draagt daar het meeste aan bij, want zonder warmte is er geen leven. In de geestelijke mens is dit de liefde, de alomvattende liefde, die de geestelijke mens geestelijke warmte ofwel geestelijk leven geeft. Want waar geen liefde is, daar is geen warmte; en waar geen warmte is, daar is geen leven!

Zo beantwoorden doorgaans alle andere organen en hun functies geestelijk aan dezelfde geestelijke behoeften van de mens zonder lichamelijk omhulsel.

De organen, hun vorm en hun inrichting zijn steeds maar weer herhalingen van een en dezelfde vorm - die van een ei of ellips - en van een en dezelfde kracht - de aantrekkende of afstotende kracht. Geestelijk bezien is dat in Mijn Ik eveneens zo:

Page 85: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

liefde als aantrekkende kracht en wijsheid als modificerende34 factor daarvan. In de vorm van de ellips ben Ik ook een brandpunt, waar alles omheen beweegt. Daar zou alles heen willen vliegen, als er niet dat andere brandpunt was, de materie, die het weer van Mij wegtrekt. Die bindt weer wat zich losgemaakt had, om het vervolgens in een nieuwe, hogere vorm weer terug te geven.

Uit deze drie factoren: de ovale vorm, magnetisme en elektriciteit, bestaat het hele universum. Daaruit bestaan alle organische en anorganische wezens, alle vormen en de inwendige inrichting ervan, de grote kosmische mens en de nog grotere hemelmens, en Mijn engelgeesten. Net als jullie zijn het allemaal afdrukken in mensengestalte van deze geestelijke vormen, verbonden door liefde en wijsheid.

Alle afzonderlijke delen van jullie lichaam, van de bouw van de beenderen tot het laatste bloedlichaampje, zijn deels ellipsen en deels hieraan ontleende vormen. Ze zijn de geestelijke uitdrukking van Mijn centrale Wezen als alleenheersende en regerende God. Ook in de banen van de werelden is hetzelfde systeem gevolgd: ook daar staat telkens een centraalzon in het brandpunt, als geestelijk centrum waar de andere werelden en aarden omheen moeten cirkelen.

Ik ben het centrale punt van de gehele geestelijke en materiële schepping. Jullie zijn het centrale punt van al het geschapene. Op jullie dringt alles toe, alles streeft naar jullie vorm, en naar die vorm wordt alles in stappen verder gebracht.

Als mensen, als laatste scheppingen van de materiële wereld moeten jullie Mijn wil, Mijn wetten en jullie hogere bestemming uitdrukken en ook nakomen. Ik sta er dus als centraal punt van al het geestelijke enkel en alleen. Ook op Mij dringt alles toe, naar Mij verlangt alles, en om Mij te bereiken heeft alles zijn planmatige loop. ‘Opwaarts’ en ‘voorwaarts’ is de roep die door alle wijde ruimten van de schepping klinkt.

Moeizaam worstelt het kleinste infusiediertje zich omhoog tot een hogere klasse; miljoenen daarvan zijn de ondergrond van een hoger staand wezen. De zintuigen, die een mens boven al het geschapene stellen, zijn daar nog verborgen; alleen het ene of het andere zintuig wordt trapsgewijs ontwikkeld. Zo gaat het opwaarts en voorwaarts. Wat in de materie gebonden is bevrijdt zich, bindt zich in nieuwe betrekkingen tot nieuwe vormen, en zo gaat het steeds maar voort. Alles dringt op het hoogste van de materiële schepping toe: de mens; alles tracht hem te bereiken. Maar ook al is het dier aangekomen bij de laatste trede van dierlijke intelligentie, scheidt een wijde, onoverbrugbare kloof het laatste dier van de eerste mens. Het is dezelfde kloof als van de laatste engelgeest tot Mij: toenadering is mogelijk, maar geen bereiken. Het dier kan alleen in verbondenheid met vele andere zielen uit het dierenrijk pas aan de materiële bouw van het menselijk lichaam meewerken en zo, langs deze lange weg, zijn ik met dat van de mens vereenzelvigen. Zo is het ook met de engelgeesten en de naaste wezens in Mijn nabijheid. Ook zij kunnen alleen in Mijn geschapen geestenwereld de hoogste treden innemen, maar (absoluut) een met Mij worden kunnen ze niet. Dat is eigenlijk ook niet van belang, want een allerhoogste geest geniet al van zo’n bevredigende gelukzaligheid, zoals hij geen andere meer verlangt of zou kunnen verdragen!

Mijn kinderen, leer dus begrijpen hoe het geestelijke overal de voornaamste grondslag en het hoofdbeginsel van al het geschapene is. In alle vormen ligt dezelfde 34 Beperken, wijzigen; een andere vorm geven.

Page 86: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

gedachte van Mijn almacht, verbonden met Mijn liefde verborgen. Overal geldt dezelfde wet die jullie beenderen vormt, die jullie een lieflijk uiterlijk geeft of die heelallen bijeenhoudt. Vraag niet naar het ‘waarom’; dat is voor geschapen wezens niet te verklaren. Kijk naar jullie oog, waarin zich de hele materiële wereld weerspiegelt. Daarmee ontvangen jullie bericht van de scheppingen van Mijn liefde, of het nu in jullie allernaaste omgeving is of van werelden waarvan een lichtstraal pas na duizenden jaren jullie oog treft.

Kijk, wanneer jullie nu zouden vragen: maar waarom toch een glashelder, waterig vocht? Waarom een kristalheldere lens? Waarom het zwarte netvlies, waarom het regenboogvlies? Waarom al die stoffen en lichamen, en deze ook nog weer samengesteld uit andere kleine atomen? Dan, Mijn kinderen, kan Ik jullie alleen maar zeggen: omdat het nu juist zo en niet anders moest zijn. Om in Mijn betekenis het ‘waarom’ te begrijpen zouden jullie net als Ik goden moeten zijn, toegerust met dezelfde wijsheid en daadkracht als Ik zelf!

Neem daarom genoegen met het feit dat Ik jullie organen gegeven heb waarmee jullie Mijn scheppingen kunnen bewonderen en hun harmonieën waarnemen. Neem genoegen met datgene wat een liefhebbende Vader Zijn kinderen gegeven heeft, opdat ze door Zijn werken Hem leren liefhebben, hoogachten en begrijpen. Geen enkel geschapen wezen kan de sluier van de goddelijke scheppingswaarheid oplichten. Laat deze rusten, en bedenk dat een vader zijn kinderen ook alleen maar zoveel zegt en leert als in overeenstemming is met hun verstand.

Als Ik jullie een klein ding uitputtend zou willen uitleggen, wat denken jullie dat daar het resultaat van zou zijn? Kijk, dat wil Ik jullie in een paar woorden zeggen:

Een in jullie ogen klein ding zou Ik in nog kleinere dingen opdelen, en deze delen zouden weer deelbaar zijn; met elk opdelen zouden andere vormen, andere substanties naar voren komen. Ze zouden zich in de oneindigheid weliswaar steeds laten veranderen en opdelen, maar nooit een einde hebben!

Als jullie nu bij ieder opdelen zouden vragen ‘waarom?’ en bij elke verandering ‘waarom?, hoe zou dat aflopen? Kijk, het zou er tenslotte op uitlopen dat jullie Mij zouden vragen op te houden met verklaren en opdelen. Want de tweede, derde verandering of deling zou jullie begripsvermogen al ver te boven gaan!

Laat daarom aan God wat van God is! En blijf bij wat een mens - en later een geest - kan bevatten, dat wil zeggen: blijf bij de liefde tot Mij, zoals een geschapen wezen Mij kan liefhebben (want jullie liefde is ten opzichte van de Mijne ook als eindigheid ten opzichte van oneindigheid). Heb Mij lief! Bewijs het door jullie daden! Dan zullen jullie met het hart kunnen vermoeden wat het verstand nooit kan bevatten.

Oordeel zo over de vorm van de mens en de geestelijke analogieën ervan, en jullie zullen vinden dat alleen Mijn vaderhand overal liefhebbend alles zo vorm heeft gegeven, dat jullie de weg naar Mij kunnen vinden. En Ik, gelukkig gestemd door jullie liefde, kan dan weer in ruime mate vergelden wat jullie als Mijn kinderen Mij tijdens jullie levensloop als offer brengen.

Als jullie bij Mij zijn en de geestentaal naar woord en vorm verstaan, dan zal jullie gemakkelijk de harmonie in alles duidelijk zijn. Dan zal een kinderlijk gemoed dat naar Mij opziet meer vermoeden en weten dan een geleerd wereldwijs mens, die jarenlang zijn hoofd met wetenschappen vulde maar zijn hart daarbij leeg heeft gelaten.

Page 87: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Dat in al het geschapene een geestelijk idee moet liggen, dat alleen van een geest als Ik komt, dat is toch duidelijk. Dat echter dit geestelijke idee niet steeds doorgrond kan worden door lagere geesten dan Ik zelf ben, dat is eveneens natuurlijk. Jullie beschouwen consequente logica op jullie aarde toch als een hoofdeigenschap van de menselijke geest; wie heeft dit idee dan in jullie gelegd? Kijk, het was de logica van Mijn schepping, dat jullie naar haar toe bracht. Als jullie consequent en volhardend willen zijn bij het uitvoeren van een plan, waarom zou Ik dat dan niet zijn? Ik, Die er eerder was dan ook maar een wezen ooit geschapen werd, en Die zal zijn, wanneer alle materiële bekleding heeft opgehouden te bestaan en alleen het geestelijke, aan Mij gelijk, zal voortbestaan.

Tracht daarom langs geestelijke weg een vermoeden te krijgen van wat in het materiële verborgen ligt. Jullie zullen dan steeds vinden dat een God Die zoiets schiep, een God van liefde is en kan zijn; een God die natuurlijk Zijn geschapen wezens ook alleen in het leven riep opdat ze Hem allemaal zouden teruggeven wat Hij alleen maar voor hen gevormd heeft.

Zo zag Mijn schrijver het innige verband tussen de grote schepping en de vorm van een mens; alle inwendige delen waren voor hem als doorschijnend, helder en begrijpelijk. Stomverwonderd aanschouwde hij wat hij zag, en zijn hart vulde zich met liefde tot Mij. De liefde verlichtte hem meer en meer: helderder en lichter traden de vormen naar voren, steeds beter onderscheidde hij de wijze inrichting van zijn eigen ik. Hij nam de zachte band waar die de geestelijke en de materiële wereld verbindt, en zag Mijn liefde en genade die hem dit liet vermoeden en voelen. Nu het dan opgeschreven staat wat hij in dat uur heeft genoten, nu is het aan jullie: verheffen ook jullie je uit de modder van de wereld! Schud het stof van het eigenbelang van jullie voeten! Hef jullie blik omhoog, opdat ook aan jullie zo’n uur van genot en vrede ten deel valt! Dat is het doel waarvoor Ik dit uur, wat Mijn schrijver beleefde, aan jullie als gemeengoed geef. Streef ernaar om Mij lief te hebben zoals Ik het eigenlijk wil, en ook zeker verdien. Dan zullen ook jullie in Mijn geestelijke rijk genieten van wat het wereldse jullie niet kan geven.

Dit roept jullie Vader je toe, Die al veel aan jullie besteed heeft en van zins is nog veel meer te geven. Het is voldoende als jullie het alleen maar ernstig willen opvatten; niet enkel oppervlakkig in genot zweven, maar het daadwerkelijk in jullie praktische leven opnemen. Dat is Mijn advies. Aan jullie is het opvolgen ervan, waarbij Mijn hulp en ondersteuning jullie niet zal ontbreken! Amen.

Hoofdstuk 19

De waterval

(ontvangen 29 juni 1873)

Gisteravond heb je een beschrijving van de Niagarawaterval gelezen, en daarbij heb je aan Mij en de schoonheid van Mijn natuur gedacht.

In alles wat jullie zichtbaar voor ogen staat ligt echter niet alleen een nog diepere grondslag van bestaan, maar ook de inwerking van het afzonderlijke op het

Page 88: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

geheel. Ik wil je hier dus weer met een paar woorden aantonen dat er achter alles nog iets heel anders steekt dan de mensen vaak denken.

Goed, de beschrijver van de Niagarawaterval heeft Mijn natuur bewonderd, dat wil zeggen een stukje ervan. De grootsheid van het schouwspel, het lawaai en gebruis van het water hebben in hem gevoelens opgewekt; hij kon er niet omheen ze weer te geven, om ook anderen een idee te geven van de eeuwig zelfde drijfkracht die in Mijn natuur heerst en die ‘leven’ heet.

Hier bij deze waterval donderde de waterzuil hem datgene in het oor wat hij bij een licht suizen van de wind of bij een lichtstraal van verre zonnen ook had kunnen vernemen, als hij daar het gehoor voor zou hebben. Maar het geweldige neerstorten van het water overdondert en verdooft het menselijk-aardse gevoel, en onder deze machtige strijd van water, lucht en aarde kwam de mens hem zo nietig en klein voor dat hij er niet omheen kon - ook al wilde hij het niet - Mijn macht toch als bestaand te erkennen.

Welnu, zulke natuurtaferelen hebben altijd het verdeemoedigende gevoel tot gevolg, wat de mens ertoe brengt zijn eigen grootheid in het niets te zien verzinken.

Het is toch verheugend wanneer er toch op zijn minst een vermoeden ontstaat van een geestelijk rijk; een rijk dat uit dit grootse schouwspel van de natuur oplicht en dat de mens dwingt om toe te geven wat hij onder andere omstandigheden nu net niet wil, namelijk: dat er toch een God moet bestaan die dit allemaal geschapen heeft tot nut en als geestelijke taal voor de mens. Opdat hij er toch af en toe aan herinnerd wordt dat al zijn bedenksels en ingebeelde grootheid niets voorstellen - en dat hij bij natuurverschijnselen en -rampen juist die nietigheid zelf moet toegeven.

Dit alles is echter niet het doel van dit woord; maar Ik wil de Niagarawaterval voor iets anders gebruiken, en wel voor de vraag:

Waarom is er eigenlijk een waterval, groot of klein?Had Ik de aarde niet zo kunnen vormen dat ze geen bergen en diepten had, dat er

overal vlak land was en dat de beken, rivieren en stromen heel rustig door hun bedding naar de zee stroomden?

Het doel van dit woord moet zijn om op deze vraag een afdoend, maar geestelijk antwoord te geven. Ik wil jullie weer aantonen hoeveel diep geestelijks en noodzakelijkerwijs ook materieels erbij hoort om een hemellichaam te scheppen; zodanig dat het zich vervolgens zelf in stand houdt, vervolmaakt en zo zijn missie voor hogere doeleinden vervult.

Kijk, Mijn kinderen: of het leven nu materieel - dat wil zeggen geestelijk gebonden - is of vrij zoals de ziel, het kan zich overal alleen maar zo manifesteren dat de ontwikkelingsfasen ervan gekenmerkt worden door een ontstaan, vervolgens een periode van blijven bestaan, en daarna tenslotte een vergaan.

Het materieel zichtbare leven is wrijving, ontwikkeling van warmte en licht en een geleidelijk en langzaam uiteenvallen en omzetten in andere vormen; zo maakt het zich trapsgewijs geschikt voor hogere bestemmingen.

Zo kennen jullie het leven, en jullie zeggen: ”Het beweegt, het leeft”.Wat in rust is schijnt levenloos, dood te zijn.Dit leven, ofwel de altijddurende kringloop van bestaan en vergaan, gaat volgens

eenmaal vastgelegde basisbeginselen altijd maar door. Jullie noemen het ‘leven’, Ik geef er de naam ‘strijd’ aan.

Page 89: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Strijd om het bestaan, strijd om vooruit te komen, en strijd om op een hoger niveau te komen.

Welnu, dit beginsel is zowel in het kleinste infusiediertje als in de grootste centraalzon hetzelfde. Het is ook aanwezig in de elementen die in vloeibare toestand zowel de atmosfeer van werelden als ook jullie innerlijk bepalen.

Zonder deze strijd zou alles vergaan, uiteenvallen en bederven ofwel de materiële dood tegemoet gaan.

In jullie atmosfeer is bijvoorbeeld lucht een gemakkelijk bewegend element dat nooit in rust is. Zo ook het water op het oppervlak van de aarde. Als verdichte lucht heeft het dezelfde onrust, ofwel het streven om steeds de zwaartekracht te volgen en daarheen te stromen waar het een rustpunt kan vinden!

In het inwendige van de aarde zijn metalen en mineralen - verdichte gassen en lichtelementen - die voor hun groei in het inwendige hetzelfde proces moeten doormaken als het water aan de oppervlakte. Rust bestaat nergens!

Als jullie het met je ogen konden zien: in de lucht bestaan ‘lucht-vallen’, die jullie watervallen vaak in grootsheid verre overtreffen. Wat jullie als wind voelen is daar nu juist de noodzakelijke beweging, die de afzonderlijke delen van de lucht in voortdurende werking houdt, ze stimuleert zich met elkaar te verbinden, ze in beweging brengt, ze door beweging verwarmt en levend houdt.

Wat in de lucht gebeurt, dat gebeurt in het water net zo. Zonder beweging bederft het water, het valt uiteen en lost zijn bestanddelen, die anders zo vruchtbaar en nuttig zijn, op in schadelijke dampen zodra de werking van het bewegen ontbreekt.

Als water dus maar rustig zou voortstromen, zou het niet de geschikte levenskracht hebben om heilbrengend in te werken op planten, dieren en mensen; het moet door beweging voortdurend in werking gehouden worden. De waterval nu is hetzelfde verschijnsel als de stormen of hevige winden die in de lucht vaak deze levenskracht nog moeten verhogen. Dat wordt op grote of kleine schaal soms toegelaten of van bepaald, om aan een rivier of stroom in haar lange loop tot aan de zee weer nieuwe daadkracht, nieuw leven toe te voegen. Zo kan zij dan haar doel vervullen en vruchtbaar op haar omgeving inwerken.

Daarom zijn watervallen, geestelijk bekeken, levensredders. Ze behoeden het bestaande voor verval en verspreiden leven en werkzaamheid om zich heen. Want wat het water nieuwe levenskracht verleent en zo de aarde een grotere werkzaamheid geeft, is eigenlijk niet alleen het vallen van het water; maar het is ook het vallen van de daarboven zwevende lucht, de wrijving tussen de afzonderlijke delen van beide elementen, het uiteenvallen en het opnieuw doen herleven.

Zoals water als vloeibaar element tegen de starre rotsen stoot, er tegen schuurt en door wrijving nieuwe levenswerkzaamheid ontwikkelt, zo zijn gebergten of afzonderlijke bergen met hun grote hoogte de rotsen in de luchtstroom. Door tegen de bergen aan te stoten en er tegen te schuren moet ook de luchtstroom zijn werkzaamheid vergroten, en oefent zo op de oppervlakte van de aarde, op de planten en de dierenwereld zijn invloed uit35.

In de lucht, waar het licht als ontledende factor tevens de afzonderlijke atomen aanzet tot het aangaan van verbindingen, geldt dezelfde wet als in alles: ‘leven’ betekent bewegen, strijden, voortbrengen en door kosmische processen weer in 35 Zie ‘Der Großglockner’.

Page 90: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

andere vormen oplossen. Zo ook in het water. Het water vernielt de daaronder liggende vaste materie door wrijving en bij watervallen ontleedt het door zijn beweging in het bijzonder de lucht in zijn omgeving, evenals zijn eigen bestanddelen. En zo is het dus een stroom van levensdragers, die overal waar hij heen vloeit stromen van zegen uitgiet door de luchtstroom die hem begeleidt. Als hij dan in de zee is aangekomen, ontdaan van zijn beste en krachtigste elementen, kan hij echter niet onwerkzaam gaan rusten. In plaats daarvan wordt hij door de bittere en zoutige bestanddelen van de oceaan weer aangezet tot andere verbindingen (echter ‘ondergronds’36) en moet hij zijn kringloop weer in andere vormen en langs andere wegen beginnen.

De gebergten zijn dus, als opnamereservoirs van de tot nieuw leven gebrachte wateren van beneden, de ‘ventilatoren van de luchtstroom’, en de stromen die zich aan de oppervlakte van de aarde bewegen zijn, met hun watervallen, de ‘ventilatoren van de waterstroom’. En wat jullie in de zichtbare natuur bewonderen - in de lucht vaak met schrik, en bij watervallen met verbazing - dat doortrekt ook het geestelijke leven volgens dezelfde principes en grondslagen. Om geestelijk vooruit te komen moet daar ook gestreden en gevochten worden, opdat het geestelijke leven geschikt wordt voor een eeuwigheid en niet verzuurt of helemaal bederft!

Want kijk: de lucht stoot in haar voortstromen op hindernissen (dat zijn de vaste bergmassa’s), en het water stoot in zijn loop op weerstanden die zijn loop willen vernauwen; daardoor worden zowel lucht als water tot krachtsinspanningen aangezet. Evenzo zijn het in het geestelijke leven de hindernissen die het geestelijke karakter opwekken, het stalen en aanwakkeren tot grotere werkzaamheid.

In de lucht davert het van donder en bliksem en daalt de wervelwind dreigend neer. Het water moet op een bepaald ogenblik onder donderend lawaai in een onvoorziene diepte vallen, daar wervelend en razend uiteenspatten en tegen de vaste rotsen schuren. Zo zijn het ook de hindernissen in het menselijke leven die de ‘vallen’ veroorzaken, waarbij de mens uit zijn gedroomde rust wordt weggerukt en in de draaikolk van het leven alle kracht nodig heeft om uit de wirwar van levensrotsen te geraken.

Er moet met geweld gestreden worden. En vaak, wanneer er een hindernis overwonnen is, dan dreigt er net als bij het water misschien na korte tijd een nieuwe, even onvoorzien als de eerste. Zo gaat het door; het vurig verlangde rustige stromen tussen bloemrijke oevers valt de mens hier niet ten deel. En komt hij dan tenslotte in een breder stroomgebied, dan gaat hij zijn geestelijke bestemming tegemoet. Net als het water in de zee treft hij in het geestelijke rijk van het hele universum andere wetten en andere omstandigheden aan. Deze dwingen hem al het overtollige weg te laten en alleen verder te stevenen met datgene wat in overeenstemming is met zijn omgeving, het grote geestelijke rijk.

Een storm in de lucht en een waterval tussen hoge oevers is dus het geestelijke symbool van het menselijke leven; daarin wordt overal zowel het eigen leven als dat van anderen door strijd bepaald.

36 In de Duitse tekst staat hier ‘unter der Erde’. Enerzijds betekent dat gewoon ondergronds, onder de grond of de aarde. Anderzijds is het een zinspeling op het overlijden, de dood van iemand. Zo kan het hier ook een betekenis hebben in de zin van: ‘na de dood van de rivier’, zoals ook het leven van een mens na zijn dood doorgaat op een andere wijze.

Page 91: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Kijk naar de grote rivier, hoe langzaam hij voortstroomt: zo is ook een leven zonder geestelijke werkzaamheid. Weliswaar draagt de stroom schepen, maar hij voert meestal modder en geen drinkbaar water met zich mee; zijn grootste levenskracht is eruit verdwenen. Hij gaat snel op zijn bestemming af, waarbij hij anderen meer dan zichzelf van nut is. Zo is het ook in het menselijke leven: in de ouderdom, waarin de werkzaamheid van het leven tot een klein beetje wordt ingeperkt en alleen nog moet dienen voor het vegetatieve voortbestaan, gaat de grijsaard, net als de grote rivier, zijn gedaanteverandering tegemoet.

Heil voor allebei, wanneer ze vroeger hun omgeving tot groot nut zijn geweest en hun leven en werkzaamheid voor anderen gegeven hebben!

Moge de mens dan in dit bewustzijn ook kunnen uitroepen: “Ik heb niet voor niets geleefd!”.Dan kan hij gerust afwachten tot de grote oceaan van de geestenwereld hem in haar schoot opneemt. Daar wacht hem enkel het loon voor wat hij gedaan heeft; en door wat hij volbracht heeft is hij geschikt om op hogere treden aan een nieuwe taak te beginnen.

Mijn kinderen, neem dus een voorbeeld aan Mijn materiële natuur, en beschouw met jullie geestelijke natuur alle omstandigheden die op jullie weg komen.

Watervallen! Het water valt van een hoogte naar beneden, verstuift, verdampt en komt opnieuw tot leven. Ook al vallen jullie dikwijls van een gedroomde hoogte, doe dan zoals het water: hernieuw je kracht, breek door de rotsen van oude gewoonten heen, vecht en strijdt; want strijd is leven! De ruisende bergstroom bevat fris levend water en deelt een vruchtbare vochtigheid aan zijn omgeving mee. Zo moeten ook jullie, door je krachtsinspanning tot nieuw leven gekomen, jezelf fris houden (dat wil zeggen: levensvatbaar) om voor jezelf en tegenover je omgeving of medemensen je missie te vervullen.

Zoals in de buurt van een bergstroom alles mooier bloeit, alles glanst met een mooier groen en de natuur zich meer schijnt te ontwikkelen, zo moet ook jullie omgeving jullie aanwezigheid voelen. Jullie moeten ook over jullie omgeving levenswerkzaamheid verspreiden. Wanneer jullie in de mooiere glans van een moreel bewustzijn fris en moedig door het leven gaan, dan zullen allen die met jullie zijn begrijpen waar die geestelijke vochtigheid vandaan komt, en hoezeer deze het is die in ruime mate licht en kleurenpracht kan opwekken, waar ze haar werkzaamheid ook maar kan ontplooien.

Moge dus voor jou en alle anderen het schuimende bruisen van de Niagarawaterval (of elke andere waterval) als geestelijk voorbeeld dienen dat ‘vallen’ noodzakelijk is om geestelijk des te groter weer op te staan. Bij watervallen brengt de vredesboog met de zeven kleuren dikwijls de bewonderende toeschouwer in verrukking; het is het licht dat dit betoverend beeld bewerkstelligt. Zo is het ook bij een morele ‘val’ het licht van het goddelijke woord met de zeven goddelijke eigenschappen, dat de gevallene weer omhoog helpt. En in het verdere verloop van zijn korte levensperiode zal het hem steeds behulpzaam zijn om, net als de lucht bij het water, aan anderen over te dragen wat hij in zijn eigen leven ervaren heeft.

O, konden jullie toch duidelijker lezen in Mijn boek van de natuur! Hoeveel leerzame voorbeelden staan daarin niet opgeschreven, waarvan het ontraadselen jullie veel zalig genot zou verschaffen, meer dan alle wereldse genoegens! En daarnaast zouden jullie nog zien hoe er in het materieel zichtbare evenals in het geestelijk

Page 92: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

onzichtbare steeds dezelfde wet van de liefde, het verdragen en de vergeving heerst, en hoe er in schijnbare vernietiging toch enkel een liefdevol doel en een reden verborgen is, die weliswaar veel materie verdelgt om het geestelijke te redden!

Dit woord moet jullie dus weer feitelijk bewijzen hoeveel geestelijk licht er gedurende de dag al om jullie heen is. En, wanneer de nacht aanbreekt, moet het jullie er aan herinneren dat boven dit kortdurende zonlicht van een verdwijnende dag een nog hoger, eeuwig licht vanuit de sterren op jullie schijnt. Dat zullen jullie echter pas begrijpen wanneer het aardse voor jullie voor altijd voorbij is, en jullie oog volkomen in staat is om alleen maar aanhoudend geestelijk licht op te nemen. Hier in dit beproevingsleven laat dit woord jullie alleen op sommige momenten, opgewekt door natuurverschijnselen, vermoeden wat voor zon en wat voor wereld er achter de deksel van de doodskist ligt, en wat voor Vader daar staat! Hij, die door zoveel grootse natuurtaferelen jullie hier al zou willen doen begrijpen dat jullie niet voor dit korte leven geschapen zijn, maar voor een eeuwig, nooit eindigend leven!

Neem Mijn natuur dus in ogenschouw! Leer daarin het heilige schrift van Mijn liefde lezen, die in het gedonder van onweerswolken of een neerstortende waterval, in het zachte murmelen van een beek of in het zachte suizen van een windje jullie steeds toeroept:

God is liefde!

Leer Hem begrijpen, en Ik verzeker jullie dat ook jullie niet anders kunnen dan Hem liefhebben!

Ook jij, die dit woord voor anderen hebt geschreven, leer ook jij nu lezen in de natuur, waar je spoedig middenin zult staan37. Leer lezen hoe groot en goed je Vader en Heer is, die je zulke woorden voor anderen geeft en die aan jou de gelegenheid geeft om ter plaatse geestelijk te genieten van wat je voor anderen maar moest beschrijven. Leer ook jij begrijpen dat het juist je Vader en Heer is die jou Zijn wijde natuur in zendt, opdat je naast je materiële belangen je geestelijke niet zult vergeten. Moge je daar, temidden van bergen, gletsjers en bruisende bosbeken, elk geluid ervan je dezelfde woorden toefluisteren die je tevoren hier ook voor anderen hebt opgeschreven!

Tot zover voor jou. Het voorgaande is voor de anderen, om over na te denken en er nota van te nemen. Amen.

Hoofdstuk 20

Een woord voor kortzichtigenHet ei

(ontvangen 20 januari 187312 april 1871)

37 Mayerhofer moest destijds door omstandigheden voor enige tijd naar de Alpen.

Page 93: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Onlangs ben je weer begonnen je in een studie te verdiepen, die je ooit in je jonge jaren veel genot en verheven uren heeft verschaft38. In die tijd al zocht je alleen Mij, maar omdat je niet de juiste weg insloeg. Hier, Mijn kinderen, wil Ik jullie nu weer laten zien hoe er in een enkele vorm van een voorwerp veel meer geestelijks ligt, en hoe de inhoud van het hierboven genoemde ei aan Mijn andere geestelijke scheppingen verwant is; en oo, kon je Mij alleen maar vermoeden en niet zo helder voor je zien als nuk. Nu schenk Ik je vaak een geestelijk vergezicht, dat je ver boven tijd en ruimte de oneindige God in het oneindige heelal laat voelen.

Je wilt echter van niets alleen genieten en niets alleen voelen, en daarbij geloof je dat elke lichtvonk die Ik in je gemoed neerlaat niet alleen aan jou toebehoort maar ook aan je broeders, je medemensen en de vrienden van de ware godsleer die na jou komen. Daarom wil Ik ook aan je verzoek voldoen en je weer een woord vol van liefde, genade en erbarmen geven. Moge zo je wens vervuld worden, en mogen de mensen nu en ooit later nog inzien waar Ik het gemakkelijkst ben te begrijpen en te vinden.

Je las pas nog een werk van een man die Ik zeer liefheb, die niet zoals de gewone geleerden alleen aan zichzelf, maar bij alles wat hij in Mijn grote huishouding vindt aan Mij de eer geeft39.

Daar begon je met de bovenvermelde studie uit je vroege jeugd, de sterrenkunde, en vloog met de schrijver van dit boek door de grote ruimten van de oneindigheid. Daar, juist in het oneindige, voelde je de Oneindige meer dan ergens anders, en heb je Zijn grootheid en jouw nietigheid als mens van deze aarde wel heel goed begrepen!

De grootte van de getallen die de waarschijnlijke afmetingen van werelden en zonnen aangeven evenals hun afstand tot elkaar, hun onderlinge verbinding, de harmonie der bewegingen die daar heerst, de onveranderlijke wetten en nog veel meer - dit alles hief jou aan de ene kant op en drukte je aan de andere kant terneer. Toen hief je je blik naar Mij op en riep Mij aan met: “Wat ben Ik, Heer, dat U Mij gedenkt!”, en Ik antwoordde je in je hart: “(Je bent) Mijn kind!”. Toen pas kreeg je je kalmte en morele evenwicht terug, omdat je in Mij niet alleen de machtige onbegrensde schepper van zo’n heelal zag. Maar je hebt daaruit begrepen - wat in de schepping bij al het bestaande te zien is - dat alleen een God als Ik zich zodanig tegenover Zijn geschapen wezens kan gedragen, dat Hij ook aan het kleinste precies zoveel zorg besteedt als noodzakelijk is om volmaaktheid te bereiken; opdat ieder ding voldoet aan zijn bestemming en ongestoord verder kan gaan op de weg naar hogere niveaus!

Ja, Mijn kind! Men kan de schepper het gemakkelijkst in het grote vinden. Want terwijl men in het kleine Zijn grootheid eerst moet zoeken en er denk- en gevoelskracht voor nodig is om het gevondene op waarde te schatten, dringt de macht van een grote Werkmeester zich onwillekeurig aan de toeschouwer op, wanneer deze voor bouwsels staat die zijn begrip te boven gaan.

Dan staat de bewonderaar daar verbaasd en verbluft voor een scheppende geest, waarbij zijn eigen ik hem als van nul en generlei waarde toeschijnt. Het is de

38 Mayerhofer hield destijds voordrachten over wiskunde en astronomie aan een beroemd instituut.39 ‘Kosmos, of Bijbel der natuur’, door dr. Nathanael Böhner.

Page 94: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

onontkoombare vergelijking tussen beiden: ‘wat is Hij en wat ben ik’, die zich niet laat ontkennen.

Zo verging het jou ook, toen je over de hemel der ‘vaste’ sterren las. De grootte ervan, de afstanden, het onderlinge wetmatig op elkaar inwerken: bij al deze grootheden schrompelen jullie menselijke lichaamsgrootte of je onbeduidende maatstaf, de ‘voet’, evenals de doorsnede van jullie aarde of die van haar baan, ja ook de doorsnede van jullie hele zonnestelsel en de afstand daarvan tot de meest nabije vaste ster tot niets ineen. Al deze grootheden en in aardse termen uitgedrukte getallen zijn niet toereikend om Mijn schepping en haar ruimten of tijden te meten.

Zelfs toen het licht met zijn snelheid als rekenfactor nauwelijks van waarde bleek (omdat er weer getallen tevoorschijn komen die voor jullie menselijke verstand niet meer te bevatten zijn, en hoogstens de iets snellere elektrische vonk nog als maatstaf zou kunnen dienen - waarmee jullie echter buiten de atmosfeer niets kunnen meten), toen pas greep de benarde ziel naar de snelste meter van ruimte en tijd: de gedachte. Deze maatstaf heb Ik als godsgedachte in jullie gelegd, om jullie tenminste toch bij benadering een vermoeden te laten krijgen hoe groot zelfs de begrensde materiële schepping van werelden en zonnen is, waarbij alle andere pogingen om ook maar een flauwe voorstelling daarvan te krijgen tot niets leidden.

Oog in oog met dit alles wat je voelde en vermoedde, doorstroomde je een gevoel van weemoed, van wroeging en toch ook een zoet gevoel als van heimwee naar die streken en velden, vanwaar misschien sinds jullie schepping nog geen lichtstraal tot je oog is doorgedrongen! Ver boven tijd en ruimte uit voelde je het waaien van een hogere, grotere liefdesgeest die, hoewel onmetelijk voor jou en je verstand, toch voor je hart voelbaar was, is en zal zijn. Toen zonk je in gebed neer voor de troon van je schepper, die ook jouw Vader is. Het was voor jou niet te begrijpen hoe deze Vader onder zoveel miljoenen werelden juist deze kleine aarde zou hebben uitgezocht om hier alle geesten - en ook jullie, nietige mensen - tot een ereplaats te verheffen, die jij volgens menselijke begrippen aan andere, mooiere en veel grotere werelden zou hebben toegedacht.

Onder deze beklemmende druk van genot, liefde, twijfel en vragen wendde je je tot Mij om een troostend woord, omdat ook jij Mijn kind bent. En Ik wil je nu de oplossing van al deze raadsels geven, en wel vanuit een gezichtspunt waarvan jij, je vrienden en je broeders nog geen begrip en ook geen idee van hebben gehad.

Al heb Ik ook wel in andere woorden jullie al veel meegedeeld over Mijn schepping en Mijn Ik, mogen jullie er toch van verzekerd zijn dat er altijd nog nieuwe kanten zijn van waaruit jullie de materiële evenals de geestelijke schepping niet bekijken. En ook hebben jullie niet in het minst vermoed dat er over deze dingen nog iets nieuws gezegd zou kunnen worden. Ik wil jullie dus ook in dit woord weer laten zien dat Mijn schepping jullie nog lang niet zo helder voor ogen staat zoals Mijn kinderen haar behoren te begrijpen. En - om geen middel onbenut te laten om jullie op de weg naar kennis te leiden - volg Mij dus op een wandeling door Mijn huis waar Ik, net als Mijn (parodiërende) ‘plaatsvervangers op aarde’, eveneens talloze woningen heb.

Kijk, Mijn kinderen, het is een algemene ziekte van de geest van de meeste mensen dat ze zich niet willen bezighouden met datgene wat hen nader tot Mij zou kunnen brengen - en wel gemakkelijker dan iets anders. Meestal wenden ze zich

Page 95: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

ergens anders heen, en daar trachten ze met behulp van abstracte begrippen, moeizaam gekunstelde zalige momenten en verheven stemmingen zichzelf geestelijke genietingen te bezorgen, om met Mij in gemeenschap te treden.

Jullie allemaal, die sinds jaren direct woorden van Mij ontvangen, jullie zijn allemaal zo vergroeid met het materiële leven en bezorgdheid voor je lichaam, dat alleen bij een nieuw woord, bij een nieuwe mooie zinsnede je binnenste liefdesvonkje oplicht. Het is net als bij een nachtlampje dat wegens gebrek aan voedsel begint uit te doven: daarbij komen vaak ook zulke momenten van licht voor, waarop echter onmiddellijk een des te grotere duisternis volgt.

Deze manier om Mijn woorden op te vatten is bij jullie het meest te bespeuren. En waarom? Kijk, dat is omdat jullie niet de kortste weg volgen om in een gemoedsstemming te blijven, waarin je de mensheid, de wereld en Mij in een mooier rustiger licht zou kunnen zien.

Omdat deze kortdurende verheven stemmingen prikkelingen van de zenuwen zijn, zijn ze maar voor korte tijd mogelijk. Om zo’n rustig, verheven oordeel te verkrijgen over dat wat jullie omgeeft, moet op andere grond worden gebouwd; op grond van ideeën die jullie overal vergezellen en waarop je alle gebeurtenissen en belevenissen kunt terugvoeren. Zolang je deze vaardigheid niet hebt, zul je voortdurend deels weifelen in je handelen en deels veel voor zwarter aanzien dan het werkelijk is of het meer waarde toekennen dan het in feite heeft.

Kijk, uit je gewone aardse leven weten jullie heel goed uit eigen ervaring dat wanneer het menselijke hart iets helemaal met liefde omvat - zoals bij geliefde ideeën, of al helemaal bij verliefdheid - deze ideeën of het beeld van het geliefde object je overal volgen. Van ‘s morgens tot ‘s avonds vergezellen ze je bij al je handelingen, alles wat je beleeft wordt daarop betrokken en zelfs in dromen houden ze je geest nog bezig!

Als jullie dat uit ervaring hebben beleefd en je nu, na nauwkeuriger kennis te hebben genomen van Mijn directe woord, erop zou willen beroemen met de woorden die Ik eens sprak: “Mijn rijk is niet van deze wereld!”, dan geloof Ik dat het er in jullie harten met betrekking tot Mij er ook zo uit zou moeten zien als ooit met betrekking tot een aards geliefd object. En toch, wanneer je het Mij vraagt, zeg Ik: bij jullie is dat niet het geval. Alleen duren bij de een de momenten van hoger geestelijk genot langer dan bij de ander. Maar het blijven toch altijd voorbijgaande ogenblikken!

Om jullie dus ook hier weer de weg te wijzen hoe men helemaal met Mij in gemeenschap kan treden, helemaal vertrouwd met Mij kan raken en door een eeuwigdurend tweegesprek alsmaar hoger kan stijgen en rustig kan worden, moeten jullie dus luisteren naar Mijn woorden die Ik hierover tot jullie spreek, en die als volgt luiden:

“Aanschouw Mijn natuur! Ze is de enige ware bemiddelaar tussen Mij en jullie. Want Ik ben een geest, en als geest voor jullie niet zichtbaar. Jullie kunnen alleen een vermoeden van Mij hebben door Mijn eigen liefdestaal die Ik maar al te duidelijk in al het materiële heb gelegd; daar ontbreekt dan alleen een opmerkzame toeschouwer die dit boek wil lezen en begrijpen.

Mijn scheppingsboek is oneindig! En zoals het voor jullie ligt kunnen jullie het, in het bijzonder in de kleine dingen, alleen dan begrijpen wanneer jullie je

Page 96: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

wetenschappelijke onderzoekers navolgen. Door veel tijd en geduld aan onderzoek te besteden leiden ze jullie langzaam in in de geheimen van de schepping, voorzover het licht van hun verstand en menselijke hulpmiddelen het toelaten.

Wanneer echter de gevolgtrekkingen van deze geleerden soms andere zijn dan die van jullie, stoor je daar dan niet aan:

Alle ontdekkingen op wetenschappelijk gebied zijn alleen dan vruchtbaar voor het hogere geestelijke leven, wanneer ze betrekking hebben op Mij, Mijn leer en Mijn liefde!

Zo moeten jullie de schepping verstaan en zo ook Mijn natuur lezen. Uit alles zal dan spoedig een geest van vrede en orde voor je oplichten, die je juist datgene wat jullie over het algemeen missen als bestendige grootheid in de natuur laat zien.

Het is maar weinigen van jullie - en ook weinig anderen - vergund om in de geheimen van de microkosmos door te dringen. Ofwel ontbreekt hun er het gevoel voor om hiermee bezig te zijn, ofwel de middelen. Ofwel zijn het alledaagse, geesteloze beroepsmatige bezigheden die hen verhinderen verder te zoeken op dit gebied. En er blijft hun niets anders over dan na een vermoeiende arbeid tijdens een wandeling in de vrije natuur te kunnen uitroepen: “Och wat mooi!” of “Wat is dit alles heerlijk!”. Maar het ontbreekt hun aan het nodige inzicht om het ‘waarom’ te kennen.

De zachte inwerking van de natuur beter te begrijpen blijft en bleef tot op heden dus alleen voorbehouden aan diegenen, die dieper doordrongen in het web dat als een net over al het zichtbare is gesponnen. Het was weggelegd voor de ernstige waarnemer en de diepe denker om het hiëroglyfenschrift te ontcijferen, dat zichtbaar wordt in menige dauwdruppel die aan een mosblaadje hangt, en dat Ik als Vader van al het geschapene net zo goed in een dauwdruppel heb gelegd als in een machtige centraalzon van duizend miljoen mijl in doorsnee!

Deze geheimzinnige liefdestaal is voor weinigen weggelegd. Ze is echter gemakkelijker te ontcijferen, wanneer het hele grote sterrengewelf zich ‘s nachts boven jullie hoofden uitspreidt. In plaats van een blik te werpen in die tot op heden ongemeten ruimte, sluiten jullie echter maar al te vaak slaapdronken je ramen en gordijnen, en willen in de aardse slaap de wereld die jullie omgeeft en zich boven jullie uitspreidt vergeten. Dan gaan jullie met een materiële instelling naar bed, om ‘s morgens maar al te vaak nog materiëler weer op te staan.

De sterren moeten bij ieder mens toch de vraag oproepen: waarvoor staan ze daar eigenlijk? Om licht te geven? - beslist niet, want ze zijn niet helder genoeg; om te verwarmen? - ook niet. De sterren moeten dus, als bestaande geschapen dingen, bij ieder mens die tenminste nog heeft leren denken de wens oproepen:

“Ik zou toch graag willen weten wat die glanzende punten aan de nachtelijke hemel eigenlijk zijn?”.

Wie nu aan deze vraag gehoor geeft en, niet te zeer opgegaan in aardse bezigheden, zoekt naar wat zijn belangstelling heeft (net als vee dat het voer opzoekt), die zal ook spoedig boeken en mensen vinden die hem vervolgens kunnen wijzen op datgene wat opmerkzame waarnemers tot nu toe in de sterrenhemel hebben gelezen, terwijl miljoenen mensen in hun slaap onbewust hun leven sleten.

Niet voor niets heb Ik mensen uitvindingen laten doen, om in dit grote rijk der schepping te kunnen lezen. Niet voor niets heb Ik door middel van langdurig werken

Page 97: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

en zoeken langs rekenkundige wegen de baanelementen van zonnen, planeten, vaste sterren, linze-vormige sterrengroepen, nevelvlekken en sterrenwolken laten ontdekken. Dit grote boek, waarin Ik als schepper en Mijn schepping als het grootste naar voren komen, wilde Ik daarmee juist dichter bij de mens halen, opdat hij aan Mij denkt, zich van zijn eigen waardigheid bewust wordt en niet net als de dieren de blik naar beneden richt, maar naar boven. Dat is de richting waarvandaan hij gekomen is en waar hij weer heen zal gaan om, net zoals de rondcirkelende sterren hun baan volgen, zijn baan op aarde te voltooien.

Zoals in het veld bloemen van allerlei kleur stralen en alle getuigen zijn van Mijn liefde en genade, zo wemelt het daar boven ook van sterren met verschillende kleurenpracht en lichtsterkte. Het zijn ook bloemen in de tuin van Mijn oneindige schepping. Ze geuren wel niet, maar hun glans en licht hebben iets geestelijks en verhevens, dat wanneer het in een oog dringt gevoelens opwekt van de harmonie van de kosmos en de eenheid van wetten, zoals jullie die zelf op aarde in je eigen leven niet kennen.

Berekening ervan laat jullie grootheden zien die je fantasie te boven gaan; ze zijn (voor jullie) onuitsprekelijk en onvoorstelbaar, net als jullie schepper zelf.

Ver vanuit miljoenen en miljoenen tijdruimten komt het licht, dat toch ook maar een materiële stof is, aanvliegen om toch eens aan een opmerkzame waarnemer getuigenis af te leggen van de geestelijke schepper - de schepper die die werelden in het leven riep nog voordat jullie wereld als nevelbol ook maar de minste neiging had om zich uit de gezamenlijke massa los te maken en een afgescheiden geheel te vormen. Pas daarna begon ze langzamerhand harder te worden en zich te ontwikkelen, om een woonplaats voor levende wezens te worden en Mij, net als de vele miljoenen andere geschapenen, te loven, lief te hebben en te eren!

Deze sterrenhemel met zijn miljoenen zonnen, zijn afstanden en zijn grootte is het enige ware beeld, waaronder jullie, kleine onbeduidende aardeschepselen, Mij als schepper kunnen leren kennen of vermoeden!

De sterrenhemel brengt jullie tot het besef dat daar boven met andere grootheden en andere tijden gemeten moet worden om dit grote oneindige werk te begrijpen, dat - op zichzelf oneindig - juist de Oneindige en de oneindigheid het beste tot uitdrukking brengt.

Deze dagelijks boven jullie hoofden uitgespreide sterrenhemel zou jullie tot nadenken en onderzoeken moeten aansporen, opdat de macrokosmos toch voor een deel begrijpelijk zal zijn, al is de microkosmos voor jullie ook onduidelijk en afgesloten. Mogen jullie daar in grote letters kunnen lezen wat in kleine letters ook op ieder mosplantje en op ieder infusiediertje geschreven staat:

“God is liefde”

“En wie Hem wil aanbidden, moet Hem in geest en in waarheid aanbidden!”.‘In de geest’ aanbidden wil zeggen: dat jullie Mijn materiële wereld, waarin Ik

al Mijn gedachten heb opgetekend, geestelijk begrijpen; ‘in waarheid’ wil zeggen: dat jullie geleerd hebben om in de door alle onderzoekers gevonden en ontdekte geheimen onderscheid te maken tussen het ware en het valse, en tussen de juiste en de verkeerde gevolgtrekking.

Page 98: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Daar boven in de onmetelijke ruimten zien jullie een God rekenen en bouwen op Zijn manier; niet op de manier van Pygmeeën, maar volgens de maatstaf van Zijn Ik, met de maatstaf van de oneindigheid. Daar waar alle materiële hulpmiddelen niet toereikend zijn om afstanden en grootheden te meten, daar staat alleen God, als hoogste gedachte; en alleen met die gedachte kan gemeten en beoordeeld worden wat de Gedachte alleen schiep.

Vandaar dat je in nietigheid ineenzonk, Mijn geliefde schrijver, omdat jij je een voorstelling wilde maken van wat alleen voor de geest denkbaar en voor het hart te vermoeden is, maar onbereikbaar is voor het verstand.

Daarom riep je uit: “Wie ben ik, dat U mij gedenkt!”. De last van die grote dingen was te groot voor je; je wilde de oneindigheid vatten die toch alleen Ik volkomen kan begrijpen maar jij, eindig wezen, nooit!

Ik gaf dit woord om jou gerust te stellen en om anderen te bemoedigen, opdat ze de wetenschap niet gering zullen achten, ook al is ze slechts in staat een flauw vermoeden te geven van het grootste genot en het hoogste idee van een schepper; en opdat ze niet zullen geloven dat het alleen maar een studie is om een paar zons- of maansverduisteringen vooruit te berekenen, of om schippers vanwege verduistering van de Jupiter-maan bij hun berekening te helpen.

Nee! Ik liet de astronomie onder jullie opbloeien, juist om dit grote boek dat iedere nacht voor jullie ogen opengaat leesbaar en begrijpelijk te maken; om juist de meest ongelovigen, de godloochenaars en materialisten het bewijs onder de neus te wrijven dat daar waar zulke geordende wetten heersen, zoals daar boven, ook een wetgever moet bestaan. En de vele miljoenen rondcirkelende werelden laten maar al te duidelijk zien dat een God als schepper met en door de liefde datgene tot stand wil brengen wat Hij langs andere wegen niet zo gemakkelijk zou bereiken!

Wat je andere vraag betreft, hoe en waarom Ik juist de ster ‘aarde’ uitgekozen heb om daarop het grootste werk van deemoed voor jullie en de hele geestenwereld te volbrengen, moet het volgende je als antwoord genoeg zijn. Als je de bouw van de hemel der vaste sterren met geestelijke ogen nauwkeurig bekeken hebt, dan zul je ten eerste ontdekken dat jullie zonnestelsel, waar de aarde een onderdeel van is, bijna in het midden van deze sterrenlens40 staat. Ten tweede zul je vinden dat juist dit stelsel met al zijn kometen en planeten een van de jongste scheppingen is die uit Mijn hand ontstonden, en zich nog altijd in een proces van vervolmaking bevindt.

Je hebt gelezen dat er bovendien nog meer dan 6000 kometen (dat lijkt voor jullie zo; er zijn er echter ontelbare) om deze zonnen cirkelen. “Maar wat zijn kometen?”41. Kijk, kometen zijn toch ook wereldsystemen die weer planeten en aarden worden opdat ook zij eenmaal, in een nauwere kring om hun middenzon cirkelend, kunnen instemmen met de lofzangen van alle andere harmonieën der sferen!

In jullie eigen zonnestelsel zul je de in de juiste ordening als vierde planeet geplaatste ster ontdekken die nu, verbrijzeld in vele kleine stukken, zijn kringloop

40 ‘Sternenlinse’: grote hoeveelheid sterren, gegroepeerd in de vorm van een lens (of een linze).41 Zie ‘De jeugd van Jezus”, hfdst. 223.

Page 99: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

voortzet. Zoals Ik ergens anders zei, was deze ster ooit bedoeld voor Mijn neerdalen op een wereld, om een getuige van Mijn macht en Mijn liefde te worden42.

Maar hij heeft - of eigenlijk zijn bewoners hebben - zich niet waardig betoond voor zo’n genade, en hij werd verbrijzeld zoals jullie hem nu nog aantreffen. Toen werd de aarde, als verbindingsschakel tussen de binnen- en buitenplaneten, uitgekozen om getuige te zijn van Mijn daad van deemoed!

Wanneer Ik zeg: ‘jongste zonnestelsel’, dan moet je je deze tijd niet in jaren willen voorstellen. Daar boven bestaan geen jaren of dagen, maar wordt de tijd bepaald door Mijn eeuwige wet van vervolmaking, en die kent geen andere maatstaf dan de oneindigheid zelf, waar ze uit voortkomt en waarin ze weer vervloeit.

Daarom is ook de tijdsduur van de schepping van jullie planeet tot aan haar bewoonbaarheid niet zo groot als van die werelden, die voor jullie niet te berekenen tijden ofwel aeonen jaren geleden hun kringloop begonnen. Daarbij zou ieder voor jullie denkbaar aantal jaren, van hun wording tot aan hun huidige bestaan, niet toereikend zijn om je een idee te geven van de levensduur van zo’n wereldbol, noch van zijn grootte, noch van zijn hoedanigheid en zijn bewoners43.

Op dit punt moet het menselijke verstand in het niet verzinken tegenover Mijn almachtige wil, Mijn wijsheid en Mijn ordening waarmee Ik - wat jullie allemaal juist niet begrijpen - in de eindeloze ruimte schep, terwijl jullie alleen de eindige ruimte kennen!

Al deze werelden hadden, hoewel ze geschapen waren, nog geen laatste wijding van het hoogste geestelijke ontvangen, totdat Ik de impuls gaf tot de wording van het laatste zonnestelsel, dat van jullie; en daar heeft vervolgens de materiële wereld (die tot dan toe een beklede geestenwereld was) pas haar doel, haar bestemming en haar missie ontvangen!

Na Mijn neerdalen op jullie aarde en na Mijn terugkeer daarvandaan begon er op alle werelden en zonnen pas een nieuw tijdperk voor alle geschapen wezens, of het nu geesten of mensen waren.

Wat de eersten als zekerheid bezaten konden de anderen vermoeden, en zo werd het beginsel van de liefde als algemene wet overal erkend, nagevolgd en, bij minder begaafde wezens, vermoed.

Slechts door de grote proeve van Mijn eigen verdeemoediging werd het bewustzijn van alle levende, denkende wezens pas verhoogd. Want hoewel ze Mij niet kenden als Vader, als drager van de schepping, als personificatie van de liefde, vereerden ze Mij als ‘grote geest’, als een geestelijk en niet als materieel wezen.

Zo heeft de grote materiële kosmische mens zijn geestelijke bestemming ontvangen, en zo heeft de geestelijke kosmische mens inzicht gekregen in zijn eigen bestaan: waarom hij bestaat, waarom de materie bestaat, en waarom Ik afdaalde naar een kleine zandkorrel in de oceaan van Mijn schepping, om onder deze kleine schepselen de grootste daad van liefde en deemoed te volbrengen!

Nu dat alles gebeurd is gaat de kosmische mens, die samengesteld is uit de gehele zichtbare schepping, zijn verlossingsproces tegemoet. De geestenwereld weet waar ze heen moet gaan om het kindschap van haar Heer te bereiken, en de materiële wereld ervaart door de in haar gebonden geesten de behoefte om op te dringen naar 42 W.b. de verwoeste planeten zie Gr. Ev. Joh. deel IV, hfdst. 106; deel VIII, hfdst. 76, 74, 75.43 Zie de boeken ‘De natuurlijke zon’ (hoedanigheid van de zon en haar bewoners), ‘Saturnus’ en ‘Aarde en maan’.

Page 100: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

de schoot waaruit ze is voortgekomen, om daar de kringloop van haar wording, ontwikkeling en vervolmaking te voltooien. Er slingert zich een keten, een band om de beide werelden, de geestenwereld- en de materiële wereld. Een band, een keten bindt al het geschapene onderling over en weer aaneen en verbindt het met de geestenwereld. Het is de band van de liefde; de band waarmee de schepper alles omsluit, omdat de liefde, als beginsel van instandhouding van datgene wat eenmaal verworven is, ook de ontwikkeling, het verdere voortschrijden, het streven en de vervolmaking ervan in zich draagt.

Wanneer dus bij nachtelijke hemel een lichtstraal uit toch zo verre gebieden van Mijn schepping jullie oog nog treft, bedenk daarbij dan ook dat die lichtstraal gezonden is door de hand van de liefde. Hij brengt jullie tijding van een onmetelijke wereld in verre verten. Bedenk ook dat deze lichtstraal - vanuit een wereld die misschien wel duizend lichtjaren van je verwijderd is - wanneer hij in je oog valt, versmelt met je materiële ik en dat jullie zo tot een deel van die (materiële) wereld worden. Tegelijkertijd hebben jullie, rondwandelend op aarde en samengesteld uit andere stoffen, deze lichtstraal juist nodig om niet geïsoleerd te zijn, maar verbindende schakels tussen zulke verre werelden en de kleine planeet aarde.

Licht is materie, evenals je oog, en door die verbinding blijft de keten bestaan. Geestelijk komt deze tot uitdrukking doordat een gevoelvol mens de zachte taal van de liefde van deze voor hem ver verwijderde werelden aanvoelt. Daarbij weet die mens niet waarom juist deze lichtstraal misschien de drager van liefde is, die daar uit Mijn genade is ontstaan en pas na vele miljoenen jaren in een menselijk oog de laatste missie moest volbrengen, waartoe hij van daar is uitgegaan.

O Mijn kinderen, hoe weinig kennen jullie nog Mijn natuur, hoe weinig kennen jullie haar taal en hoe weinig weten jullie al deze tekens van liefde te duiden, die uit alle hoeken, van boven en beneden op jullie toekomen en door jullie begrepen willen worden.

Het grote boek van Mijn oneindigheid ligt elke nacht voor jullie opengeslagen, troost en rust schenkend aan hen die vermoeid zijn van het harde dagelijkse werk, en met de hoop dat daar boven, in heilige rust, vergelding en liefde zal zijn. En tijdens eenzame wandelingen in Mijn mooie natuur geven alle kleine dieren door hun vreugde-uitingen te kennen dat ook zij niet ongevoelig zijn voor de inwerking van zonlicht en zonnewarmte, die beide dragers zijn van leven en liefde!

Leer dit harmoniegezang te verstaan, en leer begrijpen wat jullie hier uit duizend kelen toejuicht: het is de liefde, het onbewuste gevoel van welbehagen van miljoenen schepselen. In het licht van de zon - wat doordat het in hun oog valt dan ook hun eigen licht wordt - bespeuren ze dezelfde zachte taal als jullie, denkende mensen, wanneer in een rustige nacht vele miljoenen stralen van de sterrenhemel neerdalen. Die begroeten de aarde in haar loop om de moederzon, en sturen ook aan jullie door middel van je gezichtsorganen voortbrengselen van ver verwijderde werelden toe, opdat ook jullie een vaag vermoeden van de jubelglans van deze grote scheppingen zullen krijgen en daardoor zullen begrijpen wat Ik eens tegen Mijn apostelen zei:

“In het huis van Mijn Vader zijn vele woningen!”.In het huis van Mijn schepping, Mijn ‘vast geworden liefde’ zijn inderdaad vele,

ontelbare en onmetelijk grote woningen, en alle zijn ze ervoor bedoeld om Mijn macht en Mijn oneindigheid voor de eindige schepselen ten toon te spreiden.

Page 101: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Als een lichtstraal al vele miljoenen jaren nodig heeft om jullie tijding te brengen van verafgelegen gebieden waar nog werelden rondcirkelen en waar de liefde haar grenssteen nog niet heeft opgericht, dan is dat steeds een bewijs dat - omdat de liefde immers oneindig is - ook haar scheppingen oneindig en zonder grenzen zijn.

Daarom, Mijn schrijver, verzink niet in het niet vanwege de grootte van de schepping der materiële wereld; schrik niet van afstanden en grootheden die je verstand beslist niet kan bevatten.

Hij, die deze scheppingen in de oneindigheid plaatste als getuigen van Zijn macht, Zijn grootheid en Zijn liefde, heeft alle daarop levende schepselen alleen maar voortgebracht opdat ze er allemaal getuige van zullen zijn hoe God, een God van liefde, in staat is het onbegrijpelijke begrijpelijk te maken; en hoe God in staat is aan zichzelf gelijk te blijven, zowel in het kleinste atoom als in de grootste wereldbol - aangezien beide perfect, zonder enige noodzaak iets toe te voegen of weg te halen, in de scheppingsketen bestaan als datgene wat ze moeten zijn.

Ook jij, Mijn kind, bent een schakel in die grote keten van alle scheppingen. Ook jij hangt samen met de grootste centraalzon, evenals met het kleinste atoom in de oneindige ether. Ook jij bent op je plaats en moet je plaats vervullen zoals Mijn liefhebbende wil dat ordent.

Geef de moed niet op om de grootheid van Mijn schepping te vatten: groot ben Ik in alles; en Ik moet ook groot zijn, anders was Ik geen schepper. Als men bij jullie de mensen toch beoordeelt naar hun werken - goed, beoordeel Mij dan ook naar wat door Mij geschapen is. En als jullie voor menig mens vanwege zijn geleerdheid ‘de hoed moet afnemen’, zoals jullie zeggen, geef Mij dan ook de eer en dank die Mij toekomt. Niet alleen omdat Ik alles zo geschapen en geordend heb, maar omdat Ik jullie temidden van miljoenen andere levende wezens toegerust heb met een geest om Mij dan wel niet helemaal te begrijpen maar toch Mijn grootheid aan te voelen, doordat jullie de taal van Mijn werken leren verstaan.

Om het karakter van een ander volk te begrijpen en met hen om te gaan leren jullie vreemde talen, omdat dat past in jullie materiële belangen.

Goed, leer dus Mijn taal om Mijn manier van omgaan en Mijn karakter te bestuderen! Leer de symbolentaal van Mijn natuur geestelijk te verklaren. Jullie, afstammelingen van een grote Geest, moeten leren de grootte van Zijn liefde en genade vast te stellen, als Hij het toelaat dat jullie Zijn wonderen leren kennen - of het nu in de verre verte of de naaste nabijheid is. In plaats van dat jullie in elkaar zakken onder het gewicht van Zijn grootheid, laat Hij jullie zo als een klimoprank langs de stam van de levensboom omhoogklimmen. Hij laat het toe dat jullie levenskracht van Hem opzuigen, die je dan steeds meer in staat stelt om Hem door middel van Zijn woord op waarde te schatten, lief te hebben en te begrijpen.

Wordt verziend; onderken in de verte allereerst Mijn liefde, Mijn zorg en Mijn macht in het grote levensboek van de nachtelijke hemel. Dan zullen de fonkelende sterren jullie veel vertellen over de grote harmonieën in het bouwwerk der werelden; harmonieën die zich overal tot in de kleinste infusiediertjes herhalen en overal de grootheid van een schepper verbinden met de liefde van een Vader voor Zijn kinderen!

Page 102: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Er ontstonden werelden en werelden vergingen en ontstaan weer, waarvan jullie ogen geen teken van leven ontvangen. De stem van de Vader in ieders hart zal echter niet verstommen, zolang dit hart er slechts voor open staat en er ontvankelijk voor is!

De taal uit de sterrenwereld met behulp van een telescoop, of die uit een waterdruppel met behulp van een microscoop mag jullie dan het ene wonder na het andere tonen, ze is toch steeds dezelfde. Leer haar alleen maar te verstaan, dan zal rust en vrede, het grondbeginsel van Mijn schepping, in jullie gemoed zijn intrek nemen. Mijn geestentaal in je innerlijk zal jullie steeds begeleiden en voeren van het nabije naar het verre, of van het verre naar het meest nabije, namelijk: van de zwakste lichtstraal van een oneindig ver verwijderde kosmische zon tot aan de zetel van alle liefde, jullie eigen hart. Daar zullen altijd dezelfde woorden klinken:

“Loof de Vader! Want Hij is, was en zal eeuwig zijn: de God der liefde!”. Amen.

* * *

(ontvangen 23 januari 1873)

Je vraagt Me: hoe is eigenlijk de gesteldheid van al deze werelden, hoe zijn ze ingericht en bevolkt?

Kijk, Mijn kind, dat is weer een zeer menselijke vraag, en Ik moet je hierop ook weer een menselijk antwoord geven, dat wil zeggen: Ik moet je laten zien dat het antwoord voor de hand ligt, en dat het alleen aan je kortzichtigheid te wijten is wanneer je dit zelf nog niet gevonden hebt. Luister dus. Uit alles wat je geleerd en gelezen hebt en wat Ik je gezegd heb zul je al begrepen hebben dat er overal maar één gedachte in miljoenen vormen het hele universum doordringt en hieraan ten grondslag ligt, en natuurlijk ook in Mij, als geestelijke uitdrukking van alles wat materieel geschapen is, haar laatste bevrijding vindt.

Zelfs in de woorden van Mij, die Ik vanaf het begin in de oertijden aan de vaderen heb gegeven44 tot aan de mededelingen die je vandaag van Mij ontvangt, heerst overal consequentie, logica ofwel een juiste gevolgtrekking, een conclusie volgens de regels. Oorzaak en gevolg vullen elkaar aan en leemten worden opgevuld waar ze ontstaan, opdat de band die alles moet omvatten niet verstoord of verbroken wordt!

En het is precies deze consequentie (standvastige logica), dit samenwerken van alles tot één doel, wat ook de verschillende hemellichamen, zonnen en planeten net zo gemakkelijk en natuurlijk gestalte geeft als dat uit de boom de tak en uit de tak het blad, de bloesem en de vrucht moeten groeien.

Het is geen hoofdbrekende arbeid die Ik moest verrichten, zoals jij als mens je dat voorstelt, waarbij Ik na het scheppen van zoveel werelden misschien niet zo goed wist hoe Ik ze een uiterlijke vorm zou geven, ze zou bevolken en voor de geestelijke wezens erop hun richting en levensloop zou bestemmen.

Dat wat ten grondslag lag aan hoe die werelden in de ruimte verdeeld werden, waarom ze zo groot waren en in welke tijdsomstandigheden ze, de ene om de andere 44 In het driedelige werk ‘Die Haushaltung Gottes’ (De oergeschiedenis van de mensheid) opnieuw bekend gemaakt.

Page 103: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

cirkelend, hun materiële kringloop en hun materiële bestemming zouden vervullen - dit alles bepaalde ook hun uiterlijke vorm, hun voortbrengselen en de op hen levende schepselen en wezens.

Kijk, op de aarde waar jij leeft bestaan er toch ook duizenden diersoorten, en toch verschillen binnen die soorten de afzonderlijke dierlijke schepselen individueel vaak ook weer hemelsbreed van elkaar.

Bij mensen is dit eveneens het geval. Er leven miljoenen mensen op de aarde en toch lijkt er niet één volkomen op een ander, terwijl de menselijke vorm overal een en dezelfde is.

Niet alleen in geestelijke individualiteit is er geen levend schepsel gelijk aan een ander. Schepselen zijn verschillend, en deze verschillen richten zich naar klimaat, bodem en cultuuromstandigheden, waardoor het geestelijke onderscheid tussen de leden van de afzonderlijke soorten wordt bepaald en beïnvloed. Evenzo zijn ook de uiterlijke vormgeving van werelden, hun voortbrengselen en hun schepselen een gevolg van de inwendige bouw en hun positie ten opzichte van elkaar.

Zoals er in ieder schepsel organen zijn waarvan sommige voor edeler, geestelijker, en andere voor materiële, grovere verrichtingen bedoeld zijn, zo zijn in het kosmische bouwwerk op overeenkomstige wijze de afzonderlijke zonnen, planeten en kometen verschillende organen. Al naar gelang hun functies in het gehele grote kosmische stelsel zijn ze inwendig even verschillend ingericht en uiterlijk even verschillend gevormd en bevolkt!

Ook in jouw lichaam dient de maag alleen om voedsel op te nemen en niet om te ademen, en zijn de hersenen bedoeld om te denken. Evenzo zijn de werelden, al naargelang hun positie, afstand, lichtsterkte, warmte enzovoort alleen geschikt om zodanige producten voort te brengen die overeenkomen met hun positie. En de schepselen die erop leven zullen geestelijk ook datgene uitdrukken wat zich materieel in de grond bevindt die ze bewonen.

Er komt dus geen fantaseren bij te pas om werelden te bevolken en ze van alle mogelijke mooie dingen toe te voorzien, maar ze hebben deze aandrang reeds in zichzelf. Deze werd in hen gelegd op het eerste moment van hun vormgeving, zoals bij een kind in het embryo alles al vooruit bepaald en klaar ligt hoe het in de loop van de tijd zal worden; daar komen dan de omstandigheden en betrekkingen van de uiterlijke wereld alleen maar bij om dit doel te bespoedigen (of ook wel te vertragen).

Zo is alles in zichzelf bepaald. Zoals de mens, het dier, de plant en het gesteente in zichzelf de kiem dragen voor de ontwikkeling tot datgene wat elk moet worden, zo hebben ook alle werelden dezelfde drang om datgene tot voltooiing te brengen wat in hen nog niet ontwikkeld is en slaapt. Zo ligt de verscheidenheid in inwendige bouw van een centraalzon dus ook ten grondslag aan wat ze voortbrengt en haar schepselen, net zoals mensen alleen mensen, dieren alleen dieren en planten alleen planten kunnen voortbrengen!

De wiskundige logica, ofwel de juiste opeenvolging waarin het een zich uit het andere moet ontwikkelen, is in Mijn Ik in de kern aanwezig, en kan daarom in Mijn scheppingen teruggevonden worden, juist omdat ze van Mij zijn.

Het voortvloeien van het een uit het ander, dit ‘als dit zo is, dan moet dat zo worden’, dit beginsel, geleid door Mijn oneindige wijsheid, is de grondslag van het geestelijke kosmische rijk. Het is de basis van iedere logische manier van denken van

Page 104: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

een verstandig wezen; door Mijn natuur te volgen kan het dan ook alleen zo en niet anders Mijn scheppen en Mijn Ik begrijpen!

Je moet je de wereld dus voorstellen als een boek met louter opgeloste wiskundige problemen, dat natuurlijk ook alleen gelezen en begrepen kan worden door degene die zelf wiskundige en een logisch denker is.

Probeer dat te worden - jij, en jullie allemaal die dit woord en Mijn vorige woord lezen, dan zal het jullie zeker lukken om ook in je doen en laten een regel, een ordening aan te brengen, die menselijk gesproken ‘verstand’ en goddelijk uitgedrukt ‘hoogste wijsheid’ heet.

Dan zullen jullie je doel en de middelen daartoe nooit mislopen. Je leven zal dan gaan lijken op Mijn hele organische en geestelijke schepping, waar alles binnen de ordening zijn bestemming tegemoet gaat en alles op de juiste plaats staat, om op de juiste tijd de wisselwerking van de werelden onderling en de eenheid van het gehele reusachtige bouwwerk te bevorderen en bij iedere stap de wijsheid van hun schepper te verkondigen.

Dat is ook de vorm die jullie leven moet aannemen!Zoals het onbewuste dier aan de leiband van Mijn hand zijn doel moet bereiken,

zo moeten jullie - als vrije wezens - proberen ook aan Mijn doelstellingen te beantwoorden; daarvoor heb Ik jullie geschapen, en op deze en niet op een andere zwervende ster of een andere zon gezet!

Alleen zo zijn jullie ware schakels in de grote keten, net zoals de miljoenen verschillende schepselen op andere werelden het doel van hun bestaan vervullen door zich eerst lichamelijk te ontwikkelen, om zo voor de geest in hun innerlijk alle mogelijke middelen te verschaffen voor zijn hoge missie. Deze te vervullen is op alle werelden hetzelfde doel, waar alle levende denkende wezens, in welke menselijke vorm ook, naar streven

Hier heb je een kort woord ter verheldering van je vraag en ter bevrediging van je nieuwsgierigheid.

In ‘Saturnus’ heb Ik jullie al een voorbeeld gegeven hoe een andere wereld er ongeveer uit kan zien, afhankelijk van haar afmetingen en omstandigheden. Je weet ook bij benadering hoe de overige planeten van jullie zonnestelsel, waar jouw kleine wereld ook een onderdeel van is45, er uitzien; zelfs de ‘zon’ is je niet onbekend. Leer nu eerst om bij die mededelingen tussen de regels door te lezen. Leer oorzaak en gevolg van het ene en het andere te begrijpen, waarom het zo en niet anders kan zijn. Dan zul je spoedig de draad te pakken krijgen die je betrouwbaar leidt in het labyrint van Mijn schepping, maar die je er ook weer uit zal leiden. Het eindresultaat van al je onderzoekingen zal dan zijn dat alleen je menselijk-zwakke conclusies er de oorzaak van waren dat je niet van meet af aan inzag dat de oplossing, die je duizend miljoen lichtjaren ver hebt gezocht dicht bij je lag; ja zelfs niet buiten je, maar in jezelf!

Dit zeg Ik je voor een goed begrip van Mijn schepping, die evenwel alleen maar is ontstaan en nog zal bestaan, om langs de weg van binding aan de materie de geest door de materie te verlossen, en dus datgene wat door Mij hulpeloos en zwak in de grote etherruimte werd geplaatst gereinigd en gezuiverd naar Mij terug te brengen!

Doe je ogen wijd open en laat het licht van Mijn wijsheid en liefde voor je schijnen, opdat je overal moge inzien: “Er is maar één schepper, één God en één 45 Te vinden in ‘De natuurlijke zon’ en de planeten ervan, evenals in ‘Aarde en maan’.

Page 105: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

liefhebbende Vader, die je met zoveel genadegaven overstelpt hoewel je er, strikt genomen, niet één waard bent! Amen.

Hoofdstuk 21

De scheppingspiramideHet ei

(ontvangen 15 januari 187212 april 1871)

(Opmerking vooraf: Deze mededeling had als aanleiding een vraag van de toenmalige uitgever Johannes Busch ten aanzien van enkele passages in het woord over ‘de kus’46, waar wordt gezegd: Hier, Mijn kinderen, wil Ik jullie nu weer laten zien hoe er in een enkele vorm van een voorwerp veel meer geestelijks ligt, en hoe de inhoud van het hierboven genoemde ei aan Mijn andere geestelijke scheppingen verwant is; en ook: ”En dat moet de geestelijke gemeenschap zijn die - ver boven het korte aardse zwervende leven uit - pas daar juist begrepen wordt, waar geen vast materieel lichaam de vleugels van de ziel meer belemmert om zich volgens Mijn wetten te verenigen met de geliefde voltooiende geest, om Mij in oneindige liefde weer terug te geven wat Ik in haar heb neergelegd”.)

Kijk, Mijn zoon, dit zijn de door jou in je brief aangehaalde woorden die in jou de vraag oproepen wat dat eigenlijk betekent: “Ik ben de liefde in persoon”, en hoe het bovenstaande - uit de /woorden van 24 december 1871 aan jou - begrepen moet worden.

Welnu, aangezien Ik wil dat alles je duidelijk zal worden en dat jij leert Mij en Mijn liefde te begrijpen, evenals ook alle woorden die al over dit woord gegeven zijn en nog verder meegedeeld moeten worden, wil Ik je die sferen binnenvoeren van waaruit jij net als bij jullie op een hoge berg een ruimere blik om je heen kunt werpen, opdat de horizon van je geestelijk zicht zich daar op veel punten kan verwijden.

Vlieg dus met je geest omhoog naar die ruimten, waar de maatstaf voor tijden en grootheden reeds lang heeft opgehouden te bestaan; naar die verten waar geen lichtstraal van wereldse zonnen meer doordringt; naar die gebieden van de grote geestenwereld, waar in een enkel haarvaatje (van die geestelijke kosmische mens) het jullie bekende zichtbare zonnestelsel zijn plaats heeft.

Vlieg omhoog naar die gebieden waar geen ‘links’ of ‘rechts’, geen ‘onder’ en geen ‘boven’ meer bestaat, maar waar de oneindige ether aan de grote geestelijke kosmische mens in zijn loop eeuwig nieuwe voeding laat toestromen; waar eeuwig alleen licht is en duisternis tot de onbekende grootheden behoort.

Daar in die geesteshemel is Mijn woonplaats, Mijn verblijf; van daaruit regeer Ik de gehele geestelijke en materiële wereld. Om het begrijpelijker voor je te maken: jouw ziel is in je lichaam ook overal en toch nergens, maar niettemin heeft ze een hoofdzetel heeft middenin het jou gegeven lichamelijke omhulsel en draagt ze van 46 In ‘Liefde, de grondwet van al het leven’, p. 61 e.v. en p. 69.

Page 106: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

daaruit zorg voor de behoeften van je lichaam. Evenzo ben ook Ik, hoewel ver van jullie verwijderd, toch steeds dicht bij jullie. Ik stuur, leid en onderhoud alles wat Ik geschapen heb en voer zo alles, de geestelijke en materiële wereld, naar het doel wat hun vooruit is gesteld.

Kijk nu eens vanuit dit gezichtspunt naar de gehele oneindige schepping: zie het gerichte streven, het drukke werken, het scheppen en veranderen en het zich trapsgewijs ontwikkelen van het allerkleinste atoom van de oneindige ether tot de grootste engelengeest. Dan zul je opmerken dat alles het stempel draagt van goddelijkheid ofwel van onvergankelijkheid, eeuwigheid.

Je ziet hoe de grootste misstanden en de meest schreeuwende disharmonieën zich oplossen in zegeningen en genadegaven van Mij. Overal merk je dezelfde wet op: de wet van aantrekking en afstoting, het gelijke zoekt het gelijke, en het liefhebbende omvat alleen het geliefde.

Wanneer je dit grote kosmische uurwerk nu opmerkzaam bekeken hebt, dan moet je het algemene drijfwiel van dit alles toch duidelijker onderkennen; het drijfwiel, dat een deel van zijn kracht geeft aan alle kleinere raderen, cilinders, assen en zelfs aan de elementen waaruit die onderdelen zijn samengesteld. Deze kracht zet als bewegende motor alles in een vibrerende beweging en brengt daardoor leven, warmte, licht, voortbestaan en vergaan teweeg. Uit dit laatste moet dan weer iets nieuws ontstaan; alleen niet als iets wat er al was, maar als iets hogers, beters, geestelijkers.

Welnu, dit grote drijfwiel is de wil van Mijn liefde. Het is de kracht die Mijn Ik uitmaakt van waaruit Ik alles schep en alles leid, en waarin alleen Mijn geestelijk-goddelijk-persoonlijk leven bestaat.

Om dit alles duidelijker voor je te maken wil Ik je een paar voorbeelden geven uit de sfeer van het aardse leven, waarin je hetzelfde kunt opmerken. Want jullie hebben niets en kunnen niets maken of doen, wat niet zijn wortels deels in Mijn geestelijke en deels in Mijn materiële wereld heeft.

Kijk bijvoorbeeld naar een musicus, een schilder, een wiskundige, een natuuronderzoeker, een werktuigkundige enzovoort. Wanneer die mensen louter en alleen voor hun beroep leven ofwel zich er helemaal aan overgeven, dan zul je zien - als je in hun zielenleven kon lezen - dat ze allemaal al datgene wat hun opmerkzame aandacht vraagt alleen betrekken op dat waar hun grote voorliefde naar uitgaat.

De musicus luister naar de melodieën die hem overal in de natuur tegemoet klinken; hij vindt overal geestelijke voeding, voor hem is alles muziek. De schilder zoekt naar vormen en kleuren in een esthetisch geheel, wat hij vervolgens als afbeelding aan zijn medemensen wil geven om hen geestelijk op te wekken. De schilder is helemaal vorm, helemaal kleur. De wiskundige ziet in de natuur alleen wiskundige lijnen en wiskundige wetten, net zoals hij ook iedere beweging en ieder voorval terugbrengt tot zijn lievelingswetenschap. Een voorbeeld hiervan is de Engelse astronoom Newton, die een appel van een boom zag vallen en zo de wet van de zwaartekracht ofwel de aantrekkingskracht ontdekte.

De natuuronderzoeker leeft in de perioden die Mijn schepping heeft doorgemaakt tot bijvoorbeeld jullie aarde als woonplaats voor mensen werd ingericht. Hij loopt niet over wandelpaden; nee, over de overblijfselen van de vernietigde en weer opnieuw gevormde aardkorst. Hij ziet in het gesteente, het water en de

Page 107: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

atmosfeer geen steen, geen water en geen lucht, maar de oerstoffen waaruit ze zijn samengesteld. Hij ziet de elementen die door hun ontbinding weer nieuwe verbindingen aangaan en iets nieuws zullen voortbrengen wat voor hem interessant is. Hij is enkel en alleen een bekijker en onderzoeker van de wetten die Ik in de materiële wereld heb gelegd; en wanneer hij er een paar ontdekt, deelt hij die mee aan andere mensen voor hun materiële welzijn.

De werktuigkundige ziet alleen bewegende krachten en de wetten ervan; overal herkent hij het starre ‘moeten’, waarom iets zo of zo moet zijn. Hij bespiedt de kracht van de bewegende natuur, probeert deze voor zijn plannen te benutten, en bouwt en leeft alleen in machines. Zo doet ook de scheikundige, bij het ontleden en versmelten van Mijn wereldse substanties.

Zoals ieder van al deze verschillende mensen de natuur en haar wetten met andere ogen beziet en haar vooral alleen voor zichzelf tracht te benutten, zo let ook de ziel die in je woont alleen op je lichaam en de gezondheid ervan. En wanneer ze geestelijk gewekt is, heeft ze ook meer aandacht voor haar geestelijke ontwikkeling.

Kijk, wanneer zich bijvoorbeeld in het lichaam van een mens een gebrek, een kleine storing in het functioneren van een orgaan voordoet, hoe snel probeert de ziel dan niet dit gebrek te herstellen. Net zoals mieren doen wanneer hun gevaar dreigt, stuurt ze bloedgolf na bloedgolf naar het beschadigde gebied om snel hulp te verlenen en ze versnelt de stofwisseling om zo haar behuizing weer te herstellen. Jullie noemen deze aandrang van het bloed ‘koorts’ en ‘ontsteking’, en geloven dat je een ziektegeval voor je hebt. Met geweld remmen jullie dikwijls datgene af wat langzamerhand tot evenwicht geleid zou hebben! Welnu, zoals de ziel alleen voor haar lichaam leeft, zowel innerlijk als materieel, zo leef ook Ik alleen voor de door Mij geschapen wereld; Ik leef in haar en voor haar, en aangezien Ik alles uit liefde schiep, leef Ik en ben Ik ook helemaal als liefde.

Zoals de eerder aangehaalde deskundigen hun leven alleen wijden aan hun lievelingsideeën en -neigingen, zo doe Ik dat ook, aangezien Ik er steeds zorg voor draag het geschapene in stand te houden, het in de materie gebondene te vergeestelijken en het geestelijke, gelouterd door de materie, naar Mij terug te leiden.

Omdat Ik nu de wereld zowel geestelijk als materieel geschapen heb is de volgende vraag: waarom? En: voor wie?

Deze vraag nu wordt beantwoord door de wet van de liefde. Ik schiep de wereld en bracht haar tot leven met intelligente geestelijke wezens, om door de vreugde van deze laatsten de mijne te verdubbelen! Je moet de liefde dus opvatten in haar diepste betekenis, hoe ze in haar aard is. Luister dus: liefde is genegenheid voor iets. ‘Neigen’ betekent ‘zich buigen’, dat wil zeggen van de rechte lijn afwijken en een gebogen lijn vormen47. Wanneer nu twee van zulke gebogen lijnen zich verenigen dan zullen ze zich uiteindelijk aaneensluiten en ontstaat daaruit een cirkel, een ellips of de vorm van een ei; zonder begin of einde en oneindig drukt deze vervolgens Mijn wezen en Mijn Ik uit.

De rechte lijn stelt de zelfzucht voor; de gebogen lijn de naastenliefde. De rechte lijn zoekt, en heeft geen verbinding met een van de lijnen die gelijk met haar lopen. De gebogen lijn daarentegen nadert de andere en kan zich daarmee verenigen; aaneengesloten hebben we vervolgens het beeld van een hele figuur, samengesteld uit 47 Zie de bijgaande figuur.

Page 108: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

twee overeenkomstige elementen. Deze figuur geeft de geestelijke overeenkomst weer tussen de geestelijke en de materiële wereld en Mij. Ze is ook het equivalent van twee liefhebbende wezens die zich in een gedachte verenigen en elkaar daarin aanvullen - net zoals in een cirkel of ovaal de ene gebogen lijn naar de andere toekomt en deze aanvult.

Het punt van vereniging, het eeuwige bijeenhouden en samen-opgaan naar een gemeenschappelijk doel is de kus, die diezelfde vereniging reeds in de lichamelijke wereld zou willen bereiken, waar die evenwel niet blijvend realiseerbaar is.

Hiermee is een deel van je twijfel afgehandeld. Nu komen we aan het tweede deel, namelijk: hoe moet je je deze vereniging van Mijn geestenwereld met Mij voorstellen?

Kijk, er bestaan evenveel geestelijke deeltjes als er atomen in de oneindige ether bestaan. Want geen atoom is zonder leven, dat wil zeggen: in elk ervan woont een door Mij daarin gelegde geest, die van daar af zijn rondreis moet beginnen om eenmaal in het bewustzijn van zijn goddelijke afkomst bij Mij terug te kunnen komen.

Al die geesten, die trapsgewijs als een piramide met de top naar Mij zijn gericht, hebben hun verschillende opgaven die ze moeten oplossen voordat er vooruitgang mogelijk is.

Hoe dichter deze (nog ruwe) natuurgeesten echter Mijn (persoonlijke) geesten naderen, des te helderder wordt hun bewustzijn en hun uitzicht, waarin ze gewaarworden wat ze waren en wat ze moeten worden. Deze intelligentie groeit net zoals bij jullie vanaf de zuigeling, die een voor hem nog onbewust plantenleven leidt, tot aan de gerijpte man. Daarvan zegt een beroemd dichter48 dat het kleine - namelijk de wieg - voor de zuigeling te groot is en, wanneer hij zelf groot is geworden, de oneindige wereld voor zijn onderzoekende geest te klein is.

Zo groeit ook de voorstelling van Mij en Mijn schepping met de graad van inzicht steeds verder.

Het is niet zo dat een engelengeest Mij werkelijk ziet zoals Ik persoonlijk (als absolute God) ben, want geen geschapen geest verdraagt dat. Nee, elke geest ziet Mij zoals zijn innerlijk is. Al naar het geestelijke niveau van ontwikkeling van elk van hen vormt zich zijn ideaal, Mijn Ik, en Ik ben dan ook alleen maar zo voor allen gelijk toegankelijk; want een ieder kan Mij in zijn hart dragen zoals hij Mij voelt en zoals Ik voor zijn inzicht te bevatten ben.

Kijk bijvoorbeeld naar een zuigeling aan de moederborst: begrijpt of verstaat hij de lieflijke woordjes van zijn moeder, of haar zachte blik? Nee, hij begrijpt daar niets van. Pas mettertijd groeit zijn begripsvermogen en zo de verbinding en wederkerige liefde; deze wordt echter meestal door het kind heel anders opgevat, tot vervolgens het verlies van zijn moeder hem de hele waarde laat voelen van een zich voor hem opofferend hart in zijn volle gewicht.

Zoals deze liefde is ook de liefde van Mijn schepselen tot Mij. Ze schrijden allemaal voorwaarts, krijgen allereerst meer en meer inzicht in Mijn schepping, en overeenkomstig dit inzicht zal ook de mate van hun liefde zijn.

Aangezien alles in Mijn schepping een doel heeft waarvoor het bestaat, zo is natuurlijk ook de gehele grote geestenwereld geschapen om al naar gelang hun 48 Schiller.

Page 109: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

bestemming en intelligentie mee te helpen bij het opbouwen, in stand houden en verder brengen van het geringere tot iets hogers.

Zoals bij jullie ook een heel staatsbestel alleen maar is wat het moet zijn door de samenwerking van velen, zo is ook in Mijn geestenrijk geen stilstand. Leven is het grondbeginsel van al het bestaande, en dit leven is echt niets anders dan werkzaamheid! Zoals de materiële wereld door het vibreren van afzonderlijke atomen of moleculen tot ontwikkeling komt en zich uit iets kleins iets groots ontwikkelt, zo bestaat ook in het leven der geesten dezelfde wet - gewerkt moet er overal worden. Rust zou hetzelfde betekenen als dood, en een wezenlijke dood bestaat in Mijn schepping helemaal niet.

Daarom worden aan geesten ook, in overeenstemming met hun intelligentie en geestelijke hoogte, werkingsgebieden toegewezen. Daar boeken ze voor zichzelf vooruitgang en dragen ook bij aan de vooruitgang van werelden en andere wezens. Ze hebben daar een voortdurende oefening: deels om hun morele geestelijke hoogte te verbeteren en deels om bij te dragen aan het voortbestaan van het geheel en zo voor zichzelf een eeuwigdurende zaligheid en Mij steeds vreugde te bereiden.

Om echter deze geesten een maatstaf te geven in hoeverre ze aan de goddelijke eigenschappen kunnen voldoen, en of het mogelijk is om datgene wat ze verlangen ook te volbrengen, besloot Ik om door Mijn menswording, door Mij in te kleden in het kleine omhulsel van een aardse mens de grote geestenwereld daarmee een bewijs te geven; het bewijs dat wie iets goddelijks in zich wil dragen en het ten nutte wil maken zoals hem betaamt, in het kleinste de grootste doeleinden en de grootste effecten kan bereiken.

Zo werd Mijn menswording, met haar verdeemoediging, verloochening en opoffering, voorlopig de maatstaf voor de waardigheid van een ‘kind’, voor al die geesten die Mij behalve als schepper ook als liefhebbende Vader wilden beschouwen.

Zo werd de grondslag gelegd voor het grote bouwwerk van die geestelijke hoogte die voor een geschapen wezen mogelijk en bereikbaar is. De band die dit alles bijeen moest houden - de liefde - werd pas door Mijn daad van vernedering en opoffering vaster aangetrokken; ze trok gelijkgezinden dichter naar elkaar, om in verbondenheid met elkaar gezamenlijk de weg van vervolmaking te gaan. En aangezien in de hele schepping niets perfect is, buiten Mij, voelde elke enigszins helder ziende geest de gebreken die aan zijn wezen kleefden. Daarom zocht hij in andere geesten wat hem ontbrak en trachtte dat aan te vullen door zijn eigen ik met een ander te verbinden. Vervolgens zou hij dan van die andere geest leren wat hem zelf ontbrak en zou hij een standvastig voorbeeld om zich heen hebben van datgene wat een geest met betrekking tot de schepper en Heer van de gehele oneindigheid kan worden en zijn.

Zo voortschrijdend, zichzelf volledig makend en steeds hetzelfde voelend als Ik zelf - alleen in eindige mate - streven de geesten opwaarts, steeds beantwoordend aan Mij en Mijn liefdeswetten. Naarmate ze hoger stijgen worden ze ook, overeenkomstig hun diepere inzicht in Mijn schepping, ingezet voor grotere missies; daarbij kunnen ze, terwijl ze zichzelf steeds meer louteren, ook voor anderen de weg naar Mij banen.

Dit is het grote leerdoel van Mijn geestenwereld, de voortdurende bezigheid en de eigenlijke opgave ervan.

Page 110: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Zoals de drie--eenheid, in Mij gepersonifieerd, als een geheel moet worden gezien - namelijk: liefde, gereguleerd door de wijsheid en uitgevoerd door standvastigheid (de wil) - zo bestaat bij hen dit drietal, als belangrijke basisfactor van hun wezen, in het zijn, worden en hopen. Dat wil zeggen: in het bewustzijn van wat ze zijn; in de zekere weg, wat ze zullen worden; en in het vaste vertrouwen dat ze dit, met de blik voortdurend op Mij gericht, ook zullen verwerven.

Bij jullie heeft een hele staat een menigte ambtenaren van lagere en hogere orde, die allemaal hun bijdrage moeten leveren om het hele staatsbestel in stand te houden en te besturen. Evenzo werken Mijn geesten met hun verschillende missies er aan mee om het leven, de werkzaamheid en het proces van voortschrijden en ontwikkeling te bevorderen. Alleen met het verschil dat bij jullie en op iedere andere wereld een ondergeschikte aan een hoger geplaatste verkeerde berichten kan geven over de stand van zaken in het werkingsgebied wat hem is toevertrouwd. In het geestenrijk is daarentegen echt geen verbergen van gedachten mogelijk en kunnen de hogere geesten de lagere helder doorzien. Daar bestaat de wereld van veinzerij en leugen niet, maar het rijk van de waarheid waar Ik, als oerbeeld ervan, bovenaan sta.

Zo is het trapsgewijze opklimmen van aan de materie gebonden geesten - met een beperkt werkingsgebied en een beperkt uitzicht.

Vrij van de materie! Met onbegrensde volledige macht van de wil en met een goddelijk vermoeden van het onbereikbare! Eeuwig streven en eeuwig voortschrijden, eeuwige geboorte en eeuwige verandering van gedaante! Eeuwig uitscheiden en eeuwig opzuigen! Eeuwig leven en eeuwige wisseling van vorm!

Zo brengen Mijn geesten Mij het goddelijke, wat Ik aeonen van tijden geleden heb uitgezonden, langs langzame louteringswegen weer terug; beproefd, verdeemoedigd en in staat tot een hogere vlucht.

Als je zo je blik door de oneindigheid laat dwalen, wat een werkzaam leven zie je daar niet, wat een levendige bedrijvigheid in en buiten de materie, in en op de grote werelden evenals op de daaromheen cirkelende zonnen, planeten en zwervende sterren. Overal hetzelfde doel, overal hetzelfde resultaat: vergeestelijking van het grovere, verlossing van het gebondene.

En wat zich zo in de materiële en geestelijke wereld eeuwig maar door beweegt, leeft, vergaat en opnieuw verwekt wordt, wat in het groot evenals in het kleinste materiële atoom gebeurt, dat vind je ook terug in jezelf en in je leven, net zoals in de grote geestenwereld.

Precies datzelfde probeert zich kompleet te maken door wat er ontbreekt: de honger zoekt voeding en de dorst zoekt bevrediging van haar behoefte om vervolgens, verenigd met wat er ontbrak, weer verder en hoger te stijgen. Dit alles is voor te stellen als de vorm van een pyramide; aan de top daarvan sta Ik als afsluitend eindpunt, als sluitsteen, het hoogste punt van de brede basis; daar houd Ik alles bijeen, overzie Ik alles en ben Ik voor allen het toppunt van hun vurig verlangen49.

Niet voor niets hebben de oude Egyptenaren de vorm van een piramide gekozen voor hun graftomben en schoolgebouwen. De geestelijke analogie van de piramide was hun goed bekend; het was de geschikte vorm om het ‘Allen voor een en een voor allen’ , ofwel ‘Pira-mi-dai’50 uit te drukken. Zoals bij een piramide van bovenaf een 49 Zie figuur 1.50 In het Gr. Ev. Joh. deel IV, hfdst. 206 en deel V, hfdst. 72: ‘Pira mi dai’ - ‘Geef Mij wijsheid!’.

Page 111: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

gelijke druk wordt uitgeoefend op alles wat eronder ligt en zoals ook alle afzonderlijke onderdelen niet ieder voor zich, maar allemaal voor allen bestaan, zo bestaat ook in de geestenwereld niemand op zichzelf. Niemand werkt en leeft alleen voor zijn eigen hogerop komen, nee, het instandhouden van het eigen ik is weliswaar noodzakelijk, maar dat is een vereiste vanwege het in stand houden van anderen, vanwege het in stand houden van het geheel.

Ook zijn in een piramide de massa’s op de grond dichter, compacter en van vastere aard; hoe meer naar boven, des te lichter zijn ze en van des te kleinere afmetingen, tot tenslotte een enkele lichte steen het gehele bouwwerk tot sluitsteen dient en de kroon en het eindpunt ervan is. Het geestelijk van het grote naar het kleine voortschrijden is als een piramide, maar zeker is het voortgaan van het zwaardere, materiële naar het geestelijke dat ook. Mettertijd verminderen door de druk van bovenaf de stenen van de piramide in hoogte, en zullen zelfs eenmaal tot stof uiteenvallen. Daardoor komt de op de hoogste top geplaatste sluitsteen ook steeds dichter bij de basis op de grond. Evenzo zal ook in het geestenrijk door voortdurende vergeestelijking van het lagere de afstand van Mij tot de laagste geesten steeds kleiner worden. Daardoor zal Ik, net als de sluitsteen van de piramide, eenmaal tot zeer dicht bij de overblijfselen van de basis komen. Maar wat zal Ik daar dan aantreffen?

Niet meer de grove massa van de basis van de piramide, geen harde steen, maar materiaal dat vrij is van zijn vroegere bestaan en klaar ligt om door middel van andere verbindingen een nieuw leven aan te gaan. Terwijl de eerste verbinding hard en vast was, is deze massa nu bruikbaar en geschikt om iets lichters en geestelijkers op te nemen, en zo te beginnen aan een kringloop langs nieuwe treden. Daarbij moet Ik, als voormalige sluitsteen boven hen, dan onder hen zijn als aanvoerder, leider en Vader51.

De schepping was dus ooit als een piramide opgezet, en door Mijn komst op jullie aarde werd het signaal gegeven tot vergeestelijking van die vorm; en ook tot het oplossen van die vorm, opdat er niets van veraf, maar alles nauw aaneengeschaard met Mij en door Mijn leer de weg van de geest kan opgaan en zich kan vervolmaken.

Dit grote feest van vereniging is begonnen, tenminste voor jullie op deze kleine aarde levende mensen, die Ik ooit tot Mijn kinderen heb bestemd.

De top van de piramide zakt langzamerhand naar beneden; het Onbereikbare komt dichter bij jullie om je vergeestelijkt binnen te voeren in Zijn rijk, het grote rijk van de geestenwereld. Daar is dan geen beneden of boven, maar slechts een centrum - wat er eeuwig zal zijn: Ik, en een schare liefhebbende geesten om Mij heen! (Eén herder en één kudde)

Hiermee zijn je vragen afgehandeld op een voor jou begrijpelijke manier. Ja, er bestaat een oneindige ladder, en die moet ook bestaan. De geesten klimmen immers omhoog naar Mij, waar ze allemaal gezamenlijk moeten werken om Mijn heerlijkheid te vergroten en Mijn liefde beter te begrijpen.

Ook jij, Mijn zoon, zult eenmaal je geestelijke bestemming duidelijker inzien en nog beter begrijpen wat Hij is, wat Zijn liefde is. Want Hij en Zijn liefde zijn oneindig en daarom door geschapen wezens nooit volledig te bevatten; ze kunnen echter wel aanvoelen dat er een eeuwig voortschrijden bestaat. Echter de laatste sport van deze 51 Zie figuur 2.

Page 112: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

ladder kunnen jullie, geschapen wezens, niet zien of bereiken. Want over zulke dingen heers Ik, en van daar overzie Ik helemaal wat jullie, geesten en afstammelingen van Mij (individueel meer en meer, maar steeds alleen gedeeltelijk), kunnen inzien, al naargelang de hoogte waarop je op je ladder staat.

Voorwaarts! Dat is het verlossingswoord in Mijn schepping. Werk allemaal - met liefde, door liefde - tot liefde! Amen!

Hoofdstuk 22

Bij de scheppingsgeschiedenis

(ontvangen 16 april 1871)

Aangezien je broeder zo heel vurig, zoals hij het uitdrukt, ‘van de nacht naar het licht’ zou willen komen, wil Ik aan dit verzoek van hem voldoen; Ik wil hem derhalve de weg tonen die hij weliswaar allang gaat, maar waarbij hij zich nog niet helder bewust is van alles wat hem op die weg al is gezegd en geleerd.

Zie nu, Mijn zoon, aangezien je al lang in Mijn tuin werkt en onverdroten het zaad uitstrooit naar alle vier windstreken - zie, je hebt al veel onder handen gekregen, en alhoewel je het ook direct hebt aangepakt, heb je het echter toch niet op de juiste manier begrepen zoals Ik dat wil. Deze vraag in je laatste brief is dan ook weer een bewijs dat je noch Mijn schepping van geesten, noch die van de kosmos of mensen in hun diepste zin helemaal juist hebt begrepen.

Om dit alles waar je Mij nu om vraagt duidelijker voor je te maken hoef Ik je niets nieuws te zeggen, maar hoef Ik alleen het oude, wat al in diverse woorden van Mij gegeven is, nader te verklaren en je aan vergeten gedeelten te herinneren; deze zullen je dan de leidraad uit het labyrint geven, opdat je (ook daarin) ‘van de nacht naar het licht’ komt. Welnu, luister dus:

Je zult je herinneren dat Ik in de ‘Haushaltung Gottes’ al zei, waar het gaat over de schepping van de geesten- en materiële wereld, dat in de eerste plaats de geesten werden geschapen, en uit en onder hen de grootste: ‘Satana’ ofwel ‘Lucifer’; dat deze laatste echter in plaats van lichtdrager, door samen met zijn metgezellen Mij afvallig te worden, drager en vertegenwoordiger van de duisternis is geworden.

Verder zul je je herinneren dat Ik vervolgens, om voor deze afgevallen geesten een weg tot terugkeer te banen, de materiële wereld schiep, ze daar inkleedde in materie en ze zo, hoewel tegen hun zin, uitnodigde de school van deemoed en verloochening door te maken.

Op deze wijze werd, zoals je je zult herinneren, de weg aangegeven waarlangs geesten, te beginnen bij de hardste massa tot aan de mens, als laatste trede van de materiële schepping, zichzelf steeds meer kunnen louteren en omhoog stijgen. Je herinnert je echter ook dat in de mens, zoals je vermeldt, “drie dagen voor de geboorte een klein blaasje van de fijnste en meest solide zielesubstantie52 zich om de eens slecht geworden geest sluit. In het binnenste daarvan heeft echter toch de 52 Zie ‘De verlossing’ in ‘Weg tot geestelijke wedergeboorte’.

Page 113: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

eigenlijke godsvonk van liefde zelf zijn zetel, en deze laatste geeft dan de slechte geestvonk ten eerste de mogelijkheid om zich ten behoeve van het goede te ontwikkelen, en drijft hem ten tweede ook steeds hiertoe aan”.

Welnu, wanneer je over wat hiervoor gezegd is maar enigszins nadenkt, dan moet de vraag in je opkomen: wanneer die geest in dat blaasje er pas drie dagen voor de geboorte in wordt gelegd, wie ontwikkelt dan het lichaam van het kind tot dat moment? Wie zorgde er voor zijn inwendige, en wie voor zijn uiterlijke vorm en gesteldheid als mens, opdat toch tenminste de middelen allemaal al voorhanden zijn die ervoor nodig zijn om daaruit een mens naar Mijn zin te maken?

Kijk, hier moet Ik je antwoorden:Ben je dan vergeten dat alle afvallig geworden en in materie gebonden geesten

de materie zelf uitmaken!Wie is nu degene die het kind ontwikkelt, vanaf het embryo tot aan het

genoemde tijdstip voor de geboorte? Kijk, dat zijn dezelfde naamloze geestdeeltjes die - als zieleproces, geleid door de ziel van de moeder - zelf de ontwikkeling, het opbouwen en inrichten van het kinderlichaam uitvoeren; ze voltrekken daar de materiële opbouw precies zo als in een plant of enig ander materieel voortbrengsel, echter aangepast aan hun soort.

Voor het geboren wordt heeft het kind het (vegetatieve) bewustzijn van een plant en geen intellectueel leven of bewustzijn. Het wordt door de geesten voltooid al naargelang zijn soort, net als ieder dier in het moederlichaam of in het ei. Zodra echter het naar buiten treden uit deze innerlijke wereld nadert en het plantenleven van het kind niet meer voldoet, maar de grote stap gedaan moet worden die de mens van het dier onderscheidt, dan wordt in dat blaasje in het voor verdere geestelijke opbouw klaarliggende apparaat de eigenlijke pulsator, opwekker en verdere bevorderaar gelegd. Dat wil zeggen: een vonk van die grote geest, die hier in het klein het uit de duisternis van het moederlichaam komende onmondige kind, zoals Mijn zoon zegt, ‘van de nacht naar het licht’ moet leiden!

Deze vonk van de ooit afvallig geworden grote lichtgeest heeft beslist tendensen van zijn oorsprong in zich, aangezien de weg van de mens steeds dezelfde is, en wel: voorwaarts te schrijden van het slechte naar het goede. Alleen, zoals ook in de grote afvallig geworden geest enkel Mijn liefdesvonk lag, die door hem werd miskend en misbruikt, zo ligt die straal van Mijn onvernietigbare liefde ook in deze kleine ooit afvallig geworden geestvonk. Door die liefdesstraal begint dan, met het naar buiten treden van het kind en zijn scheiding van het leven van de moeder, zijn eigen leven waarin, net als in de grote Lucifer, de strijd tussen goed en kwaad een aanvang neemt (als menselijk leven) en wat enkel het product is van de strijd tussen deze beide elkaar tegenwerkende principes en tendensen53.

Op deze manier is het einddoel van het leven en het geestelijk voorwaarts schrijden dus verzekerd: van de nacht naar het licht! Zo bestaat het, en zo moet de wereld zichzelf in stand houden.

Dat in het begin, bij de schepping van de eerste mens Adam54 niet zo te werk kon worden gegaan is heel natuurlijk. Want net zoals de eerste plant, het eerste dier enzovoort zonder zaad en zonder geboorte alleen direct uit Mijn handen moest 53 Neigingen54 Ca. 6000 jaar geleden; zie ‘De profeet Jakob Lorber’ en het Gr. Ev. Joh.

Page 114: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

voortkomen, zo was dat ook bij de eerste mens het geval. Ook hij kwam direct voort uit Mijn hand, was naar Mijn beeld geschapen, had in deze scheppingsperiode een andere organisatie, een andere gestalte en andere geestvermogens en was bestemd voor een langere levensduur wanneer hij zou leven naar zijn bestemmingen, die Ik ook voor de geesten en Lucifer ofwel Satana als een ‘zou moeten’ en niet als een ‘moeten’ heb geschetst.

Het alleen leven van de eerste mens was niet vereist. Niet alleen was het al voorzien, maar het lag zelfs in mijn eigen Ik dat Ik hem een wezen erbij moest geven; een wezen dat met hem mee zou voelen en denken opdat ze zo, met elkaar vreugde en verdriet dragend, de levens- en beproevingsweg gezamenlijk zouden aflopen.

Ook Ik zelf wilde niet alleen leven, niet alleen zijn, Me slechts van Mijn macht bewust. Daarom schiep Ik wezens die, doordat ze zich dan zouden verlustigen in Mijn scheppingen en zich erover verheugen, Mijn vreugde om schepper te zijn konden verdubbelen.

Zo schiep Ik geesten; Ik schiep grote, Mij waardige evenbeelden - en wat gebeurde er met de grootste onder allen? Jullie weten het: hij viel, werd van Mij afvallig. En wat gebeurde er met de mens? Ook hij viel en werd van Mij afvallig. Beiden, Lucifer en mens, sloegen geen acht op de wet van de liefde en wilden als vrije wezens hun eigen weg gaan. En zo moest de wet van de liefde wel langs andere wegen, maar niettemin naar het gemeenschappelijke doel leiden.

Satan55 ofwel Lucifer veranderde zijn liefde in haat, hoogmoed en trots. De wezenlijke geestelijke eigenschappen van de man waren dan ook van luciferische afkomst.

Om het de mens aan een kant gemakkelijker te maken en hem aan de andere kant meer gelegenheid te geven om zijn capaciteiten meer te ontwikkelen en sterker te maken en op deze manier eerder aan Mij gelijk te worden, nam Ik deze verkeerde liefde - dat is de eigenliefde, die meer wilde neigen naar het slechte dan naar het goede - uit de man weg en plaatste deze aan zijn zijde als metgezellin, als begeleidster en als voortplantster van zijn eigen geslacht en soort.

Zo werd de vrouw geschapen, toegerust met alle lichamelijke en innerlijke schoonheden die Ik ooit in Satan had gelegd om als beeld van eeuwige liefde in de schepping te schitteren. En zo zou ook de vrouw, als zelfstandig wezen, deze eigenliefde in haarzelf ten opzichte van de man moeten bevechten, hem gehoorzamen en voor de man de last van zijn levensweg verlichten.

Het enige wat Ik de mens, als Mijn evenbeeld, onthield en tot hoeksteen van het gehele geestelijke wereldstelsel maakte, was de vleselijke voortplanting.

Deze zou niet moeten plaatsvinden net zoals bij dieren, maar net zoals bij geestwezens56. Ik gaf de mens zijn wil evenwel vrij. Het in hem gelegde beginsel van Lucifer, het principe van oppositie57, overwon - wat Ik wel vooruit wist, en waarnaar Ik alles van al bepaald had. Alleen wilde Ik dat de mens en de geesten nooit Mij de schuld zouden geven, maar het alleen zichzelf zouden aanrekenen wanneer hun gewenste gelukzaligheid niet bereikt werd op de weg die zij, en niet Ik, wilden gaan.

55 Wat betreft het nuanceverschil tussen ‘Satana’ en ‘Satan’: zie o.a. ‘Aarde en maan’.56 Zoals bijvoorbeeld bij de mensen op Saturnus; zie het boek ‘Saturnus’.57 Tegenstand, tegenspraak.

Page 115: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Satana benutte deze door haar in de mens gelegde eigenschappen, verleidde de mens en maakte hem ook voor een deel tot medeschuldige aan haar eigen val, om zich met haar gevallen geesten voortdurend consequent als tegenpool van Mij op te stellen.

Zo werd dus de wereld met al haar inrichtingen veranderd, opdat juist deze grootste stap van Lucifer ofwel Satana tot het grootste voordeel van Mijn geestelijke opbouw zou dienen; en wel zodanig, dat de afvallig geworden geesten er nu pas echt aan moeten bijdragen om Mijn rijk te bevorderen en hun eigen terugkeer te vergemakkelijken. Als vrije God die vrije wezens schiep, moest Ik ook voor hen deze vrijheid niet inperken. En toen Satan dan uiteindelijk door de schoonheid van de vrouwen en de eerzucht van de mannen de mensheid langzamerhand ontrouw aan Mij wilde maken, moest Ik door een gedeeltelijke vernietiging van het menselijk geslacht, door de zondvloed58, paal en perk stellen aan de kiem van het kwaad. Ik moest de mensen er weer aan herinneren dat Ik de Heer ben en dat Satan slechts Mijn dienaar is en zal blijven.

Toen Satan Mij vervolgens beloften deed over terugkeer en tenminste naar de schijn afzag van zijn streven, stelde Ik hem voor de uiterste proef. Ik besloot Mij zelf in de gestalte van een mens en in geheel-mens-zijn bloot te stellen aan zijn verleidingen, om hem door een daadwerkelijk bewijs ervan te overtuigen dat al zijn streven voor niets is en dat al zijn weerstand bieden tegen Mijn wil en Mijn heilige wetten tevergeefs is.

Ik werd mens, preekte en verkondigde Mijn zachte leer, onder de voortdurende inwerking van Satan. Intussen verleidde hij de mensen tot de meest dwaze en wreedste zonde, namelijk dat ze hun schepper en Heer lijfelijk moesten doden; wat ze ook deden. En juist daardoor bekroonden ze het grootste werk, wat Ik als God reeds lang tevoren had bepaald en voorzien, om Mijn geesten en mensen door een voorbeeld te laten zien wat ze met woorden niet wilden geloven.

Nu gaat de wereld in haar satanische streven weer zo ver dat ze met hulp van Satan nogmaals het zaad van het goddelijke zou willen uitroeien. Want Satan kan van Mijn lankmoedigheid twee bewijzen laten zien; alleen weet hij ook van Mijn wederkomst, in het bijzonder op deze aarde. Hij weet dat Ik Mij niet voor niets duizend en zoveel jaar geleden heb laten kruisigen; hij weet dat Ik het werk wat Ik Mij heb voorgenomen niet onvoltooid wil laten. En dus doet hij nu nog al het mogelijke: hij berooft mensen van al het goede en zalige en drijft ze de materiële ellende in. En juist daar zal vervolgens Mijn rijk als laatste reddingsanker weer lichtend oprijzen; daar zal dan weer niet zijn plan, maar Mijn grote vredeswerk bekroond zijn.

Want de grote liefde zal alle verdwaalden weer in haar armen nemen. Ze zal hun met weldaden vergelden wat ze aan kwaads hebben gedaan en in het bijzonder dat wat ze geloven tegen Mij begaan te hebben; ze zal hun de hand van vergiffenis reiken. En alle mensen zullen dan begrijpen dat ze niet Mij, maar zichzelf de grootste en slechtste poets gebakken hebben.

58 Tegenwoordig schijnt men van een ‘zondvloed’ niets meer te willen weten, omdat de van God vervreemde mensheid ook het woord ‘zonde’ (‘Sünde’ in het Duits) niet meer wil kennen, en men schrijft in het Duits ‘Sintflut’. ‘Sint’ betekent echter alleen maar een ‘grote’ vloed, die er wel vaker geweest is. Er was echter maar één ‘zondvloed’ (‘Sündflut’), en die wordt in deze tekst bedoeld. Zie hiervoor ‘Die Haushaltung Gottes’, deel 3.

Page 116: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Zo zal Mijn triomf zijn. Zo zal de liefde, die ooit de eerste geesten en wezens schiep, deze verdwaalde wezens weer met dezelfde liefde aan het Vaderhart drukken als ze eenmaal de geschapen geesten deed. En Lucifer, die met lege handen vertrekt, zal weer moeten toegeven dat hij, net als de mensen, niet Mij maar zichzelf het meest heeft geschaad.

Dat is de triomf van de waarheid en de liefde en de daarmee verbonden wijsheid: dat uit al het prijsgeven van de eigen wil, uit al het vrij beoefende kwade of goede het uiteindelijke resultaat toch alleen maar steeds hetzelfde is, dat wil zeggen de stap ‘van de nacht naar het licht’!

Mijn zoon, begrijp je nu Mijn schepping van de geesten en van Adam, Mijn menswording en jouw eigen heil? Kijk, Mijn kind, zo moet je deze dingen opvatten.

In al Mijn woorden ligt het oneindige. Wanneer er soms twijfel bij je opkomt, neem dan een woord van Mij ter hand. Met nadenken en Mijn hulp zul je dan ook spoedig van de nacht naar licht gevoerd worden; dan zul je in het licht je liefhebbende Vader met uitgespreide armen gewaarworden, die jou en allen toeroept: “Komt allen tot Mij, die beladen zijn, en Ik zal jullie je last afnemen en jullie verkwikken!”59 Amen.

Hoofdstuk 23

Het kruis in de schepping

(ontvangen 1 februari 1872)

In Mijn laatste woord heb Ik jullie laten zien hoe de vorm van het kruis in geestelijk opzicht opgevat zou moeten worden60. Verder heb Ik jullie aangetoond dat tussen het geestelijk streven en het werelds handelen de vorm van het kruis weer de inwerking van het ene op het andere uitdrukt. Ik heb jullie geleerd dat in die vorm symbolisch twee elkaar weerstrevende krachten - hetzij materiële krachten, hetzij geestelijke eigenschappen - steeds elkaar trachten tegen te werken. Verder heb Ik jullie de weg uitgestippeld die jullie moeten gaan onder de last van het kruis, wanneer menselijke, wereldse omstandigheden jullie geestelijke richting ‘doorkruisen’. En nu wil Ik jullie verder nog andere diepten onthullen, waarbij dit kruis, als symbool van Mijn vernedering en verheerlijking tegelijk, in alle vormen van geschapen wezens ofwel duidelijk naar voren treedt ofwel erin verborgen ligt. Ik wil jullie laten zien dat zelfs in de loop van de werelden, in de vorm van hun banen en in de materiële en geestelijke kosmische mens deze vorm steeds naar voren komt. Opdat jullie mogen inzien dat het in Mijn levensloop niet zonder betekenis was dat Ik als schepper van al het bestaande juist op deze manier de lichamelijke dood moest ondergaan. En zoals bij Mijn geboorte ook de omstandigheden en plaatsen ertoe bijdroegen om het neerdalen van het hoogste Wezen aan te duiden, zo was ook Zijn overlijden in zijn soort en op de manier waarop het plaatsvond, in zijn geestelijke analogie de schepper van alles wat leeft waardig en droeg het het stempel van goddelijke eigenschappen.59 Matt. 11:28.60 Zie ‘Passionsgärtlein’.

Page 117: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Want jullie moeten wel bedenken dat de manier van sterven waardoor Ik naar de opvattingen van de mensen ‘de geest zou moeten geven’ juist niet de meest voor de hand liggende kon zijn, maar dat er een zodanige manier gekozen moest worden die, alhoewel het voor de mensen een teken van schande was, voor Mij toch het teken van goddelijkheid zou moeten dragen.

Kijk eens, de vorm van het kruis, zoals dat bestond toen Ik er aan werd vastgenageld, was zo dat het dwarshout de hoofdbalk niet in het midden maar in het bovenste derde deel kruiste.

Ook dit kruisen in het bovenste derde deel is niet zonder betekenis, maar, net als bij het wereldse kruis, in zijn geestelijke overeenkomst van groot belang.

Want net zo min als een mens aan het kruis genageld zou kunnen worden als die dwarsbalk niet met de hoogte van zijn armen zou corresponderen, zo is het in geestelijk opzicht ook een levensvoorwaarde voor het bestaan van alle werelden dat dit kruispunt in de banen der werelden juist in de bovenste helft valt; daardoor is namelijk het doel van instandhouding en voortduring van hun eigen bestaan veilig gesteld.

Ik heb jullie in een ander woord al eens verklaard dat de vorm van de ovaal, de ellips of het ei de vorm is waarin werelden om werelden en stelsels om stelsels cirkelen, en dat vrijwel alle vormen van geschapen dingen in het klein en in het groot zich tot deze vorm laten terugbrengen61. Verder heb Ik jullie gezegd dat in de grote kosmos, hetzij geestelijk of materieel, in een van de brandpunten Mijn zetel is van waaruit Ik alles leid. En verder, dat dit punt als brandpunt en bewegingsfactor bij de banen van alle werelden ook steeds het belangrijkste is; in dat punt bevinden zich altijd de centraalzonnen. En zelfs ook in ieder geschapen ding bestaat dit punt als punt van aantrekking, dat zowel de kleinste atomen tot een groot lichaam verbindt als ook in de grote geestelijke en kosmische scheppingsmens het knooppunt van al het leven is62.

Welnu, wanneer jullie deze vorm van ei, ellips of ovaal precies bekijken en vanuit haar beide brandpunten naar de omtrek lijnen trekken die de lange as van ellips, ei of ovaal loodrecht snijden, dan hebben jullie weer een kruis; dit wordt gevormd door de lange as en de straal van de cirkel die gebruikt is bij het construeren van deze ovale vorm en de eigenlijke hoofdkantoor ervan is (zie figuur 4 en 6).

Bij een ellips (ofwel de ovale vorm waarbij de cirkels, beschreven vanuit beide brandpunten, gelijk zijn -zie figuur 5) is het om het even hoe jullie naar die ellips willen kijken of haar draaien: steeds is de vorm dezelfde. Bij een ei is het anders: daar krijgen jullie twee cirkels te zien, waarvan de ene groter en de andere kleiner is. Zoals Ik in ‘Het ei’ heb uitgelegd, is de kleine cirkel de belangrijkere geestelijke drager van het leven, en de grootste cirkel de minder belangrijke coëfficiënt63 van materiële instandhouding. Daar (bij de gesloten ‘punt’ in figuur 6) strekt het materiële zich in wijde banen uit boven dit brandpunt van de grote cirkel, en hier (bij de open ‘punt’) verenigt alles zich en nadert het meer tot de kleinere maar geestelijk

61 Zie hfdst. 14 van dit boek: ‘Het ei’.62 Zie hfdst. 1 in ‘Aarde en maan’: ‘Het zwaartepunt van de aarde’.63 Constante, bepalende factor.

Page 118: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

machtiger cirkel, van waaruit de gehele omtrek van de eivorm en de andere, grote cirkel beheerst wordt64.Welnu, wanneer jullie nu naar deze kruisfiguur in het grote kosmische bouwwerk kijken, dan zul je vinden dat de vanuit het brandpunt of middelpunt loodrecht getrokken lijn65 de omtrek aan beide zijden snijdt; en wel aan de bovenzijde daar waar de lijn van de cirkel haar halve ronding voltooit en vanwaar tevens de gehele omtrekslijn zich volgens de vorm van een ei verlengt en vervolgens, geleidelijk buigend, naar de kleine cirkel toegaat (zie figuur 6).

Op dit punt doorbreekt dus de dwarslijn die door het middelpunt gaat de omtrek en deelt als het ware een lichaam dat zich op de omtrekslijn voortbeweegt eveneens in tweeën, zodra het op dat punt is aangekomen.

Nu is de vraag: wat is de geestelijke analogie van de lange as bij de vorm van een ellips, ei of ovaal, en wat is die van de andere lijn, die deze as in tegengestelde richting snijdt (zie figuur 4)?

Kijk: aangezien alle zonnestelsels zich samen met hun satellieten (aarden, manen en kometen) volgens de vorm van een ei weer om andere, grotere centraalzonnen bewegen, betekent deze lange rechtopstaande as de geestelijke richting van alle in de materie gebonden geesten. De dwarsverlopende lijn, die vanuit het brandpunt naar de omtrek loopt, betekent de materiële tendens om steeds aan het geestelijke weerstand te bieden, ja zelfs, bij het doorsnijden van de omtrek, er een halt aan toe te roepen.

Ook hier strijden er dus weer twee machten, de geestelijke en de materiële, om hun blijvend voortbestaan.

Bij de grote zonnestelsels is, geestelijk gezien, het brandpunt van de kleine cirkel steeds het machtiger punt, waar omheen de planeten en bijzonnen met grotere snelheid gedreven worden, terwijl op grotere afstand, bij de grote cirkel, hun beweging langzamer wordt.

Hier, in de nabijheid van de kleine cirkel, ontwikkelt het geestelijke zich in snelle vlucht; daar, bij de grote cirkel, ontwikkelt zich het materiële in een langzaam voortschrijden.

Hier raakt de lijn die door het brandpunt van de kleinste cirkel gaat de omtrek van de eivorm op korte afstand van haar middelpunt; dat is het goddelijke, dat het geestelijke snijdt of raakt. Daar (bij de grote cirkel) wil het geestelijke de materie vergeestelijken.

Wat hier in de vorm van ellips of ei in ieder planetenstelsel is vastgelegd en in grotere stelsels steeds herhaald wordt, dat is ook in de kosmische mens en de geestmens te vinden. Op analoge wijze is daarbij de richting van de voeten naar het hoofd de geestelijke richting en die van de uitgespreide armen de materiële richting (zie figuur 3).

Het is de vorm van het kruis die hier, als twee verschillende richtingen, leven verwekt, veroorzaakt en in stand houdt, en zo het voortbestaan van al het geschapene verzekert.

64 Dit ei lijkt op de piramide: boven het kleinste maar belangrijker punt, en onderaan de brede materiële basis. Zie figuur 7.65 De horizontale, haaks op de lange as staande lijn.

Page 119: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Als jullie de menselijke vorm opmerkzaam bekijken dan vinden jullie, wanneer je je een mens voorstelt met uitgespreide armen alsof hij aan het kruis was geslagen, dat je door de uiteinden van zijn lichaam - d.w.z. door hoofd, handen en voeten - eveneens een lijn kunnen trekken die met de vorm van een ei overeen komt.

Alleen is het verschil dat hier de grote cirkel daar komt te liggen waar het hoofd is, en de kleine cirkel dichtbij de voeten komt te staan.

Dit moet je als volgt begrijpen: de lange as van de eivorm bepaalt de geestelijke richting van de mens, van beneden naar boven, van de aarde naar de hemel, van het materiële naar het geestelijke! Deze richting - die van een geschapen wezen - is tegengesteld aan die van Mij en Mijn geestenwereld. Want bij Mij was het: van het geestelijke naar het materiële, van boven naar beneden; en bij de mens: van het materiële naar het geestelijke.

Daarom stelt bij de mens de grote cirkel, die boven en langs zijn hoofd gaat, de grote materiële schepping voor die zich boven zijn hoofd tot in het oneindige uitbreidt, zoals de sterrenhemel ‘s nachts laat zien.

Het brandpunt daarvan is zijn hart, als vereniging van het geestelijke en het materiële, en het orgaan van het verstand, het hoofd; dat laatste zou, ondergeschikt aan het hart, niet zelfstandig handelend moeten optreden maar het hart behulpzaam moeten zijn66.

De uitgespreide handen vormen het snijpunt ofwel de lijn van de tegenstelling tussen al het geestelijke handelen en streven en de ziele- en wereldse hartstochten.

Het is dus het brandpunt van de grote cirkel wat bij de mens de hoofdrol speelt, terwijl de kleinste cirkel helemaal niet duidelijk geprofileerd bestaat, maar alleen als goddelijke vonk aan het ziele-ik van de mens is toegevoegd om het te vergeestelijken.

Bij dieren vinden jullie de kruisvorm eveneens, zoals bij vogels en vliegende insecten. Bij viervoetige dieren zijn het ook dezelfde krachten en geestelijke brandpunten, alleen is bij deze laatste dieren de hoofdrichting evenwijdig aan het aardoppervlak, zijn hun dubbele snijpunten - de vier poten, nog tweevoudig aan de aardkorst gehecht - afgestemd op het doel van hun bestaan en komt hun instinkt overeen met de gerichtheid van hun ziel.

Aan de leiband van de natuur worden dieren nog door hun instinkt van niveau naar niveau geleid; de materiële gerichtheid overheerst, de geestelijke zielegerichtheid is ondergeschikt.

Ook hun handen - die bij de mens voor ‘hand’elingen zijn bestemd - worden nog als poten, als steunen van het geheel gebruikt; buiten het geslacht der apen kunnen weinigen ze voor iets anders gebruiken dan om te lopen. Bij hen bestaat de kruisvorm wel, maar deze wordt niet toegepast met het doel zich uit te drukken zoals bij de mens, in wie het geestelijke zielebeginsel pas vrij staat en al maar meer hunkert naar geestelijke ontwikkeling. Uit het feit dat bij insecten en wormen de kruisvorm des te

66 Het hart ligt hier dus op het bovenste kruispunt als belangrijkste levenshaard en brandpunt - geestelijk als liefde, en op het psychische (ziele-)vlak als de wil. Deze laatste komt overeen met het andere brandpunt (wat in figuur 3 ter hoogte van de knie valt) en betekent de met de liefde geestelijk overeenkomende deemoed, terwijl het op het psychische vlak als zinnelijkheid en lichamelijk als seksualiteit verschijnt. Bij het beschouwen van dit schema als schaal van geestelijke waarden is gemakkelijk in te zien wiens geesteskind een mens is, al naargelang er een lichamelijk, een ziels- of een geestelijk brandpunt prevaleert, ofwel - wat bij de huidige tijdgeest veelvuldig voorkomt - helemaal geen brandpunt, maar zelfs het ‘excentrische’ brein overheerst.Zie ‘De antichrist’ in ‘De wederkomst van Christus’, p. 53 e.v.

Page 120: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

frequenter voorkomt (zie tekening), mogen jullie afleiden hoe veelvuldig het materiële de geestelijke weg doorsnijdt, hoe het zo de hogere ontwikkeling tegenwerkt en deze slechts langs vele, langzame wegen laat volbrengen.

Het kruis is dus in de eerste plaats de drager en grondlegger van de vorm van een ei of ellips. Ten tweede is het de enige factor van het bewegende leven, het in stand houden en het bestaan; en het is een voortdurende stimulans tot grotere werkzaamheid en verder vorderen op de geestelijke ladder tot aan Mij, als hoogste einddoel van alle geschapen geesten.

Kijk, bij jullie aardbol bestaat er een as, die er van het zuiden naar het noorden doorheen gaat. Deze loopt echter niet zoals je deze ziet op jullie beeldend nagemaakte wereldbol, maar moet gedacht worden van de ene magnetische (niet de mathematische) pool naar de andere. Vervolgens trekt hier in het bovenste derde deel een andere kracht doorheen, dat wil zeggen de kracht van intelligentie en geestelijke vermogens. Je ziet dus ook dat de werelddelen die in het bovenste derde deel liggen geestelijker en wakkerder zijn omdat ze, gestimuleerd door deze kracht die aan hen tegengesteld is, aangezet worden tot een hoger geestelijk leven. Daarentegen mist in het zuiden het materiële deel, als het ware ingeslapen en nog half in een droomleven, deze capaciteiten meer. Net als in een droom bezit het wel een mooier toegeruste natuur, maar geestelijk beschouwd komt het overeen met de fantasiebeelden van een droomleven, ten opzichte van het wakkere, geestelijke verstands- en gemoedsleven.

Zoals jullie aardbol hier ook de vorm van het kruis laat zien, zo komt deze vorm overal naar voren in het bestaan en vergaan van de materie en in het geestelijke als richting naar boven of beneden. Alleen in het goddelijke bestaat er geen tegengestelde richting meer, want daar zijn, als steunpunt van al het geschapene, stilstand, rust en een eeuwig vastgelegd grondbeginsel. En dat grondbeginsel is: hoewel naar een doel strevend, alleen rekening te houden met liefde en wijsheid, waarbij de laatste de eerste veronderstelt en deze modificeert67.

Terwijl echter het kruis overal de strijd aangeeft tussen twee elkaar weerstrevende richtingen, zijn in het goddelijke de liefde en de wijsheid in zoverre verenigd, dat ze zijn als twee evenwijdig lopende lijnen die - in dezelfde richting en naar hetzelfde doel strevend - alleen het eeuwige bestaan van het geschapene tot doel hebben. Mijn eigen Ik - ofwel deze liefde en wijsheid - vindt er zijn bevrediging in wanneer alles wat door die beide factoren geschapen is zijn doel en missie op de juiste wijze inziet; wanneer de liefde op deze manier haar gedachten door de wijsheid verwerkelijkt ziet en de als primitieve ideeën uitgestuurde geestvonken vervolgens als helder lichtende sterren terug ziet komen.

Zo was en is het kruis het symbool - en zal dit ook blijven - van het geestelijke en materiële leven, waarin het resultaat van twee elkaar weerstrevende en kruisende factoren steeds een hoger geestelijk niveau moet zijn. Van daaruit wint de ene richting naar boven steeds meer aan invloed en wordt de andere die deze kruist steeds zwakker, korter en machtelozer. Totdat ook in de verlichte geest alleen twee gelijk-op lopende potenties - wijsheid en liefde - hem tot richtsnoer zijn geworden en, wanneer alle invloeden van materiële gebeurtenissen zijn opgehouden, het geestelijke de weg tot verlichting alleen verder zal gaan.

67 Wijzigen, beperken.

Page 121: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

In de vorm van het kruis leeft de grote triomf van het geestelijke over het materiële, figuurlijk uitgebeeld door Mijn kruisiging, eeuwig voort. Geestelijk beschouwd vormt het kruis de school van jullie beproevingsleven. De kruisvorm is de levensfactor van Mijn zonnestelsels en van Mijn grote geestelijke en materiële kosmische mens.

Overal is het de overheersende vorm, want ze veronderstelt twee strijdende elementen; en door strijd ontstaat leven, het eeuwig voortschrijdende naar hogere niveaus worstelende leven.

Omhoog! Zoals Ik daar aan het kruis genageld hing, als symbolisch beeld vanaf de aarde naar de hemel opgericht, zo is ook de drang van alles wat leeft naar boven gericht, naar die grote geestenwereld. Voorwaarts dringt onbewust het kleinste atoom in de ether, evenals de grote engelgeest in het geestenrijk. De divergerende en kruisende nevenrichtingen laten niemand datgene bereiken wat hij zo vurig verlangt. Maar juist alleen dit belemmeren heeft de drang tot verzet, tot strijd en de uiteindelijke overwinning tot doel, waardoor de materiële, geestelijke en goddelijke wereld kan bestaan en voortduren.

Span je daarom in om ook onder de druk van het kruis ofwel de druk van wereldse omstandigheden de hoofdrichting naar boven niet te vergeten. Dan houdt al het verzet op, en zullen jullie in de kruisvorm eenmaal ook jullie hemelse Vader terugvinden. Rechtopstaand en met uitgespreide armen wil Hij de geduldige lijders en strijders allemaal liefhebbend ontvangen die onder het kruis - als symbool van lijden en strijd - tijdens hun beproevingsleven Hem en Zijn leer toch niet hebben vergeten en niet hebben verloochend!

Daarom: eer het kruis! Het kruis dat op grote schaal in Mijn schepping en in het klein op Golgota heeft bijgedragen tot Mijn verheerlijking, en dat ook jullie via vernedering tot geestelijke verhoging zal doen komen.

Het is het symbool van lijden. Herinner je daarom Mijn woorden die Ik eens sprak: “Wie zich vernedert, zal verhoogd worden!”

Ook de Joden vernederden Mij en verhoogden Mij vervolgens aan de schandpaal; maar de geestelijke verheerlijking die ze door dit verhogen bewerkstelligden begrepen ze niet!

Wat in die tijd slechts door weinigen gevoeld en vermoed werd, dat kunnen jullie nu heel duidelijk voor ogen zien. Aan jullie heb Ik laten zien hoezeer deze vorm - en de latere symbolische uitdrukking ervan in lijden en strijd - als geestelijk kruis slechts de enige weg tot Mij is; de weg die Ik jullie roemvol voorging en waarop jullie met deemoed zouden moeten volgen. Want ook jullie vernedering zal eenmaal bij Mij tot de grootste verhoging worden. Dan zullen jullie pas inzien dat niet de genoten vreugden, nee - maar het doorstane lijden het hoge genot zou kunnen geven van een zaligheid, zoals ook Ik die genoot toen Ik Mijn missie had volbracht, terugkeerde naar Mijn liefde en Mijn engelen en geesten allemaal liet zien dat het kruis geen schandpaal is, maar een teken van overwinning voor degene die zich er geduldig aan wil onderwerpen. Amen.

Hoofdstuk 24

Page 122: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Schoonheid

(ontvangen 3 februari 1872)

‘Schoonheid’ is een belangrijk, diep en door jullie mensen op verschillende wijzen begrepen woord.

Als het er Mij niet om begonnen zou zijn om jullie en al Mijn nieuw te komen kinderen van de toekomst in te wijden in de geheimen van Mijn Ik en Mijn schepping, ja zelfs van Mijn wijsheid, dan zou Ik jullie overlaten aan je ideeën, waarvan er even zovele bestaan als er mensen op aarde zijn.

En toch, als er bij jullie al een begrip of idee gebruikelijk is, dan moet dit, al wordt het ook naar de eigen aard van een individu verschillend opgevat, toch een grondslag of grondgedachte hebben, waarvan alle andere begrippen slechts uitlopers of variaties zijn. Zoals bij een boom de takken alleen van de wortels en deze zelf weer vanuit een centrum hun hele werkzaamheid en hun hele leven ontvangen, zo moeten ook die individuele ideeën door een basisidee bepaald zijn.

Om jullie dit basisidee nu helder voor ogen te stellen en jullie daardoor te tonen waar toch altijd de zetel van alles wat leeft en bestaat ligt, wil Ik je in dit verband meevoeren naar die sferen, waar alle beginstadia uit voortkomen en waarheen ze allemaal eenmaal weer terugkeren om zich tot een geheel te verbinden.

Welnu, kijk! Woorden zijn zichtbare - of, zoals jullie zouden zeggen: voor jullie hoorbare - uitdrukkingen van een geestelijke gedachte of een in woorden gehuld idee. Woorden, als producten van een andere kracht, hebben daarom dus altijd ergens anders hun beginstadium, hun wortels. Woorden drukken iets levends, iets geestelijks, iets goddelijks uit, en juist daarom is hun uitwerking van eeuwige duur. De apostel Paulus had zeker gelijk toen hij aan de Korintiërs schreef: “Al het heerlijke zal vergaan, maar Gods woorden zullen eeuwig bestaan!”.

Net als in een zaadkorrel, ligt in woorden de eeuwige kiem voor verder zaad; in woorden ligt een geweldige drijfkracht. Kijk maar naar jullie hele leven, de geschiedenis van de mensheid en tenslotte naar Mijn leer zelf: waar is er een grotere werking aan te wijzen, in alle wreed gevoerde oorlogen die materieel veel vernietigden en geestelijk niets konden opbouwen, of in het woord? In het woord ligt een oneindige diepte; juist daarom zei Johannes ook: “In den beginne was het woord, en het woord was God!”.

Het woord is en was de drager van de schepping, het is de drager van jullie geestelijke leven en de drager van alle vooruitgang; zonder woord is er geen geestelijk leven tussen mensen mogelijk.

Het woord verbindt zielen; het trekt ze naar elkaar toe in verering van een hoger wezen of doel.

Het woord is de enige verstaanbare, begrijpelijke brug, waarlangs de ene mens de andere kan doen begrijpen wat er in zijn innerlijk omgaat.

En al bergt ook een blik, een handdruk of een omhelzing enzovoort iets groters in zich wat niet in jullie taal om te zetten is, dan is het toch het woord - als gearticuleerde klanken, voortgebracht door middel van de spraakorganen en de lucht die jullie omringt - dat het mogelijk maakt je medemensen en de mensheid enigszins een idee te geven van de diepten in jullie innerlijk.

Page 123: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Verdiep je daarom allereerst in het begrip dat ‘woord’ heet, opdat jullie vervolgens des te gemakkelijker kunnen vatten wat een woord wil zeggen; een woord dat als geen ander ding Mijn hele schepping omvat, overal in meer of mindere mate is uitgedrukt en in Mij zelf, als voltooid geheel, zijn wezenlijke oplossing vindt.

Deze toelichting moest Ik van geven, opdat jullie de woorden die Ik jullie zendt niet te licht opnemen en toch enigszins leren vermoeden wat voor schatten aan niet te berekenen genot er in een woord liggen, wanneer je geleerd hebt je daar helemaal in te verdiepen.

Op deze manier werden er hele boeken geschreven over afzonderlijke woorden, die de zichtbare of hoorbare uitdrukking zijn van veelomvattende ideeën of begrippen.

Om nu het woord ‘schoonheid’ te begrijpen moeten we natuurlijk allereerst beginnen met de vraag: wat betekent eigenlijk ‘schoon’? Hier moet het antwoord zijn: ‘schoon’ is een begrip voor een bepaalde indruk die weldadig op de ziel inwerkt, doordat ze in de harmonische overeenstemming van vormen een geestelijk begrip uitgedrukt ziet.

Dit zien van harmonische - of zoals jullie zeggen, ‘esthetische’ - vormen is zo individueel verschillend en is zo afhankelijk van het geestelijk ontwikkelingsniveau van de mens en zijn innerlijk, dat ‘schoon’ evenveel interpretaties toelaat als er mensen zelf bestaan. Want ook al zijn een paar of veel mensen het eens in hun oordeel over een bepaald voorwerp, om het even wat het is, dan is dat niet vanwege dezelfde opvatting van allen, maar alleen omdat zoveel (mensen-)zielen min of meer hun idee, dat ze van zo’n voorwerp hadden, verwerkelijkt zien. Daarbij gelooft ieder mens evenwel dat hij niet het voorwerp zelf herkent, maar datgene in het voorwerp terugvindt wat hij als beeld in zijn innerlijk draagt.

Het is dus eigenlijk het harmoniëren van vormen, wat het begrip ‘schoonheid’ bepaalt.

Nu vraag Ik: van welke hoedanigheid moeten die vormen dan zijn, dat ze in de mens zo’n indruk oproepen, en waarom roepen ze deze op?

Kijk, de cirkel van het begrip schoonheid trekt zich steeds nauwer samen en wordt daardoor, bij het naderen van zijn kern, gemakkelijker te bevatten.

Om de eerste vraag te beantwoorden moet Ik jullie herinneren aan een ander woord68, waar Ik de twee lijnen - de rechte lijn en de gebogen cirkelvormige of ovale - als belangrijkste dragers van al het geschapene heb voorgesteld en ook als symbolische analogie heb gebruikt.

Bij de daar aangehaalde eigenschappen bestaat er echter behalve de materiële en geestelijke betekenis ook nog een goddelijke, namelijk: gebogen, golfvormig verlopende lijnen zijn voortbrengselen van liefde, en rechte lijnen die zich tot vormen verbinden zijn voortbrengselen van wijsheid.

Zo is dan ook de indruk van de gevormde voorwerpen. Uit louter ronde, gebogen en golfvormig verlopende lijnen samengestelde voorwerpen maken als geheel een lieflijke indruk; uit rechte lijnen samengestelde voorwerpen maken de indruk van ernst, die gelijkenis heeft met wijsheid.

Zoals Ik in een ander woord zei dat een gebogen lijn lijkt op de liefde, die steun en medegevoel nastreeft, zo heeft de rechte op zichzelf bestaande lijn genoeg aan 68 Zie hfdst. 21 van dit boek: ‘De scheppingspiramide’.

Page 124: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

zichzelf en personifieert de wijsheid, terwijl de kromme, buigende lijn de liefde uitdrukt.

Zoals nu liefde gepaard aan wijsheid in Mijn eigen Ik tot een geheel verenigd naar voren treedt, waarbij Ik schepper, rechter en toch ook Vader ben, zo zien jullie in je tempels, kerken en gebouwen die allemaal moeten dienen om een geestelijk idee uit te drukken en waarmee men een ‘woonhuis voor Mij’ wilde bouwen, ernst verbonden met liefde. Vandaar de hoge indruk die zulke monumenten op jullie maken, waarin je de godsgedachte in rechte en gebogen lijnen samengesmolten vindt69.

Hier spreekt de kunstig vormgegeven materie, uitgaande van het binnenste van de ziel, gerealiseerd door het verstand.

Ik begon hier met de grootste werken die mensenhanden tot stand kunnen brengen; nu ga Ik, net als jullie zelf, vandaar over naar Mijn eigen scheppingen. Want als jullie niet zouden weten hoeveel moeite het kost om een woonhuis, een gebedshuis of een paleis te bouwen, hoeveel studie, talent en doorzettingsvermogen en hoeveel krachtsinspanning ervoor nodig is om bouwwerken uit te voeren, dan zouden jullie ook Mijn gebouwen - jullie aarde, de zichtbare planeten, manen en zonnen - niet op waarde weten te schatten.

Maar zo, in het besef van jullie eigen onmacht, erkennen jullie pas de almacht van je schepper: je eigen nietigheid recht onder ogen ziend, en de hoogheid beseffend van Hem, die echter tenslotte toch alleen ‘in het kleinste het grootst’ is!

Mijn natuur nu wordt slechts herhaald in al datgene wat jullie mensen kunstig willen scheppen, en jullie kunnen niets maken wat je niet tevoren in Mijn schepping hebt gezien en waarvan je innerlijk allang voortdurend het oerbeeld in je droeg. Natuurlijk maakt dus alles wat je in Mijn natuur innerlijk aanspreekt op jullie ook een aangename indruk, wanneer jullie individueel min of meer een studie van de vormen hebben gemaakt.

Hoe meer dus een voorwerp geestelijk in jullie innerlijk bestaat, of het nu kunstig door jullie is gemaakt of reeds onovertroffen in Mijn eigen schepping aanwezig is, des te meer ontwaakt bij de aanblik ervan in jullie dat gevoel van welbehagen wat jullie vervolgens met de benaming ‘mooi’ aanduiden.

Hoe verfijnder dit gevoel voor vormen in de mens is, des te meer schoonheden zal hij ontdekken in het geschapene, waarbij bovendien steeds het nuttige hand in hand gaat met het mooie.

Een in de geest gevormde mens - of met andere woorden: een meer in de liefdessfeer levende mens - zal dus echter ook overal schoonheden ontdekken in vormen en harmonische verhoudingen, waar een ander onverschillig aan voorbij gaat. Vandaar de verschillende opvattingen over ‘mooi’, omdat het steeds niet enkel van het voorwerp, maar ook van het geestelijke innerlijke mens in de toeschouwer afhankelijk is.

69 Deze twee soorten ‘mooi’ - het schone van de liefde en de harmonie van de wijsheid, in de oervormen van de schepping zichtbaar in de piramide en in het ei, als mannelijk en vrouwelijk - zijn nu ook de belangrijkste typen godshuizen, als natuurlijke contrasten van de twee belangrijkste cultuurdragers. Te herkennen in de mannelijker gotische stijl (met spitse vormen) en de Romaanse stijl met bogen en koepels. Zo ook in de lettertypen van die volken die de belangrijkste vertegenwoordigers van die richtingen zijn: bij de Germaanse volken de rechte lijn, die overeen komt met de ‘i’, als driehoek, het mannelijke; bij de Romaanse volken de ‘o’ ofwel de ovale vorm, het vrouwelijke. Bij het ene het peinzende, ideale, bij het andere het meer zinnelijke, geniale.

Page 125: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Als jullie de mensen geestelijk konden beoordelen, dan zou het je gemakkelijk vallen om uit datgene wat een mens mooi of lelijk vindt zijn innerlijk te begrijpen, in hoeverre hij liefde bezit. Want hoe meer liefde hij heeft, des te meer zoekt de liefhebbende mens die eigenschap in alle voorwerpen op; ze wekt zijn eigen liefde op en geeft hem het aangename gevoel van een ‘esthetisch genoegen’. Zonder het te weten vergeestelijkt hij eigenlijk de vormen die zich aan hem vertonen: waar een ander alleen materie ziet, ziet hij juist de uitdrukking van een nooit verwelkende liefde, die zowel in het grootste als in het kleinste enkel zalig genot wil en kan verschaffen.

Passen we nu het begrip ‘schoonheid’ toe op het laatste product van de aarde of de kosmos, namelijk de mens zelf, dan is ook hier weer het idee van schoonheid even verschillend als er geestelijke niveaus in de menselijke ziel kunnen bestaan.

Zo kan bij iemand de aanblik van een mooie vrouw leiden tot de hoogste vervoering, de hoogste liefde en verering, omdat hij hier het evenbeeld van liefde en onschuld in vormen voor zich ziet. Bij een ander kunnen diezelfde vormen slechts dierlijk-zinnelijke gevoelens oproepen, die niet eigen zijn aan die vorm maar door de toeschouwer erin werden gelegd.

Jullie kunnen je wel voorstellen dat Ik, toen Ik de eerste mens schiep en hem naar Mijn evenbeeld vormde, alles in zijn vormen heb gelegd wat maar mogelijk was, om een goddelijk idee in menselijke vormen uit te drukken. Ik vormde de man als uitdrukking van kracht - overeenkomend met de wijsheid - en de vrouw als uitdrukking van zachtheid - overeenkomend met de liefde.

Beiden moesten, verenigd, datgene worden wat Ik in Mij verenig, dat wil zeggen: liefde gepaard aan wijsheid; ze moesten zich dus helemaal inzetten voor een daad van gemeenschap op het hoogste geestelijke niveau. Daarbij zouden ze, verbonden in de drang naar een Derde, naar Mij, de zuiverste zaligheid kunnen genieten, omdat elke vreugde van de een, weerklinkend in de ander, haar uitdrukking gevonden zou hebben.

Zo was Mijn eerste of ook laatste werk in de kosmos, van het kleinste atoom tot de mens: in de vorm steeds liefde en wijsheid te ontwikkelen. In de menselijke vorm kreeg het gestalte in een harmonisch geheel; die vorm, waarbij uit de kleinste golvende lijn van het lichaam steeds het grootste geestelijke idee zou moeten oplichten en iedereen zou willen toeroepen:

“Denk er aan dat jullie gevormd zijn naar Mijn beeld, naar het evenbeeld van een God, het evenbeeld van onbegrensde liefde en onbegrensde wijsheid!”

Dat de mens als vrije wezens deze vorm vervolgens hebben onteerd, misbruikt en bedorven, dat was een zaak van hun vrije wil. In Mijn rijk zullen ze evenwel niet kunnen binnengaan, voordat hun uiterlijk bekleding - van hoe fijne stoffen die ook gevormd moge zijn - het grondbeeld van een zuivere, mooie ziel draagt. Zoals Ik eens de mens als Mijn evenbeeld in de schepping plaatste, zo moet hij ook weer naar Mij terugkomen; dat wil zeggen: geestelijk en lichamelijk ‘schoon’, waarbij de uiterlijke omhulling de afdruk is van de in hem wonende goddelijke geest.

Na wat hier gezegd is zien jullie hoe veelzijdig het woord ‘schoonheid’ op te vatten is. Even veelvoudig is ook de weg die alle geesten en zielen hebben te gaan tot ze bij Mij, dat wil zeggen in Mijn nabijheid kunnen komen en deze zonder schade kunnen verdragen.

Page 126: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Het begrip van het woord ‘schoonheid’ laat jullie duidelijk de onnoembare trapsgewijze niveaus zien die er in het geestenrijk bestaan. Dit begrip laat jullie duidelijk zien dat mensen en volken op hun geestelijke culturele niveau vallen of zich verheffen; want met ieder hoger niveau vormt zich een nieuw, mooier en geestelijker ideaalbeeld van het woord ‘mooi’.

‘Mooi’ is de uitdrukking van liefde. Mooi kan eigenlijk niets zijn wat niet goed is, want aangezien de vorm zelf slechts het omhulsel is van een erin wonend beginsel, kan alleen datgene ‘mooi’ worden genoemd waarbij het uiterlijk in overeenstemming is met het innerlijk.

Ook al verfraaien natuur en omstandigheden menig schepsel zodanig dat het eerste verschijnen ervan een weldadige inwerking heeft, dan is toch vaak bij een nadere kennismaking deze inwerking niet duurzaam en treedt in plaats van geestdrift, medelijden op; want de toeschouwer merkt gemakkelijk op dat het uiterlijk niet met het innerlijk overeenstemt.

Een geestelijk oog ziet alles geestelijk; een materieel oog kan alleen daar schoonheden vinden waar het in een andere vorm slechts zijn eigen ik kan bewonderen.

Ware schoonheid in de zuiverste en diepste betekenis is dus alleen een uitvloeisel van een goddelijke vonk, zichtbaar in materiële vorm.

Aangezien Ik alleen liefde ben en deze liefde, gepaard aan wijsheid de zichtbare en onzichtbare wereld heeft geschapen, kan in die wereld - zoals ze uit Mijn handen voortkwam - ook alleen het lieflijke en het wijze heersen.

Als de mens deze oerbeelden vervalst heeft en alleen in zeldzame gevallen in de een of andere vorm zo’n vereniging van hoogste wijsheid met goedheid en liefde waarneemt, dan is dat niet Mijn schuld. Ik schiep de wereld vol engelen; zelf hebben de mensen er duivels van gemaakt!

Aangezien Ik echter niet voor niets geschapen heb en het geschapene alleen maar apprecieer zoals Ik het Mij gedacht had, moeten deze oerbeelden weer aan Mij worden teruggegeven. Of dat na korte of langere tijd zal zijn, daarin heeft de tijd niets te zeggen, want een eeuwigheid is daar altijd lang genoeg voor!

Spannen ook jullie allemaal je dus in om te beantwoorden aan deze ideeën van Mij over de schoonheid van de ziel; dan zal het uiterlijke kleed in die eeuwige lichtwereld zo uitvallen dat het voor jullie een zuivere, geestelijke afdruk van jullie innerlijk zal zijn.

Dit is het begrip ‘schoonheid’, zoals Ik het heb herleid tot zijn wortels: tot Mij en Mijn liefde.

Alles wat uit Mijn handen voortkwam is mooi. Alleen voor een onzuiver gemoed blijven die vormen onverschillig en niet te bevatten, waar gedeeltelijk of helemaal de afdruk van het goddelijke doorheen straalt. Daarom is er ook die grote mate van verschillende opvattingen over schoonheid. En zoals Ik eens zei: “De reinen is alles rein!”, zo voeg Ik daar nu aan toe: “De mooien is alles mooi!”.

Hier hebben jullie weer een woord, geestelijk verklaard, voor je. Begrijp de overvloed aan geestelijke inhoud van zo’n woord, dan kunnen jullie in het klein aanvoelen wat het pas in de taal der geesten wil zeggen. Daar wordt van ieder woord de gehele oneindige betekenis doorvoeld en aangevoeld; daardoor wordt juist de geestentaal bepaald. Soms, maar alleen op de hoogste ogenblikken, vloeit deze taal

Page 127: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

ook langs jullie geestelijke oren, om jullie aan te sporen en te leren helderder te zien en beter te luisteren! Amen.

Hoofdstuk 25

Licht

Kosmisch licht, zonlicht, sterrenlicht

(ontvangen 4 mei 1873)

Vroeger heb Ik jullie al vaker menig ding gezegd70 over het woord ‘licht’; wat licht is, hoe het ontstaat, hoe het leven verspreidt, hoe het tot leven aanzet en zelf leven is, en toch weten jullie van licht weinig te zeggen; jullie begrijpen nog helemaal niet wat licht is. Daarom moet een nieuw woord jullie verklaren wat dikwijls uit het vroegere woord enigszins doorschemerde en waaruit alleen een enkeling vermoedde dat licht een emanatie71 van Mijn eigen Ik is ofwel: dat Ik het zelf ben!

Weinigen van jullie laten zich ermee in of hebben zin om zich bezig te houden met de natuurkundige wetten, voorzover licht op jullie aarde verschijnt. Weinigen voelen de drang in zich om eens uit te zoeken wat een lichtstraal eigenlijk is, die toch elke seconde waarin deze je oog treft en er binnen dringt, jullie het ene wonder na het andere kunnen zou meedelen; weinigen willen uitzoeken hoe Mijn schepping begrepen zou moeten worden en hoeveel reeds een enkele lichtstraal aan genotvolle en liefdevolle dingen bevat, die aan jullie je schepper in zijn schoonste glorie als liefhebbende Vader zou moeten tonen!

Blind zijn jullie, allemaal. Blind voor het kleinste en blind en ongevoelig voor het grootste werk van liefde, wat steeds van Mij, Mijn grootheid en Mijn almacht getuigt!

En juist omdat in de alledaagse voorvallen van het menselijke en materiële leven Mijn wonderwerken door gewoonte niet worden opgemerkt en beoordeeld worden, moeten jullie vandaag door dit woord weer aangespoord worden om uit jullie lethargische72 slaap te ontwaken, om het geestelijke van de schepping in je naaste omgeving waar te nemen; om te zien hoe juist de lieflijk vleiende lichtstraal van jullie zon en eenzelfde straal van miljoenen mijlen ver verwijderde gesternten jullie met Mijn gehele materiële en geestelijke wereld verbindt!

Jullie moeten leren vatten en begrijpen dat het geestelijke rijk, Mijn eigen woonplaats, ook jullie eenmaal moet opnemen en naderbij trekken; opdat jullie mogen inzien wat een enkele lichtstraal in staat is je te zeggen, om nog maar te zwijgen van wat een hele lichtwereld jullie zal zeggen!

Kijk, Mijn kinderen, Ik wil jullie slechts eenmaal een vraag voorleggen om je te bewijzen hoe weinig jullie weten! Die vraag luidt: “Wat is licht?”

70 Zie hfdst. 9 en 10 in ‘De vlieg’.71 Uitvloeisel, uitstraling.72 Lethargie: diepe slaap, doffe onverschilligheid.

Page 128: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Welnu, het antwoord volgens jullie menselijk-wetenschappelijke ontdekkingen en volgens de woorden die Ik jullie gaf zal zich als volgt laten samenvatten: licht is een ‘emanatie’, voortgebracht door een snel, ja biljoenvoudig vibreren van de kleinste atomen in een ogenblik, die zich vervolgens allereerst als warmte openbaart en daarna als licht, als voor de mens zichtbaar resultaat!

Wetenschappelijk zal de uitleg als volgt zijn: licht dat door een prisma wordt geleid laat zich breken of opdelen in kleurenstralen. Elk van deze kleurenstralen heeft de vorm van een drie- of viersnijdende degenstok73, waarbij steeds de ene rand ten opzichte van de tegenoverliggende elektrisch-positief of elektrisch-negatief is. In een lichtstraal zijn ook nog donkere stralen, die jullie onderzoekers als ‘warmtestralen’ gekwalificeerd hebben.

Dat is allemaal goed en wel, alleen moet Ik nog een andere vraag opwerpen, want dit antwoord bevredigt Mij niet; Ik vraag namelijk aan jullie natuuronderzoekers en astronomen: “Waar komt licht dan vandaan?”

Hierop antwoorden ze Mij: “Van de zon, die een vurige bol is (?) en in het verbrandingsproces in haar buitenste atmosfeer een stralende glans ontwikkelt, namelijk licht en warmte. Die zendt ze naar ons op aarde en naar de planeten en kometen die haar omgeven, en brengt zo leven, werkzaamheid, ontwikkeling, bestaan en vergaan teweeg”.

Goed, ook dit antwoord heeft iets waars in zich, maar voldoet Mij nog niet; Ik vraag verder: “Waar heeft de zon dit licht dan vandaan? Is het geleend licht of eigen licht?”

Kijk, hier beginnen al verschillende soorten meningen naar voren te komen en laat het menselijke verstand zijn zwakheden zien, want het zijn enkel hypothesen die gesteld kunnen worden. Zekerheid ontbreekt echter, omdat nader onderzoek van het zonlicht buiten jullie bereik ligt; en meer nog het licht van een andere zon, die vanaf een afstand van misschien niet miljoenen maar biljoenen mijlen haar licht aan jullie zon leent om die te verlichten en zo haar glans te verspreiden over duizenden andere onder haar geplaatste werelden.

En ook al zouden jullie feitelijk kunnen bewijzen dat jullie zon haar licht van deze of gene ster ontvangt, dan blijft toch altijd nog de vraag: en van welke andere nog verder verwijderde zon ontving deze dan weer haar licht? En zo door tot in het oneindige.

Aangezien jullie er bij deze wirwar van vragen niet meer uit zouden komen moet Ik dus bemiddelen; Ik moet allereerst met jullie beginnen bij wat dichtbij is om dat wat veraf is te verklaren, in plaats van dat jullie in biljoenen mijlen ver verwijderde ruimten de grondslag en oplossing van je vraag zoeken.

Welnu, laten we weer van voren af aan beginnen, en wel met de vraag: “Wat is licht?” en: “Hoe manifesteert het zich?” en: “Waarom moet het er zijn?”

Zoals jullie weten ontstaat licht door het vibreren van atomen. Kleuren ontstaan eveneens door een biljoenvoudig vibreren van materie, en al naargelang het aantal vibraties74 worden de kleuren voor jullie oog zichtbaar. Goed. Wat zet echter de materie aan tot dat vibreren? Wat geeft de materie leven? Wat zorgt ervoor dat ze zich door zo’n heftig vibreren en trillen als leven manifesteert?73 Stok met een degen erin.74 De frequentie of trillingssnelheid.

Page 129: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Kijk, hier treedt nu het grondbeginsel van de hele schepping naar voren en dat zegt jullie: het in beweging brengende element, dat alles doordringt en de gehele etherruimte in zulke geweldige vibraties doet trillen, dat is:

Mijn wil!75 Het is Mijn Ik zelf. Het is niet iets wat materieel bepaald is, maar iets geestelijks, onbepaalds. Het is niet iets vergankelijks, maar het is oneindig leven!

Het is dit grote geestleven van Mijn eigen Ik, wat zich manifesteert als warmte (overeenkomend met liefde) en als kleur (overeenkomend met wijsheid).

Zonder deze almachtige wil van Mij zou er geen atoom in de grote etherruimte trillen, zou er geen warmtestof ontwikkeld en geen licht uitgestraald worden!

‘En waarom gebeurt dit?’, vraagt menigeen misschien. Ook op deze vraag moet het antwoord luiden: omdat licht - leven, en duisternis - dood teweeg brengt.

Wat is duisternis? Of bestaat er een wereld waar de duisternis heerst? Bestaat er leven, is dat denkbaar, daar waar duisternis - die hetzelfde betekent als ‘rust’ - alles in een toestand zou doen verblijven die eeuwig dezelfde zou zijn!?

Jullie hebben nog nooit begrepen wat duisternis eigenlijk is. Want wanneer jullie niet meer zien dan is dat nog geen duisternis, maar een relatieve duisternis, voor jullie gezichtsorganen. Er zijn bijvoorbeeld veel dieren die nog heel goed zien waar het voor jullie de diepste nacht schijnt te zijn. Waar deze dieren zien, daar moet dus ook licht zijn; alleen niet in die mate waarin jullie gewend zijn licht en duisternis te kwalificeren.

Zo is het ook met warmte. Wie van jullie heeft eigenlijk al bepaald of gemeten waar warmte ophoudt; waar dus het warmte veroorzakende vibreren van afzonderlijk atomen is opgehouden?

In jullie koudste gebieden is nog warmte, ook al benoemen jullie het als ‘kou’ van zo en zoveel graden.

Die absolute duisternis bestaat dus nergens. Ze kan niet bestaan in een schepping waar Ik de Heer en schepper van ben.

Licht betekent hetzelfde als ‘inzicht’. Want zoals alleen in het licht het kennen van een voorwerp, een ‘zien’ mogelijk is, zo komt ook inzicht overeen met bewustzijn: ik ken mijzelf en kan de wereld die mij omgeeft beoordelen.

Dit geestelijk inzicht geeft aan schepselen, hetzij geesten of lichamelijke wezens, hun eigen morele waarde en spoort ze aan tot vervolmaking van hun eigen ik. Dit inzicht kan alleen in het licht, in het geestelijke licht van Mijn eigen Ik mogelijk zijn, aangezien in het duister noch een geestelijk inzicht gestimuleerd zou worden noch een werelds inzicht mogelijk zou zijn!

Uit de Mosaïsche scheppingsgeschiedenis is het woord tot jullie gekomen, waarbij Ik sprak: “Er zij licht!”; mogen jullie zo ook de gehele grote betekenis zien die in deze uitspraak ligt. Want zonder de helderheid van de dag is er geen materieel leven, en zonder helderheid van geest geen hoger leven!

Wanneer jullie zo naar Mijn hele schepping zouden kunnen kijken, dan zouden jullie daaruit de onontkoombare conclusie moeten trekken dat er alleen daar waar licht is, daar waar de miljoenen wonderen waargenomen kunnen worden die getuigen van Mijn almacht - dat alleen daar, alleen in het licht een schepper, een liefhebbende Vader voorstelbaar is!75 Zie ‘Aarde en maan’ (deel 2: ‘De maan’), hfdst. 6, evenals in dit boek ‘Magnetisme’ (hfdst. 2) en ‘Elektriciteit’ (hfdst. 3). Zie ook het ‘Naturkundliches Lorber-Lexikon’, p. 29 en 90.

Page 130: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Het eerste woord ‘Er zij licht!’ was dus de eerste impuls tot alle wording, het eerste begin van een materiële schepping en de eerste gedachte tot een geestelijk eeuwig rijk van licht!

‘Licht’, wat geestelijk analoog het ‘kennen’ betekent van alles wat bestaat, was noodzakelijk. Dit woord bracht alle atomen van de ether in trilling en riep leven en warmte op. Dit woord verwekte in de geestelijke hemel ook het ontelbare aantal afstammelingen van Mij die - begaafd met licht (en liefde), dat wil zeggen: van zichzelf bewust - Mijn wereld en Mijn liefde zouden moeten kennen.

Dit licht, dat van Mij uitstroomt, door alle ruimten dringt en alles tot leven brengt, schiep de materiële wereld en bekleedde geesten met materie; om ze daaruit weer te bevrijden, maar onder andere omstandigheden!

Licht, wat hetzelfde betekent als Mijn eeuwige leven, was in Mij en vervulde Mij voortdurend. Slechts toen Ik het woord ‘Er zij licht!’ sprak begon het naar buiten te stralen door alle onbegrensde sferen van de ether; het gaf de materie de prikkel tot leven, tot aantrekken en afstoten, tot verenigen en scheiden, tot ontstaan en vergaan. Zonder Mijn woord ‘Er zij!’ en ‘Er zij licht!’ zou er aan het firmament nooit een zon geschenen hebben en zou er nooit een kolossale wereld om een nog grotere gedraaid hebben.

Het waren enkel Mijn machtspreuk ‘Er zij!” en Mijn woord van liefde ‘Er zij licht!’ die de oneindige ether bevolkten en de zichtbare wereld van wonderen vervulde; deze gaven de impuls waardoor de in materie ingeklede wezens zich hun oorsprong herinnerden en toen pas begrepen waarom ze ingekleed werden en waarom ze weer naar bevrijding uit die inkleding moeten streven.

Zo is de wereld pas zichtbaar geworden, en voor degenen die begiftigd zijn met het geestelijk gezicht is zij niet geworden tot een materieel conglomeraat76 van stoffen, maar tot een grote beproevingsschool. Daar moeten geesten, eeuwige lichtgeesten, zich inspannen om de verschillende niveaus te doorlopen en dat punt te bereiken vanwaar ze zijn uitgegaan, dat wil zeggen: tot Mij, de schepper, die alles met gelijke liefde schiep, het in stand wil houden en ook naar geestelijke volmaaktheid wil leiden!

Kosmisch licht betekent dus hetzelfde als kosmisch leven. Want de in licht levende werelden verspreiden licht en leven in hun omgeving; ze brengen de materie tot leven en wekken de daarin sluimerende geesten op door ze naar het hogere te trekken. En zo is het licht dat de ene wereld de andere toezendt niets anders dan het vreugdevolle trillen van de materie die, in heftige beweging door de warmte, de ingesloten geesten laat weten van de liefhebbende hand die hen weliswaar in de materie heeft ingesloten, maar ze daar ook uit wil bevrijden!

Het is dit vibreren, dit verspreiden van licht wat, uitgaande van de geestenwereld doorstraalt naar de materiële wereld en zich daarin meedeelt aan de verst verwijderde zonnen - en als kleurenbundel alle goddelijke eigenschappen in overeenkomstige vibraties uitdrukt.

Niet voor niets bestaat bij jullie het volksgeloof dat bepaalde kleuren met bepaalde geestelijke eigenschappen overeenkomen. Het is een bepaalde aanvoeling die door de ziel trekt, wanneer ze in het roze gekleurde licht de straal van de liefde, in het groene die van de hoop en in het blauwe die van het geloof meent te zien.76 Samenklontering, opeenhoping.

Page 131: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Alle prismakleuren hebben een geestelijke zin en komen, al naargelang de vibraties waaruit ze ontstaan, overeen met de wezenlijke werkingen van Mijn goddelijke eigenschappen!

Zoals immers in al het zichtbare is ook in de kleuren - en wel meer dan in andere dingen - Mijn liefde, Mijn genade, Mijn wijsheid en Mijn deemoed uitgedrukt. En als ‘wit’ de kleur van de onschuld is, dan wil dat niets anders zeggen dan dat in de ongebroken lichtstraal, als witte straal, alle goddelijke eigenschappen verenigd zijn. Zo (als wit licht) komen ze uit Mijn geestenwereld als sterrenlicht of zonlicht tot jullie, om je er vervolgens aan te herinneren dat ook jullie, in onschuld gekleed, alle andere goddelijke eigenschappen in je dragen. Deze moeten echter eerst met andere wezens in aanraking komen en voor een deel worden toegepast, net zoals een witte lichtstraal van miljoenen zonneafstanden77 pas doordat het op iets materieels valt in kleurenstralen uiteenvalt en door deze werking lieftalligheid, glans en luister aan voorwerpen verleent!

Dit is de geestelijke keten die het kleinste wormpje verbindt met het uiterste heelal dat bij de grenzen van Mijn geestenwereld cirkelt.

En als er een lichtstraal vanuit verre sterren in je oog valt, bedenk dan dat jullie die zon niet zouden opmerken, als jullie oog niet de geaardheid van de zon had!

In jullie oog, met zijn verschillende soorten vocht, bestaat al een hele lichtwereld; deze komt nauw overeen met het licht dat jullie door het hele universum wordt toegezonden en roept ook in jullie leven op, ofwel hetzelfde proces wat licht in de hele schepping bewerkstelligt.

Jullie gezichtsorgaan is een van die middelaars, die de ziel met het zichtbare verbinden en door het zichtbare verheffen tot het geestelijke en onzichtbare.

Daarom zegt het spreekwoord bij jullie: ‘Het oog is de spiegel der ziel’. Ja, in dezelfde mate waarin de oneindige materiële wereld zich in je oog weerspiegelt, licht daar doorheen jullie geestelijke wereld op. Wat jullie onbewust vanuit de wijde verte ontvangen aan sterrenlicht en zonlicht, dat straalt vergeestelijkt weer uit het kleine gezichtsorgaan naar buiten; en zo verbindt het oneindige werelden - als materie - met oneindige, in materie ingeklede geesten.

Materieel licht doet geestelijk licht ontstaan. Het licht laat jullie in Mijn schepping haar wonderbare schoonheden zien, om een geestelijk licht in jullie te wekken.

‘Er zij licht!’ schalde eens door alle wijde ruimten, en ook in jullie harten wil Ik ‘Er zij licht!’ roepen.

Ja, er zij licht - in jullie ik! Opdat jullie Mij, Mijn schepping en Mijn liefde mogen kennen; opdat jullie mogen vatten en begrijpen dat licht - wat hetzelfde betekent als: liefde verenigd met wijsheid - het hele heelal tot leven wekt, alle atomen in een geweldige trilling houdt, en dat dit trillen geen smartelijk maar een verrukkelijk trillen is.

Er zij licht in jullie gemoed! Laat warmte zich in jullie hart ontwikkelen! Dan zullen ook in jullie doen en laten jullie handelingen zichtbaar worden, net zoals in Mijn schepping Mijn gedachten door middel van licht zichtbaar worden. En, net als Mijn scheppingen het stempel van liefde dragen, zou jullie handelen het stempel van wijsheid moeten dragen!77 Hier wordt gedoeld op het ‘aphelium’, de grootste zonneafstand.

Page 132: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Voel je verheven, Mijn kinderen, wanneer je de wereld om je heen in een roze ochtendschemering ziet, of wanneer aan de nachtelijke hemel miljoenen sterren en verre werelden jullie de ‘inwijdingsgroet’ brengen!

Probeer je in te wijden in de geheimen van Mijn schepping! Leer het grote boek van Mijn universum en Mijn lichtwereld begrijpen, opdat het ook in jullie licht wordt. Opdat jullie zowel in de lichtstraal van een ver verwijderde wereld als in de lichtstraal die in een dauwdruppel glanst dezelfde liefde en wijsheid mogen herkennen, die ooit de sluimerende elementen toeriep: “Er zij!”, en hier ‘licht’ aan toevoegde om in de geschapen wezens het genot van het bewustzijn te versterken. Licht, ja, oneindig, groot en geestelijk licht straalt jullie uit alles tegemoet! Naar licht streeft de nauwelijks geboren zuigeling en het is licht, geestelijk en eeuwig, wat ondanks alle barrières van de dood nog zwak door het grafdeksel heen schijnt. Daarmee is wel duidelijk bewezen dat een God, een Vader, die de wereld en het hele universum zo toerustte met wonderen en die alles zo inweefde in lichtvormen en lichtkleden, ook nog aan het einde (de materiële ontbinding van het gewaad van de geest) steeds weer licht zal verspreiden. Maar er is in zoverre een verschil, dat er gedurende het leven veel materieel en weinig geestelijk licht schijnt, terwijl na het afvallen van het materiële omhulsel geen materieel licht, maar des te meer geestelijk licht voor jullie zal schijnen. Dat zal jullie leiden naar de oerbron, waarvandaan aeonenlange tijden geleden alle lichtbundels uitstroomden en waarheen alle lichtstralen, zowel geestelijke als materiële, weer terug moeten keren.

‘Licht!’, Mijn kinderen, ‘Licht!’. Zo zal jullie roep eenmaal klinken, net zoals bij in volle zee verdwaalde schippers na lang en vurig verlangen de roep ‘Land! Land!’ klinkt. Zoals men dan elkaar vol vreugde in de armen valt omdat men het doel van de reis heeft ontdekt, zo zal na het afsluiten van dit leven in jullie eenmaal de roep naar licht klinken, wanneer jullie in andere omstandigheden en andere ruimten zullen komen. Daar zal jullie materiële zonlicht hier op aarde slechts schijnen als donkere straatlantaarns vergeleken bij het liefdeslicht, dat straalt in die ruimten waar vergeestelijkte schepselen zich verheugen over hun overwinning op de materie!

Om jullie te laten wennen aan dit licht dat nu reeds, al is het spaarzaam, toch bij sommigen in het aardse leven al schijnt, om voor jullie de weg daarheen te verlichten en om jullie het geestelijke licht, de grote factor in Mijn schepping te doen leren kennen schuw Ik geen moeite om ook in jullie zielen naar binnen te roepen: “Er zij licht!”

Kijk naar de natuur, kijk naar de kosmos, de sterren en zelfs jullie zon: allemaal getuigen ze van het geestelijke, eeuwige licht; het licht dat, uitgaande van Mij, warmte en liefde verspreidt waar het maar komt.

Laat het binnen, in je hart! Zie het geestelijke in de voorwerpen die door het materiële licht verlicht worden; het roept jullie vanuit die zichtbare getuigen van Mijn macht en liefde toe:

“Verlicht door het licht van de zon verheugen wij ons over ons bestaan. Alles jubelt, trilt en vibreert, hetzij in geluidloze bloemenpracht, hetzij in heldere lofzangen. Laten jullie je ook wekken, o jullie lievelingen van een God en liefhebbende Vader! Herken in ons, die enkel door het zichtbare licht leven, het geestelijke godslicht dat in jullie zelf ligt. Zie de keten ofwel de zachte band die alles verbindt: neerdalend vanuit de ver verwijderde geestenwereld in de vorm van

Page 133: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

gedachten en vervolgens als materieel licht vanuit de verste heelallen brengt ze, gematerialiseerd tot lichtstraal, jullie de groet van de geest voor ogen. Ze moet jullie meedelen dat er maar één God, één schepper bestaat - maar ook dat er maar één liefhebbende Vader bestaat die het geestelijke door middel van het materiële verwerkelijkt, en daarbij ook het kleinste diertje niet in de steek laat wat in het stof kruipend zijn weg zoekt. En ook jullie, evenbeelden van zijn eigen macht, wil Hij maken tot dragers van licht, tot verspreiders van geestelijk licht! Om dit te worden moeten jullie echter allereerst zelf goed begrijpen wat materieel licht en wat geestelijk licht is; alleen dan kunnen jullie ook aan anderen meedelen wat er in jullie leeft!”

Zo spreekt de hele natuur. Zo spreek Ik tot jullie, opdat jullie begrijpen dat ‘licht’ hetzelfde betekent als ‘inzien’, wat overeenkomt met het bewustzijn: ‘Ik ben niet van deze, maar van een andere wereld. Ik ben geen burger van de aarde, maar van de hemel. Ik ben alleen maar hier geplaatst om mij te oefenen in mijn capaciteiten, die daar boven alleen maar ‘algemeen gangbaar’ zijn!’

Laat daarom het licht in je lichamelijke oog binnendringen en je geestelijke innerlijk wekken opdat jullie Mijn liefde begrijpen, die zoveel woorden verspilt om een klein geestelijk vlammetje in jullie hart aan te steken - terwijl ze met één machtwoord zonnen van geweldige grootte heeft aangestoken. Weliswaar hebben deze zonnen een ongelooflijke hoeveelheid wonderbare materiële dingen, maar toch kunnen ze niet vergeleken worden met de unieke van zichzelf bewust godsvonk die, midden in de schepping staande, uit kan roepen, terwijl hem vanuit myriaden werelden de lichtstralen in zijn oog vallen:

“Ik ben uitverkoren om een kind van jullie schepper te worden. Voor mij is het eenmaal gebeurd dat Hij zijn leven gaf. Daarbij verloochende Hij zijn eigen licht om in mijn hart het vonkje te ontsteken dat, als loot van Hem, gelouterd en verlicht eenmaal weer aan Hem moet worden teruggegeven!”

Er zij dus licht in jullie hart! Iedere donkere kant, iedere twijfel en elke schaduwzijde moet verdwijnen. Want waar Ik ooit moet wonen, daar moet het licht worden. Licht is waarheid, licht is liefde! Licht is warmte, ofwel geestdrift voor het goddelijke! Die eigenschappen moeten jullie je eigen maken; het moet licht worden in jullie! En dit woord moet er ook weer toe bijdragen om jullie te laten zien dat zelfs in wetenschappelijke ontdekkingen en onderzoeken alleen maar geestelijk verborgen is; dat valt echter alleen aan hem ten deel die temidden van materiële of chemische processen het materiële toch alleen als noodzakelijk ziet om het geestelijke te vatten!

Als een stervende op zijn doodsbed ligt en af en toe ‘Licht! Licht!’ roept, omdat zijn zintuigen langzamerhand donker worden en verzwakken, dan wordt dat in die nood veroorzaakt doordat ‘licht’ ook ‘leven’ betekent.

Aangezien jullie nu eveneens verwikkeld zijn in een proces van heengaan uit het materiële naar het geestelijke, ontstaat nu ook in jullie vaak de roep: ‘Licht! Licht! Geestelijk licht!’ Hier geef Ik het jullie; neem het op in jullie harten!

Laat daar de zon van geestelijke waarheid schijnen, opdat die ook daar datgene wat duister is in licht verandert; opdat het liefdes- en genadelicht van Mijn woorden jullie verwarmt en tot leven wekt; en opdat jullie in ieder woord van Mij alleen maar een teken mogen zien van hoeveel er Mij aan gelegen is om jullie op te voeden tot

Page 134: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

lichtdragers, tot kinderen van het licht, aangezien helaas juist nu zoveel kinderen der duisternis op deze aarde lelijk tekeergaan.

Licht; kosmisch licht, zonlicht en sterrenlicht: het is allemaal altijd weer hetzelfde. Het is de grote stroom van het geestelijke licht der liefde, dat uit grote massa’s grote werelden tot leven brengt en kleine geesten naar vervolmaking drijft.

Het is hetzelfde licht dat vanuit een grote verte straalt, een soortgelijk licht in het gezichtsorgaan van een levend wezen opwekt en door het materiële het geestelijke oproept! Zo wordt de materie vergeestelijkt, en zo keert de materie eenmaal terug naar Mij, van wie ze is uitgegaan.

Terwijl ze licht verspreidt in de onmetelijke ruimten, vervult dat materiële schijnsel (doordat de stralen ‘breken’ in kleuren) wat geestelijk licht in het woord bewerkstelligt.

Mijn licht doet stoffen vibreren en Mijn woord doet geesten trillen!Vibratie is dus de verwekker van licht en warmte, de verspreider en

vervolmaker; Mijn woord is de stimulator tot goede gedachten en besluiten en gezegende handelingen.

Span je daarom in om in jullie pelgrimsleven zoveel geestelijk licht te laten stralen als de omstandigheden toelaten, opdat jullie als kleine mensen op jullie kleine aardbol hetzelfde volbrengen als Ik in het grote universum doe!

Daar ben Ik de grote verspreider van licht, en dat moeten jullie hier in het klein worden! Maar om te schijnen en licht te verspreiden moet je daarvan meer bezitten dan voor je eigen behoefte vereist is!

Tracht daarom in overvloed het geestelijk licht uit Mijn woorden te halen zodat er, wanneer je er soms van meedeelt aan anderen, toch nog genoeg overblijft voor de vooruitgang van jullie zelf!

Het doel van Mijn woorden en van Mijn directe doorgevingen78 aan een enkeling is om waar mogelijk nog licht te verspreiden, voordat de totale morele duisternis intreedt, die helaas al meer dan driekwart van de levende mensheid in haar armen omstrengeld houdt en deze naar de eeuwige geestelijke dood wil voeren!

Nog steeds stroomt voor jullie de bron van Mijn directe mededeling, nog steeds hebben jullie het ene woord na het andere; woorden van troost, van liefde, van opheldering en van genadelicht. Alleen zou het kunnen gebeuren dat deze bron jullie haar diensten weigert, en dan zal het zeer veel moeilijker zijn om licht te krijgen, aangezien jullie bij zo’n massa licht niet wilden zien.

Geen nieuwsgierigheid, maar wijsbegeerte naar goddelijke dingen moet jullie bezielen. Want hoe meer jullie weten, des te meer licht is er in jullie innerlijk. En hoe duisterder het aan de buitenkant wordt, des te meer heeft een ieder behoefte aan zijn eigen geestelijke lantaarn!

Dus: waakt en bidt! Opdat jullie niet ten prooi vallen aan de slaap der duisternis! Daglicht maakt voor jullie zoveel dingen minder afschrikwekkend, die ‘s nachts in jullie fantasie uitgroeien tot reusachtige vormen; geestelijk licht laat jullie ook de komende gebeurtenissen als minder verschrikkelijk voelen: want het licht in jullie is het genadelicht van Mij dat des te mooier straalt, hoe donkerder het wereldse licht wordt!

78 Langs de weg van inspiratie ontvangen (al dan niet geschreven) mededelingen.

Page 135: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Ik zou geen almachtige God hoeven zijn, als Mijn licht niet over alle duisternis zou kunnen heersen!

Vertrouw je toe aan Mijn leiding en Mijn geestelijk licht, en jullie zullen binnenkort zien dat Mijn geestelijk licht van liefde en genade jullie zal leiden en sturen om datgene te worden waartoe Ik jullie allemaal heb geschapen en nu wil opvoeden. Dat wil zeggen: tot rijpe bewoners van een geestenwereld, waar schaduwen en duisternis ontbreken; waar alleen het eeuwige licht van de liefde voor jullie moet schijnen en jullie moet leiden naar je liefhebbende Vader! Amen.

Hoofdstuk 26

Een blik op Orion, Sirius en de Plejaden

I

(ontvangen 2 december 1875)

Een paar dagen gelden, toen je op een laat nachtelijk uur het raam van je kamer wilde sluiten, wierp je een blik op het sterrenbeeld dat bij jullie onder naam ‘Orion’ bekend staat. Daarnaast, op korte afstand ervan, wierp ‘Sirius je zijn heldere licht toe, en aan de andere kant het zogenoemde ‘Zevengesternte’ ofwel de ‘Plejaden’. Ze herinnerden je aan je jeugd, toen je op het militaire opleidingsinstituut (de ‘kadettenschool’) vaak op winteravonden met een intuïtief gevoeld vermoeden naar deze sterren keek, zonder te weten wat ze zijn, vanwaar het licht stamt, of hoe het mogelijk is dat ze zich in die ruimten, vrij in de ether, steeds op dezelfde afstand van elkaar vertonen.

De tijden en jaren gingen voorbij en menige winter trok met zijn vreugde en lijden over je hoofd heen; en nu, bijna aan het einde van je aardse loopbaan, wierp je weer een blik op deze sterrenbeelden. En terwijl destijds enkel een vermoeden je ziel deed zwellen, heeft nu een geestelijke blik je voor een deel geopenbaard wat je als jongeman nooit had kunnen begrijpen!

Zo, Mijn zoon, rijpt een jongeling tot man, en een man tot grijsaard. Zo wisselen ideeën en begrippen elkaar af, al naargelang levenservaring en intellectuele ontwikkeling. Zo rijpt uit het eenmaal gelegde zaad langzamerhand de bloesem en de vrucht, en zo wordt menig mens stap voor stap door Mij opgevoed tot de overgang naar het rijk der geesten en tot voorbereiding op hogere missies.

Zo verging het jou ook. Geschoold door vele wederwaardigheden leerde je langzamerhand ‘geduldig verdragen’; je leerde deemoed en zachtmoedigheid beoefenen en je leerde de weg te zien en ook te gaan, die alleen naar Mij voert. En zo sta je nu als grijsaard ofwel gerijpte man weer voor een stuk van Mijn schepping, een sterrenbeeld, en je herkent in deze schitterende werelden de grote en machtige geest, die zulke enorme massa’s vrij in de ruimte vasthoudt en rustig op hun weg leidt. En al gaan er nog vele duizenden jaren voorbij, dan zullen ze de bewoners nog altijd toeschijnen wat ze nu zijn: flonkerende kleine sterren aan de donkere nachtelijke horizon.

Page 136: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Jij en het hele menselijke geslacht, met jullie korte levensduur: wat zijn jullie ten opzichte van zulke werelden! Wat is jullie aarde ten opzichte van alleen al één zo’n ster! Zelfs jullie zon, die toch een bijna honderdmaal grotere doorsnede heeft dan jullie aarde, zelfs deze is ten opzichte van Sirius of een ster in Orion slechts een zandkorrel. En wat zijn jullie dan helemaal, vergeleken bij de bewoners die die ster bevolken! Naar lichamelijke grootte eveneens slechts zeer onbeduidend, nauwelijks zichtbaar; maar naar de geest zijn jullie toch meer dan zij.

Als Ik jullie een beeld zou geven van deze wereld, van haar oppervlak, vegetatie, formatie79 en licht, dan zouden jullie in het niet verzinken vanwege de pracht en heerlijkheid van deze scheppingen. Dan zouden jullie pas goed inzien wat de menselijke trots eigenlijk waard is, die hier op aarde vele mensen zozeer opblaast.

Alleen: die uitleg zou hoogstens jullie nieuwsgierigheid bevredigen, maar jullie moreel en geestelijk niet verder op weg helpen. Want jullie zouden, juist als geestelijke mensen, Mij ook in het kleinste moeten herkennen. En het is niet nodig, noch passend, om jullie verbeeldingskracht te verpletteren door scheppingen te schetsen, waarvan jullie ondanks de uitleg nog niet een tiende deel zouden kunnen vatten of begrijpen. Jullie moeten namelijk steeds bedenken dat jullie mensen zijn en dat boven je horizon uit al het andere voor jullie moeilijk te begrijpen moet zijn.

Ik zeg jullie alleen maar dit: deze sterren, die voor jullie het sterrenbeeld Orion vormen, zijn enorm groot, en om elk van deze sterren beweegt zich een grote hoeveelheid andere werelden. En Sirius, de voor jullie dichtstbijzijnde vaste ster, is de zon waaromheen jullie hele zonnestelsel zijn baan moet beschrijven. Terwijl jullie zon een doorsnede heeft van honderdduizenden mijlen, moet de doorsnede van Sirius gemeten worden in miljoenen mijlen.

Hieruit kunnen jullie de logische conclusie trekken dat alles op deze werelden zo ingericht moet zijn, dat de noodzakelijke verhouding tussen dieren- en plantenwereld ook menselijke schepselen veronderstelt, die jullie bevattingsvermogen te boven gaan.

Daarnaast moet Ik nog opmerken dat Sirius, zoals jullie die noemen, vele malen dichter bij jullie staat dan Orion - dat daar miljoenen mijlen vanaf staat - en het Zevengesternte, een sterrencomplex van meer dan vijfhonderd zonnen, dat nog verder achter Sirius in zijn heerlijkheid straalt.

Over de grote ‘nevel’ in Orion wil Ik helemaal niet spreken, want dat is een wel heel erg reusachtige hulsglobe80, die alleen in het nachtelijke donker tussen de sterren van Orion door pas na vele duizenden jaren (d.w.z. zo lang heeft het licht nodig) jullie haar heerlijke licht zendt!

Kijk, alleen al in dit sterrenbeeld Orion staat een klein stuk van Mijn schepping voor jullie, waarvan de eerste ster - Sirius - in zeer nauwe wisselwerking staat met jullie zonnestelsel, en dientengevolge met jullie zelf.79 Gedoeld wordt op de geologische formatie, de vorming en samenstelling.80 ‘Hulsglobe’ is de naam voor een samenhangend stelsel van deciljoenen maal deciljoenen zonnen, die zich als centraalzonnen van de eerste, tweede, derde en vierde klasse tezamen met de talloos vele planetaire zonnen (zoals die van onze aarde er een is) allen in grote en uitgestrekte banen om een gemeenschappelijk, onmetelijk groot middelpunt bewegen, dat bestaat uit een nagenoeg eindeloos grote hoofdmiddenzon. Ontelbaar veel van zulke hulsgloben, die op voor mensen ondenkbaar grote afstanden van elkaar staan en de eeuwige oneindige ruimte vullen, heten als geheel ‘de grote kosmische mens’ (J. Lorber in een voetnoot bij het Gr. Ev. Joh. deel 2, hfdst. 57).Zie ook: ‘Himmelsgaben’ deel 1, pag. 118; ‘Von der Hölle bis zum Himmel’ deel 2, hfdst. 296-300; Gr. Ev. Joh. deel 2, hfdst. 57 en 139; deel 5, hfdst. 115; deel 6, hfdst. 248; ‘Naturkundliches Lorber-Lexikon’, pag. 67-70.

Page 137: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Orion, die daar ogenschijnlijk achter staat, toont jullie in regelmatige lijnen een sterrenbeeld dat steeds hetzelfde beeld laat zien, omdat het ook door een wederzijdse aantrekkingskracht over geweldige afstanden verbonden is. Vervolgens voeren de Plejaden, een kleine hulsglobe in een andere grote hulsglobe, jullie tot nog grotere afstanden. Tenslotte roept de nevel in Orion afstanden bij jullie op, waarvoor jullie getalsrekening allang geen cijfers meer heeft om die maar bij benadering uit te drukken!

Of geloven jullie misschien dat daar, waar deze nevel de vorm aanneemt van sterrencomplexen, al het einde van Mijn schepping zou zijn? Beslist niet! Ver daarachter zweven nog werelden in de vrije ruimte, waarvan het licht sinds de schepping van de aarde nog niet tot jullie ogen kon doordringen; en ook al zou dat ooit gebeuren, dan zullen ze met de scherpste sterrekijkers nauwelijks zichtbaar zijn voor de bewoners van de aarde.

Daar is de grens van Mijn materiële schepping nog lang niet bereikt; verder en verder gaat het, van nevelvlek tot nevelvlek, zich ontwikkelend, zich vervolmakend, zich verlossend.

Daar in die ruimte is zelfs jullie maatstaf van tijd niet meer mogelijk, want wat stelt jullie ‘jaar’ voor! Mozes zei jullie al: “Bij Mij zijn duizend jaar als bij jullie slechts een dag”, en Ik voeg hier aan toe: zelfs die duizend jaar zijn nog te klein voor een tijdrekening van Mijn schepping!

Zo, Mijn zoon, doordrong je oog die sterrenbeelden met een geestelijke blik, vloog het door de ruimte als een gedachte en zag het in die steeds oplopende afstanden de langzaam voortgaande weg, waarop de materie zich uitstrekt van het grove gebondene tot het fijnere, van het psychische81 gebied tot het geestelijke en van het geestelijke tot het goddelijke. In dit sterrenbeeld omvatte je geestelijke blik Mijn almacht, Mijn grootheid en Mijn liefde, want hetzelfde leven dat je langzaam kloppende hart sneller deed slaan, straalde je tegemoet in het schitteren van zulke ver verwijderde werelden.

Je herkende het licht als de drager van het leven, maar ook als de grondslag van de liefde, want zonder licht zou er geen leven zijn, en zonder leven geen denkvermogen. Om de wonderen van een liefhebbende Vader te begrijpen moet men ze eerst kunnen zien; dat zien leidt dan tot voelen en vervolgens tot bevatten.

Het schitteren van het sterrenlicht was voor jou dus als een fluisteren van de liefde van je Vader. Je herinnerde je je jeugdjaren, toen je soms die mooie sterren vragend aanzag en hun als het ware wilde zeggen: “Wat zijn jullie, lieflijke lichten aan de donkere horizon van de wereld? Duizenden aardse jaren gingen voorbij, menige generatie verging en wist dat net zo min als ik, en nog gedurende duizenden aardse jaren zullen aardebewoners jullie in het oosten zien opkomen en het net zo min weten als hun voorgangers! Niet op te lichten sluier! Niets dan vermoedens, en geen duimbreed zekerheid!”

Zo dacht je vaak als deze sterren iedere winter weer aan de horizon stonden, en er moesten bijna zeventig jaar verlopen voor je kon begrijpen en vatten waar Ik op doelde toen Ik zei: “In het huis van Mijn Vader zijn vele woningen!”

81 Oorspr. ‘das Seelische’. ‘Psychè’ is een van oorsprong Grieks woord, en betekent ‘ziel’.

Page 138: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Nu weet je meer dan toen; nu kun je ook meer aanvoelen en bevatten, maar ook je schepper, je Vader meer liefhebben dan destijds. Want nu weet je zekerder wat je ooit op het gevoel wilde zoeken.

Je weet ook nog meer, namelijk dat er achter deze grote materiële wereld een nog grotere geestenwereld is; dat deze geestenwereld zelfs tot in jouw nabijheid reikt en je omgeeft, en dat je daar al vrienden hebt die je vurig verlangend opwachten. En ook al zou je met je verstand een oneindigheid van de materiële wereld kunnen begrijpen: je weet dat je nu ook met je hart een oneindigheid van de menselijke geest voelt; deze bewijst je dat jij, wanneer al deze werelden over aeonen jaren vergaan of geheel veranderd zullen zijn, toch altijd getuige zult zijn van hun wetmatige omwentelingen en veranderingen.

Uit alles heb je ingezien en begrepen dat er behalve dit heir van werelden een grote machtige schepper is, die liefhebbend als een Vader behalve deze grote scheppingen ook het kleinste wezen niet vergeet en in het groot en in het klein steeds dezelfde blijft. Je hebt ook begrepen dat liefde zijn voornaamste eigenschap is; dat liefde de reden is waarom Hij zulke werelden schiep; dat liefde de factor is die al het materiële naar het geestelijke stuwt, en dat liefde alleen maar als leven beschouwd kan worden als het kleinste wezen dezelfde drijfveren volgt als die de schepper ertoe brachten om de hele wereld te scheppen!

Het koel berekenende verstand mag dan honderd keer de afstanden van de wereld opmeten voorzover zijn instrumenten en rekenkunde dat toelaten, en ook nog rondcirkelende planeten ontdekken die allemaal aan maar één wet gehoorzamen - maar niet één gedachte van liefde zal zijn hart verwarmen. Het zal zich verbazen over werelden en hun afstanden, maar alleen het liefhebbende hart knielt van bewondering en heilige geestverrukking neer, omdat het inziet dat temidden van alle materie, temidden van alle stralende werelden en zonnen alleen de straal van liefde warmte kan geven!

Wat is jullie astronomie helemaal? Een koel opsommen van sterren en hun banen, en hoogstens hun verschillende licht. Maar dit alles geeft jullie nog niet de sleutel tot Mijn schepping:

Wanneer jullie wetten ontdekken, vergeet dan de Wetgever niet! Hij kan het geschapene pas waardevol voor jullie maken!

Als Hij uit liefde schiep, dan moet het allereerst toch ook weer ‘de liefde’ zijn die de straal van liefde opzuigt en deze, als in een antwoord, weer aan haar kan teruggeven.

Zo was je geestelijke blik op het sterrenbeeld Orion. Je zag daarin je hele leven, je missie en je toekomstige bestemming; uit alle schitterende stralen van die sterren straalde de liefde van je Vader je tegemoet, en je had voor Hem willen neerknielen en uitroepen: “Wat ben ik, o Heer, dat u aan mij denkt!”

En Ik antwoordde je: “Sta op, Mijn kind! Ik ken je hart en weet wat je wilt zeggen. Je taal heeft er geen woorden voor; het is een product van de aarde, waarmee je bovenaardse gevoelens niet kunt uitdrukken”. Kalmeer, en hou het vol op de post waar Ik je heb gesteld. Het zal niet lang meer duren, en dan zul je deze onmetelijke ruimten met geestelijke ogen leren afmeten en begrijpen; dan zul je overal, in en op alle werelden, steeds je Vader vinden die alles liefhebbend geordend heeft, die alles verder leidt en alles gelukkig wil maken en om zich heen verzamelen.

Page 139: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Laat het licht van verre werelden maar in je ogen vallen; laat het dat aangename gevoel in je teweeg brengen dat alle harten vreedzaam stemt. Weet: het licht van alle sterren is liefdeslicht! Het is een zuiver geestelijk fluïdum, nog niet verontreinigd met het grove materiële. Het is geestelijk leven, veranderd in de fijnste stoffen van de ruimte der schepping. Zoals jouw zon de drager van al het leven op je kleine aarde is, zo is ook het licht van de sterren, hoewel het van ver komt, steeds een drager van geestelijke potenties; die moeten in jou en alle mensen aanvullen wat jullie zon niet in staat is te geven.

Zo stimuleerde het licht van het sterrenbeeld Orion, Sirius en de Plejaden in jou de tere draden van je hart. Het licht uit die werelden was, als geestelijk licht, aan jouw gevoel geestelijk verwant, en zo ontstond er die geestelijke verre blik in die ruimten, waar tellen ophoudt en zelfs de snelheid van het licht nul wordt.

Verwante dingen vonden elkaar, en zo verstond je de taal van een lichtstraal, die je van miljoenen mijlen ver hetzelfde zei als wat een nietig stofkorreltje je ook verkondigt, namelijk: “God is liefde!”

Zo zal het een ieder vergaan wanneer hij met een zuiver, kinderlijk gemoed de blik opheft naar zijn Vader en Zijn schepping. Mijn schepping en Mij te begrijpen is geen zaak van het verstand maar een zaak van het hart, het gevoel!

Jullie kennen de taal van het gevoel niet; die vermoeden jullie alleen maar. Maar in andere geestelijke omstandigheden zal ook deze taal voor de mens verstaanbaar worden; want hij moet die toch hebben, als die taal voor hemzelf de geleidelijke gang van gevoel naar gevoel, van zaligheid naar zaligheid moet zijn!

Geloof je soms dat men deze zaligheden helemaal alleen en zwijgend zou verdragen!? Nee, alleen door ze met anderen te delen geniet men helemaal. Zo geniet Ik door de vreugde van Mijn kinderen, en ook zij moeten dus een manier van uitdrukken hebben om die te uiten.

Op sporadische ogenblikken in je leven voelen jullie dat er zo’n taal bestaat; maar tegelijkertijd voel je dat jullie die taal niet machtig zijn!

Daarom geef Ik aan jou ook de mogelijkheid om de geestelijke verheffing van een enkel moment in zo veel woorden uit te drukken, opdat ook anderen mogen vatten wat een gevoelvol hart in een ogenblik kan ervaren; en ook om anderen ertoe aan te sporen om niet zo totaal geesteloos tegen Mijn natuur aan te kijken, maar om zichzelf eraan te wennen de materiële indrukken van zich af te zetten en, als die toch op hen inwerken, ze geestelijk te ‘vertalen’. Want mensen zijn geesten; het geestelijke is hun primaire voeding en de geestenwereld is tenslotte de plaats waar ze het langste verblijven.

Hoeveel duizenden mensen lopen er ‘s avonds gedachteloos onder Mijn sterrenhemel. Ze keuren deze geen blik waardig, kruipen binnen hun vier koude muren en jagen enkel en alleen hun dierlijke behoeften na, om in de slaap zichzelf, Mij en Mijn wereld te vergeten.

Het rijk van de oneindigheid dat boven hun hoofden is uitgespreid wordt als niet-bestaand beschouwd; het rijk dat onder hen is wordt gezien als een gesloten boek. Zo wandelen ze tussen twee wonderscheppingen in, waarbij zelfs hun eigen bestaan voor hen een raadsel is. Zo gaan ze dag aan dag de ontbinding en de gedaanteverandering tegemoet: ze kwamen op de wereld, wisten niet waarom, en gaan er weer uit weg zonder ook maar een haarbreed wijzer te zijn geworden!

Page 140: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

O arm menselijk geslacht! Hoe zal het je in die andere wereld vergaan, wanneer jullie in die wereld niet in passen en niet terug naar deze wereld kunnen?

Maar zo is het; ze zijn vrij, en dus moeten ze genieten van wat ze voor zichzelf geschapen hebben.

Wie een dier wil zijn, die blijve dier. En wie geest wil zijn, die worde dat, en ervare reeds in het aardse leven op sporadische momenten dat de zichtbare wereld heel iets anders is dan ze schijnt te zijn; en dat daarboven en er middenin nog een geestelijk rijk is dat geen einde heeft en geen begin. Daar kom Ik, als middelpunt van al het geschapene, als Vader allen met liefde tegemoet en laat hen af en toe zelfs al in het aardse leven voelen wat eigenlijk pas in het geestrijk zijn volledige uitdrukking zal krijgen.

Zo was het ook bij jou, Mijn zoon, en zo zou Ik het graag bij al Mijn kinderen zien; alleen zo verkrijgen ze allemaal wat ze zo allervurigst zoeken: rust en troost in het aardse leven, en ook nog geestelijk genot in de geestenwereld!

Zo boeken ze regelmatig vooruitgang; zo kunnen de uren van geestelijke verheffing zich vaker bij hen herhalen, tot die in de andere wereld blijvend hun leven zullen uitmaken.

Altijd verkondig Ik: Verhef je uit de modder van het aardse leven! Het is tevergeefs: nooit zullen jullie in de genietingen daarvan datgene vinden wat jullie zoeken. Jullie zijn geesten, en moeten leren geestelijk te genieten.

Zelfs het meest materiële heeft geestelijke kanten, en wie nog niet zover gekomen is om alles een geestelijke tint te geven en overal geestelijke winst uit te halen, die is nog ver verwijderd van het doel wat hij als mens hier op aarde zou moeten bereiken, waarna hij vervolgens pas het andere, hogere doel in het generzijdse kan bereiken.

Alles wat jullie omgeeft bestaat uit wonderen: jullie zelf, je lichamelijke en geestelijke organisatie, overal is het materiële slechts de onderlaag van een algemeen groot geestenrijk!

Wat is leven?! Wat is licht?! Wat is warmte, wat is magnetisme, elektriciteit, enzovoort Allemaal vragen die Ik jullie al naar tevredenheid beantwoord heb, en toch schuifelen jullie als blinden rond in deze tuin vol heerlijke producten van goddelijke liefde; het hoofd diep gebogen, vergeten jullie vanwege je materiële behoeften je geestelijke missie en geestelijke ontwikkeling.

O verdorven menselijk geslacht! Wat een bittere ervaringen zul je je zelf bezorgen! Mijn blik zag het allang tevoren, maar tegenhouden kan Ik het niet. En Ik moet Mij dus tevreden stellen met de weinigen die Mijn stem horen, alhoewel pas na harde beproevingen; met hen die niet zo gedachteloos willen rondwandelen, aangezien de tijd om te wandelen kort is en het doel ver!

Neem daarom ook dit woord ter harte! Het was in het begin weliswaar alleen aan Mijn schrijver gericht, maar alles wat Ik zeg is gemeengoed en moet gemeengoed worden. Moge dus deze blik van een enkeling de ogen van velen openen, opdat ze allemaal mogen inzien wat hun ten dienste staat (als ze het maar serieus willen) om zich reeds in dit beproevingsleven genietingen te bezorgen; genietingen die pas hun ware interpretatie krijgen in dat leven, waar de tijd een andere maatstaf - de maatstaf der eeuwigheid - heeft aangenomen en aan oneindige geesten ook oneindige vreugden kan bieden! Amen.

Page 141: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Hoofdstuk 27

Een blik op Orion, Sirius en de Plejaden

II

(ontvangen 21 december 1875)

In het laatste woord voerde Ik je mee naar die verten, waarvandaan pas na eeuwen een lichtstraal tot jullie doordringt, en liet je in een sterrenbeeld een klein stuk van Mijn oneindige schepping zien. Ik toonde je de grote kosmische zonnen die, in nevelvlekken gegroepeerd, daar een rijk van schittering en kleurenpracht vormen, waarvan geen menselijke fantasie zich een idee kan vormen of ooit een vast omschreven concrete afbeelding tot stand zal brengen.

Ik vertelde je hoeveel wonderen Ik in de ruimte heb geplaatst, alleen om voor geesten die Mij liefhebben en erkennen zaligheden te bereiden, die ze na de behaalde overwinning zouden moeten ontvangen en genieten, als passende beloning voor hun leven vol strijd en zorgen.

Door alle wonderen die jou zelf omgeven op te sommen en door de organisatie van het lichaam dat Ik jou en ieder voelend wezen geschonken heb, toonde Ik je aan hoe ver jullie er allemaal van verwijderd zijn om, ondanks alle woorden en feitelijke bewijzen, je eigenlijke geestelijke positie te beseffen.

Ik vertelde je dat de meesten van je broeders en zusters vaak afgestompt en onnadenkend onder Mijn sterrenhemel rondlopen, zonder in het minst te vermoeden - laat staan te weten - wat er boven hun hoofden uitgespreid ligt en hoeveel leerzaams daar te lezen zou zijn als ze in staat waren die grote schrifttekens van Mijn eeuwige liefde te ontcijferen!

Ik liet je bij het laatste woord al de grootheid van Mijn schepping vermoeden en daarnaast je eigen onmacht voelen. Ik sprak vermanende en troostende woorden tot jou en allemaal. En toch - wat Ik zei over de geestelijke blik die jij in Mijn schepping hebt geworpen, is niet genoeg.

Er moet nog veel, ja zeer veel gezegd worden, voordat ook voor anderen begrijpelijk zal zijn wat die grote etherruimte is die zich boven hun hoofden schijnt te welven, en welke plaats de mens middenin deze oneindige onbegrensde ruimte eigenlijk inneemt.

Getallen zijn niet toereikend om Mijn werelden en hun afstanden te meten, woorden zijn niet in staat alle schoonheden van die scheppingen te schilderen; en geen menselijke geest, hier noch daar, zal ooit een volkomen overzicht krijgen over Mijn gehele materiële en geestelijke rijk.

Oneindig strekt de ene wereld zich uit - maar de tweede is nog oneindiger; want terwijl het materiële gedeeltelijk door de ruimte beperkt lijkt te zijn, is de uitbreiding van het geestenrijk onbegrensd. Immers de mensen die op alle tot nu toe bestaande werelden sterven vullen al een heel geestenrijk, terwijl behalve hen nog een ontelbaar aantal geesten zich verheugen over hun bestaan, die nog nooit in een materieel omhulsel waren ingekleed.

Page 142: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Daar heersen echter andere wetten en leeft alles vanuit een andere ordening. Die erkent geen tijd en ruimte als maatstaf, maar behalve het eeuwige bestaan draagt alles om hen heen nog duidelijker uitgedrukt het stempel van oneindigheid.

Je hebt een blik geworpen in een sterrenbeeld, en daardoor in Mijn schepping. Je hebt gezien hoe miljoenen zonnen vanuit grote verte je de stralen van hun licht toezenden. Daar, uit die ruimten, kwam de lichtstraal eeuwen geleden uit voort die nu in je oog valt. En terwijl deze nu pas voor jou merkbaar wordt, hebben zich daar op die grote zonnen en in hun licht allang weer duizendvoudige veranderingen voorgedaan. En wel zodanig, dat bij alles wat je in die verten ziet slechts een reeds lang vervlogen tijd voor je oplicht; je kunt daaruit alleen een verleden, en geen heden of toekomst lezen.

Die grote geestelijke keten, die alles tot één geheel verbindt en zich tot in het kleinste vertakt, dient dus om het eeuwige heersen vast te leggen van al Mijn wetten, zoals Ik die van begin af aan vaststelde voor de zelfhandhaving van al het geschapene.

Aangezien een lichtstraal er niet alleen maar is om licht te geven maar ook een drager van eeuwige levenskracht is, begrijp je wel dat hij ook een tot leven wekkende invloed moet hebben op datgene waar hij op valt. Want van geen lichtstraal - zelfs die afkomstig zijn van de verste zonnen en werelden en pas na eeuwen op een voorwerp vallen - is de primitieve kracht verloren gegaan; de kracht die hij echter pas tot uiting kan brengen zodra er een voorwerp op zijn weg komt.

Zo kwamen er bijvoorbeeld nieuwe werelden tot leven, waarvan het maagdelijke licht jullie nog niet heeft bereikt; en zo zien jullie zonnen schijnen, die allang hebben opgehouden te bestaan als zon in de ruimte.

Die zogeheten siderische82 inwerking van de omringende wereld op jullie lichamelijk en geestelijk leven kunnen jullie allen niet begrijpen of voor jezelf duidelijk krijgen, aangezien deze te zacht, niet vernietigend is.

Ze bestaan echter, die invloeden, en ze werken voortdurend; dat kan Ik jullie verzekeren, ook al voelen jullie ze niet en ontkennen jullie geleerden ze. Er moet toch zo’n wisselwerking zijn, anders zou er niets als een samenhangend geheel tevoorschijn treden!

Hoe zou er, bij zulke afstanden en zulke grootheden, een wederzijdse verbinding mogelijk zijn, als naast de aantrekkingskracht niet ook de voortdurende uitwisseling van geestelijke en materiële bestanddelen door middel van het licht bevorderd en bewerkstelligd zou worden!

Licht is de drager en opwekker van al het leven. Zonder licht zou er geen bewegen en geen ontwikkeling van warmte mogelijk zijn; en daarbij is het de warmte, als opwekker en ontbinder van al het geschapene, die datgene bewerkstelligt wat jullie allemaal ‘leven’ noemen.

Het proces van ontbinding en verbranding brengt alle elementen verder van niveau naar niveau, het vervolmaakt doordat het vernietigt. En zo is eeuwige nieuwvorming het resultaat van het eenmaal geschapen grondbeginsel, waardoor het oneindige voortduren van alles wat materieel gevormd is kon worden bepaald en vastgelegd!82 ‘Siderisch’ = in het algemeen ‘betrekking hebbend op de sterren’; in het bijzonder wordt er de invloed en werking van het sterrenlicht mee bedoeld.

Page 143: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Hetzelfde wat jullie dagelijks in de materiële wereld kunnen zien, dat vindt eveneens plaats in de geestenwereld.

De geestelijke verbinding, de snelle vlucht der gedachten brengt ook hetzelfde resultaat voort als licht in de materiële schepping.

De levende kracht die in het geestelijke licht woont, is de gedachte; en het materiële van het geestelijke licht, is het meegedeelde woord.

Die kracht is immaterieel, doordat ze zich alleen door haar uitwerkingen doet kennen; zo is ook de gedachte pas door het gesproken woord of de uitgevoerde daad voor anderen voelbaar.

Het rijk der gedachten is oneindig, heeft geen grenzen, en de gedachte zelf vliegt nog sneller dan licht.

De gedachte brengt tot leven, net als de levenwekkende kracht die licht in zich draagt. Maar zoals licht pas begint te werken en zichtbaar wordt wanneer het tegen een voorwerp aanstoot en daarvan terugkaatst (reflecteert), zo is ook een gedachte pas merkbaar wanneer hij zich tot een vorm verdicht en zich in woorden voor anderen hoorbaar maakt.

En zoals in het licht van reeds lang verdwenen werelden de kracht die iets nieuws voortbrengt toch nog aanwezig is, zo zal ook het woord, ook al is het eeuwen geleden gesproken, toch zijn uitwerking niet missen.

Zie, wat Ik meer dan duizend jaar geleden gesproken heb - en over een paar dagen wordt bij jullie weer het feest gevierd om Mijn afdalen naar jullie kleine wereld in die tijd te herdenken - dat bezit nog steeds zijn gehele kracht! En net als licht leidt het woord, daar waar het valt en wortel kan schieten, tot hetzelfde als wat het licht voortbrengt, namelijk: warmte ofwel geestelijke liefde, en met de warmte van de liefde: werkzaamheid ofwel het uitscheiden van wat onbruikbaar is en vervolmaken van het betere.

Nooit heeft Mijn woord uit die tijd zijn macht verloren; of, om het beter te zeggen: het heeft sinds die tijd nog nooit zijn macht ontplooid. Spoedig echter zal de tijd komen dat het er in zijn gehele glans zal staan in die hoedanigheid als Ik het eenmaal heb gegeven: als het enige bindmiddel tussen het geestelijke en materiële rijk.

Spoedig zal de tijd komen dat van het ene uiteinde van de schepping tot het andere de lichtgedachte van de liefde zal worden begrepen en beoefend!

Op jullie aarde waait reeds de wind van geestelijk inzicht. En net zoals de morgenwind aan iedere zonsopgang voorafgaat - wanneer de door de zon verwarmde lucht in aanraking komt met de koude lucht van de nacht en daarmee in evenwicht tracht te komen - zo zal ook Mijn goddelijke gedachte, die Ik destijds als zaad op deze kleine aarde bracht, licht en warmte verspreiden en de koude lucht van egoïsme en dierlijke hartstochten beginnen te verdrijven.

Altijd en overal hetzelfde beginsel: licht en warmte in het materiële, de gedachte en de uitdrukking ervan in woord en daad in het geestelijke. Dat zijn de verbindingsmiddelen die alles aaneenklinken en ieder mens van een ander afhankelijk maken!

Zo bestaat Mijn rijk in het eeuwig voortleven, het verder ontwikkelen en zich vervolmaken.

Page 144: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

In alle ruimten is de macht van de liefde aan het werk en brengt in het materiële hetzelfde voort als in het geestelijke. En wanneer je blik de verten van de ruimte in hun volle omvang niet kan overzien, dan kan ook je voorstellingsvermogen de uitwerkingen van het gesproken woord niet volgen. Eeuwig werkt zowel het ene als het andere door. Waar licht een voorwerp ontmoet, moet het ook de invloed ervan ondergaan; waar een gedachte als woord een hart raakt, daar blijft het resultaat niet uit. En bij de verschillen die er bestaan tussen geschapen wezens kan, vanwege hun individualiteit, dat resultaat eveneens nooit hetzelfde zijn.

Op het geestelijke vlak werkt een gedachte ook voortdurend door. Want ook al heeft een gedacht bij hoger geplaatste geesten haar werk gedaan, dan werkt ze toch ook in op alle andere op lagere treden staande geesten, zodra het een of andere denkende wezen binnen haar bereik komt.

Een blik op het sterrenbeeld Orion heeft je geestelijk de wijde ruimte van Mijn schepping geopenbaard, en je zonk ineen vanwege de grootte van de afstanden en van de kosmische lichamen. En nu vervult een blik in de oneindigheid van de wereld der gedachten je met aandacht en liefde voor Mij, omdat Ik in vaderlijke genade jou en de anderen al menige geestelijke gave geschonken heb. Daardoor zouden allen moeten inzien wat hun plaats in deze wereld zou moeten en kunnen zijn als ze geestelijk beter waren opgevoed!

Het Kerstfeest en de jaarwisseling herinneren je allebei ergens aan; het eerste aan Mijn grote daad van liefde, het tweede aan het vliegen van de tijd. Jullie bevinden je nu in wel geheel andere ruimten dan vorig jaar, doordat jullie zon samen met haar gevolg met grote snelheid voortraast en jullie naar andere kosmische ruimten voert dan die waar je je vorig jaar dichtbij bevond.

Vraag niet naar het veranderen van klimatologische omstandigheden, of naar het veranderen van de geestelijke instelling van mensheid en afzonderlijke mensen: jullie weten immers niet waar je nu bent en waar de wetten van Mijn schepping jullie heen voeren!

In de oneindige ruimte bewegen zonnen om zonnen, en de planeten, die voortdurend onder hun invloed staan, moeten ook hun veranderingen en wisselwerking mee voelen.

Alles heeft zijn einddoel; zo ook het cirkelen van werelden om werelden. In de hele ether is er geen gebied, hoe klein ook, volledig gelijk aan een ander; want de omstandigheden die daar bestaan vereisen weer andere levensvoorwaarden.

Bij jullie op de kleine aarde is het net zo: aan het zeestrand bestaat ander leven dan in de bergen, in moerasgebieden anders dan in de steppe of de woestijn - en overal lijdt zelfs het organisme van levende wezens onder die verschillende klimaatsomstandigheden, en deze bepalen weer voor een deel de geestelijke ontwikkeling.

Zoals dit een voorbeeld in het klein is, zo is het aan de sterrenhemel in het groot: ook daar bepalen andere invloeden andere werkingen en andere doeleinden.

Niet voor niets zijn afstanden van miljoenen mijlen noodzakelijk voor het bestaan van het een of andere kosmische lichaam; niet voor niets zijn er nog grotere afstanden noodzakelijk voor nog grotere zonnen. Ze moeten ruimte hebben voor hun materiële ontwikkeling en voor de vervolmaking van alle werelden die ervan afhankelijk zijn.

Page 145: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Niets is voor niets zo gemaakt als het nu is, zoals het eens was en eeuwig zal zijn.

Een oneindig durend werk moet op een bredere basis gebouwd zijn, wanneer het behalve het tot leven komen ook zichzelf nog in stand moet houden, zichzelf moet vervolmaken en zichzelf tot een bepaald eindresultaat moet brengen.

Ik gaf de eerste impuls tot bestaan; het verdere moet zich uit zichzelf ontwikkelen.

In jullie zielenleven is het toch net zo: eerst moet de eerste lichtstraal van de liefde tot God en mensen erin gelegd worden, en dan is het de taak van ieder mens om zich te ontwikkelen tot datgene waartoe Ik hem eigenlijk heb geschapen. De gedachtestraal - ‘het woord’ - moet hem wekken, en het verdere proces van ontbinding en vervolmaking moet hij dienovereenkomstig zelf uitvoeren.

Zoals de werelden door de wijde ruimte gevoerd worden om overal uit de ether op te zuigen wat ze voor hun instandhouding en ontwikkeling nodig hebben, zo gaat dat ook met de menselijke geest in het grote rijk der gedachten: ook hij heeft de opgave om uit de nagelaten woorden, menselijke of goddelijke, zijn missie te begrijpen en deze te volgen.

Ver achter de materiële schepping woont de ‘grote Geest’ temidden van zijn geestenrijk, en ver boven de wereld der gedachten leeft eigenlijk pas de bron van het geestelijke begrip van de gegeven woorden!

Het zijn niet de woorden en niet de gedachten die de mensen naar het doel moeten voeren, maar geestelijk juist opvatten, het praktisch verwezenlijken ervan.

Net zoals het licht met al zijn scheppingskracht alleen dan pas werkt wanneer het op een vast voorwerp valt, zo wordt ook de gehele wereld der gedachten pas dan vruchtbaar, wanneer ze op een ontvankelijke bodem valt en ook vrucht kan dragen.

Kijk naar Mijn leer: hoe eenvoudig gaf Ik die zelfs aan ongeschoolde lieden, en Mijn apostelen waren slechts vissers enzovoort, geen geleerden! En vandaag de dag is er, met alle geleerdheid van de hele wereld, nog niemand die deze leer voor de mensen zo zou kunnen weergeven zoals Ik die uitgesproken heb en zoals Ik die graag begrepen zag. Maar Ik moet zelf als het ware weer overnieuw beginnen en allereerst aan slechts weinigen alles afzonderlijk weer verklaren, wanneer Ik wil dat Mijn woorden - woorden van de hoogste Geest - ook geestelijk opgevat zullen worden.

Hoe vaak heb Ik dit middel beproefd. Van eeuw tot eeuw sprak Ik door verschillende mensen, steeds overeenkomstig de geest van de tijd; alleen tevergeefs! Mijn woorden werden niet gehoord, of maar half gehoord, of verkeerd uitgelegd. En nu ben ook jij weer een van die uitverkorenen, door middel van wie Ik Mijn leerplan wil voltooien. En desondanks (kijk naar je aanhangers): hoe weinigen begrijpen wat jij moet schrijven en wat Ik hun in Mijn oneindige genade laat zeggen.

Uit alle rijken der natuur, uit alle hoeken van de aarde en van de schepping zoek Ik onderwerpen uit, die onder Mijn hand een belangrijkheid krijgen zoals nog geen mens die vermoedde.

Ik ontleed voor hen het dichtstbijzijnde net zo goed als het verste; overal toon Ik hun hetzelfde doel, dezelfde liefhebbende Vader en dezelfde oorzaak.

Overal verklaar Ik hun wat de oergrondslag van al het geschapene is, of ze nu door een microscoop of door een telescoop naar Mijn wonderen willen kijken - overal

Page 146: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

is het, was het en zal het de liefde zijn die alles schiep, alles in stand houdt en alles vervolmaakt.

Uit Orion, evenals uit het kleinste atoom van de kosmische ether klinkt jullie allemaal tegemoet wat Mijn engelen eenmaal bij Mijn geboorte zongen:

‘Vrede’ op aarde! ‘Vrede’ verkondigt Mijn schepping, ‘vrede’ is Mijn einddoel - en ‘vrede’ moet er ook onder jullie heersen!

Kijk waar je wilt: jullie zullen vinden dat de natuur steeds de vrede wil herstellen, waar ze door natuurrampen of iets anders verstoord werd. Ieder geschapen wezen verlangt vurig naar vrede.

Het naderende Kerstfeest moet jullie die vrede ook weer in herinnering roepen.‘Vrede op aarde, met jullie zelf’ zij ook jullie parool voor het komende jaar,

opdat jullie die ook mogen verspreiden, waar je plaats ook is!Moge zo het licht uit de verste nevels van Orion - waar werelden schitteren

waarvan afstand en grootte voor jullie weliswaar niet te berekenen zijn, maar waarvan de tendens en het bestaan evenzeer alleen aan liefdeswetten gehoorzamen - aan jullie de zachte liefdesstraal van hun licht zenden! Opdat jullie zullen inzien dat ook daar nog dezelfde wet en dezelfde zorg heerst, die ook hier op jullie kleine aarde de kleinste worm niet vergeet, en die overal slechts vrede zou willen verspreiden, omdat de liefde enkel en alleen in vrede werkzaam kan zijn! Amen.

Hoofdstuk 28

Licht

II

(ontvangen 4 januari 1876)

In Mijn laatste twee woorden over het sterrenbeeld Orion heb Ik je al enige hoofdeigenschappen van licht uiteengezet, namelijk ten eerste de ‘activerende, levenwekkende kracht’ en ten tweede de ‘ontwikkeling van warmte, ofwel leven’.

Nu wil Ik je echter andere eigenschappen van het licht laten zien, die voor een deel soms wel door enkelingen vermoed worden; hun opvatting daarover is echter nog nooit tot een helder bewustzijn geworden.

Al jaren geleden zei Ik in een woord aan jullie dat ‘licht, leven en liefde’83

zodanig met elkaar verbonden zijn, dat het een uit het ander voortvloeit. Maar nu wil Ik jullie ook nog nader verklaren welke relatie daarin bestaat, opdat jullie weer zullen inzien hoeveel er nog in een lichtstraal aanwezig is en ook moet zijn, wil deze beantwoorden aan Mijn ideeën en eeuwigdurend een drager van Mijn wil en een verwekker van leven en liefde zijn!

Kijk, Mijn kinderen, de gehele onmetelijke ether is een donkere ruimte, waarin alleen maar kosmische krachten werken.

De ether heeft zelf echter alle elementen in zich die nodig zijn voor het scheppen van afzonderlijke werelden en het in stand houden ervan. Die oerkracht ligt in het 83 Zie in ‘Lebensgeheimnisse’ het hoofdstuk ‘Licht, leven en liefde’.

Page 147: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

kleinste etheratoom, en is al naargelang de aanleg zo ingesteld dat het een aantrekkende of een afstotende kracht is. Daardoor heeft zelfs de ether geen rust, maar de beide krachten - de aantrekkende en de afstotende - houden daarin de noodzakelijke beweging en het eigenlijke kosmische leven in stand. En alleen dat leven is geschikt om ten eerste de bestaande werelden te geven wat noodzakelijk is voor hun instandhouding of daaruit te verwijderen wat onnodig of verbruikt is; ten tweede wordt het etherleven daardoor in staat gesteld om uit de elementaire stoffen die erin liggen nieuwe werelden te laten ontstaan.

Welnu, middenin deze grote etherruimte, waar geen onder en boven en geen rechts of links voorstelbaar is, in deze duistere ruimte zweven, als oliedruppels op water, zonder zwaarte, de grote werelden en zonnen samen met alle planeten en kometen die er omheen cirkelen in langgerekte, elliptische of ook bijna cirkelvormige banen; onderling worden ze enkel vastgehouden door de wederzijdse aantrekking of afstotende kracht84.

Zoals Ik zei heerst er in de ether door deze twee krachten - die jullie ook ‘elektriciteit’ en ‘magnetisme’85 kunnen noemen - een eeuwige beweging, waardoor de banen van werelden, zonnen en planeten worden bepaald of beïnvloed.

Die beweging brengt wrijving teweeg, de wrijving wekt warmte op, en warmte uiteindelijk ook licht. En licht verwekt, zoals Ik al heb gezegd, met zijn uitingen van kracht leven op. En ‘leven’ is het wetmatige streven om vorm aan te nemen, zich in stand te houden en door verbruiken, vernietigen of veranderen alles te vergeestelijken. Zo kunnen alle werelden, zonnen en hun satellieten86 uiteindelijk, na hun materiële vernietiging of hun verval, als nieuwe, maar geestelijke werelden weer een stap verder gaan. En dan moeten ze hetzelfde proces van ontwikkeling doormaken, wat ze als gebonden materie - van etheratoom tot de vorm van werelden of zonnen - hebben doorgemaakt.

Aangezien nu werelden en zonnen niet allemaal gelijk zijn - ja, eigenlijk is er niet één gelijk aan een andere - is ook hun ontwikkelingsproces beperkt tot verschillende tijdsperioden. Daarbij kan de ene in zoveel miljoen jaar en de andere pas in aeonen jaren zijn proces van ontwikkeling, vervolmaking en nieuwvorming helemaal uitvoeren.

Jullie geleerden hebben in licht eigenschappen ontdekt, die Ik hier wil opsommen (aangezien ze niet aan allen bekend kunnen zijn). Vervolgens zullen aan die kleine veroveringen grote, belangrijke onthullingen worden vastgeknoopt; opdat jullie zien dat alles wat geleerden met behulp van proeven en instrumenten vinden weliswaar zeker waar is, maar dat hun de juiste beoordeling ervan ontbreekt omdat ze het niet als genadegave van de schepper van een universum willen beschouwen.

Laten we dus zien wat de geleerden in het licht hebben gevonden. Ten eerste dat licht (Ik spreek voorlopig over zonlicht) uit een bundel stralen bestaat, en dat iedere straal (in dwarsdoorsnede in de vorm van een vierkante ster steeds een positieve en een negatieve elektrische zijde heeft. Verder hebben ze ontdekt dat er behalve deze lichtende stralen nog donkere zwarte lijnen te zien zijn, die ze ‘warmtestralen’ hebben genoemd. Ook hebben ze nog gevonden dat een lichtstraal zelfs bepaalde

84 Zie ‘De schroef’ (hfdst. 32) in dit boek.85 Zie ‘Magnetisme’ (hfdst. 2) en ‘Elektriciteit’ (hfdst. 3) in dit boek.86 Planeten e.a.

Page 148: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

kleuren voortbrengt, wanneer hij op chemisch geprepareerde metalen valt. Naar aanleiding van deze laatste ontdekking wilden ze hun onderzoekingen zo ver uitbreiden dat ze de materiële bestanddelen van ver verwijderde werelden en zonnen konden bepalen; of deze uit soortgelijke materialen bestaan als jullie kleine aarde!87

Daarnaast hebben de geleerden door een prisma de lichtstraal in zijn zeven kleuren ontleed, zoals jullie die in alle voortbrengselen en in de regenboog met hun verschillende mengelingen kunnen waarnemen.

Welnu, al deze ontdekkingen, die langs moeizame wegen gedaan zijn en deels juist, deels verkeerd zijn, zouden de geleerden reeds nog een stap verder hebben kunnen brengen. Alleen hadden ze dan hun geleerdheid moeten opgeven om zich voor hun Heer, voor Mij te buigen. Dat stond hun trots hun echter niet toe, en zo kwamen ze niet verder dan wat ze gevonden hadden.

Ik heb echter andere opvattingen over de wereld dan zij en wil van Mijn inzicht in de dingen zeker geen privilege maken, zoals zij; Ik ga uit van het principe: ‘men kent Mij slechts dan pas helemaal, wanneer men Mijn werken leert begrijpen’. Om die reden is en was het steeds Mijn zorg om Mijn kinderen (hetzij materieel geschapen mensen of geesten) zoveel van Mijn geest mee te delen als zij kunnen begrijpen en bevatten. En Ik wil dus ook nu weer bij de zojuist aangehaalde ontdekkingen aanknopen en Mijn woord over het licht voortzetten, opdat het in jullie hoofd licht wordt en jullie zelf de ontdekkingen van natuuronderzoekers in de juiste mate kunnen waarderen.

Ik heb jullie in het laatste woord88 gezegd dat licht een levenwekkende kracht heeft. En zojuist zei Ik ook dat er in de ether steeds twee krachten tegenover elkaar staan, namelijk aantrekking en afstoting, die leven - dat wil zeggen: licht en warmte, en daaruit leven - teweegbrengen.

Welnu, de ontdekkingen van jullie geleerden met betrekking tot de vierkante lichtstraal zijn ook niets anders dan deze beide krachten. Waar deze op vaste of dichtere voorwerpen vallen, brengen ze de strijd tussen die beide basiskrachten in al het bestaande op gang, en zo zetten ze het hele levensproces, van ontstaan tot vergaan ofwel veranderen, voort of ze brengen het op gang.

De zogenaamde ‘zwarte lijnen’ van de warmtestralen zijn niets anders dan dichtere stoffen, die door de lichtstraal in zijn snelle vaart uit de etherruimte worden meegevoerd, en die natuurlijk vanwege de snelheid van het licht tegen elkaar wrijven en in de lichtstraal zelf warmte opwekken. Ze kunnen dus zeker ‘warmtestralen’ genoemd worden omdat ze, hoe directer ze op een voorwerp vallen, juist door hun warmte en hun snelheid ook de latente89 warmte van de lichamelijke wereld des te meer ontwikkelen.

Wat echter in hoofdzaak bijdraagt tot deze warmteontwikkeling is het breken van de lichtstraal; allereerst in zijn drie hoofdkleuren: rood, blauw en geel, en verder de vermenging van deze tot andere (secundaire en tertiaire) kleuren. De lichamen zuigen deze kleuren namelijk voor een deel op en weerkaatsen alleen de niet gebruikte, waardoor ze vervolgens voor het menselijk oog zichtbaar worden.

87 De zogenoemde ‘spektrum-analyse’.88 Zie ‘Een blik op Orion etc. II’ (hfdst. 27) in dit boek.89 Gebonden, opgeslagen.

Page 149: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Kijk, in het laatste woord heb Ik jullie gezegd dat een lichtstraal, daar waar hij op valt, leven en warmte voortbrengt; ‘hoe’ dat gebeurt vinden jullie echter in het breken en ontleden in kleuren. Want zodra een lichtstraal met zijn levenskracht een voorwerp raakt, begint dit voorwerp - ofwel de stoffelijke deeltjes ervan - te vibreren; en wel zodanig dat afzonderlijke delen ervan biljoenen malen per seconde vibreren, deze of gene kleur uit zichzelf vrijmaken, deze terugstralen en zich zo met hun oppervlakte aan de waarnemer vertonen. Daarbij moet ook nog de reactie in aanmerking genomen worden, die in de elementen van jullie oog optreedt door de hernieuwde breking van de teruggekaatste kleuren in de iris en overige delen van het gezichtsorgaan.

‘Zien’ betekent dus niets anders dan: ieder voorwerp opmerken in de kleur die het niet als ‘eigen’ beschouwt en terugkaatst, terwijl het alle andere kleuren, zowel hoofd- als mengkleuren, heeft opgezogen omdat ze voor zijn bestaan noodzakelijk zijn.

‘Zwart’ is dus geen kleur, omdat het voorwerp alle kleuren heeft opgezogen; en wit is eveneens geen kleur, omdat het voorwerp, dat voor jullie wit lijkt te zijn, de gave van het opzuigen geheel en al mist en alle lichtstralen terugkaatst zoals ze er op vallen, zonder ze voor zijn behoefte te ontleden.

Uit alles zien jullie dus dat je de gehele kleurenpracht van de natuur anders moet beoordelen dan ze zich aan het aardse oog voordoet. Want voor het geestelijke oog vertoont zich daar, waar rust schijnt te heersen, een koortsachtig bewegen; dit is geactiveerd om vorm te geven, in stand te houden, te ontwikkelen en te veranderen, en wel door een lichtstraal die er eenvoudig op viel.

Zoals Ik jullie zei, is in de grote etherruimte alles eveneens in beweging, teweeg gebracht door de twee elementaire krachten van aantrekking en afstoting. Maar in de schijnbaar vaste materie heerst ook geen rust, want met de eerste lichtstraal die er op valt treedt hetzelfde proces op. Ook daarin is alles in beweging, en wel met een snelheid die geen menselijk bewustzijn kan vatten en geen menselijk oog kan opmerken.

Zo is de inwerking van een eenvoudige lichtstraal de grote factor van al het leven.

Met datgene wat jullie geleerden menen te hebben uitgevonden, namelijk een apparaat om zelfs de elementaire bestanddelen van ver verwijderde werelden te bepalen door middel van een reactie van een lichtstraal op chemisch geprepareerde stoffen, daarmee zijn ze erg abuis! Dat zouden ze gemakkelijk kunnen inzien, als ze hun onderzoekingen slechts zouden willen vergelijken. Bij alle sterren en zonnen komt altijd maar hetzelfde resultaat tevoorschijn90, omdat ze de grote factor - de atmosfeer van de aarde - daarbij geheel buiten beschouwing laten; en daar moet toch iedere lichtstraal doorheen gaan voordat hij het aardoppervlak bereikt.

Welnu, zo vraag Ik deze geleerden: geloven ze dan niet dat in de dampkring van de aarde deze stoffen in opgeloste toestand allemaal aanwezig zijn, die zich in vaste vorm in het lichaam van de aarde zelf bevinden?

90 Dat wil zeggen: ook al verschillen ze onderling, het kan daarbij toch alleen maar gaan om stoffen die op aarde bekend zijn.

Page 150: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Met enig nadenken zou daar een bevestigend antwoord op moeten volgen, want de aardbol ontstond pas uit de atmosfeer; en daarin zal ze eenmaal weer als nevelbol oplossen, zoals ze nu al elke seconde haar verbruikte elementen daaraan afgeeft.

Wanneer nu een lichtstraal, die van ver komt, de dampkring van de aarde raakt en erin doordringt, dan moet hij toch voor een deel de invloed ervan ondergaan en, aldus van samenstelling gewijzigd, dezelfde stoffen waaruit ook de atmosfeer bestaat meebrengen naar het aardoppervlak.

‘IJzer’ bijvoorbeeld is in de atmosfeer van de aarde in opgeloste toestand aanwezig. De lichtstraal komt dus reeds beladen met zulke elementen op het chemisch geprepareerde papier en reageert daar natuurlijk ook weer op als ijzerhoudend; echter niet als zuivere lichtstraal van een ver verwijderde zon of wereld, maar als veranderde factor, beïnvloed door de tellurische91 dampkring van onze planeet zelf.

Als het mogelijk zou zijn om het licht van een zon of een andere wereld direct uit de etherruimte te verkrijgen, zonder dat het andere chemische processen moest ondergaan die het bij zijn tocht door de atmosfeer niet kan vermijden, dan zouden jullie geleerden andere - en vaak ook geen - resultaten boeken.

Dat is echter onmogelijk, aangezien er zonder dampkring geen levend wezen kan bestaan, hoewel in de ether de oerstoffen van de schepping allemaal gereed liggen; ze moeten echter toch eerst door vele omzettingen voor levende wezens geschikt en bruikbaar gemaakt worden.

Neem daarom genoegen met datgene wat Ik jullie voor je bestwil heb aangegeven, en probeer geen dingen te onderzoeken die toch tot geen ander resultaat leiden dan tot het inzicht dat er andere hemellichamen bestaan, die aarden en zonnen zijn zoals die van jullie; en dat hun inwendige inrichting evenals hun oppervlakte, vegetatie en schepselen toch zozeer afwijken van de gestalten en vormen die jullie je voorstellen, dat jullie je fantasie geheel de vrije loop kunnen laten en toch geen haarbreed dichter bij de waarheid zullen komen.

Mijn werelden zijn woningen van schepselen die Ik allemaal uit liefde schiep, uit liefde in stand houd, opvoed en wil vervolmaken, tot ook zij allemaal uit de strijd met de materie tevoorschijn komen als zuivere geestkinderen van hun grote Vader en schepper, en ze geleerd hebben Hem te erkennen, te begrijpen en lief te hebben.

Eén ding blijft bij alles vaststaan: licht is de drager van Mijn liefde, de verwekker van al het leven.

En al gebeurt het op nog zo verschillende wijzen, dan zal een geestelijk mens toch van verbazing ineen moeten zinken wanneer hij ziet hoe het gehele grote bouwwerk van de schepping al zijn eeuwige voortbestaan, zijn vervolmaking, ontwikkeling en uiteindelijke vergeestelijking alleen aan een lichtstraal te danken heeft; de lichtstraal die met zo grote snelheid werelden met elkaar verbindt, hun behoeften met elkaar in overeenstemming brengt en leven en liefde verwekt, daar waar hij zijn macht maar kan laten voelen.

Ik sprak hier alleen over een afzonderlijke lichtstraal en de eigenschappen ervan. Maar kijk eens alleen al naar jullie zon, waarvan iedere seconde een zee van lichtstralen uit haar grote atmosfeer op jullie aarde valt; die zee van licht waar geen menselijk oog, hoewel dit ook gevuld is met zonlichtelementen, ongestraft naar kan 91 Tot de aarde behorend, aards.

Page 151: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

kijken. En stel je dan eens grotere zonnen voor, waarvan de doorsnede en dampkring tot ver voorbij de baan van jullie verste planeet reikt (gerekend vanaf onze zon als middelpunt). Als je je dan een voorstelling maakt van wat een massa licht daar uitstroomt, wat een beweging, leven en warmte dit moet oproepen en wat een stralende kleurenpracht die lichtstralen in staat zijn voort te brengen, daar waar ze op vallen, dan kunnen jullie je al een idee vormen van de heerlijkheid die er in Mijn schepping is. Daar zou jullie zon, vergeleken bij andere zonnen, als slechts een zwak nachtlichtje in het niet moeten zinken bij de glans van grotere zonnen. En op zulke werelden leven wezens die, hoewel ze het grondbeeld van de mens handhaven, een schoonheid van vorm en uitdrukking hebben waarvoor al jullie ideeën over schoonheid onvoldoende, ontoereikend zouden zijn. Want jullie hebben nog geen voorstelling van hoger geplaatste zielen en hun geestelijke ontwikkeling, bij wie de buitenkant echter ook overeenstemt met het innerlijk; en een ‘engelengezicht’ - zoals jullie vaak zeggen - schiet bij alle fantasie naar menselijke begrippen nog tekort als beschrijving van het soort wezens dat jullie op andere werelden in ontelbare aantallen zouden kunnen aantreffen.

O, Mijn schepping is groot. Ze is echter ook heerlijk en verheven, vol van zaligheden en geestelijk genot, waarbij jullie aarde op een kale woestenij lijkt en slechts de zwakste vergelijking zou kunnen doorstaan.

Waarom Ik echter juist deze kleine aarde heb uitgekozen voor Mijn grootste daad, en waarom jullie bevoorrecht zijn ten opzichte van vele anderen - namelijk om eenmaal na moeite en strijd Mijn ware kinderen te worden - dat heeft een ander, groot en geestelijk doel; dat heb Ik jullie elders al eerder onthuld en wil Ik hier nu niet herhalen!

Wat Mij tot deze stap bewoog was de verspreiding van geestelijk licht. Daarom begon Ik daar waar het juist het donkerst was - en helaas nog is; terwijl op die andere werelden mensen met volle teugen in zaligheid genieten en van strijd en zorgen geen weet hebben, maar daarom ook geen verdienste hebben. Ze gaan langzaam voorwaarts en zullen ook langere fasen van ontwikkeling moeten doormaken tot ze daar aankomen waar jullie nu, geleid door Mijn hand, al zouden kunnen zijn!

Nu geldt er bij geestelijke vooruitgang een andere wet en een ander ‘waarom’ dan bij materiële voortgang. Benijd daarom diegenen niet, die nog nooit de drang naar het geestelijke gevoeld hebben, omdat hun levensomstandigheden hen al zo zalig maakten dat het hun oneindig pijn doet daarvan te scheiden. Terwijl jullie, arme zwervers op een dorre bodem, temidden van een verwaarloosde wereld de banier van geestelijke adel hooghouden en dus zuur moeten bevechten, wat andere schepselen buiten hun wil om en in overvloed in de schoot is gevallen.

Licht, de drager en vervolmaker van het materiële, heeft hun in overvloed gegeven wat anderen ontbreekt, maar jullie hart wordt verlicht door een geestelijke licht, met dezelfde factoren92als het materiële licht. Het maakt voor jullie zelfs de meest eentonige woestenij mooier omdat deze, in dat licht bekeken, anders geïnterpreteerd kan worden (en zelfs de hoedanigheden ervan anders benut kunnen worden) en andere resultaten kan voortbrengen.

92 Bepalende elementen.

Page 152: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Het licht met de daaruit te ontleden kleuren - die overeenkomen met de zeven eigenschappen van Mijn goddelijke Ik - volbrengt materieel, wat Mijn eigenschappen geestelijk volbrengen.

Licht doet alles wat materieel gebonden is vibreren en trillen. Ook het geestelijke licht brengt, ontbonden in zijn eigenschappen, de ziel of het menselijke hart in beweging en doet het beven van genot; het laat het hart voelen dat een liefhebbende schepper alleen maar zulke veredelende genietingen wil schenken. En net zoals bij materieel licht een reactie volgt daar waar het licht op valt, zo maakt ook het geestelijke licht alles mooier en laat daarmee zien waartoe zijn eigenschappen - liefde, verdraagzaamheid, barmhartigheid, vergeving en overgave aan de hoogste wil, als ware deemoed, zelfs bij de grootste opofferingen - in staat zijn te volbrengen.

En zoals het licht van de eerste zonnestraal ‘s ochtends op de koude aarde valt, alles tot leven wekt en op alles inwerkt, zodat het in beweging komt en actief wordt, zo is het ook het geestelijke licht dat alle geestelijke capaciteiten in beweging brengt, om de missie uit te voeren waarvoor mensen in dit korte zwerversleven zijn gekomen.

De hele dierenwereld, met slechts weinig uitzonderingen, voelt de eerste lichtstraal. Zelfs een slaapdronken mens voelt zich onrustig worden als toevallig een zonnestraal zijn bed raakt; hij voelt zich aangespoord, onrustig draait hij zich om en om, zonder te weten of te vermoeden dat het een eeuwigheid is die hem in de lichtstraal van de opgaande zon een bewijs van haar nooit aflatende kracht wil geven.

De ijverige mier steekt haar voelhorens uit haar hol in de aarde, want de lichtstraal roept haar op tot werken. Daar zit een klein vogeltje op een dorre tak, en de eerste ochtendstraal van de zon die alles tot leven wekt beweegt het er toe zijn morgenlied te kwetteren. En de bij verlaat zoemend haar korf om van bloem tot bloem het zoete sap te verzamelen; ze denkt deze te bewaren voor haar kameraden in de wintertijd, maar de genotzuchtige mens berooft haar er helaas weer van.

Overal is beweging, in en op de aarde. Alles jubelt die terugkerende zonnestraal tegemoet, want in die lichtstraal is leven en het leven hangt ervan af.

Zelfs in het hoge noorden, waar alles onder invloed van de grote kou verstard is, is het licht de enige getuige van de werkzaamheid van de natuur, terwijl al het andere geen teken van leven of warmte geeft.

Aan de zuidpool van jullie aardbol komen verbruikte stoffen van het aarde-organisme vrij. Ze hebben hun functie vervuld, en als stralende linten keren ze weer noordwaarts terug naar de plaats waar de (etherische) magnetische sterrenkracht het inwendige van de aarde binnenstroomt; het geheimzinnige waaien van de aardse atmosfeer trekt ze daarheen. Nauwelijks aangekomen in de buurt van de magnetische pool, waar twee krachten elkaar ontmoeten - magnetisme en elektriciteit - ontbranden deze dampen door de wrijving van hun elementaire atomen en verspreiden het elektrische licht, wat jullie als ‘noorderlicht’ kennen. In verschillende straalbrekingen en verschillende vormen vindt het ontledings- en verbrandingsproces plaats, totdat alles wat voor het aardse organisme dood was weer bruikbaar is geworden. Dan kan het als werkzame magnetische kracht, als levenwekkende stof weer binnenstromen in het inwendige van de aarde, opdat alles aan de oppervlakte van deze kleine planeet uitgroeit en mooier wordt, en opdat in voortdurende wisselwerking met de buitenwereld ook in het inwendige dezelfde harmonie wordt gevestigd en hetzelfde doel wordt vervuld.

Page 153: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Jullie mensen en het hele dierenrijk ademen ‘zuurstof’ of ‘levensstof’ in, gebruiken deze en ademen die als koolstof weer uit; de hele plantenwereld zuigt deze koolstof voor haar groei gretig op, en voltooit de kringloop van de stofwisseling doordat ze in de nacht zuurstof aanmaakt. Zo zuigt ook de aarde, als levend pulserend wezen, in het noorden een magnetisch fluïdum naar binnen en stoot in het zuiden het elektrische uit; dit stuurt ze dan weer naar het noorden, waar temidden van het ‘starre’ op aarde in de atmosfeer een geestelijk reinigingsproces plaatsvindt, dat het verbruikte materiaal aanvult met levenskrachtige elementen.

Het is overal het licht, dat leven en warmte verspreidt. En juist daar waar de mens met zijn hebzucht niets meer weet te halen, en op die hoogte in de dampkring waar dierlijk leven onmogelijk is geworden, daar is de werkplaats van Mijn almacht, die eeuwig vernieuwt wat dagelijks door miljoenen wezens verbruikt wordt.

In de grote etherruimte is het net zo. Alleen licht doorkruist in zijn snelle vlucht die eeuwige duisternis. Lichtstralen van miljoenen zonnen en werelden ontmoeten en kruisen elkaar daar, en de ene straal geeft daar aan de andere af wat hij zelf niet meer nodig heeft. Dat moet miljoenen mijlen verderop voor een andere zon of een andere planeet gedeeltelijk vergeestelijkt voedsel worden, opdat het afzonderlijke zich binnen het geheel in stand houdt.

Het is de vierkante lichtstraal met zijn positieve en negatieve elektriciteit die Mijn schepping in stand houdt en meehelpt haar naar haar doel te leiden.

Tussen de sferen van hele stelsels van werelden door beweegt zich een leger kometen, die zonnen en de daarbij behorende toekomstige planeten zullen worden; in langgerekte banen trekken ze door de donkere ether. Ze laten een lange lichtende streep achter zich, die eveneens hun elementaire stoffen bevat en blijk moet geven van hun grootte en snelheid.

En hier is bijvoorbeeld een ster, die volgens de door jullie ingevoerde classificatie93 tot de twaalfde klasse behoort. Steeds stralender en steeds groter wordend groeit ze in straling uit tot een ster van de eerste grootte, en neemt vervolgens na enige jaren weer in licht af tot ze voor jullie ogen geheel verdwenen is.

Die ster liet jullie het proces zien van haar wording en haar vergaan; haar wording ging echter lange tijd vooraf aan de lichtstraal, en haar oplossing had plaats toen jullie zagen in haar grootste schittering.

Hier een komeet, een toekomstig zonnestelsel in een proces van ontwikkeling, en daar een geëindigd leven als ‘wereld’, waarvan misschien afzonderlijke brokstukken in de kosmische ruimte rondcirkelen en getuigenis zouden kunnen afleggen van haar grootte van voorheen.

Over al dit leven in de grote schepping deelt niemand jullie iets mee, als het niet de vluchtige lichtstraal is, die net als de snel verglijdende tijd herinnert aan de vergankelijkheid van alles wat bestaat, terwijl slechts de doelstelling om iets nieuws te scheppen en voorwaarts te gaan het hoofdbeginsel in de hele schepping is.

O, hoe weinigen kennen de echte waarde van het licht! Noch in zijn geestelijke equivalent - krachtens welk de lichtstraal aan de mens vaak grote en vruchtbare leringen zou kunnen geven, als deze in staat zou zijn die op te nemen of geestelijk te begrijpen - noch in materieel opzicht, namelijk hoe uit de lichtstraal al het goede en mooie ontspruit!93 Stelsel om sterren in te delen naar klassen (niveaus) van stralingsintensiteit, en daarmee naar grootte.

Page 154: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Jij, Mijn zoon, zag in het licht van een paar sterren een gehele grote wereld. Ik hielp je om dat ogenblik voor altijd vast te houden, opdat jouw en Mijn woord vrucht draagt, ook als je eenmaal van hier bent weggegaan. En nu heb Ik datzelfde thema aangegrepen en als een professor jullie allemaal de lichtstraal uitgelegd, en verder heb Ik jullie de geestelijke lichtstraal van Mijn woord laten voelen. En nu zend Ik jullie opnieuw licht, als oerstof van Mijn eigenschappen als liefhebbende Wezen, overal met dezelfde betekenis en werking, waarbij het licht voortdurend leven verwekt en het ontbrekende kan aanvullen.

Ik heb jullie laten zien dat het licht de enige factor is die jullie iets meedeelt over het bestaan van verre werelden. Zo stelt het jullie in verbinding met werelden waar geestelijk verwante, liefhebbende zielen eveneens verlossing uit de materie verwachten, om eenmaal als geestelijke wezens van alle zaligheden te kunnen genieten die alleen geestelijk - dus door geesten - verworven en gevoeld kunnen worden.

In het ‘noorderlicht’ liet Ik jullie zien hoe in de stofwisseling van jullie aarde het verbruikte in evenwicht wordt gebracht met nieuw verworven stof. Ik leerde jullie hoe het licht als verspreider van leven overal werkt, actief is en in stand houdt. Ik leerde jullie ook dat pas in de donkere etherruimte, ook daar waar op jullie aarde alles verstard is, de geestelijke werking van alle elementaire stoffen van nut begint te zijn voor de kleine aarde, voor haar binnen- en buitenkant.

Zo heb je dan een samenhangend geheel van alle mogelijke verklaringen van het licht. In de afzonderlijke lichtstraal evenals in de lichtzee van een centraalzon hebben jullie het woord vernomen dat bij jullie een geestelijk licht moet ontsteken, opdat je Diegene niet moge vergeten, die geen gelegenheid verzuimt om jullie op de wonderen en wetten van Zijn schepping opmerkzaam te maken, met de bedoeling dat jullie de eerste zullen beschouwen als getuigen van Zijn liefde, en tegen de laatste nooit zullen zondigen. Want alleen jullie zelf zullen de straf moeten ondergaan, zoals ook alleen jullie van zaligheden kunnen en moeten genieten, wanneer jullie Mij door Mijn schepping pas goed hebben leren kennen en geleerd hebben Mij lief te hebben.

Altijd weer herhaal Ik het, en ook vandaag weer: Ik ben liefde! Alleen zo begrijpen jullie Mij, kun je Mijn woorden op waarde schatten en Mijn werken leren waarderen. En alleen door de liefde vind je de sleutel tot het rijk der geesten, waar jullie veel langer bewoners van zullen zijn dan dit korte aardse leven duurt!

Waar in een hart liefde is, daar licht de eerste straal op om de weg naar Mij te vinden, want ook deze liefde, die warmte en leven verspreidt, zal net als de lichtstraal eeuwig de drager van al het goede en verhevene zijn.

Zonder liefde kunnen Mijn zeven eigenschappen niet worden uitgedrukt, want allemaal ontspringen ze aan de liefde. En zoals licht in zijn zeven kleuren uiteenvalt en zo de wereld mooier maakt, zo verzacht ook de liefde, die zich daadwerkelijk uitdrukt in haar eigenschappen, voor de mens zijn levensloop. Door tegenover zijn naaste die liefde te beoefenen zal hij de goddelijke liefde pas goed begrijpen, die zonder naastenliefde niet kan bestaan.

Want vanwege de naastenliefde schiep Ik het hele heelal en leidde Ik er licht doorheen; en zelfs Ik voel Mijn eigenschappen alleen weer als Ik ze in levende wezens verwezenlijkt vind.

Page 155: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Zo moet een lichtstraal van de ene pool van de schepping naar de andere de harmonie en wederzijdse wisselwerking tot stand brengen en in stand houden; zo wordt daardoor de band tussen liefhebbende wezens, tussen Vader en kinderen steeds steviger, tot er eenmaal, zoals Ik op aarde eens zei, ‘één herder en één kudde’ zal zijn. Dan zal Ik in de wijde ruimte van de schepping het woord ‘Er zij licht!’ niet meer laten klinken, want dan zal het overal licht geworden zijn, in het innerlijk van het hart evenals in de uiterlijke materiële wereld; en geen donkere vlek zal bij het zoeken naar Mijn werken voor het geestelijke oog de weg versperren!

Zo moet het licht, als symbool van Mijn liefde, jullie ver omhoog voeren, naar die verre werelden en naar het binnenste van die zonnen en planeten, waar de liefde als vervanging voor het materiële licht alles doet en gereed maakt om de schepselen aan de oppervlakte een draaglijk, gelukkig leven te verschaffen; waar het in stand houden van het fysieke leven gemakkelijk zal zijn en de ontwikkeling van het geestelijke door niets wordt verstoord. Opdat, zoals Ik jullie jaren geleden al zei, licht, leven en liefde het klaverblad van de drie--eenheid zij, wat jullie op alle wegen moet leiden en uiteindelijk tot Mij in het geestenrijk moet voeren. Daar zullen het licht, het leven en de liefde geen einde meer hebben, en zullen jullie steeds ‘meer licht’ in het geestelijke leven en ‘meer liefde’ in het geestelijke licht vinden. Dat licht, wat van Mij uitgaat, brengt allereerst het gehele geestenrijk tot leven, maakt het materiële leven lichter en verwarmt de harten van mensen, en moet zodoende een nauwere band smeden waarin van Vader naar kind alleen zachte trapsgewijze overgangen zijn; de almacht van de Vader jaagt het kind dan geen schrik aan, maar Zijn liefde doet alles vergeten wat het leven in het grote geestenrijk zou kunnen verzwaren.

Zo hebben jullie hier nu weer een woord, een woord over Mijn wonderen, om je te laten zien dat jullie voor de schepper, die alleen een Vader wil zijn, niet moeten terugschrikken, ook al moeten jullie je verbazen vanwege de grootheid van Mijn wereld; en om te laten zien dat jullie het vaste vertrouwen mogen hebben dat Hij, evenals een vader op aarde, jullie niets anders dan vreugde wil doen toekomen - en wel vreugde zonder einde! Amen.

Hoofdstuk 29

Aanvullingen bij het woord over

Licht

III

(ontvangen 14 januari 1876)

Wat Ik je zei met betrekking tot de bewoners van andere werelden, namelijk dat ze in betere en gelukkiger omstandigheden leven dan jullie en dat ze, hoewel ze reeds zaligheden genieten, toch in geestelijk opzicht bij jullie ten achter zijn - hiervan kunnen jullie ook op jullie aarde zelf een voorbeeld zien, als je kijkt naar de

Page 156: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

noordelijke en zuidelijke helft van jullie aardbol en de bewoners en klimatologische omstandigheden daarvan.

Ook hier zijn natuur, klimaat en lichtere zorgen voor het levensonderhoud de zuidelijke bewoners ten deel gevallen, terwijl de noordelijke bewoners, strijdend met de elementen, bijna dagelijks de uitspraak in het Oude Testament: ‘Gij zult in het zweet uws aanschijns uw brood verdienen’ meer moeten bemerken.

Je ziet ook dat de geestelijke capaciteiten in het noorden meer ontwikkeld zijn, omdat juist de uiterlijke klimatologische omstandigheden de mens aanzetten tot het zoeken naar rust en troost in zijn innerlijk; daarentegen houden de zachtere temperatuur, de altijd heldere hemel en de weelderige vegetatie in het uiterlijke leven de zuiderling bijna geheel van zijn innerlijk leven af.

Ook hier op jullie aarde kunnen jullie je de vergelijking tussen de bewoners van heerlijke werelden en jullie op je kleine aarde zinnebeeldig voorstellen.

Alle mensen zijn tot hetzelfde doel geroepen als alle bewoners van andere zonnen en werelden. Maar het proces van geestelijke ontwikkeling gaat, al naargelang de ontvankelijkheid van de zielen, bij de een sneller en bij de ander langzamer; en zo is het ook op jullie aarde. De zuiderling heeft langer tijd nodig voor zijn geestelijke rijping dan de noorderling, juist omdat hij minder voor zijn voeding hoeft te vechten en minder door de uiterlijke omstandigheden wordt aangespoord tot inkeer in zijn innerlijk.

Daarnaast dient hij echter ook meer tegen zijn dierlijke hartstochten te strijden, en de noorderling kent menige kant van de menselijke ziel niet, die de zuiderling het meest verontrust.

De zuiderling komt overeen met de op het zuidelijk halfrond overheersende elektriciteit, de noorderling met het magnetisme.

Zo is het ook bij werelden bedoeld. Hoe mooier de wereld en hoe behaaglijker het leven daarop, des te langzamer is de geestelijke vooruitgang; en hoe meer strijd, des te meer is reeds de schaduw van een geestelijk leven een beloning voor degene die deze strijd verdraagt.

In dit opzicht is de wet van de inkleding der geesten op andere werelden zo ingericht dat ze nooit een te grote sprong moeten maken, maar in het zuiden van minder toegeruste werelden soortgelijke omstandigheden aantreffen.

Dit wilde Ik jullie zeggen met Mijn uitleg over andere werelden, en Ik laat het hier nog eens volgen. Opdat jullie steeds beter de ordening van Mijn schepping mogen herkennen, waar alles volgens een en hetzelfde beginsel geleid en geordend is, en opdat jullie de analogie kunnen vinden, als je de kwestie maar met een geestelijke blik willen bekijken.

Zelfs de planten- en dierenwereld toont jullie hetzelfde als wat Ik ergens anders al eens zei.

Vergelijk de planten en vruchten van het zuiden eens met die van het noorden. Wat een kleurenpracht van de gevederde wereld, zonder melodieus gezang; en, in het noorden: wat een eenvoudig kleed, met een bezielde uitdrukking (nachtegaal)! In het noorden bestaan zangvogels en in het zuiden met kleuren verfraaide, maar schreeuwende of krijsende luchtbewoners; dat wil zeggen: hier een weelderige schijn met een laag innerlijk gehalte, en daar een harmonisch bestaan met een veronachtzaamde gestalte!

Page 157: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Zelfs de door jullie meest gewaardeerde metalen en edelstenen vind je meer in het zuiden dan in het noorden, omdat daar alles voor het aardse schijnleven aanwezig is, en in het noorden meer voor het praktische aardse leven, wat alleen het geestelijke van nut moet zijn. In het zuiden bestaat bij de meeste volksstammen een hang naar prachtige kleding, net als de natuur die om hen heen is; in het noorden, het land van het ijzer, meer gevoel voor het in ere houden van het stevige en nuttige. Terwijl in het zuiden slapheid overheerst, geldt het in het noorden als belangrijkste beginsel om zich strijdvaardig op te stellen tegenover alles wat belemmerend werkt voor de geestelijke ontwikkeling.

De noorderling is ook eerder dan de bewoner van het zuiden ontvankelijk voor het geestelijke, omdat zijn ziel, die meer aan strijd gewend is, deze niet schuwt en juist aangaat, terwijl de zuiderling die behoedzaam uit de weg gaat.

Lees de geschiedenis maar: je zult vinden dat bij oorlogen tussen volksstammen zelfs hun bewapening - die overeenkomt met hun karakter - steeds veel van elkaar verschilde.

De tijd van de middeleeuwen noemde men in het noorden de tijd van het ijzer ofwel de ‘ijzeren tijd’ omdat iedereen zich toen, in zwaar ijzer gehuld, goed voelde.

De zucht naar ijzer is er niet alleen vanwege de veiligheid die men onder zo’n bekleding had, hij ligt nog dieper: het is de magnetische stof, die in het ijzer en de daarmee verwante mensenziel lag.

Kijk eens naar bewoners van het vlakke land: hoe verheft zich hun gemoed, hoe groot wordt hun geestdrift wanneer ze in de buurt van streken met aanzienlijke bergen komen! Zie hoe ze in de sappige dalen en bergkloven wandelen, hoe ze de bergbewoners volgen op duizelingwekkende hoogte tot waar de vegetatie ophoudt, en op gebarsten rotsklippen of eeuwig bedekte sneeuw- en ijsvelden hun thuisland ontwaren!

Kijk, het zijn niet zozeer de bergmassa’s, maar het is hun inwendige samenstelling, die verwante elementen bevat die in nauwe betrekking staan tot de mensenziel en bij de noordelijke helft van de aardbol behoren94.

De zuiderling verlangt niet naar een gebergte of een schitterend natuurtafereel; hij wil rust hebben en gemak, omdat reeds de temperatuur van zijn land hem niet veel beweging toestaat zonder grote offers aan krachtsinspanning te brengen.

Zo zijn de grote en mooie werelden eveneens alleen voor zulke mensen geschapen, voor wie enkel een langzame rijping bevorderlijk is. En zo moeten jullie Mijn eerste woorden en de navolgende interpreteren, wanneer jullie in het schijnbaar onrechtvaardige toch een strikte logica willen vinden.

Ik gaf jullie met opzet deze vergelijking tussen het zuiden en noorden op jullie aarde, opdat jullie door datgene wat dichtbij is het verre gemakkelijker kunnen begrijpen.

Ik zou jullie nog heel veel kunnen opnoemen als bewijs van dit verschil, dat zijn grondslag heeft in het feit dat de kleine bestanddelen van het oppervlak of het inwendige van de aarde zelf onwillekeurig invloed uitoefenen op de ontwikkelingsperioden van volken, al naargelang ze in het zuiden of noorden wonen.

Neem bijvoorbeeld de religies met hun erediensten: hoe slap, hoe zinnelijk zijn die in zuidelijke landen ontaard, terwijl ze in het noorden voortdurend een strenger 94 Zie ‘Der Großglockner’.

Page 158: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

zedelijk karakter droegen. Zelfs de voorstelling van een toekomstig leven na de dood moest onder deze invloeden lijden en zo haar missie bemoeilijken in plaats van gemakkelijker te maken.

Hoe weinigen van jullie zijn in staat om de eigenlijke toestand van de cultuur of de ontwikkeling van een volk op juiste wijze te beoordelen, omdat de meeste geschiedschrijvers en etnologen95 de mens alleen beoordelen naar wat zichtbaar gebeurd is en niet naar de geheime kracht, die onwillekeurig vaak de hoofdkantoor is.

Kijk, klimatologische omstandigheden beïnvloeden het lichaam, voedingsmiddelen en beslommeringen van het leven de ziel, opvoeding en sociale positie de geest! De grote keten die alle wezens verbindt, die daarnaast echter mensen afzonderlijk de plaats aanwijst waar ze het eerste kunnen werken en het gemakkelijkst vooruit kunnen komen, deze grote verbinding kennen jullie niet; want die heeft haar begin buiten jullie kleine planeet, en gaat ver boven jullie zonnestelsel en kosmos uit.

Het is geen toeval wanneer de ene mens in deze en de andere in die omstandigheden is geboren en opgevoed; het is geen willekeurig samenvallen van omstandigheden, die bepaalden dat de een zo en de ander anders zou moeten leven en werken.

Wees ervan verzekerd dat er overal een geestelijk ‘waarom’ is, waaruit vervolgens het praktische ‘daarom’ voortvloeide.

Dat wat zuidelijke volken ‘fatum’96 en jullie ‘noodlot’ noemen, waardoor de vrijheid van de mens in zijn handelen beperkt zou zijn, is nergens aanwezig.

Het is waar: klimatologische omstandigheden, voeding, sociale positie en opvoeding bestempelen de mens op aarde tot datgene wat hij schijnt te zijn. Maar toch is ook aan de ziel de macht gegeven - en deze is door de aan haar toegevoegde godsvonk in hoge mate bepaald - om al die inwerkingen in zoverre te beheersen en tot geestelijk voordeel te benutten, dat geest en ziel steeds de overhand houden en het lichaam toch aan de ziel moet gehoorzamen, ook al lijdt het onder die beperking.

En hier zien jullie of kunnen jullie tenminste vermoeden hoeveel omstandigheden er vaak moeten optreden om de verschillende zielen met al hun verschillen in geestelijke aanleg toch naar één gemeenschappelijk doel te leiden.

Hieruit kunnen jullie leren begrijpen hoe Ik het regiment aanvoer, aangezien Ik alle handelingen van mensen en al hun daden toch weer zo’n wending geef dat Mijn doel - dat wil zeggen een geleidelijke vooruitgang in de gehele geschapen wereld - bevorderd wordt, doordat zelfs het slechtste wat door mensen wordt uitgebroed en uitgevoerd toch alleen iets goeds moet voortbrengen.

Deze woorden heb Ik gegeven als een aanhangsel bij Mijn vorige woord97, met de bedoeling nog meer licht in jullie harten te ontsteken. En door deze blik in het grote regiment van geesten kunnen jullie vermoeden wat de woorden, die Ik jullie ooit gaf onder de titels ‘De gedachtewereld’ en ‘Het woord’98, eigenlijk nog meer bevatten. Dit woord moet, behalve dat het op zichzelf belangrijk is, de waarde van het vorige in het juiste licht plaatsen. Want ‘Licht’ was ook de titel van dat woord, en het

95 Volkenkundige.96 Latijn voor: (nood)lot.97 ‘Licht II’ (hfdst. 28) in dit boek.98 De hoofdstukken 15 en 17 in ‘Lebensgeheimnisse’.

Page 159: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

moet en zal licht worden, ofschoon het zich door jullie lauwheid maar langzaam kan verspreiden.

De magnetische en de elektrische kracht, deze grote factoren in Mijn kosmische rijk, zijn te belangrijk om verkeerd begrepen of over het hoofd gezien te worden. En toen Ik zei dat er een keten is die alles verbindt en samenhoudt, dan vormen deze twee factoren het bindmiddel in de materiële wereld; en deze komen op het geestelijke vlak overeen met Mijn wil en Mijn ernst om alles toch daarheen te leiden waarheen Ik wil en waartoe Ik alles bestemd heb.

Uit deze beide zojuist genoemde krachten ontwikkelt zich het licht. Het licht bepaalt het bestaan van werelden, hun klimatologische omstandigheden en hun voortbrengselen; deze worden vervolgens tot de basis voor het zielenleven van alle wezens, die onder al die invloeden pas door vechten en strijd met hun eigen aard op zichzelf het stempel van geestelijke adel ofwel geestelijke hoogte moeten drukken.

Wanneer de mens niets zou hebben wat hem op zijn aardse levensweg belemmerend in de weg staat, dan zou hij ten prooi vallen aan het geestelijke verrottingsproces, net als een stilstaand water dat zonder beweging de inwerking van lucht, licht en warmte moet ondergaan.

Zoals de winden de lucht, de golven de zee en het magnetisch-elektrische leven het inwendige van de aarde in beweging houden, zo zijn het op het geestelijke vlak van de menselijke levensweg de gebeurtenissen en verschillende omstandigheden die steeds stimulerend en bevorderend op geest en ziel inwerken; opdat ze, net zoals eb en vloed in de zee, het geestelijke zielenleven behoeden voor bederf.

Zo zien jullie de grote keten die ook in het geestenrijk nog geen einde heeft, maar die geesten aan de wereld vastknoopt en levende wezens verbindt met hen die zijn overgegaan (de zielen). En steeds legt ze deze verbinding, waar ook maar een geschikte gesteldheid99 aanwezig is om die verbinding ook zichtbaar tot stand te brengen.

Overal is het de grote geestelijke potentie van Mijn wil, de zachte inwerking van Mijn goddelijke eigenschappen, die dit enorme bouwwerk, dat jullie als universum kennen, in stand houdt. En ook dat instandhouden is nog een stap voorwaarts, doordat er overal alleen maar een begin en een trapsgewijze voortgang, maar nergens een voltooiing bestaat!

De eenvoudige factor ‘licht’ is de drager van al het bestaande. En het eenvoudige ‘woord’ is, als zichtbaar uitgedrukte gedachte, het geestelijke licht dat alles in beweging brengt en alles naar Mij zal terugvoeren, vanwaar het is uitgegaan.

Het licht met zijn straalbreking brengt jullie kleuren voort, brengt jullie aarde tot leven en helpt haar bekleden, verfraaien en voor jullie draaglijk maken.

Het licht trekt uit het donkere aardrijk de sappen omhoog en voert, vanaf het kleinste mosplantje tot aan de hoogste boom, ieder gewas naar zijn bestemming.

Het eerste beginstadium van iedere plant is blauw, wit of rood gekleurd, voordat ze uit de donkere aarde oprijst; het bloed ervan ofwel het stromende sap - met bolletjes zoals die in jullie bloed - maken de voornaamste substantie uit en bewegen daar voort in een regelmatige stroom.

Ze zijn nog niet groen gekleurd; bleek stijgen ze op uit de bodem. Maar nauwelijks bereikt de plant het licht met zijn straalbreking en zijn opwekkende 99 Bedoeld wordt een zekere ‘opening’ in geesteshouding, waarbij genoemde keten aansluiting kan vinden.

Page 160: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

kracht, of daar begint een ander leven. Het bleke, vale krijgt kleur, en wordt groen in alle variaties die passen bij de individualiteit100 van de plant. Alles leeft, alles werkt, alles ontbindt, vormt en ontwikkelt zich, wordt echter weer ontbonden, weer gevormd en voor weer een ander doel gebruikt.

Steeds stijgen er nieuwe krachten uit de aarde omhoog. De grovere en dichtere blijven, overeenkomstig hun zwaarte, beneden achter; de fijnere gaan verder: daaruit vormen zich de knoppen, de bloemen en de vrucht101.

Altijd is het licht de stimulator. Wat de bladeren aan kleurenpracht naar binnen gezogen hebben - en daarbij alleen de groene kleur terugstraalden - dat geven ze nu weer verfijnd terug in de bloem, in de verschillende kleuren ervan. Dat komt doordat ze in de bloem het groen voor zichzelf houden en de andere kleuren voor jullie ogen zichtbaar tonen, en zo aan de opmerkzame toeschouwer iets meedelen van hun innerlijke werking.

Behalve als kleurenspel is licht nog een zeer belangrijke factor als ontwikkelaar van warmte; deze trekt het etherische in de fijnste sappen van het planten naar buiten als zoet sap of een fijne aangename geur, en bezorgt de dieren- en mensenwereld een aangename werking op de zintuigen.

Zo zien jullie dat het licht stuwend en werkend meehelpt aan de ontwikkeling en het einddoel van ieder organisme. Het materiële licht haalt dit alles uit de donkere bodem van de aardkorst tevoorschijn en brengt het aan de oppervlakte, waar het vervolgens verder als basis moet dienen voor dieren en mensen. Zo is het ook Mijn woord als goddelijk licht, dat op de duistere bodem van het hart valt en daar de sluimerende krachten van de geest wekt. En net als bij het licht met zijn zeven kleuren, ontbranden daarin dan ook Mijn zeven eigenschappen, die vervolgens - zoals een blad dat in het begin groen als voornaamste kleur terugstraalt - de deugd van de vaste wilskracht in het uiterlijke leven vertonen. Als de mens alle zeven eigenschappen geestelijk heeft verteerd, dient hij, terwijl hij zijn wilskracht voor zichzelf behoudt, de overige eigenschappen als bloem of kroon op al het geestelijke streven naar zijn naaste toe te keren, om door het beoefenen van deze goddelijke eigenschappen zijn geestelijke missie te vervullen. Zoals de bloem overgaat in de vrucht, zo moet uit een leven door daden de eigenlijke grote edele geestmens groeien.

Zo zien jullie het zich verspreidende licht ook op het geestelijke vlak als dezelfde leider een aanvoerder, en nu zullen velen begrijpen wat Ik bedoelde toe Ik in het vorige woord zei, namelijk dat ‘als jullie het licht en de betekenis ervan ook in geestelijk opzicht helemaal zouden kennen, het jullie menige vruchtbare lering zou kunnen geven!’

Hier hebben jullie nog in een kleine schets het proces van het licht als effekt van elektriciteit en magnetisme, en tenslotte zelfs het geestelijke licht ofwel het heldere begrijpen van Mijn woorden, bij elkaar. Het moet jullie deels in vergelijkingen en deels in beelden de grote wisselwerking tonen die in Mijn rijk heerst. Daar kan materie noch geest zich aan de invloed ervan onttrekken, maar maakt alles met elkaar verbonden slechts één ding uit: dat wat jullie ‘universum’ of ‘heelal’ noemen. Ik noem het echter slechts de zichtbare en onzichtbare uitdrukking van Mijn wil en Mijn eigenschappen, en wel omdat het dat ook is en net zo lang zal duren als Ik zelf, dat 100 Eigen aard, karakter.101 Zie in ‘Naturgeheimnisse’ het hoofdstuk ‘Leben des Baumes’.

Page 161: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

wil zeggen: oneindig en eeuwig, net zoals de schepper ervan en jullie Vader is, was en zal zijn! Amen.

Hoofdstuk 30

Het oog

(ontvangen 26 januari 1876)

Al sinds de ‘blik op Orion’ en later in het woord over het ‘licht’ heb Ik je veel gezegd over Mijn schepping en over de eerste factoren102 daarvan, die de schepping doen ontstaan, haar veranderen en aanzetten tot een altijddurend voortschrijden. In de laatste twee woorden heb Ik je het licht met al zijn eigenschappen, werkingen en chemische processen verklaard., en er bleef Mij dus niets anders over dan jullie nog dat kleine instrument voor de geest te halen, waarmee jullie Mijn schepping kunnen overzien en de wonderen van het licht kunnen begrijpen. En dit grote, in een kleine ruimte opgesloten apparaat is jullie oog - wat bij elk levend wezen het bemiddelend lichaamsdeel is, dat al die wezens verbindt met de om hen heen levende natuur en de inwerkingen daarvan.

Wat een levend wezen zonder oog is of wat een mens zou zijn zonder dit organisme, vraag daar maar eens naar bij iemand die blind geworden is. Zo iemand voelt weliswaar de weldadige inwerking van de warme stralen van de middagzon, maar moet de aanblik van de natuur die hem omgeeft ontberen, zoals die bijvoorbeeld in het voorjaar of in de zomer in haar feestgewaad om hem heen is uitgespreid.

Niemand van jullie mensen weet de waarde van een orgaan in zijn lichaam of een andere genadegave van Mij naar behoren te waarderen, behalve pas wanneer hij het verloren heeft.

De waarheid van deze zin kunnen jullie elke dag bevestigd zien, wanneer je ziet hoe mensen in het bijzonder in geval van ziekte smachten naar herstel van hun gezondheid. Niettemin hebben ze die genadegift tevoren met voeten getreden, want ze wisten pas wat het waard was toen ze het niet meer bezaten.

Juist daarom wordt een zintuig om te zien, te horen of te spreken ook pas in zijn hele omvang begrepen, wanneer de ziel het mist. Dan pas leert de mens inzien wat een grote hemelse gave het is om niet alleen maar een schakel in de grote keten van de schepping te zijn, maar ook alles te kunnen zien, te horen en het vervolgens ook aan anderen te kunnen meedelen.

Als Ik jullie nu in dit woord het oog beschrijf, dan is daarmee niet gezegd dat dat het enige zintuig is dat jullie verbindt met Mijn wereld, maar het is slechts een van de factoren103 die bij de geestelijke vooruitgang van de menselijke ziel nodig zijn. Want met het zien alleen is het niet klaar, wanneer het voordeel om het geziene ook aan anderen mee te delen zou ontbreken. Het meest verwant aan het organisme van het oog is dus de gave om mee te delen - de spraak. Wanneer het doorklinkt in de intonatie geeft de spraak het eeuwig levenwekkende element van Mijn schepping 102 Grondslagen.103 Hulpmiddelen.

Page 162: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

weer, vanuit een geestelijk voelen, ofwel ze tracht een vermoeden ervan over te brengen; en zo staat ze in zeer nauw verband met het gehoor, dat er toch zeker moet zijn. Want allereerst moet men luisteren, voordat men kan spreken en het gehoorde in spraak, gezang of muziek kan meedelen.

Hier hebben jullie weer een drievuldigheid, namelijk: zien, horen en spreken, die tezamen een bepaald ‘iets’ vormen, dat wil zeggen: de individualiteit in de ontwikkeling van de geest. Door deze vermogens is de uiterlijke wereld met de innerlijke wereld verbonden, doordat de beide eerste aan het innerlijk meedelen wat er buiten hem gebeurt, en het laatste, de spraak, weergeeft hoe datgene wat opgenomen werd in het innerlijk is verstaan en begrepen.

Bij enkele individuen is het ene of het andere zintuiglijke vermogen verloren gegaan, ofwel werd het gebrek al bij de geboorte meegebracht op de wereld; daarbij wordt een orgaan enigszins door het andere vervangen. Dit zijn echter sporadische gevallen, die slechts bewijzen dat een ziel alle drie de ‘motoren’ moet hebben om zich goed te ontwikkelen, en dat ze dat wat er ontbreekt nog tracht te compenseren door de andere vermogens te oefenen.

Laten we nu ondertussen weer terugkeren naar het oog, wat dit hoofdstuk als titel heeft. Jullie zien dus duidelijk dat alle wonderen van Mijn schepping voor niets zouden bestaan, als de wezens niet toegerust waren met een organisme104 dat hun de mogelijkheid geeft ze op te merken en te zien. Want wat is licht zonder een oog? Een halfslachtig begonnen werk, waarbij het beginnen eraan tot geen enkel doel leidt.

Op voorhand moet Ik stellen dat Ik een logische schepper ben. Zodra Ik dus een wereld wilde scheppen en daar wezens op wilde plaatsen die Mij zouden erkennen, liefhebben en begrijpen, dan moest Ik dat zo doen - aangezien Ik zelf onzichtbaar, slechts geest ben - dat ze uit Mijn scheppingen de conclusie konden trekken dat een Wezen dat zulke werelden in het leven kon roepen, niet alleen Zijn macht uitoefent maar ook een liefhebbende Vader moet zijn; een Vader die alles zo en niet anders heeft ingericht, juist ter wille van die door Hem in het leven geroepen schepselen. Derhalve moest Ik Mijn schepselen ook de geschikte organen geven waarmee ze dit alles kunnen waarnemen, begrijpen en voelen. Ofwel, in het kort: Toen Ik het licht schiep, moest Ik ook het oog scheppen, als uniek kanaal om licht op te nemen. En aangezien het gelijke slechts het gelijke kan aantrekken en benutten, is het oog eveneens samengesteld (en moet dat ook zijn) uit die elementen die in het licht overwegend aanwezig zijn. Verder moest het oog zo gebouwd zijn dat een lichtstraal niet alleen het oog geen schade toebrengt door de grote snelheid waarmee deze het oog binnendringt, maar ook de ziel tijd geeft om de beelden die haar via het oog gegeven worden, aan te vullen tot geestelijke voorstellingen van dat wat er gezien werd.

De ziel nu staat door middel van de hersenen via een zenuw met het oog in verbinding. In de hersenen moeten de geestelijke vermogens van de ziel door toedoen van de materie van de hersenmassa eerst een geestelijk proces doormaken, dat langzamer is dan het licht zelf. Er moesten dus in het oog voorzieningen getroffen worden om de snelle lichtstraal te vertragen; de verschillende vloeistoffen die de binnenzijde van het oog vormen dienen nu om het licht te bewerken en te ontleden.

104 Zintuiglijk orgaan.

Page 163: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Kijk, het bloed wordt door de druk van het hart met grote kracht in alle delen van het lichaam, tot in de kleinste haarvaten geleid. Zodra het echter zijn weg naar de hersenen vervolgt, mag dat bloed niet met zo’n snelheid naar binnen dringen maar moet het zijn loop vertragen, opdat de overdracht tussen geest en materie, die in alle delen van de hersenen gebeurt, langzaam plaats vindt. Daarom zie je dat de grote slagader, zodra die naar het hoofd gaat, niet rechtstreeks maar in windingen de hersenen bereikt. Dat is om de stuwing van het bloed daar af te zwakken en zo aan de ziel tijd te geven om uit datgene wat langs de weg van de materie ontvangen werd iets geestelijks te vormen.

Zoals het hier voor de hersenen beschreven is, zo is het ook bij het oog en de inhoud ervan. En zo ook bij de structuur van de beentjes in het gehoororgaan, waardoor de trillingen van de geluidsgolven verkort worden en zich gemodificeerd105

tot een bepaald ‘iets’ kunnen vormen.In Mijn rijk is het zo dat Ik slechts weinig factoren106 nodig heb om grote

resultaten te bereiken. En zo zien jullie ook hier weer dat Ik er door de kromming van een slagader voor gezorgd heb dat jullie kunnen denken, en dat Ik door een paar waterige vloeistoffen bewerkstelligde dat jullie kunnen zien. Dat wil zeggen: dat jullie met het eerste het hele rijk der gedachten en met het tweede het grote rijk van Mijn zichtbare schepping kunnen omvatten!

Dat de lichtstralen door de substanties dringen die zich in jullie oog bevinden en die verwant zijn aan het licht - dat wil zeggen: magnetisme en elektriciteit, in fosfor gevat - was niet genoeg. Ik moest er ook nog voor zorgen dat het licht er niet als onopgeloste, witte straal in zou doordringen. Ik moest aan die stoffen nog elementen toevoegen die meehelpen hem te ontleden, zodat jullie kunnen opmerken waar een lichtstraal op vaste voorwerpen valt en, eveneens volgens dezelfde wetten ontleed, zijn kleuren toont; dit alles volgens dezelfde fysisch-chemische processen die Ik jullie in voorgaande woorden voldoende uiteen heb gezet.

Ook dit was nog niet voldoende. Want aangezien Ik voor jullie, levende wezens, Mijn grote schepping door een zo klein orgaan begrijpelijk wilde maken, hoorde daar natuurlijk een voorziening bij om het beeld van het grote in het klein weer te reproduceren.

De vele lichtstralen van de voorwerpen moesten dus allereerst in het grote geheel ‘verzameld’ worden, om zich in het kleine oog weer te ‘verstrooien’, te ‘divergeren’, en zo op kleinere schaal een beeld weer te geven van de voorwerpen die zich voor en buiten jullie bevinden.

Hiertoe plaatste Ik achter de pupil van jullie oog een kristalheldere lens; die neemt de stralen op, bundelt ze en laat ze vervolgens in het pigment van het netvlies weer uit elkaar gaan, om op die zwarte, spiegelgladde, fluwelen ondergrond het beeld van het waargenomen voorwerp weer te reproduceren.

Jullie theorie, dat bij het zien een beeld zich omgekeerd vertoont op het zenuwvlies107, dat het zich dan door terug te kaatsen uit het oog weer om zou draaien en vervolgens als ‘recht’ zichtbaar is - die theorie berust op een grote vergissing. 105 Veranderd, gewijzigd van vorm.106 Middelen.107 Het netvlies bestaat, zoals alle vliezen, uit een aantal verschillende lagen; de ‘binnenste’ bevatten vooral de kegel- en staafvormige lichtsensoren, de ‘buitenste’ vooral de ganglia en zenuwen ervan. Het netvlies als zodanig is slechts enkele tienden millimeters dik; niettemin zijn anatomisch de verschillende lagen te onderscheiden.

Page 164: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Weliswaar hebben jullie optici108 dit resultaat van omkering van het beeld gevonden bij een stuk glas, dat net zo geslepen is als de kristallen lens, d.w.z. aan beide zijden convex (bol, naar buiten gekromd). Alleen hebben ze daarbij over het hoofd gezien dat glas levenloos is en dat om die reden de breking van de lichtstraal anders is; want in het oog leeft alles, deels materieel, deels geestelijk, en de ziel gaat daar met het proces van het zien totaal anders te werk dan de optici geloven.

Ik zou die heren slechts op iets opmerkzaam willen maken. Als hun theorie waar is en zij het gehele proces van het zien willen beperken tot slechts de wiskundige lijnen van een cirkel, hoe zullen ze dan een beeld construeren, dat in het oog van een geit, een paard, een os enzovoort ontstaat, waarvan de pupil niet rond maar een langwerpige vierhoek is?

Natuurlijk is hun er niets aan gelegen hoe en wat dieren zien, en ook kunnen ze het niet te weten komen, omdat dieren het hun niet kunnen zeggen. Ze kunnen er evenwel zeker van zijn dat dieren ook, ondanks hun vierhoekige pupil, net zo goed zien als mensen - en sommige nog veel beter en scherper dan zij.

Ze mogen er van overtuigd zijn dat Ik, overal waar Ik een levend wezen een gezichtsorgaan heb gegeven, het zo aangepast heb als zijn behoeften dat vereisen. Zo kunnen jullie geleerden ook opmerken, ook al begrijpen ze het niet, dat zelfs een mol in de donkere aarde toch nog ziet; er moet dus licht zijn, waar zij, die heren, geen licht meer kunnen waarnemen. Ze kunnen zien dat de vleermuis in de late nacht de kleine muggen in de lucht nog ziet; ze kunnen zien dat de adelaar, wiekend op verbazingwekkende hoogte, toch het op de grond kruipende voedsel bespeurt. Daar horen natuurlijk geheel andere ogen bij dan die Ik aan de mens heb gegeven, die het directe zonlicht niet kunnen verdragen. Terwijl bijvoorbeeld een vlieg en het hele zoemende geslacht, waarvan de kop uit slechts twee bolvormige ogen bestaat, behalve de sterke straling van de zon ook de gehele halve ring van het uitspansel steeds rustig verdraagt en zich er nog over verheugt, zonder daarbij schade te ondervinden.

Bij de meeste uitvindingen en ontdekkingen hebben de mensen steeds uit het levenloze conclusies getrokken voor het levende, en hierdoor nu juist de grootste vergissingen in hun eigen wetenschappen verspreid; daardoor komen vervolgens vele tegenstrijdigheden tevoorschijn, die zij niet kunnen verklaren.

Zo is bijvoorbeeld het ontleden van een lijk een middel om de grofste gebreken in een menselijk lichaam te ontdekken, waarom deze of gene mens naar het andere leven moest overgaan. Symbolisch gezegd: het uurwerk is stil gaan staan, en de levende kracht die het deed lopen is eruit ontsnapt. Voor een deel kunnen het de tandwielen zijn, de veer of de olie die het lopen van het uurwerk in het begin verstoorden en uiteindelijk helemaal stopten. Maar er bestaan nog veel meer invloeden die energie onttrokken aan de drijfkracht van het uurwerk, waarom het stil moest blijven staan. Bij de mens is dat het levensbeginsel van de ziel, dat tenslotte leidt tot de twee grote factoren die in Mijn schepping het leven alleen tot stand brengen, namelijk: magnetisme en elektriciteit.

Zolang deze in de juiste proportie in het menselijk lichaam in en uit kunnen stromen, dat wat afgestorven is kunnen verwijderen en helpen het nieuwe in te

108 Wetenschappers die zich bezig houden met de wetten van het zien en licht; gezichtskundigen.

Page 165: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

lijven109, zolang is er een normale gezondheid en een normaal voortbestaan mogelijk. Zodra dit echter - en wel meestal door fouten van de mensen zelf - vernietigd en opgeheven wordt, dan is er geen verder leven meer mogelijk. En als de mens dood is, dan is in het ontlede lijk hoogstens de vernietiging waar te nemen, die het gevolg is van de onregelmatigheid in het in- en uitstromen van die belangrijkste elementen. Maar de wezenlijke levensfactor is ontsnapt, en daarmee de mogelijkheid om de oorzaak of het ‘waarom’ te ontraadselen.

Zo zien jullie overal dat ‘leven’, ook al is het slechts een zichtbaar, materieel leven, een geheel andere factor is dan te ontdekken valt door enkel via chemische analyse lichamen en stoffen te ontleden. Want neem die geanalyseerde bestanddelen en meng ze door elkaar, en dan wil Ik zien of ook bijvoorbeeld de bestanddelen van een menselijke long zich tot een geheel laten samenvoegen, of dat jullie uit het kleinste zandkorreltje, ontleed in zijn primitieve elementen, weer een soortgelijke zandkorrel zullen kunnen construeren. Het resultaat van het ontleden zal iets anders zijn, maar het wordt nooit dat wat je ontleed hebt!

Jullie zien dus, Mijn kinderen, dat Ik in het oog - in het pigment ofwel het netvlies, in het glasachtige of waterige vocht, in de kristallen lens, in het regenboogvlies110, in het hoornvlies - ook stoffen en elementen heb samengevoegd, die allemaal de geaardheid van de zon hebben en dus alleen lichtstoffen in zich dragen. Ze zijn in het oog echter nog aan geheel andere processen onderworpen, doordat daar nog totaal andere omzettingen optreden, waarvan jullie wel getuige kunnen zijn maar niet weten hoe zoiets plaatsvindt.

Dat wat bij het materiële zien optreedt als een proces waarbij de ziel het geziene opneemt, bestaat ook in de geestelijke betrekking111, waarbij de ziel - en vaak zonder het te willen - via het oog zelfs blijk geeft van wat er in haar omgaat. En hier zien jullie weer een andere geweldige omstandigheid naar voren treden, die jullie iets meedeelt over zieletoestanden die in het binnenste van het geestelijke leven optreden en die zich in het oog weerspiegelen, zonder de stoffen daarin of de uiterlijke zichtbare vorm ervan te veranderen.

En als Ik dan weer aan jullie ‘heren doctors’ en optici vraag wat dat voor fluïdum is, dat het van toorn gloeiende oog, het listige, het sluwe maar ook het liefhebbende oog kenmerkt, waarbij elk daarvan anders is en uit een andere bron voortkomt, en toch altijd maar hetzelfde oog is?!!

Kijk, Mijne heren, dit geestelijke leven dat bij zulke gemoedstoestanden door het oog dringt is nu weer een ‘imponderabel’112 iets, dat niet gevat of gemeten kan worden. Het kan echter wel door een mens gevoeld worden, wanneer zo’n straal van geestelijk licht uit het oog van iemand tegenover hem zijn eigen oog treft, zonder dat hij kan verklaren waar dat licht vandaan komt, wat het teweegbrengt en dat het zelfs ondanks de wil van die mens vaak toch niet te verbergen is.

Dat is nu die factor van het licht, die Ik in het vorige woord ‘de geestelijke potentie’ ervan noemde!

109 Oorspr. ‘amalgamieren’: samensmelten, functioneel doen opnemen.110 De iris.111 De relatie van de mens met zijn omgeving.112 Intellectueel, in wetenschappelijke kringen gebruikelijk woord voor: niet te wegen, onmeetbaar.

Page 166: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Die potentie voedt de menselijke ziel, wekt haar tot leven, vervult haar geheel en drijft haar voorwaarts. En wanneer er afwijkingen of stoornissen in die levenspotentie optreden, dan stroomt het overtollige van datgene, wat op dat moment in de ziel en daardoor in het gehele lichaam overweegt, naar buiten. Dat kunnen jullie vervolgens in het oog waarnemen - en ook, als je wilt, in de spraak, in de toon ervan. Deze uitstralende overvloed ontmoet in het tegenover hem staande oog een negatief113

element, zet zich daar tegen af en wordt om die reden merkbaar; en vervolgens is het door dit afzetten dikwijls in staat langzamerhand hetzelfde op te roepen.

Hier is het de geestelijke zielewereld, die door de materie heen dringt, er doorheen schijnt en haar beheerst. En wanneer bij edele bewegingen van het hart, bij geestdrift voor het hogere en het meer geestelijke die drang nog toeneemt, dan gebeurt het zelfs dat het gebruikelijke proces van het zien naar een hoger plan wordt geheven en een andere manier van zien ervoor in de plaats treedt; die toont vervolgens aan de verbaasde mens een geestenwereld, waarvan hij misschien geloofde dat die niet bestond.

Dat is de geestelijke blik van de mens, die zich zo naar de grens tussen leven en dood weet te verplaatsen, dat het geestenrijk hem reeds nader staat dan het aardse.

Een derde grondslag van het zien is die, welke aan de geestelijk ontwikkelde ofwel ‘wedergeboren’ mens het gehele grote onderlinge verband van Mijn schepping toont, waar de samenhangen en het ‘waarom’ opgelost zijn; waar het ‘zo-en-niet-anders’, dat zelfs met behulp van het lichamelijke oog bespeurd kan worden, alleen met het geestelijke oog ofwel het fijnere gevoel begrepen kan worden.

Dit geestelijke oog is datgene, wat dan na de dood in het geestenrijk alles helder zal tonen aan diegene, die zich ervoor heeft ingespannen om Mij door Mijn werken en woorden te leren kennen.

Want daar is, zoals dat geldt voor het hele menselijke lichaam, ook van het organisme en oog daarvan alleen het geestelijke bestanddeel mee over gegaan naar gene zijde. Als dat reeds in het aardse leven gecultiveerd114 zou zijn, dan zou het ook daar al van veel nut geweest zijn; wat echter helaas niet zo gemakkelijk te bereiken is, aangezien bij de meeste mensen - zoals eens bij Mozes - een meer dan driedubbele deken over de ogen hangt.

Als de mensen geestelijk zouden zien, dan zouden ze een andere wereld dan de lichamelijke voor zich zien; overal zouden ze de grondslag, de oorzaak en niet alleen de uitwerking waarnemen, en het menselijke oog zou evenzeer de breking van het licht kunnen waarnemen als het uitstromen van geestelijk licht uit het oog.

Door steeds meer Mijn schepping te begrijpen zou de mens zichzelf veredelen; hij zou zich reeds hier verheffen naar een niveau dat de vooruitgang daar gemakkelijker voor hem zou maken, en hij zou zijn eigen leermeester, zijn eigen doctor zijn. Niets zou twijfel bij hem oproepen; overal zou hij helder zien hoe Ik alles geordend heb en waarom Ik dat zo gedaan heb.

Zijn blik zou niet zo nietszeggend over duizenden voorwerpen heen zweven, zonder daarbij ook maar het minste bij zichzelf te denken.113 Afwijzend, ontkennend. Tegenwoordig zouden we zeggen dat er ‘energie’ uit iemand straalt via zijn ogen, stem, manier van bewegen, etc. ‘Negatief’ duidt hier dan op het feit dat iemand anders die energie niet toelaat, zich ervoor afsluit. Het gevolg is dat dit met elkaar ‘botst’ en er vervolgens vaak een negatief geladen sfeer ontstaat, in weerwil van wat uit de uiterlijke woorden en handelingen zou moeten blijken.114 Veredeld, verfijnd.

Page 167: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Intelligent en geestelijk, zou zijn blik overal ook alleen intelligentie, oorzaak en gevolg zien. Hij zou door de werken de Meester herkennen, en daarnaast ook menig groot raadsel begrijpen waarvoor hij nu vaak vol verbazing stil blijft staan, omdat hij zijn menselijke eigendunk niet wil afleggen en zelfs de wereld volgens zijn plannen zou willen inrichten - terwijl de wereld onveranderlijk grotere geestelijke wetten volgt, die hoger staan dan het nietige kind van een aardse mens op deze microscopisch kleine zandkorrel, ‘aarde’ genaamd.

Het materiële begrip van het proces van het licht, het heldere begrijpen van het proces dat zich afspeelt bij het zien, het zekere beoordelen van al het zichtbare, en het gelovige vertrouwen in het bestaan van het onzichtbare en geestelijke groeit alleen dan uit alles wat hier gezegd is, wanneer de mens bekwaam is geworden om via zijn materiële orgaan - het oog - en het materiële gebeuren in zijn hersenen zijn ziel niet alleen de materiële beelden en de melodieën en harmonieën, maar ook het geestelijke te doen begrijpen: datgene wat achter de materie verborgen ligt en deze draagt, in stand houdt en vernietigt.

De slotsom van het uiterlijke leven, zoals dat via oog en oor de ziel binnendringt, is alleen een geestelijk resultaat, dat verder omhoog voert. Het verheft, veredelt en vergeestelijkt de ziel van de mens opdat het, wanneer eenmaal het laatste aardse levensuur slaat, de ziel niet met een grote sprong maar slechts in een zachte overgang daarheen kan leiden, waar ze reeds tijdens het leven meer dan driekwart heeft geleefd en gewerkt.

Om dit te bereiken zend Ik jullie het ene woord na het andere. Mijn streven is er op gericht om jullie te doen begrijpen hoeveel geestelijks er in al het geschapene verborgen ligt, opdat jullie niet alleen maar op deze wereld getuigenis zullen afleggen van wat een aan God gewijde ziel vermag, maar opdat jullie -zoals Ik duidelijk gezegd heb - reeds hier Mijn kinderen zullen zijn en het niet pas in die andere wereld hoeven te worden.

Ik heb jullie het oog uiteengezet in relatie tot het licht, en Ik zou jullie net zoveel kunnen zeggen over het oor, als opnameorgaan van klank en toon, met betrekking tot hun werking op de ziel.

Ik heb jullie uitgelegd dat deze beide organen verbindingskanalen zijn waarlangs de ziel indrukken van buiten ontvangt, en dat de spraak - de mond met zijn spraak- en ademhalingsorganen - het instrument is waardoor het materiële dat verwerkt is geestelijk weergegeven kan worden.

Ik heb jullie die organen als een drievuldigheid beschreven, en daarnaast zei Ik jullie dat zelfs het zien drievoudig is, namelijk: het gewone zien, het vergeestelijkte zien en het geestelijk hogere zien ofwel ‘schouwen’.

Overal is ‘drie’ het grondgetal, het getal van Mijn Ik; maar ook het getal van jullie ik, want ook jullie bestaan uit lichaam, ziel en geest115.

Lichamelijk zien jullie, menselijk-psychisch voelen jullie, en geestelijk - door toedoen van Mijn levensvonk - wordt alles vergeestelijkt, veredeld en in schonere vormen geschouwd.

Begrijp dus toch een keer, na zoveel woorden, dat de wereld die jullie omgeeft totaal anders is dan ze voor het materiële oog en het menselijke verstand schijnt te zijn.115 Zie hfdst. 4 in ‘Lebensgeheimnisse’.

Page 168: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Laat je begripsvermogen, je geestelijke oog schijnen. Dring door in de materie tot in haar zielewezen en herschep vervolgens alles in de geestelijke toekomstige zielsmens, die naar Mijn lichamelijk en geestelijk evenbeeld werd geschapen. Zijn uiterlijke vorm zal van een goddelijke schoonheid zijn, en uit zijn blik zal een grote straal van het zuiverste bewustzijn stralen. In zo’n oog valt hier al een straal van het vergeestelijkte licht, maar aan gene zijde zal de geestelijke zon van Mijn wijsheid en liefde al datgene volledig maken wat jullie hier wel als een vermoeden maar niet als werkelijkheid gegeven kan worden.

Aanvaardt dus dit woord, ‘Het oog’. Doe je ogen wijd open, opdat deze straal van geestelijk licht van Mijn woord tot jullie geestelijke begrip doordringt en jullie ook in deze regels weer bewijst, dat alleen een juist begrijpen van het zichtbare kan leiden tot het echte op waarde schatten van het onzichtbare en het geestelijke! Amen.

Hoofdstuk 31

De sterrenhemel

(ontvangen 16 januari 1877)

Als Ik jullie over dit onderwerp weer een woord geef, dan heeft dat voor een deel eigenlijk geen ander doel dan menig ding dat voorheen al gezegd is aan te vullen. Maar het is ook bedoeld als een wenk om Mij en Mijn woorden niet in wetenschappelijke onderzoekingen en geleerde verhandelingen te willen zien; een wenk om God, de schepper en Heer, die steeds tot jullie heeft gesproken en nog altijd dagelijks Zijn stem niet laat verstommen, te vinden in het meest voor de hand liggende: de nachtelijke sterrenhemel, die jullie bij een heldere lucht elke nacht boven je zien uitspreiden.

Kijk, misschien willen jullie wetenschappelijke boeken bestuderen en vinden jullie daarin de natuurwetten, de combinaties van oerstoffen, de chemische verwantschappen, het kristallisatieproces van mineralen, de wet van de celvorming bij planten, de bouw van de dierenwereld en de mens, voorzover het jullie mensen mogelijk is, verklaard. Die studie is echter slechts een studie voor enkelingen of van de enkeling die, als hij wil,

achter de wetten ook de wetgever kan vinden. Want wie Mij werkelijk zoekt, die vindt Mij overal; want het is voldoende dat hij Mij wil vinden!

Deze afzonderlijke studies, zelfs ook de studie der astronomie, vereisen - als het geen beroepsbezigheid is - veel tijd, geduld en volharding, om niet halverwege alles weer te laten vallen.

Zelf heb Ik jullie veel uit alle takken van de natuurwetenschap verklaard en opgehelderd, en het ontbrekende aangevuld. Ik heb jullie laten zien, als men die studies wil doen, hoe men ze zou moeten opvatten, opdat ze een geestelijk resultaat opleveren en jullie niet onderwezen worden door enkel materiële vermengingen en omzettingen, waarbij menige natuuronderzoeker de materie zelfs hoger plaatst dan het geestelijke en het begrip ‘God’ geheel terzijde stelt.

Page 169: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Ik heb jullie in religieuze geloofszaken en van vele plaatsen in het Oude en Nieuwe Testament uiteengezet hoe ze opgevat zouden moeten worden. Daardoor heb Ik jullie duidelijk bewezen dat er tussen lezen en begrijpen van het gelezene een groot verschil bestaat; Ik heb aangetoond dat een beperkte geest pedant116 aan het woord (de ‘letter’) hangt en dat alleen een verlichte ziel datgene kan begrijpen wat steeds als waarheid aan zichzelf gelijk zal blijven, hoewel het meer dan duizend jaar geleden geschreven werd.

Aan alle kanten en in alle boeken ontbreekt het niet aan woorden, gericht aan jullie om je geest te verheffen en om hem op te voeden het hogere te zoeken en ook te vatten - maar tevergeefs. Voor de een is het te veel moeite om een paar minuten over iets na te denken, de ander verweert zich met alle kracht en wil alleen bij het aangeleerde blijven of hoogstens aannemen wat hem schikt. Als hem een iets groter gezichtsveld wordt getoond sluit hij zijn ogen en oren en komen er getalsgrootheden uit de astronomie voor ogen; dan wendt hij zijn hoofd af en wil niets weten. Hoogstens wil hij een paar woorden over liefde horen die hem voor een moment raken, maar die door hem misschien toch niet beoefend worden en daarom heel gemoedelijk slechts op papier blijven staan.

Zo heeft iedere man en vrouw zijn/haar opvattingen, laat daarvan niets vallen, hangt aan het materiële en praktiseert het geestelijke slechts zijdelings, meer als tijdverdrijf dan als serieuze studie om zich voor te bereiden op de reis naar gene zijde, die toch niet zal uitblijven.

Welnu, om op onze titel terug te komen, zeg Ik jullie dat Ik deze gekozen heb omdat de nachtelijke hemel alle dagen zichtbaar is en omdat, als iemand alles wat er gezegd, geschreven en verricht is in twijfel trekt, hij er bij de aanblik van die sterrenhemel toch niet omheen kan om zichzelf de vraag te stellen:

“Wat zijn toch die lichtende punten aan de zwarte horizon van de nacht?” Het antwoord daarop werd de vraagsteller al in zijn vroegste jeugd op school gegeven, en het luidde als volgt: “Dat zijn sterren, dat wil zeggen licht uitstralende lichamen zoals onze zon!”

Welnu, als dit aanvaard is zal er een tweede vraag opduiken, die zal luiden: “Zijn die sterren ofwel zonnen daar boven ergens aan bevestigd? Want anders zouden ze toch naar beneden vallen?”

Ook daarin heeft de populaire astronomie voor de jeugd gezorgd, en heeft verklaard: “Het zijn hemellichamen, kogelvormige bollen die zich bewegen”.

Dan zal er nog weer een andere vraag opkomen, die luidt: “Zijn die sterren of hemellichamen ver van ons verwijderd?” En ook hier heeft de astronomie zoveel mogelijk bij benadering getallen vastgesteld, die weliswaar voor de menselijke geest niet meer te bevatten zijn, die ongeveer een waarde voor de afstand weergeven.

Welnu, uit deze vragen vloeien nog een paar andere voort, en de eerste zou luiden: “Aangezien die sterren voor ons, bewoners van deze aarde, van geen enkel nut zijn, waartoe bestaan ze dan eigenlijk?”. De tweede vraag zou luiden: “Aangezien die grote hemellichamen dus niet vastgemaakt zijn, wie houdt ze dan zo vrij en zwevend in de ruimte?”

Op de eerste vraag hebben vele geleerden en astronomen geantwoord - en dat hebben ze ook aangetoond - dat deze hemellichamen, systematisch gegroepeerd, om 116 Waanwijs, betweterig.

Page 170: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

elkaar heen cirkelen. Ze hebben ook gezegd dat op soortgelijke wijze als onze aarde ingericht is, ook deze werelden toegerust moeten zijn met alles wat het bestaan voor de wezens die daar leven aangenaam kan maken.

Over de verdere details konden ze jullie geen uitsluitsel geven, omdat ze het zelf niet weten. En daar deden ze heel goed aan, want het is de mens niet mogelijk om boven zijn eigen bestaan uit iets anders te ontdekken; iets wat niet in zijn eigen natuur aanwezig is.

Nu de laatste vraag: “Wie heeft deze hemellichamen zo geplaatst, dat ze niet naar beneden vallen en in elliptische kringen om elkaar heen bewegen?”

Het is nu aan Mij om deze vraag te beantwoorden en om jullie, verduisterde geesten die alleen maar gehoor geven aan jullie lusten en hartstochten, in enkele woorden te zeggen dat het een God is, die deze fonkelende sterren ofwel onmetelijke werelden geschapen heeft, als school voor vele miljoenen geesten. Die moeten allemaal de weg naar vervolmaking gaan, om datgene te worden wat Ik voor jullie, mensenkinderen, vrijwillig heb verleend.

Daar boven in die onmetelijke ruimten zweven deze werelden rond, als oliedruppels op het water, vastgehouden door Mijn almacht. Niet één stoort de andere, allemaal voltooien ze hun baan in een regelmatige omlooptijd en overal heerst orde, omdat er overal slechts één wet heerst: de wet van de aantrekkingskracht.

Iedere dergelijke zonnewereld heeft haar planeten en kometen die er omheen cirkelen, die evenwel vanwege hun geringe afmetingen en de te grote afstand van de ster zelf van hieruit niet zichtbaar zijn.

Ontelbare miljoenen jaren waren er voor nodig om zo’n zonnestelsel te ontwikkelen, en weer even zovele jaren voor het totaal oplossen ervan; vanaf de aarde wordt dus in het geheel niet opgemerkt of dat zonnestelsel pas ontstaan dan wel allang vergaan is.

Kijk, al die oneindige scheppingen, die elke nacht als fonkelende sterren boven jullie hoofden stralen, deze grote werelden (was er maar een klein beetje begripsvermogen voor het hogere in jullie ziel) zouden voor jullie mensen niet onopgemerkt moeten blijven. Want deze alleen zijn in staat - zonder al die voorstudie - om de mens ten eerste tot bovengenoemde vragen te brengen, en ten tweede een serieuze stemming in hem op te roepen die zou uitlopen op de vraag: “Wat ben ik toch eigenlijk? Ik, gebrekkig instrument, met Mijn voeten gehecht aan een aarde die ik niet ken, Mijn blik verlangend omhoog gericht?” en: “Wat zijn jullie, sterren, stomme getuigen van zoveel duizenden generaties, waarvan zo menig mens dezelfde vragen op de lippen had en net zo min een afdoend antwoord ontving als ik?”

Zulke gedachten zouden beslist ieder mens moeten bezielen, wanneer hij de nachtelijke hemel in zijn geheimzinnige donkerte voor zich ziet. En toch: hoe weinig mensen keuren de sterrenhemel een blik waardig, en hoeveel minder denken daar nog iets bij! Terwijl er toch in de hele natuur niets bestaat dat zo’n diepe indruk kan maken op het hart dan juist deze sterrenhemel in de nachtelijke stilte, als alle drukte van de wereld ophoudt en zelfs de groene bloeiende natuur zich enkel in zwarte omtrekken vertoont. Op zulke momenten heeft de mens tijd en gelegenheid om bepaalde vermoedens de vrije loop te laten, die de ziel dan bekruipen die zo menige vraag opgelost zou willen hebben.

Page 171: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Helaas is het over het algemeen het tegendeel. Als ze ‘s avonds of laat in de nacht thuis komen van wereldse genoegens en triviale117 gedachtewisselingen, sluipen de meeste mensen voort, het hoofd naar de aarde gebogen en nog zwelgend in wat ze kort tevoren beleefden - het grote universum boven hun hoofden nauwelijks een blik waardig keurend. Ze zijn als dieren, die hun kop niet naar boven kunnen richten maar hun blik naar de aarde richten, die binnen korte tijd hun laatste woonplaats zal zijn.

Wie zou het wagen om met zulke diermensen over iets anders te spreken dan over wat ze zojuist hebben meegemaakt? Wie zou het wagen, om tot hen te zeggen:

“Hef je blik toch een beetje op, boven jullie! Daar boven bestaat een geheimzinnige wereld, die spoedig jullie verblijfplaats voor langere tijd zal zijn, en waar andere verhoudingen en andere omstandigheden jullie en je levenswandel zullen bepalen; daar boven zal de eigendunk van menig mens in het niets verzinken. Alle dingen van waarde, schatten, rijkdommen, alles moeten jullie hier achterlaten - arm kwamen jullie op deze wereld, en arm kom je aan in die wereld, die jullie hier niet eens een blik waardig bevonden hebben”.

Diermensen die jullie zijn, Ik weet wel waarom je de aanblik van de sterrenhemel vermijdt: omdat hij je geweten prikkelt; omdat bepaalde gevoelens in jullie wakker zouden kunnen worden, die je graag zou willen onderdrukken. Jullie vermijden alle serieuze vragen en vermijden zelfs de antwoorden, omdat die niet met jullie wereldse ideeën overeenstemmen.

Het rijk van de doden en de eeuwig levenden staat voor je in een nacht, door sterren helder verlicht - voor het eerste zijn jullie bang, en aan het tweede geloven jullie niet. Daarom vluchten jullie, weg van die zwarte geheimzinnige sluier van de toekomst, een met kaarsen en lampen verlichte salon118 binnen. Daar zie je hoe de een de ander bedriegt door hem een betere mening op te dringen dan hij van zichzelf heeft. Jullie zwelgen daar aan tafels vol gekunstelde spijs en drank, die je nog eerder daarheen helpen waar je juist zo laat mogelijk zou willen aankomen. De nachten brengen jullie in losbandigheid door, in de roes van zinnelijk genot, tot de zon het duistere spooksel van de nacht verjaagd heeft; dan waggelen jullie naar huis, om door de ochtendslaap goed te maken wat jullie tot dan toe verspild hebben. En binnenkort zullen jullie merken wat voor nut het jullie gebracht heeft, om dat wat niet af te wijzen valt helemaal te negeren en, meer dan iemand anders, jezelf te bedriegen!

De sterrenhemel is een zo eenvoudig beeld van de grote schepping, dat het niet eenvoudiger gegeven kan worden. Want aan die beperkte gezichtseinder, die zich in de vorm van een halve bol boven jullie hoofden welft, zien jullie in kleine sterrenbeelden, nevels en kometen een rijk voor je dat oneindig is.

Die grote werelden, waarvoor jullie verbeeldingskracht geen getal meer heeft, doen zich aan jullie voor als kleine sterretjes, flonkerend en stralen in het zuiverste licht.

Jullie zien ze van plaats veranderen, ze gaan op en onder, dat wil zeggen dat de aarde door haar beweging om haar eigen as en die om de zon jullie in haar baan langs deze werelden voert.

Zekerheid over die werelden hebben jullie helemaal niet, wat betreft: ‘wat zijn ze?’, ‘hoe groot zijn ze?’, ‘hoe zijn ze ingericht?’, enzovoort; allemaal vragen die 117 Alledaags, oppervlakkig.118 Een uitgaansgelegenheid waar mensen elkaar ontmoetten om te praten, te eten, te drinken, etc.

Page 172: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

wetenschappelijk onbeantwoord zullen blijven. Jullie verstand zegt: ‘ik kan daarover geen uitsluitsel geven’ en verwijst jullie naar je hart, waar gevoelens vol vermoedens moeten compenseren wat astronomisch rekenwerk niet meer kan beantwoorden.

Laat je hart dus voelen wat de sterrenhemel jullie onwillekeurig opdringt. Verdiep je in deze scheppende gedachten, die de Grondlegger van dit zichtbare universum ertoe hebben kunnen brengen om zo veel, zo grote en zo heerlijke werelden te scheppen!

Laat die gedachte veld winnen, die jullie vaak overvalt wanneer tegenslag en ongeluk je vervolgen, wanneer de wereld met al haar materiële vreugden zich voor je heeft afgesloten: de gedachte dat er ergens anders misschien toch een beter bestaan, een rustiger woonplaats zou kunnen zijn na de dagelijkse moeiten van het aardse leven, waarin niets duurzaam is en zelfs het vermeende geluk van korte duur was.

Kijk, het verstand heeft geen troost voor jullie. Maar het hart, wat Ik de gave heb verleend om, als het wil, zich ver boven het wereldse en de materie te verheffen: laat dat spreken, met woorden van troost! Want ‘hart’ en ‘liefde’ betekenen hetzelfde. Laat je zeggen, dat alles wat beide Testamenten jullie in religieuze zaken geleerd hebben - Mijn leer, Mijn aanwezigheid op aarde, Mijn dood, Mijn opstanding - dat dit allemaal geen loze illusie was. Laat je zeggen dat Ik reeds in die tijd al zei: “In het huis van Mijn Vader zijn vele woningen”, en dat Ik in die tijd al verwees naar een eeuwige bestaansduur van al het geschapene. Laat dit allemaal aan je ziel voorbijtrekken, en dan zal de nachtelijke sterrenhemel je anders voorkomen - hij zal een begrijpelijke taal spreken. Je zult daar niet enkel lichtende sterretjes van verschillende grootte waarnemen, en zelfs geen materieel opgesmukte grote zonnelichamen, maar jullie zullen woonplaatsen voor vele miljoenen schepselen zien. Volgens geregelde wetten beschrijven ze hun baan en ontwikkelen zich trapsgewijs, stap voor stap - evenwel niet volgens jullie onbeduidende jaartelling, maar volgens de maatstaf van het hele kosmische bouwwerk, waarin ook de ontwikkelingsperioden in andere getalswaarden uitgedrukt moeten worden.

Je zult daar een grote scheppende gedachte uitgevoerd zien, die ten eerste de liefde als grondslag heeft en ten tweede zich een bepaalde geestelijke vervolmaking als hoogste doel gesteld heeft. Want er moet, zoals jullie wel zullen aanvoelen, binnen die miljoenen werelden een rangorde, een ‘hoger’ of ‘lager’ zijn. Evenzo moeten ook de wezens die erop leven meer of minder volmaakt zijn, waarbij vervolgens aan henzelf wordt overgelaten wat zich verder tijdens hun leven voordoet.

Waar een regel, een wet en de overgang van het ene niveau naar het andere alleen maar zacht plaatsheeft, daar kan de schepper van dit onmetelijke rijk toch niet anders dan als een Vader voor Zijn kinderen beschouwd worden. En aangezien deze betrekking uit alle scheppingen oplicht is het heel natuurlijk, wanneer de zon ondergaat en de nachtelijke sterrenhemel zich aan jullie blik vertoont, dat jullie geen andere taal, geen ander gevoel in je hart zouden moeten bespeuren dan de taal van de liefde; de taal van dat zachte gevoel, de Vaderliefde, waarmee Hij tegen jullie allemaal zegt: “Kijk om je heen! Dit alles schiep Ik voor jullie, voor Mijn kinderen, die Mij de liefde terug moeten geven die Ik in al het geschapene heb uitgestort!”

Wanneer deze taal in jullie harten een plaats krijgt, dan is de sterrenhemel een jubelzang van geestelijke harmonieën en iedere lichtstraal van een ver verwijderde zon een geesteskus vanuit een ver van jullie verwijderde, maar toch nog verwante

Page 173: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

wereld. Dan zullen jullie over de nachtelijke stilte en het bonte flikkeren van miljoenen werelden anders oordelen, wanneer de zachte scheppingsadem jullie tegemoet waait; de adem die alles omvat en alles naar vervolmaking stuwt, om alle beproefde geesten uiteindelijk op één plaats te verzamelen. Daar hebben dag en nacht, geboorte en dood opgehouden en is al het materiële verdwenen, en zullen geestelijk licht, geestelijke vreugde - en wel een eeuwig genieten - alles vergoeden wat de geesten, in lichamen ingekleed of niet, moesten doormaken.

Daarom raad Ik jullie aan: als je niet wilt studeren en Mij niet in Mijn werken in het klein wilt zoeken, versmaadt dan tenminste de indruk niet die de ‘s nachts met sterren versierde hemel op jullie maakt. Geloof niet dat jullie al bij Mij zouden zijn, na een paar woorden van Mij gelezen te hebben - o nee! Daar is nog meer voor nodig. Want met woorden wil Ik jullie niet tot tranen toe ontroeren, noch neem Ik genoegen met jullie beloften!

Daden wil Ik hebben! In jullie gedrag wil Ik zien dat Mijn woorden in het bloed gedrongen zijn; dat zachtmoedigheid en verdraagzaamheid - in het bijzonder tegenover hen die lager staan, de bedienden - de bruutheid verjaagd hebben; Ik wil zien dat jullie niet alleen hart hebben voor jezelf, maar ook voor anderen!

Zolang die zachte stemming geen plaats in jullie hart heeft gekregen, is al dit lezen en dwepen met Mijn woorden voor jullie van geen enkel nut. Ik gaf jullie dit woord met de bedoeling dat jullie misschien ‘s avonds of ‘s nachts af en toe naar boven kijken, waar jullie een eeuwige wereld wacht. Die zullen jullie echter niet met slaande trom betreden, wanneer jullie niet de gehele harmonie in het hart meebrengen. Want denk er wel aan: daar wordt met een andere maatstaf gemeten dan waarnaar jullie je woorden daden graag zouden willen afwegen. Daar vraagt men naar je geestelijke waarde, en niet hoeveel dictaten jullie gelezen of overgeschreven hebben. Het zou te wensen zijn dat jullie toch tenminste één ding goed begrepen zouden hebben om geestelijk vooruitgang te boeken; maar helaas kan Ik jullie zelfs dat getuigenis niet geven!

Ga er daarom op uit in het nachtelijke donker! Kijk naar het grote universum, en leer het met geestelijke ogen te beschouwen. Vergelijk jullie onbeduidendheid daarmee, en zak vervolgens ineen vanwege de macht van een schepper, die naast deze onmetelijkheid toch alleen maar liefde geeft en alleen maar liefde terug wil ontvangen!

Wanneer echter het resultaat van zo’n beschouwing jullie eigendunk, je trots en commandeerzucht niet kan doen bedaren, als jullie het niet over je hart kunnen verkrijgen om alle mensen als je broeder en zuster met gelijke liefde te behandelen, laat dan het lezen van Mijn woorden achterwege. Want dan is er een korst van vuile eigendunk en materiële belangen over jullie hart getrokken, die het onmogelijk maakt dat betere gevoelens en menselijker opvattingen daarin kunnen opkomen.

Dan helpt er geen sterrenhemel als lichtend evangelie, net zo min als het geschreven evangelie, en moet het aan andere gelegenheden en omstandigheden worden overgelaten om jullie daarheen te brengen waar allen tenslotte toch moeten komen.

Jullie weten nu dus wat jullie te doen hebben. De weg naar Mij heb Ik jullie getoond. Ontbreekt jullie de kracht om die weg te gaan, ga dan die van jullie: het

Page 174: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

resultaat zal je dan wel laten zien welke eigenlijk de juiste weg zou zijn geweest! Amen.

Hoofdstuk 32

De schroef

(ontvangen 19 december 1874)

Hier, Mijn kinderen, wil Ik jullie weer een belangrijke wet van Mijn schepping onthullen, waardoor jullie moeten inzien hoe het mogelijk is om door een enkele lijn - zoals de jullie bekende ‘schroeflijn’119 - een universum in gang te zetten, het uit zichzelf tot vervolmaking aan te sporen, en zo met de eerste impuls van een scheppingsdaad tegelijk de eeuwige bestaansduur ervan te grondvesten.

Kijk, alles wat jullie zichtbaar of onzichtbaar omgeeft heeft, hetzij in vorm, inhoud of bestaansduur, zijn bijzondere bedoeling om bij te dragen aan het voortbestaan van het geheel!

Ieder ding, tot aan het kleinste atoom, volgt de grote scheppingswet die Ik in alles heb gelegd: het ontstaan, het vervolmaken en het veranderen van vorm. Alleen zo was het mogelijk om eenmaal het ‘Er zij’ uit te spreken, aangezien het de verdere wording van zelf met zich meebrengt.

Welnu, onder de grote scheppingswetten zijn nu juist de aanvangsbeginselen, die als grondslag en basis voor al het geschapene dienen, het belangrijkste. En van deze beginselen, waarover Ik jullie al veel heb verklaard en uiteengezet, is nu ook de schroeflijn (die jullie van Mijn natuur hebben afgekeken en in je praktische leven hebt opgenomen) een van de belangrijkste, omdat juist deze lijn ofwel het toepassen van de vorm ervan een hoofdkantoor is van alles wat bestaat!

De schroef kennen jullie allemaal; de toepassing ervan zien jullie duizendvoudig, bij vele dingen. Jullie wiskundigen hebben de wetten ervan berekend en jullie de verschillende vormen ervan afzonderlijk uiteengezet. De werktuigkundigen hebben de bewegende kracht in een spiralende vorm toegepast in water en op het land. In de natuur vind je haar overal; zelfs in jullie lichaam kennen jullie de peristaltische beweging van de ingewanden. Jullie eigen aarde krijgt beweging, voeding en warmte door de kracht die er in windingen vanaf de noordpool instroomt en aan de zuidpool naar buiten treedt.

Overal, in het klein en in het groot, zouden jullie haar opmerken als jullie een nog scherpere ofwel geestelijker blik hadden. En toch ontbreekt bij dit alles nog de wezenlijke basis om het grote belang van de schroef en de spiraallijn te ontdekken, in hoeverre ze in het universum gefundeerd is en zo belangrijk is geworden - wat ze ook moet zijn, aangezien zonder deze lijn niets zou kunnen bestaan, niets zou kunnen voortschrijden!

Welnu, om jullie weer een bewijs te geven hoeveel er Mij aan gelegen is dat jullie Mij door Mijn woorden begrijpen, wil Ik hier opnieuw aantonen dat er in het meest onbeduidende vaak een vele malen grotere en diepere wijsheid ligt dan 119 Spiraallijn.

Page 175: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

wanneer jullie Mijn hele sterrenhemel bewonderend bekijken, daar Mijn grootheid bewonderen en in het stof voor Mij zouden willen neerknielen.

Nog altijd hebben weinigen van jullie begrepen dat er in de oneindige ruimte, in de oneindige schepping alleen lichte, tere beginpunten zijn: heel onbetekenend lijkende dingen, waarvan natuurlijk alleen een God, maar geen eindig wezen de draagwijdte kan overzien!

Kijk er eens naar, naar de schroef; bezie haar spiraalvormige windingen en probeer daarin, behalve de wiskundige wetten en constructie ervan, nog iets diepers, iets geestelijks te ontdekken. We willen eens kijken of jullie geest zich van het materieel beschouwen van een kromme lijn kan verheffen tot in het hogere rijk van het geestelijke, wat juist in het kleinste vaak het grootste in zich draagt!

Ik weet vooruit dat jullie zoeken tevergeefs is, en daarom wil Ik met een korte mededeling een overvloed aan licht over jullie geest uitstorten; opdat jullie weer zullen inzien dat een liefhebbende Vader steeds moeite doet om jullie op te leiden tot datgene waartoe Hij jullie geschapen heeft, dat wil zeggen: tot Zijn aan Hem gelijkwaardige kinderen.

Om dus verstandig en begrijpelijk met jullie te praten moet Ik jullie eerst opmerkzaam maken op de vorm van een spiraallijn, vervolgens op de bedoeling ervan, en tot slot overgaan op de geestelijke analogie ervan; want alleen zo is het mogelijk om jullie vanuit het materiële het geestelijke binnen te leiden. Luister dus!

Wanneer je een schroef of een andere spiraallijn opmerkzaam bekijkt, dan zul je gemakkelijk inzien dat deze, zoals ze ook bij jullie in het gebruik verschillend wordt toegepast, tot doel heeft om ofwel een voorwerp steviger aan een ander te bevestigen ofwel - zoals bij jullie schepen en mechanische apparaten - een voorwaarts stuwende beweging tot stand te brengen.

En kijk: hiermee zijn we al dichter genaderd tot de grote grondslag van de algemene scheppingswet. Bij de schroef - of iedere spiraalvormige lijn - is dus het ‘voorwaarts’ drijven in de vorm ervan vastgelegd; zo gebruiken jullie haar in je leven.

Het geestelijke van deze vorm komt dus overeen met het materiële, dat wil zeggen: ‘voorwaarts’ is daarbij het wezenlijke idee. Welnu, met dit voorwaarts drijven of dringen in het materiële verbindt zich gewoonlijk nog een andere factor - of eigenlijk ontstaat die uit het meer of minder voorwaarts gaan - namelijk het opwekken van warmte door de wrijving van het vooruitgaande voorwerp. Hier hebben jullie een tweede factor van Mijn grote kosmische schepping, namelijk de ontwikkeling van warmtestof - uit beweging!

Als we verder gaan met onze beschouwing, blijkt dat bij de schroef en de spiraallijn het voortbewegen ervan niet plotseling of vernielend is, maar langzaam doch gestaag, niet ontwijkend. Dat moet bij Mijn schepping wel in overweging genomen worden, aangezien Ik geen vriend ben van grote krachtsuitingen, maar alles liever met liefde en zachtmoedigheid dan met geweld wil bereiken! Welnu, tot hier zou er al veel in Mijn schepping duidelijker kunnen zijn als jullie erover wilden nadenken; maar Ik wil jullie niet halverwege laten steken, en dus gaan we verder!

We hebben dus drie eigenschappen aan de schroeflijn ontdekt: voorwaarts gaan, dieper binnendringen, en nooit met geweld, maar alleen langzaam. Goed, we willen nu allereerst deze eigenschappen ook in het natuurrijk van het zichtbare opzoeken, en

Page 176: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

dan vinden we ze overal: bij jullie in het gewone leven en bij Mij in het grote sterrenstelsel.

Kijk, alle werelden, planeten en kometen bewegen zich voorwaarts in de ether. Ze bewegen zich echter niet - zoals jullie over het algemeen geloven - alleen om hun eigen as en door een andere drijvende kracht voorwaarts, of om een centraalzon, dat wil zeggen in een ellips - nee! Hier moet Ik zeggen: ze bewegen zich allemaal in spiraalvormige lijnen. Ze schroeven zich de etherruimte binnen, wekken door deze beweging door middel van wrijving leven en warmte op in de ether, en delen die vervolgens mee aan de wezens die op hen leven. Het is niet mogelijk dat een lichaam - zoals bijvoorbeeld jullie aarde, die in een schroefvormige beweging voortgaat doordat er vanaf de noordpool een magnetische (fluïdum-)stroom in haar inwendige binnenstroomt - in de kosmos maar één beweging zou hebben120. De aarde beweegt zich spiraalvormig verder, evenals alle werelden; want alleen zo gaan ze zacht en gelijkmatig voort.

Als het alleen een rechte binnendringende beweging zou zijn, dan zou de snelheid door de weerstand van de ether uiteindelijk ofwel minder ofwel helemaal teniet gedaan moeten worden - iets wat niet in mijn scheppingsgedachte besloten ligt.

Zelfs het licht, dat met zo’n grote snelheid van de ene zon naar de andere vliegt, schroeft zich de ether binnen, en om die reden is licht ook een drager van warmte; en die wordt merkbaar waar het licht op vaste voorwerpen valt.

Jullie hebben in je praktische leven deze spiraalvormige beweging vaak zelf toegepast bij het voortbewegen.

Kijk maar eens naar jullie schietwapens: jullie hebben getrokken121 geweren en kanonnen uitgevonden, waarbij aan de kogel behalve een voortstuwende vliegbeweging ook een spiralende beweging wordt meegegeven, opdat de kogel, die in zijn vlucht de lucht moet overwinnen, gemakkelijker daar doorheen dringt.

Wat de warmteontwikkeling aangaat: pak maar eens een boor en probeer een gat te maken in welk voorwerp dan ook. Je zult dan gemakkelijk waarnemen dat de boor warm wordt, juist door het draaien in een spiralende vorm.

In jullie lichaam stroomt het bloed, maar de afzonderlijke bolletjes schuiven wormachtig voorwaarts; door deze beweging ontwikkelen ze namelijk warmte, daar waar ze door de hartslag heen gedreven worden.

Jullie ingewanden hebben een peristaltische beweging om dat wat niet bruikbaar is uit het lichaam te verwijderen. Deze beweging is er echter niet alleen voor dat doel, maar ook om door de ontwikkeling van warmte door wrijving die delen nog gasvormiger en fijner vrij te maken, die bij deze laatste gang van het voedsel opgezogen moeten worden.

Overal is deze spiraalvormige beweging zichtbaar. In- en uitwendig122 winden of schroeven planten en bomen zich de lucht in, het licht en de warmte tegemoet; hun

120 M.a.w. het is altijd een combinatie van verschillende bewegingen. Bijvoorbeeld een draaien om de eigen as in combinatie met een voortgaande beweging in de kosmos; dit levert als resultante een spiralende beweging op.121 Bij de fabricage van zulke wapens worden de lopen uit metaal ‘getrokken’; dit in tegenstelling tot andere methoden, waarbij de lopen werden uitgeboord en gefreesd. De fabricagemethode beïnvloedt de snelheid en richtingszuiverheid van de kogel.122 Alhoewel ze recht lijken, hebben stammen en stengels (‘inwendig’) een spiralende, gedraaide vorm, te herkennen o.a. door de plaatsing van takken of zijstengels nader te beschouwen. Andere planten hebben duidelijk ‘uitwendige’ windingen, bijvoorbeeld klimplanten.

Page 177: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

wortels winden zich tussen stenen en rotsen door en ontwikkelen op deze manier krachten, die langs andere wegen niet mogelijk of haalbaar zouden zijn.

Het leven van de worm is bekend om zijn kronkelende beweging, en zelfs bestaan er in de zee dieren - waarvan de vorm nog erg achtergebleven is en het organisme gebukt gaat onder de bereiding van warmte - die bij het voortbewegen een om zichzelf spiralende, voorwaarts gaande beweging hebben, om zo door wrijving de warmte te verkrijgen die ontbreekt aan het sap dat binnen hen circuleert.

Zo zien jullie overal de schroefachtige beweging als levensbeginsel, als opwekker van beweging, leven en warmte.

Zo ontstaan, ontwikkelen en vervolmaken zich de werelden in het groot; zo gaat alles voorwaarts, langzaam maar zeker, voortdurend het einddoel tegemoet. En zo zien jullie heel gemakkelijk op het materiële vlak, dat deze beweging noodzakelijk en de enig mogelijke is om datgene wat eenmaal geschapen is voor altijd in stand te houden, opdat het zijn doel bereikt.

Het geestelijke van deze beweging ofwel haar geestelijke analogie is hier zonneklaar. Want zoals een schroef draait en stap voor stap alle hindernissen ‘overwint’123 om voorwaarts te dringen, zo is in het geestelijke leven het voortdurend van niveau tot niveau verder doordringen eveneens een geestelijk overeenkomstige schroefbeweging. ‘Om zijn as draaien’ wil immers niets anders zeggen dan: alle kanten van Mijn Ik stellen tegenover een voorwerp dat voor Mij staat. Zo stelt ook op het geestelijk vlak ieder wezen al zijn geestelijke eigenschappen en hartstochten tegenover de moeilijkheden van het wereldse materiële leven. Door de voortgaande beweging worden de delen afgeslepen, gepolijst, en de warmte die daarbij wordt opgewekt - die gelijk is aan de liefde - tempert de wrijving. Langzaam, alsof het een strijd124 tussen het harde en zachte betrof, gaat het voorwaarts; onweerstaanbaar dringt de levensboor het geestelijke rijk binnen, verkrijgt een steeds vastere stand en komt stap voor stap zover dat hij een stevige positie inneemt!

Zo is in de geestelijke grote kosmos, waar het materiële slechts als bekleding dient, deze langzaam voorwaarts gaande beweging de enig mogelijke; door deze beweging kunnen geesten op verschillende niveaus stap voor stap hogere niveaus bereiken!

De beweging zelf roept liefde op, die gelijk is aan warmte, en licht, dat overeenkomt met wijsheid, en zo brengt iedere vooruitstrevende geest leven, geestelijk leven met zich mee als resultaat van bovengenoemde factoren, waar hij ook terecht komt of waar hij zich ook als een schroef langzaam naar binnen werkt.

Deze voor jullie onopvallende lijn, Mijn kinderen, is heel vaak en menigmaal in jullie leven toegepast; het is juist die vorm, zonder welke er geen ster en geen zon aan de hemel zou stralen, geen hart warm zou kloppen en nooit enig leven zou kunnen uitdrukken!

Deze lijn is dus de grote drijvende kracht die geest naar geest, mens naar mens en uiteindelijk alles naar Mij drijft. Want liefde - het belangrijkste middel - ketent zielen aan zielen, verbindt ze met elkaar en brengt ze elkaar nader, en brengt zo alles

123 Een woordspeling in het Duits: ‘über-winden’ betekent ‘zich er overheen draaien/winden’ (zoals een schroef doet), maar ook: ‘overwinnen’.124 ‘Strijd’ is tussengevoegd.

Page 178: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

geheel en al, het materiële en het immateriële, in een schroefvormige beweging weer terug naar Mij, waarvan het ook is uitgegaan.

Zie dus, Mijn kinderen, hoeveel groots, hoeveel diepzinnigs er in het klein in deze onbetekenende vorm van een schroef ligt. En ook al zouden de mensen de wiskundige wetten van de spiraalvorm vinden, dan zouden ze toch slechts de uitgangspunten vinden van een wijsheid die ver boven het materiële uit in het oneindige haar oorsprong heeft, in het geestelijke haar analogie en in het materiële haar praktische toepassing gevonden heeft, zoals die juist voor jullie aardse leven passend is!

Leer uit deze woorden hoe schijnbaar gering de beginpunten van Mijn schepping zijn, en welke resultaten ze in staat zijn te bereiken.

Ik heb deze woorden aan jullie gegeven opdat jullie weer je schepper, maar ook jullie Vader zullen kennen, die nooit zal ophouden Zijn kinderen in de geheimen van Zijn rijk binnen te leiden. Want alleen als jullie de opbouw van Mijn werk kunnen begrijpen of tenminste vermoeden, alleen dan zijn jullie pas in staat tot een liefde die jullie stevig aan Mij vast kan ketenen.

Een kind moet zijn Vader helemaal leren begrijpen en kennen; het moet in zijn binnenste overtuigd zijn van de grootheid, mildheid en liefde van de Vader, en alleen dan zal het Zijn wetten graag uitvoeren. Want dan hebben deze opgehouden ‘wetten’ voor het kind te zijn, en het doet alles dan uit liefde. Liefde verbiedt echter niets, maar bevestigt alles; om die reden moet het kind heel precies weten wat het wil zeggen om kind te zijn, opdat het niet verlangt wat tegen de liefde ingaat!

Gaan ook jullie dus allemaal voorwaarts! Draai je door de ongemakken van dit leven heen, opdat jullie morele kant eveneens door het grove gepolijst wordt. Dring elke dag weer als een schroef dieper door in het geestelijke leven om voorwaarts te komen, totdat achter het deksel van de doodskist, waar jullie doorheen moeten breken, het heldere waarheidslicht van Mijn eeuwige liefde schijnt. Daar zullen jullie vervolgens pas begrijpen waarom er zoveel belemmerende, zoveel onaangename dingen in het menselijke aardse leven op jullie weg kwamen. Want daar zul je tot de conclusie komen dat jullie zonder dit langzame maar gestage voortschrijden, zonder de constant voorwaarts gaande beweging als die van een schroef - die niets meer loslaat van wat ze met haar windingen in haar greep heeft gekregen - niet doorgedrongen zouden zijn tot de geestelijke diepte van Mijn schepping, waar uit ieder atoom de liefde jullie toelacht. Vanaf het eerste ogenblik van een zielebewustzijn tot aan de overgang naar het geestenrijk was de spiraalvormige geestelijke en wereldse beweging noodzakelijk om jullie voorwaarts te brengen, leven en warmte in jullie te ontwikkelen en zo, zacht maar zeker, het doel te vervullen dat Ik in die lijnen legde toen Ik het grote ‘Er zij!’ uitsprak. Gehoorzamend aan dit woord is alles begonnen aan zijn cirkelende en tevens voorwaarts gaande beweging en zal - net als, parallel daaraan, de schroef - nooit ophouden zich voortdurend om Mij als middelpunt heen te bewegen. Zo kan dit alles samen met Mij in dezelfde nabijheid van het licht die gelukzaligheid deelachtig worden die bestemd is voor allen die in overeenstemming met hun doel hun opgave tot Mijn en hun tevredenheid hebben opgelost! Amen.

Page 179: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Hoofdstuk 33

Mikro- en makrokosmos

(ontvangen 20 juli 1875)

Kijk, Mijn lieve kinderen, met deze twee woorden heeft de wetenschap haar verzameling namen verrijkt, zonder echter eigenlijk te weten wat ze met deze woorden bedoelde. Of: anders gezegd: zonder te begrijpen dat microkosmos en macrokosmos, wanneer Ik de oneindigheid als bestaand aanneem, hetzelfde betekenen - natuurlijk in een bepaalde beperkte zin. Alleen is de laatste naam ‘macrokosmos’ vroeger al door astronomen gebruikt, voordat een andere onderzoeker op een veel kleiner terrein door middel van de microscoop een geheel nieuwe wereld ontdekte, als tegenovergestelde van dat gebied waar de telescoop in de wijde ruimte geen grenzen vond.

Zo zijn deze woorden ontstaan, zonder dat ze evenwel de minste gedachte aan een oneindige schepper van het universum bevatten, door wie deze hoedanigheden van de oneindigheid in het groot en in het klein vanzelfsprekend gefundeerd zouden zijn.

De astronomen ontdekken van ster tot ster met voortdurend verbeterde verrekijkers steeds weer nieuwe werelden en deinzen huiverend terug vanwege de afstanden ervan, omdat ze er geen getallen meer voor vinden en die afstanden met het menselijke verstand niet meer vatten. Van de ene onoplosbare nevel tot de andere duiken steeds nieuwe scheppingen op, waarvan alleen de grootste sterrenstelsels zichtbaar zijn en al de planeten en aarden die om die zonnen en werelden heen cirkelen eeuwig voor het menselijke oog ondoorgrondelijk zullen blijven. Hierbij zouden ze toch aan de Regelaar van dit alles gedacht moeten hebben, aangezien reeds volgens hun zwakke berekeningen alles, ondanks schijnbare verstoringen, toch zijn geregelde loop volgt. Slechts weinigen van hen brachten alle ontdekkingen op dit gebied met Mij in verband, maar betitelden het geheel alleen als ‘kosmos’ en, omdat de afstand eindeloos is, als ‘macrokosmos’. Ze lieten het bij deze uitdrukking die nu bijna elke schoolknaap ook al kent, maar die er even weinig over nadenkt als de grootste waarnemer van de sterren.

De tweede weg naar de oneindigheid, die een andere onderzoeker125 en na hem ook anderen insloegen, was door in de eerste plaats het dierlijke leven na te gaan zover als hun door microscopen ondersteunde gezichtsvermogen dat toestond, en verder met behulp van dit instrument het celweefsel van planten en de bestanddelen van het mineralenrijk te onderzoeken.

Aangezien ze ook hier de grens niet vonden waar het dierlijke leven ophoudt, of de grens126 waar de bestanddelen van afzonderlijke elementen hun deeltjes in weer andere ontbinden en eveneens ‘leven’ vertonen127, noemden ze ook deze hele voor 125 Ehrenberg.126 In het mineralenrijk.127 Ten tijde van Mayerhofer was die grens inderdaad nog niet bereikt. Bij de huidige stand van de wetenschap echter zijn met name in de kernfysica deze denkbeelden heel gewoon, en tevens vaak aanleiding voor wetenschappers om niet alleen hun ideeën over ‘dode’ materie bij te stellen, maar tevens een ‘sturend, organiserend beginsel’ in het heelal aan te nemen.

Page 180: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

hen zichtbaar geworden en nieuw ontdekte wereld: ‘microkosmos’. Ook hier is de onderzoeker nog niet aan de grens geraakt die hem het einde van de wereld heeft laten zien - wel echter het einde van zijn zwakke verstand en onderzoekergeest, doordat die grens hem duidelijk maakte: “Tot hier en niet verder!” Evenzo lieten de ver verwijderde sterrengroepen de astronoom slechts vermoeden dat daar nog lang niet het einde is, maar dat er alleen voor hem een ‘halt’ bestaat; want daar kan een mensenverstand niets meer bevatten van wat een schepper naar Zijn grootheid, echter niet naar de lichamelijke grootte van een nietige mens geschapen heeft.

Ook deze laatstgenoemde onderzoekers schrijven hele boeken over de voortdurend nieuwe en nog weer nieuwe ontdekkingen op dit terrein, maar ook daar zullen jullie Mijn naam weinig te lezen krijgen: ze wroeten alleen maar in de materie rond, en zo materieel als hun zoeken is, vinden ze ook niets anders dan materie.

‘Mijn kinderen’ zou Ik echter niet zo opgevoed willen zien, en ook al hebben jullie geleerden bepaalde namen bedacht voor onuitsprekelijke dingen, dan moeten jullie eigenlijk toch weten wat er achter die namen steekt of hoe ze uitgelegd moeten worden. Daarom nam Ik dus weer het woord, om jullie nog eens te laten zien dat er, alhoewel Ik het al vaak heb laten zien, toch steeds nieuwe inzichten uit Mijn schepping verkregen kunnen worden, wanneer men met geestelijke ogen zelfs door mensen uitgevonden woorden opmerkzaam wil bekijken.

Alles wat Ik jullie tot nu toe door Mijn knecht liet schrijven heeft vooral tot doel om voor jullie, en voor duizenden geslachten die na jullie komen, Mijn schepping in het juiste licht te plaatsen. Want sociale omstandigheden mogen veranderen zoals ze willen en er mogen regeringen ontstaan in nog zo verschillende vormen, twee dingen zullen er steeds bestaan: jullie, bewoners van de aarde, zullen, evenals andere bewoners van grotere werelden, steeds naar evenredigheid een lichamelijk ofwel materieel omhulsel hebben; en: jullie wereld (en elke andere wereld) zal ook steeds uit materie bestaan, die leven in zich bergt om daardoor haar missie te kunnen volbrengen.

Zolang er dus materie bestaat en zolang het proces van ontstaan, instandhouden en verandering in en op de werelden plaatsvindt, zo lang zullen er een micro- en macrokosmos aanwezig zijn; en dat is heel natuurlijk, omdat Ik als schepper van het geheel oneindig ben en Mijn schepping dus ook oneindig moet zijn.

Ook al kijkt de menselijke geest met de beste verrekijkers uit in de wijde ruimte van het universum, hij zal alleen maar nieuwe werelden ontdekken, die weer alles in zich hebben - aangezien materie vanaf het kleinste atoom steeds weer materie vormt. Om jullie hier een voorbeeld van te geven: het is net als bij een willekeurige zaadje, dat al in een enkel korreltje het vermogen bevat om daaruit een plant, uit de plant bloesem en uit die bloesem weer zaad voort te brengen. Net zoals hiervan, als jullie hier goed naar kijken, het einde niet te voorzien is, zo vormen zich ook in de macrokosmos werelden uit werelden; en hierbij kan natuurlijk geen rekening worden gehouden met de maatstaf van jullie korte tijd van leven.

Zo is het in het groot, en zo is het ook in het klein, waarbij het leven steeds eenvoudiger en beperkter wordt en altijd, als basis dienend voor een hoger liggend bestaan, de groei van al het levende teweeg moet brengen. Zo is het ook bij het plantaardige leven, waarbij bij alles wat er bestaat en zichtbaar wordt voor het

Page 181: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

gewapende128 oog van een menselijke onderzoeker - en ook bij iedere ontdekking van een nieuw celweefsel - verondersteld moet worden dat ook die kleinste cel weer haar bestanddelen en organen en haar eigen leven moet hebben. Gestimuleerd door dat leven ontwikkelt de cel zich tot datgene wat er in de toekomst uit moet groeien, totdat uiteindelijk het geheel - dat uit miljoenen kleinere weefsels is samengesteld - op een hoger niveau als plant, mineraal of levend wezen voor het gewone menselijke oog zichtbaar wordt. En dan blijkt pas hoeveel ervoor nodig is om ook maar een onooglijk plantje of infusiediertje te scheppen en in stand te houden!

Als de mensen één enkel voorwerp in Mijn schepping geestelijk opmerkzaam zouden bekijken, dan zouden ze de schepper met grote letters in ieder geschapen ding of wezen herkennen; dan zouden ze beslist niet zo onbenullig en achteloos en vaak moedwillig dingen vernielen, die voor hen als mensen de grootste wonderen zijn.

Maar helaas is de mens zo over het algemeen. Alles wat hij dagelijks ziet, hoe planten groeien, uitgroeien en weer vergaan: het prikkelt hem niet tot verder onderzoek of verder nadenken. Hij accepteert het als iets dat er is, bestaat, en gebruikt het naar zijn eigen goeddunken. Zonder ook maar in het minst aan de gever of schenker ervan te denken. Gedachteloos gaan miljoenen mensen zo door het leven; ze worden geboren, opgevoed en ze sterven, zonder ooit geweten te hebben wat ‘geboren worden’ wil zeggen, hoe men opgevoed zou moeten worden en wat eigenlijk ‘sterven’ wil zeggen of wat het is. Allemaal geloven ze: ‘Daarvoor is er in die andere wereld toch ook nog wel tijd - als die tenminste bestaat?’!

Vandaar het klagen en smeken van de mensen die zijn overgegaan, wanneer ze daar beginnen te vermoeden hoe ze hadden moeten leven en helaas niet geleefd hebben; wanneer ze zien hoeveel middelen hun op aarde ter beschikking stonden en dat ze daar toch niet één van wilden gebruiken; wanneer ze zien dat ze - in domme eigendunk en illusie van geweldige macht als mens - Hem helemaal vergeten hadden, die hen uit liefde in de wereld plaatste en geen gelegenheid achterwege liet om hun bij iedere hartslag toe te roepen:

“Denk eraan, o mens, dat er buiten jou, in jou en boven jou een geestelijke wereld is, die je niet kunt ontlopen; die jou volgens geestelijke wetten geschapen heeft en jou na de dood ook volgens geestelijke wetten zal oordelen!”

Daarom volgt het ene woord dat Ik jullie geef op het andere. Want Ik probeer jullie in alles en overal aan te tonen dat jullie niet alleen voor deze wereld moeten leven of geboren bent; in alles probeer Ik jullie opheldering te verschaffen, opdat jullie de weg naar Mij kunnen vinden. En deze weg kan ook alleen maar door middel van de materie gevonden worden, omdat jullie materieel zijn en omgeven door materiële scheppingen. In de materiële schepping moeten jullie de geestelijke, en in de geestelijke Mijn oneindige schepping terugvinden; want alleen zo kunnen jullie moreel van niveau naar niveau gaan. Alleen de leer is voor jullie van geen enkel nut, wanneer je dat wat je gelezen hebt niet inprent in je gemoed en geestelijk met je vermengt; dan kan ook bij jullie waar worden wat een apostel eens zei: “Niet meer ik, maar Christus leeft in mij!”

Net zo moeten ook jullie geen kwezelige woorden en niet steeds de uitdrukking ‘de Heer’ in de mond nemen, maar jullie moeten in je denk- en handelwijze laten zien dat jullie niet anders kunnen denken dan zoals jullie God, schepper en Vader zelf 128 Met behulp van een microscoop of ander instrument.

Page 182: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

denkt; Hem moeten jullie overal voelen: zowel in de macro- als in de microkosmos. In het licht dat van de verste ster in je oog valt moeten jullie dezelfde taal herkennen van de liefde die, gelijk en onveranderlijk als ze is, in het kleinste diertje alles met evenveel zorg en liefde zo geordend heeft. En zo geniet dit kleinste voor jullie zichtbare infusiediertje in zijn beperkte leven verhoudingsgewijs van evenveel vreugde en gelukzaligheid als de meest verheven engel, die in Mijn nabijheid op een soortgelijke wijze als Ik met één blik aeonen werelden overziet. Ik heb deze twee woorden ook gekozen, opdat jullie niet bij de oppervlakkige uitdrukking blijven stilstaan en gedachteloos voorbijlopen aan wonderen, die jullie overal in gelijke mate - in grote kosmische stelsels of in het kleinste celweefsel van een microscopisch kleine vezel van een plantje - steeds toeroepen: “Kijk omhoog, menselijke geest, en verdroom je korte tijd van leven niet! Overal lacht de liefde van de Vader je tegen, Die je al zo veel heeft laten zien - maar ook nog veel niet gegeven, wat alleen een wedergeboren mens in staat is te zien. Zo’n mens zal vervolgens inzien dat er geen grote natuurtaferelen, verheven ogenblikken van hoge vervoering of onuitsprekelijke afstanden van hemellichamen voor nodig zijn om de liefde van een schepper te begrijpen, maar dat het veel dichter bij je en in je ligt. Daar zul je dan overal eveneens dezelfde wetten, dezelfde zorg aantreffen, waarmee een God - begrijp dat, o mens: waarmee een GOD schept! Zo richtte een Vader Zijn werelden in, waarbij het hoogste geestelijke - Zijn liefde alleen - er in de materie toe bijdraagt om het geschapene in stand te houden en naar hogere niveaus te brengen!”

Denken jullie ook zo, Mijn kinderen, of leer ook zo denken, voelen en ernaar handelen! Wanneer de wetenschap jullie namen uit dode talen voor de voeten werpt, doe er dan moeite voor om te zien dat ook onder deze namen vaak veel meer geestelijks verborgen ligt dan diegene vermoedt die ze voor de eerste keer gebruikte.

Ik laat toe dat veel van jullie geleerden en onderzoekers zoveel dingen ontdekken op het terrein van Mijn natuur; Ik laat toe dat veel van wat er ontdekt wordt in jullie sociale leven wordt toegepast, en zelfs laat Ik toe dat die ontdekkingen in plaats van tot heil van de mensheid ook voor bedrog en misbruik worden aangewend!

Maar behalve wat er ‘toegelaten’ wordt blijven Mijn primitieve129 natuurwetten toch overeind staan. Daarbij straft degene die ze vervalst130 zichzelf, minstens in zijn morele waardigheid, en de onachtzame mens, die vaak door gierigheid en hebzucht verleid wordt, moet op lichamelijk gebied ook voor de gevolgen van zijn eigen hartstochten boeten!

Maar temidden van al dit ‘voor’ en ‘tegen’ heb Ik toch Mijn eigen weg gekozen, waarbij Ik voor een deel al lange tijd de bouwstenen gereed maak die eenmaal nodig zullen zijn om het grote geestelijke ‘huis’ op te richten131, waar aan alle vervalsing en teleurstelling een einde zal komen en Mijn kinderen hun Vader in al Zijn werken zullen zien. Dan zullen ze in al Zijn vroeger reeds gegeven woorden het bewijs hebben dat, net zoals bij de materie de grens van een micro- of macrokosmos niet te bepalen is, zo ook bij het geestelijk opvatten van Mijn woorden of het beoefenen

129 Oorspronkelijk, primair.130 Verkeerd uitlegt.131 Hier wordt gedoeld op de vestiging van het ‘duizendjarige rijk’. Zie o.a. de Openbaring van Johannes en ‘De wederkomst van Christus’.

Page 183: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

ervan het kleinste element eveneens oneindig doorwerkt en vaak de grootste gevolgen heeft, ofwel dat de meest onbetekenende oorzaken de meest verstrekkende gevolgen kunnen hebben!

De blik van een vlijtige onderzoeker probeert tevergeefs de verst verwijderde wereld waar te nemen. Daarbij vergeet hij steeds dat de verste zon, die door zijn verrekijker licht op zijn oog laat vallen, hem geleend licht stuurt; de andere grotere zonnen die daarachter staan zullen voor hem verborgen blijven.

En als hij dan weer in de kleinste ruimte binnendringt, waar duizend vergrotingen hem steeds weer andere beelden tonen - die juist omdat ze voor het oog nog zichtbaar zijn weer uit kleine holle ruimten moeten bestaan waarin het ‘leven’ woont - dan bestaat ook daar, wanneer hij het geestelijk doorziet, dezelfde eindeloze trapsgewijze volgorde; en die bereikt in de hoogste geest die een geschapen wezen zich kan voorstellen nog niet de grens, waar Ik als centrum of eindpunt alles weer in Mij verenig. Eenvoudig en toch veelzijdig vertegenwoordig Ik in Mij alleen weer het gehele geestelijke en materiële terrein, tot en met de eenvoudigste gedachte, die toch vooraf moest gaan om een etheratoom te scheppen. En aangezien het als ‘atoom’132

uit nog kleinere bestanddelen is samengesteld, reikt het tot voorbij de grens die door de vorm van gas, lucht of geest133 wordt bepaald, stelt het alles bij elkaar en daarmee tevens de wereld in het klein voor, zoals het eerste134 de wereld in het groot voorstelt!

Zo moeten jullie de wereld opvatten! Zo moeten jullie alle woorden die Ik jullie heb gegeven, lezen en begrijpen! Neem geen genoegen met een vluchtige indruk, want daarom hebben jullie al die woorden niet ontvangen; maar probeer, zoals Ik hierboven al zei, als in stof gehulde geesten datgene geestelijk op te vatten wat jullie tot Mijn kinderen moet bestempelen! Want waar Ik denk en hoe Ik denk, zo moeten - of zouden tenminste moeten - al diegenen denken, die Ik naar Mijn evenbeeld heb geschapen.

Met Mijn evenbeeld is echter eigenlijk Mijn geestelijke Ik bedoeld, wat alleen dan te bereiken is wanneer de schil van de materie doorzichtig is geworden, als men overal alleen het geestelijke waarneemt en het daar, waar de blik niet ver genoeg meer reikt, toch gevoelsmatig vermoed wordt.

Mijn Ik als God heeft geen begin en geen einde. Mijn schepping ook niet, en wat jullie tot nu toe als macro- en microkosmos betitelden is eveneens oneindig; daar zal een menselijke geest nooit de grenzen van het begin of het einde ontdekken!

Eigenlijk zouden jullie trots omhoog moeten kijken naar die onmetelijke ruimte, van waaruit pas na duizenden jaren jullie een lichtstraal in het oog valt; trots, dat jullie zodanig gebouwd zijn dat jullie in staat zijn zoiets te vermoeden; trots, wanneer jullie afdalen in de diepte van het kleinste, waar een waterdruppel miljoenen wonderen bevat! Maar tegelijkertijd zouden jullie deemoedig naar je schepper moeten opzien, die ondanks jullie lichamelijke nietigheid een geestvonk in je hart gelegd heeft, zodat jullie de grootheid van de oneindigheid voor een deel kunnen vatten. En in liefde en aandacht zouden jullie moeten neerknielen voor Mijn almacht, die in haar 132 ‘Atoom’ (afgeleid uit het Grieks: ‘a-tomos’) betekent ‘ondeelbaar’ element.133 Al is de materiële schepping ook oneindig, er is toch een ‘grens’, een raakvlak met het geestelijke. Evenzo heeft de geestelijke schepping, onbegrensd als ze is, een uiterste gebied, een ‘grens’, waar ze raakt aan het goddelijke. Deze ‘grenzen’ moeten niet in ruimte of tijd gezocht worden, maar duiden eerder op kwalitatieve overgangen. Zo bestaat het goddelijke Ik ‘achter’, ‘binnen’, ‘voorbij’ de grenzen van materie, gas, lucht of zelfs geest.134 De (macro)kosmos.

Page 184: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

oneindige barmhartigheid jullie als geestelijke wezens erkent. In plaats van jullie als onbetekenende wezens te beschouwen, wil de Vader jullie aan Zijn borst drukken en als Zijn kinderen wil opvoeden. Hij wil jullie laten voelen dat, alhoewel er ook op aarde vaderliefde bestaat, deze nog niet eens een zwakke afschaduwing is van de liefde die Ik, als almachtige schepper, voel ten opzichte van jullie evenals ten opzichte van de kleinste worm in het stof. Want Ik wil alle geschapen wezens trapsgewijs en stap voor stap nader tot Mij brengen en allen verenigen in een ‘rijk der liefde’, waar de materie opgehouden heeft te bestaan en, doordat het geestelijke enkel het geestelijke vormt, een constante zaligheid de Vader met Zijn kinderen moet verenigen!

Daartoe dienen al die inspanningen. Dit is het doel van al Mijn woorden, al Mijn leiding en al Mijn scheppingen die, beginnend bij de microkosmos, zelfs bij de macrokosmos nog niet hun einde bereikt zullen hebben. Maar pas daar zal onder nieuwe omstandigheden weer een nieuwe schepping haar aanvang nemen, opdat het woord ‘oneindigheid’ in zijn gehele betekenis door allen zal worden gevat en begrepen, gevoeld en genoten! Amen.

Hoofdstuk 34

Oerschepping van de mensenziel

(ontvangen 3 november 1872)

Mijn zoon! Menige vraag heb je Mij gesteld en als je Vader heb Ik je geantwoord, met veel of weinig woorden, al naargelang je vraag een grotere verklaring of uiteenzetting vereiste.

Nog altijd komen er in je gemoed vragen naar boven, zoals in je laatste brief die je aan Mijn schrijver richtte. Je zegt onder andere dat de beantwoording van deze vraag je bijzonder gerust zou stellen voordat je heengaat uit het aardse leven! Hier moet Ik je echter toch vragen: als je nu alles verneemt wat je zou willen weten, wat voor nut heeft dat dan voor jou? Is het van nut voor je, om je morele toestand te verhogen? Heeft het nut voor je, zodat je Mij en Mijn leer beter kunt leren kennen en begrijpen? Kan dat weten invloed hebben op je denken en handelen met betrekking tot je medemensen? Kijk, op al die vragen die Ik aan je stel moet je Mij met ‘nee’ antwoorden.

Wat jij vraagt is om een diepere blik te werpen in Mijn scheppingsgeschiedenis; en, als je daar eens precies naar wilt kijken: van zulke vragen, zoals jij die aan Mij gesteld hebt, zouden er nog miljoenen zijn. Want elk levend wezen, elke plant, zelfs het dode gesteente zou jou tot de vraag kunnen brengen: wat was toch het eerste proces bij de schepping van elk ding afzonderlijk? Of wat was er het eerst aanwezig: de kip of het ei? Het zaad of de plant? Allemaal vragen die jou, als ze door Mij getrouw en begrijpelijk beantwoord zouden worden, geen haarbreed verder zouden brengen op je geestelijke niveau.

Om je echter toch in iets tevreden te stellen, wil Ik op je gestelde vragen antwoorden, voorzover je als geschapen wezen in Mijn schepping kunt kijken.

Page 185: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Welnu, luister dus! Dat je Mij trouwens in dit opzicht iets vraagt, is een teken dat het weinige wat Ik jullie hierover heb gegeven voor jou niet te begrijpen is; want dat was een vluchtige aanduiding van een scheppende daad, die niet alleen bij de mens maar bij ieder wezen werd voltrokken, alleen verschillend in het niveau waarop zo’n wezen werd geplaatst.

Je weet dat ook dieren zielen hebben. Je zou dus ook kunnen vragen: hoe, wanneer en waarvandaan kreeg ieder dier als soort bij zijn schepping op aarde een ziel, ofwel - zoals de bijbel zegt in de mozaïsche scheppingsgeschiedenis - werd deze ingeademd? Waar kwam de ziel vandaan, wat was haar oorsprong?

Op deze en alle soortgelijke vragen antwoord Ik dat bij alle geschapen wezens gebonden deeltjes van de grote gevallen geest ingekleed werden. En verder, dat de grote gevallen geest zelf, als telg van Mij, vrij in de wijde schepping geplaatst was; daar bezat hij, net als ieder begrensd geheel, een innerlijke en een uiterlijke organisatie135 en daarnaast nog, als derde, een groot deel van Mijn eigen goddelijke leven, wat hem als vonk van Mij boven al het grof-materiële verhief.

Van zijn buitenkant ofwel etherische bekleding werden en worden elke dag weer stukjes136 van hem afgenomen en gebruikt voor de materiële lichamen, de bekleding van jullie als gebonden en aan hem ontnomen geesten. Van zijn ziel stammen alle geschapen wezens af wat betreft hun zielenleven, en alleen zijn goddelijk erfdeel heb Ik hem gelaten; want dit is hetgeen wat, net zoals bij jullie het geweten, hem voortdurend aanspoort en stimuleert om naar Mij terug te keren.

Zo zie je de drie--eenheid (Vader, Zoon en geest - materie, ziel en goddelijke vonk) ook in hem consequent vertegenwoordigd; zoals ook ieder geschapen wezen uit deze drie delen bestaat die in de materiële schepping, in de geestelijke hemel en in Mijn persoon zelf weer op overeenkomstige wijze terug te vinden zijn.

Dat is dus de oorsprong van de ziel. Bij jullie voortplanting gebeurt steeds hetzelfde: daarbij geven jullie ook iets af van je geestelijke wezen, zonder daarbij iets als een tekort te voelen. Zo werd alles wat leeft in de hele materiële wereld geschapen. En als in de mozaïsche scheppingsgeschiedenis de schepping van de mens uitvoeriger werd besproken, evenals in het werk137 dat Ik aan Mijn vroegere schrijver gaf, dan heeft dat ten eerste als reden dat de mens de laatste schakel was in de schepping op jullie aarde, en ten tweede dat jullie mensen er meer belang bij hebben om het ontstaan van jullie eigen ras iets preciezer te vernemen.

Hoe Eva uit het innerlijke en uiterlijke lichaam van de eerste mens werd geschapen en waarom zo en niet anders, dat heeft de eenvoudige reden dat er voor de eerste mens een metgezellin, een levenspartner geschapen werd, die natuurlijk uit het allerfijnste materiaal, waaruit Ik Mijn evenbeeld wilde scheppen, genomen moest worden.

Zo ontstond de eerste vrouw, zoals bij iedere gemeenschap van de geslachten het een uit het andere ontstaat, en zo ontstond ook het noodzakelijke proces, waarop bij de meeste levende wezens hun voortbestaan stoelt - alleen met het verschil dat Ik bij het scheppen van de eerste vrouw een handelwijze volgde, die materieel gezien

135 Structuur, opbouw.136 Deeltjes, partikels.137 ‘Die Haushaltung Gottes’ (Urgeschichte der Menschheit), geopenbaard en doorgegeven via Jakob Lorber.

Page 186: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

datgene voltrok wat geestelijk bij de schepping van miljoenen andere schepselen ook gebeurd is.

Een verdere verklaring hiervan, waarom het zo ging en niet anders, is met menselijke begrippen niet meer te bevatten; zo zou je van Mij evenmin een antwoord verlangen op de vraag: wie heeft Mij dan geschapen, of: waar komt de eerste kiem vandaan die Mij voortbracht?!

Jullie begripsvermogen heeft zijn grenzen, en daar bovenuit ontbreekt het jullie aan geestelijke voorstellingen om bepaalde ordeningen en verhoudingen van ruimte en tijd te bepalen. Jullie hebben toch een oud gezegde, waar Ik je aan wil herinneren: ‘schoenmaker blijf bij je leest’. Dit gezegde wil Ik je in herinnering roepen, en als Ik jullie niettemin soms een pink geef, verlang dan niet de hele hand. Want die is te groot omdat daarin de gehele schepping rust, waar jullie ‘ik’ en jullie aarde als een infusiediertje in de grote ether moet verdwijnen.

Jij zelf bestaat toch uit lichaam, ziel en geest. Zeg Mij eens: welke van deze drie - die toch nabij genoeg zijn voor je, omdat ze je eigen ik uitmaken - welke van deze drie begrijp je; of van welke kun je de bouw en de structuur volkomen helder doorzien? Kijk, Mijn lieve zoon, willen doorgronden die niet direct van werkelijk nut zijn of aan je vooruitgang bijdragen, dat zijn nutteloze haarkloverijen die je niet rijper of beter maken.

Je hebt Mijn woord, dat er behalve de ziel in jou nog een goddelijke vonk van Mij woont - probeer aan die vonk gelijk te worden, aangezien je geestelijk van Mij afstamt, zoals Ik jullie zelf heb meegedeeld.

Probeer deze afstamming waardig te worden door te denken, te praten en te handelen zoals het een godskind betaamt; laat het overige aan Mij over! Wanneer je eenmaal in een lichter omhulsel ook met geestelijke ogen Mijn schepping kunt aanschouwen, dan zul je weer een verdere opheldering en bevrediging van je nieuwsgierigheid krijgen. Maar Mij en Mijn scheppen helemaal te willen begrijpen: laat dat rusten. Want zoiets is niet voor eindige wezens - een oneindige God en schepper te willen begrijpen en bevatten; noch hier, noch daar! Amen.

Hoofdstuk 35

God is liefde!

Word Zijn kind! Onze opgave hier!

(Ontvangen 1 maart 1872)

Mijn lieve zoon! Je hebt je verheven gevoeld door deze titel die Ik je gegeven heb, en misschien voor de eerste keer heb je moeten merken welk een kracht en geestelijke betekenis er in een woord ligt, wanneer men zich erin wil verdiepen; wat je ook bewezen hebt door het tweede woord ‘liefde’, dat je van alle kanten gedefinieerd hebt.

Ik wist al lang wel waar je naar zocht en leidde daarom de omstandigheden zo, dat het vinden van wat je al zo lang vurig verlangde veel gemakkelijker voor je werd.

Page 187: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Je zocht in alle wetenschappen, in alle uitleggingen van Mijn aan de mensheid nagelaten leer, maar bij het zoeken ontbrak je steeds de belangrijkste sleutel: je zocht met het verstand, en vergat daardoor het hart!

In alle wetenschappen is Mijn Ik je vaak tegemoet gekomen, zoals het uit alle scheppingen oplicht, maar omdat je steeds zocht naar wat veraf lag merkte je het meest voor de hand liggende niet op. Je merkte niet dat overal de stem van de liefde, de omvattende godsliefde je toeriep: “Maar, ijverige zoeker, merk je dan in je eigen hart geen vraag op, waarom dit alles zo en niet anders werd geschapen? Merk je niet dat het alleen uit liefde en voor opnieuw te verwekken liefde in het leven geroepen is?”

Kijk naar de aarde met al haar wonderen in het inwendige, voorzover ze jullie bekend zijn138, en naar haar uiterlijk waarmee haar oppervlak is toegerust. Dan zul je daarin gemakkelijk het streven van een zich over alles erbarmende liefde kunnen lezen; en des te meer wanneer je blik, geestelijk gescherpt, niet de ruwe materie als hoofdzaak accepteert maar deze beschouwt als slechts een bekleding van een andere, geestelijke ladder. Daarlangs volgen ook alle ogenschijnlijke gruwelijkheden van de levende schepselen evenals de vernietigende werking van natuurrampen een geestelijke hogere kracht en worden niet als een kwaad gezien; ze berokkenen weliswaar enkelingen schade, maar zijn voor het voortbestaan van het geheel absoluut noodzakelijk.

Als je zo geologie gestudeerd had, dan was, terwijl je je verstand met kennis verrijkt hebt, je hart er niet leeg uitgekomen. Overal zou je de leidende draden gevonden hebben van de liefde, die in verschillende vorm maar altijd op dezelfde wijze alles naar zijn doel van voltooiing voert.

En als je dat wat je leerde opmerkzaam doorgenomen zou hebben, dan zou je gemerkt hebben dat alleen het grof-ruwe zichtbare voor jullie zintuigen toegankelijk is, en dat datgene wat veel groter en verhevener is voor de onderzoekende geest van een verstandsmens gesloten blijft en alleen openstaat voor een liefhebbend hart.

Wat heb je van de sterrenkunde geleerd? Een paar wetten en bewegingen van je eigen zonnestelsel, en afstanden die reeds bij jullie maan voor menselijke begrippen niet meer te bevatten zijn. Wat is echter jullie zonnestelsel vergeleken bij de hulsglobe waar dit stelsel deel van uitmaakt? En wat is die hulsglobe ten opzichte van het hele universum, waarin materiële lichamen als planeten en zonnen om steeds maar weer grotere cirkelen? Slechts als een druppel water in jullie grote oceaan! En wat is deze schepping ten opzichte van die, welke buiten het bereik van het materiële geestelijk een nog hogere en grotere betekent, waaruit alle werelden zijn voortgekomen en waarin ze allemaal, vergeestelijkt en gelouterd, eenmaal zullen terugkeren!

Kijk, Mijn zoon! Deze grootheden, deze liefdeswerken van jouw God en Vader kun je met je verstand nooit bevatten, met je hart daarentegen helemaal.

Bij die gedachten van grootheid en oneindigheid moet de godsvonk, die door Mij in jou is gelegd, je helpen om je boven het aardse, boven het materiële uit tot in het geestelijke te verheffen. Want daar schiet je verstand tekort, daar eindigt het vermogen van de ziel, wanneer ze niet, ondersteund door Mijn geest, leert begrijpen en vatten dat alleen een eeuwige God het eeuwige kon scheppen, en dat een eindig 138 Zie ‘Aarde en maan’, deel 1: ‘De aarde’.

Page 188: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

wezen zich alleen daardoor pas echt bewust wordt waar de naam ‘God’ op wil duiden, en wat het betekent ‘Zijn kind’ te kunnen worden!

Je voelde je trots toen je het woord las dat Ik tot je richtte, doordat Ik je aansprak met ‘Mijn zoon!’ Ja, voel je maar trots dat je op deze sport van de ladder staat, waar je al vele miljoenen andere overgangen achter je ziet en nog maar weinige voor je hebt; en deze laatste kunnen je, wanneer je dat vurig wilt, gemakkelijk de hele betekenis laten voelen van wat het zeggen wil ‘Mijn zoon’ genoemd te worden en dat ook te kunnen zijn of worden!

Om een Meester te leren kennen moet men eerst de grootheid van Zijn werken begrijpen. Men moet de grondslag ervan, hun ‘waarom’ heel duidelijk voor zich zien; men moet zien waarom, vanuit welke edele of bijzondere beweegredenen Hij ze geschapen heeft. Dan pas begint de bewondering een geestelijk resultaat te krijgen; dan begrijpt men pas wat het betekent een Meester als Hij en een leerling van Hem te zijn!

Als je zo alle wetenschappen had bestudeerd, dan zou je bij iedere stap in de micro- en macrokosmos de twee hoofdbeginselen van Mijn Ik tegengekomen zijn: de liefde en de wijsheid. Hierdoor heb Ik alles geschapen, om weer liefde op te wekken en om het lichamelijke, door Mij uit liefde naar buiten gebracht, vergeestelijkt en veredeld weer via Mijn geschapen wezens terug te ontvangen.

Het zou je duidelijk geworden zijn dat Ik alles niet voor Mij, maar alleen voor alle denkende en voelende schepselen, waarbij hun dank- en lofgezang de enige beloning is die Ik, als oneindige, van hen, eindige wezens, kon verlangen!

Vat dus zo Mijn wereld van het zichtbare op, dan zal de bedekking voor je geestelijke ogen wegvallen - de geestelijke grondslag en het ‘waarom’ zul je gemakkelijk overal ontraadselen, zowel in het zachtste gezoem van een insect als ook in de edelste, zuiverste redenering van een door God bezield mens, of in de diepte van Mijn woorden zelf!

Dan zul je verrukkingen aanschouwen in een bloempje in de wei en zaligheden ontdekken in de uitdrukking van een woord, dat je - net zo oneindig als Ik zelf - van de ene vreugde naar de andere , van de ene zaligheid naar de andere kan voeren; het is voldoende dat je in staat bent je erin te verdiepen. Want niet alleen de woorden ‘zoon’ of ‘liefde’ zijn zo rijk aan genot, nee, ieder woord is dat. Want elk woord komt van Mij en is een geestelijk product van een veel hogere dan de vergankelijke materiële wereld. Door het woord schiep Ik de wereld, door het woord bezielde Ik haar, door het woord houd Ik haar in stand en leid en zuiver Ik haar, totdat ze als vergeestelijkt woord eenmaal in Mijn rijk van de geest terug zal keren - en dit ene en grote woord, dat alles uitdrukt en alles onder woorden brengt, dat woord is: ‘liefde’! Bevat de liefde in haar gehele bereik, bevat haar als mens tot je naaste, als mededogen met de schepselen die onder je staan, en bevat haar als uitdrukking en beweegreden waarom Ik, de grote oneindige God, ooit afdaalde naar jullie duistere aarde en daar de grootste liefdesdaad voltrok die een God kon verrichten. En er zullen zich nog grotere diepten voor je ontsluiten die in dit woord ‘liefde’ en in het woord ‘zoon’ besloten liggen, wanneer je bedenkt dat juist Ik - de liefde zelf - dit alles geschapen heb en gedaan heb, en wanneer je beseft dat Ik de vonk in jou heb gelegd, zodat je geheel kunt begrijpen wat het zeggen wil het kindschap van zo’n God en liefhebbende Vader te kunnen verwerven - tegen de gemakkelijke prijs van liefde. Zo

Page 189: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

zul je in Mijn zichtbare natuur en in je eigen hart stof genoeg vinden om alles te doen, om die naam waard te worden! Amen.

Hoofdstuk 36

Tijd

(ontvangen 7 augustus 1872)

Je wilt ook dit woord nog uitgelegd hebben - welnu, schrijf dan, want niets wordt door jullie mensen meer verspild dan juist tijd, dat wil zeggen: de tijd die jullie als beproevingsleven is toegemeten.

Kijk, jullie weten allemaal niet wat tijd is, wat hij betekent en welke waarde hij heeft - anders zouden jullie allemaal anders leven dan jullie in werkelijkheid doen. Om jullie echter toch een opvatting van dit woord bij te brengen die een geestelijk wezen, zoals jullie moeten zijn, waardig is, wil Ik dit begrip in zoverre verduidelijken als het voor eindige wezens mogelijk is het oneindige te bevatten.

Wat is dus tijd? En hoe zien jullie dat er werkelijk tijd bestaat? “Tijd is niets anders dan een stuk van de gedachte der eeuwigheid, een klein brokstuk van een groot oneindig geheel!” Jullie zouden niet weten wat tijd is, als jullie hem niet konden afmeten aan materiële dingen; tussen komen of ontstaan en verdwijnen of vergaan is een spanne tijds verlopen die, hoe jullie dat ook doen, gemeten kan worden of met getallen uitgedrukt.

Alleen in het zichtbare is de tijd te tellen. In de eeuwigheid, waar de ruimte geen dimensies meer heeft, daar is ook de maatstaf van de tijd opgehouden; daar heersen begrippen en ideeën die voor eindige wezens niet te vatten of te begrijpen zijn.

Daarom kan een eindig wezen Mij, de tijdloze, nooit begrijpen. Want alhoewel het mogelijk is je een eeuwig voortbestaan voor te stellen, dan is toch het ‘nooit een begin gehad te hebben’ voor geschapen wezens een absurditeit, iets wat onbegrijpelijk en onvoorstelbaar is - en daarin bestaat het verschil tussen Mij en de hele geestenwereld. Dit woord ‘tijd’ omschrijft Mijn goddelijkheid nauwkeuriger dan alle andere woorden, want ook de ruimte zelf is zonder tijd niet te meten of te begrijpen.

Tijd is dus symbolisch de meest geschikte uitdrukking voor Mijn grootheid, want tijd als denkbeeld bestond altijd al en zal altijd bestaan, of men die nu meten wil of niet. Kijk: wanneer jullie deze grote factor - tijd - van deze kant bekijken, dan is hij de enige die jullie een voorstelling van Mij en een idee van Mijn schepping kan geven. In verloop van tijd ontstond de schepping, de ene uit de andere, de ene na de andere; in verloop van tijd zullen die door Mij geschapen werelden zich ontwikkelen en zich vervolmaken, en in verloop van tijd zullen ze weer vergaan en plaats maken voor nieuwe vormen, nieuwe werelden, nieuwe scheppingen. Tijd is dus de enige maatstaf waarmee Mijn schepping beoordeeld kan worden, want tijd als grootte, tijd als afstand en tijd als bestaansduur van een geschapen voorwerp geeft de waarde, de

Page 190: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

inhoud en de werkingskring139 ervan aan. Wat Mijn werelden daar in de oneindige eeuwige ether in verloop van tijd volbrengen, dat is in het klein bij ieder geschapen ding en de bestaansduur daarvan weer het geval. Alleen de tijd geeft aan een steen zijn grootte, zijn levensduur, en bij levende wezens is het alweer de tijd die hun levenswaarde bepaalt.

Zo is het begrip ‘tijd’ dus net zo min uit de schepping uit te roeien als Ik zelf. Zonder tijd bestaat er geen wereld, en zonder Mij bestaat er geen tijd! Wat is de tijdsduur van het mensenleven, van de wieg tot het graf? Het is niets anders dan een slechts door getallen uitgedrukt stuk van de oneindigheid, dat bij een zichtbaar, geschapen wezen waarneembaar is in zijn ontstaan, zijn ontwikkeling en zijn vergaan. Zonder die zichtbare veranderingen zou tijd niet te meten zijn; zo hebben jullie een maatstaf voor tijd verkregen, door met de afwisseling van de dagen of de wisseling van dag en nacht te rekenen.

Tijd heeft geen begin en geen einde; hij komt uit de oneindigheid en vloeit daarin weer spoorloos weg. Alleen zichtbare scheppingen getuigen van zijn komen en gaan, anders zou hij onmeetbaar zijn. Deze tijd dus, die als maat van ieder ding de bestaansduur aangeeft, waarbinnen het zich geschikt moet hebben gemaakt om voort te gaan op de grote ladder naar het geestenrijk, deze tijd nu is ook voor geestelijke wezens de maat, waarbinnen het hun opgedragen is bepaalde missies te vervullen. Want net zoals grote werelden en zonnestelsels een hun toegemeten tijdsduur hebben, zo hebben ook alle geschapen wezens een bepaalde hoeveelheid tijd, die hun leven tot aan de volgende verandering bepaalt.

Het grote kosmische bouwwerk heeft een vastgestelde tijd, want na het verstrijken daarvan treden andere omstandigheden op die dan van kracht worden omdat ze voor andere werelden vereist zijn. Deze tijd140 is dus afgemeten, en gedurende die tijd moet volbracht worden wat volgens het plan van het geheel voor zowel de instandhouding van het afzonderlijke als van het geheel noodzakelijk is. Wat nu bij werelden het geval is, dat geldt ook voor ieder afzonderlijk geschapen ding, en ook voor de mens. Want ook hem is vanaf zijn geboorte tot aan zijn dood een spanne tijds toegemeten, gedurende welke hij zijn missie in het beproevingsleven zou moeten volbrengen! Aangezien echter de mens een vrij wezen is en hij tevens een uit het geestelijke en lichamelijke samengesteld geheel is, is het alleen aan hem toegestaan om datgene wat hij tijdens zijn lichamelijk-aardse levensloop niet kon bereiken, aan gene zijde nog te voltooien; want de mens is een kind van twee werelden, de geestelijke en de materiële. Vanwege deze omstandigheid zijn er in de ether zoveel ruimten opgevuld met onrijp gestorven zielen, die daar moeten voltooien wat ze hier niet konden; anders zouden ze direct kunnen overgaan van de materiële wereld naar geestelijke woonoorden. Dat kan echter niet zo gebeuren omdat de zielen van de mensen - en helaas de meesten - onrijp in de andere wereld aankomen.

Wat maakt deze mededeling nu echter duidelijk? Kijk, hij maakt duidelijk dat de mensen hun levensduur - dat wil zeggen de tijd van hun aards bestaan - zoveel mogelijk zouden moeten benutten om hun geest rijp te maken voor de andere wereld,

139 Om een voorbeeld van ‘werkingskring’ of ‘bereik’ te geven: wie deze regels leest, valt binnen de ‘werkingskring’ van Mayerhofer, alhoewel hij zelf al lang geleden stierf. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de daden en woorden van Jezus. De tijd dat woorden en boodschappen hun kracht behouden zegt veel over de innerlijke waarde ervan.140 Van de huidige kosmos.

Page 191: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

opdat hun dat ‘middenrijk’141 bespaard wordt. En Ik geef jullie dit woord over de tijd om jullie er opmerkzaam op te maken hoe groot de waarde van de tijd is en dat dit goed, eenmaal verspild, voor jullie eeuwig verloren is. Jullie moeten je leven veel en veel serieuzer opvatten dan tot nu toe, en de tijd een veel grotere waarde toekennen dan jullie tot op heden hebben gedaan. Woorden als ‘tijdverdrijf’ moeten jullie niet in de mond nemen, want - let wel - de tijd verdrijft jullie; ook niet een uitdrukking als ‘de tijd doden’, want niet jullie doden de tijd, maar het is de tijd die jullie de dood brengt! De tijd valt uiteen in kleine stukjes, en elk van deze delen zou waarde moeten hebben als een geestelijke bouwsteen, hoe klein ook, voor het toekomstige leven; maar waardeloos moet het niet zijn. De tijd is de strengste rekenaar over jullie daden, en al het goede en slechte, het weloverwogene en het ondoordachte, overhaaste - in de tijd vindt het zijn penningmeester. Aangezien de tijd dat wat er gebeurd is niet meer teruggeeft, moeten jullie alles op alles zetten om zo weinig mogelijk in die tijdsregisters geschreven te zien wat jullie zouden willen terugkrijgen; want juist vanwege zijn onherroepelijkheid blijft het een eeuwig verwijt, een eeuwige doorn - en doornen verwonden, steken. Als Mijn al-erbarmende liefde er niet was, wat zou de mens dan wel niet moeten doen om de herinnering aan het vele dat er gedaan werd uit te wissen, wat de tijd hem halsstarrig niet teruggeeft? Alleen Mijn Vaderhand kan deze wonden helen, die de doornen van voorbije en gewraakte feiten hebben veroorzaakt.

Benut daarom jullie tijd! Verbeuzel hem niet: de tijd, dat ben Ik; het is de maatstaf die aan jullie is gegeven voor je beproeving, je leven ofwel je levenswandel, en die moeten jullie getrouw beheren en als geleend goed eenmaal aan Mij teruggeven! Tijd is het talent, dat Ik aan iedereen bij zijn geboorte ten geschenke geef. Begraaf het niet, maar gebruikt dit talent, opdat het jullie zeer veel en hoge rente oplevert aan gene zijde142. Bedenk: met alles wat jullie hier verwerven verkorten jullie je jaren van zwerven aan gene zijde in het middenrijk, waar het voortschrijden en de maatstaf van de tijd veel zwaarder is! Het is waar dat Ik voor Mijn kinderen grote zaligheden bereid heb; maar alleen zij zullen daar eenmaal van genieten, die de ruimte kunnen bereiken waar die zaligheden uitgedeeld worden; en alleen zij kunnen ze verdragen, die zich ook daar alleen maar goed voelen. Zolang er nog aardse sintels van hartstochten aan jullie hangen, kun je niet daarheen komen waar de tijd voor jullie geen strenge rechter maar een lieflijke vriend is die jullie temidden van zalig genot en vreugde langzaam voorwaarts brengt, en waar jullie, getroost achterom kijkend, weinig of helemaal niets te betreuren zullen hebben.

Neem deze woorden ter harte! Het zijn woorden van een Vader die Zijn kinderen ook zou willen laten genieten van wat Hij voor hen heeft weggelegd, en jullie daarom vermaant om de tijd, als uitvloeisel van Zijn goddelijkheid, niet teveel voor het materiële maar wel voor geestelijk genot te gebruiken; want tijd vergaat, en brengt jullie tevens tot vergaan en veranderen. Geluk voor jullie, wanneer die verandering jullie in ruimten zal brengen waar Hij, die jullie al zoveel heeft gegeven, voor jullie ook voelbaar zal zijn en niet, zoals in het middenrijk, enkel vermoed moet worden! Tijd is de maatstaf voor de duur van werelden, hij is echter ook de maatstaf

141 Het gebied waar de zielen verblijven die enerzijds niet (meer) op aarde kunnen leven en anderzijds nog niet rijp genoeg zijn om op te stijgen naar de geestelijke regionen.142 Hier wordt gezinspeeld op de ‘gelijkenis van de talenten’ in het Nieuwe Testament (Matt. 25: 14-30).

Page 192: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

voor jullie daden en werken. Benut hem dus zoals het geestelijke - en niet materiële - mensen betaamt die op Mij willen lijken; want voor dat doel gaf Ik jullie dit woord. Amen!

AANHANGSEL

Teksten uit ‘het Grote Johannes Eevangelie’De drie onderwijsjaren van Jezus, geopenbaard aan en via Jakob Lorber

A. Over het kennen van Goden de drie-eenheid in God en mens

(deel 6, hfdst. 228: 18-19 en 230: 2-10)

“God zo volkomen te kennen als maar mogelijk is, is het belangrijkste voor ieder mens. Want wie God niet echt kent, kan nooit volkomen aan een God geloven, nog minder Hem boven alles liefhebben en derhalve ook de geest Gods nooit volledig deelachtig worden. Want uit een onjuiste kennis van God ontstaan er mettertijd, door de vrije wil van mensen, allerlei soorten misvattingen onder de mensen. Deze woekeren vervolgens als een duizendkoppige Hydra143 voort, maken de mensen tot afgodendienaren en versperren hun de poort naar het ware, eeuwige leven, zodat ze daar dan als zielen aan gene zijde moeilijk ooit binnen kunnen komen; want wat een ziel hier in een dag kan verrichten voor haar levensvoleinding, daar is ze aan gene zijde vaak in verscheidene duizenden aardse jaren niet toe in staat.

Schenk daarom dus goed aandacht - en wel met gespannen aandacht - aan wat jullie nu zullen horen!

De Vader, Ik als Zoon en de Heilige Geest zijn niet te scheiden, en één en hetzelfde in eeuwigheid.

De Vader in Mij is de eeuwige liefde, en als zodanig van alle dingen de oergrondslag en de eigenlijke oersubstantie, die de hele eeuwige oneindigheid geheel en al vult.

Ik als Zoon ben het licht en de wijsheid, die voortkomen uit het vuur van de eeuwige liefde. Dit machtige licht is het eeuwige meest volmaakte zelfbewustzijn en de helderste zelfkennis van God, en het eeuwige Woord in God waardoor alles wat bestaat gemaakt is.

Opdat dat allemaal echter gemaakt kan worden, is daar nog de machtigste wil van God voor nodig, en dat nu is de Heilige Geest in God, waardoor de werken en wezens hun volledige bestaan krijgen. De Heilige Geest is het grote uitgesproken

143 De legendarische slang uit de Griekse mythologie. Ze was buitengewoon giftig en kwaadaardig, en had acht sterfelijke en één onsterfelijke kop. Voor iedere kop die afgehouwen werd kwamen er dadelijk twee nieuwe in de plaats. Uiteindelijk werd ze door de fameuze held Herakles gedood.

Page 193: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Woord: ‘Er zij!’ - en dan bestaat datgene, wat de liefde en de wijsheid in God besloten hebben.

En kijk, dat alles is nu in Mij aanwezig: de liefde, de wijsheid en alle macht! En derhalve bestaat er maar één God, en dat ben Ik. Ik heb hier alleen een lichaam aangenomen om Mij aan jullie, mensen van deze aarde, die Ik volledig naar Mijn gelijkenis heb geschapen uit de oersubstantie van Mijn liefde, in jullie persoonlijkheid nader te kunnen openbaren - zoals nu dus het geval is.

Dat jullie echter ook dezelfde, geheel met Mij overeenstemmende drie-eenheid in je hebben als Ik Zelf, dat moet jullie aanstonds heel duidelijk getoond worden.

Kijk, ieder mens heeft liefde in zich, en als gevolg van die liefde ook een wil. Want liefde is op zichzelf een begeren en verlangen, en in het begeren en verlangen ligt immers de wil. Dat is ook eigen aan alle planten en dieren, en in een bepaald opzicht ook aan de andere materie.

Zelfs de meest grove en onontwikkelde mens heeft liefde en een wil. Maar wat doet hij daarmee? Hij is alleen maar uit op bevrediging van zijn laagste en materiële behoeften, die vanuit zijn grove liefde overgaan in zijn wil, en van daaruit wordt zijn verstand door enkel een duistere damp overvallen. Kijk naar de resultaten van zulke mensen, of ze niet zeer veel slechter zijn dan die dieren voortbrengen, waarvan de liefde en het verlangen door een hogere inspiratie geleid wordt!

Maar het is heel anders gesteld met de liefde en haar wil bij die mensen van wie het verstand een helder licht is geworden; het doorstraalt dan de liefde, haar wil en daardoor de gehele mens. Nu pas geeft de liefde de zuivere middelen, het licht ofwel de wijsheid ordent ze en de wil stelt ze in werking. Maar omdat de mens als evenbeeld van God ook een dergelijk vermogen in zich heeft, bestaat hij daarom uit drie mensen, of is hij maar één mens?”

B. Wat is waarheid?

(Deel 8, hfdst. 176: 2, 3, 6-8)

“God, de ene en enige ware, is waarheid. Wie God, de enige ware, gevonden heeft, die heeft ook de waarheid gevonden, die hem vrij en volkomen levend zal maken. Heeft de mens echter God gevonden, erkent hij Zijn trouw geopenbaarde wil en handelt hij daarnaar, dan is de mens zelf ook in zichzelf tot waarheid geworden. Maar als de mens dat is, dan is hij ook al vrij en is hij van de dood van de wereld en haar materie doorgedrongen tot het leven uit God...”

“Maar waar is God? Wie is Hij? Hoe luidt, volmaakt waar, zijn wil? En tenslotte: hoe vind ik God, en hoe herken Ik Hem, dat Hij het ook is?”

Kijk, God is een allerzuiverste en eeuwige Geest! Deze eeuwige Geest is de puurste en zuiverste liefde en dus het eeuwige leven zelf. Liefde is echter een vuur en in zichzelf een vlammend licht, en dat alles is de Waarheid. In God als de eeuwige

Page 194: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

oergrondslag van al het bestaan is dan ook het meest volmaakte zelfbewustzijn, de hoogste intelligentie, wijsheid en macht. Als dit niet zo zou zijn, dan zou er ook nooit iets geschapen worden; want wat in zichzelf niets is, kan ook eeuwig nooit een bepaalde vorm aannemen.

In God is dan ook de hoogste intelligentie en het helderste zelfbewustzijn eeuwig aanwezig en effektief vertegenwoordigd. Als dat niet zo zou zijn, wie zou er dan in staat zijn geweest om engelen en mensen een leven met intelligentie en zelfbewustzijn te geven? Of is het mogelijk iemand iets te geven als men het zelf niet heeft? Kan een stomme en grove kracht een voltooid leven opleveren?

C. De innerlijke levensvoltooiing van de mensen de drie graden daarvan

(deel 7, hfdst. 155: 5 e.v.)

De mens heeft een vrije wil, tot zonde evenals tot verwezenlijking van het goede. “De wil tot zonde vindt in de mens voortdurend grote ondersteuning, en wel door de prikkelingen en hartstochten van zijn vlees. Maar voor de wil tot het goede vindt hij in zijn vlees helemaal geen ondersteuning, maar alleen in het geloof aan een ware God en in het bijzonder in de liefde tot Hem, en bovendien ook in de hoop dat de hem door God gedane toezeggingen volledig in vervulling zullen gaan.

Wie dus door een sterk en levend geloof, door liefde tot God en de naaste en door een onwankelbare hoop alle slechte hartstochten van zijn vlees kan bestrijden en derhalve zichzelf volledig meester wordt, die wordt vervolgens ook spoedig meester over de hele uiterlijke natuur. Doordat hij zichzelf volkomen meester is geworden, bevindt hij zich tevens al in de eerste graad van de ware, innerlijke levensvoltooiing, hoewel daar nog herhaalde malen geen gebrek zal zijn aan allerlei verzoekingen, die hem zullen prikkelen tot het begaan van de een of andere lichte zonde.

Is hij nu ook in staat met al zijn zintuigen een zodanig vast verbond te sluiten dat ze zich van alle aardse prikkels afwenden en zich louter op het zuiver geestelijke wezen richten, dan is dat al een zeker teken van levenslicht, dat de innerlijke Geest uit God de ziel helemaal doordrongen heeft. De mens bevindt zich dan in de tweede graad van de innerlijke, ware levensvoltooiing. In deze graad is de mens ook zo’n kracht en levensvrijheid eigen geworden dat hij nooit meer een zonde kan begaan, omdat hij in zijn ziel helemaal vervuld is van de wil van God en daarnaar kan handelen; want omdat hij zelf rein is geworden, is voor hem ook alles rein.

Maar alhoewel de mens dan al een volmaakt meester over de gehele natuur is en de helderste overtuiging in zich draagt dat hij onmogelijk meer kan falen, omdat al zijn handelen door de ware wijsheid uit God wordt geleid, dan is en blijft hij daardoor toch slechts in de tweede graad van innerlijke levensvoltooiing.

Er bestaat echter nog een derde en allerhoogste graad van allerinnerlijkste levensvoltooiing.

Page 195: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Maar waarin bestaat deze dan, en hoe kan de mens die bereiken? Ze bestaat daarin, dat de voltooide mens - wel wetend dat hij nu als een machtige meester over de natuur zonder zonde kan doen wat hij maar wil - niettemin zijn wilskracht en macht deemoedig en zachtmoedig in toom houdt en bij al zijn doen en laten uit zuiverste liefde tot God niet eerder iets doet, dan dat hij direct door God daartoe wordt geroepen. En dat is voor een volmaakte meester der natuur ook nog een echt zware opgave, omdat hij in zijn volle wijsheid altijd inziet dat hij volgens de in hemzelf wonende wil uit God alleen maar juist kan handelen.

Maar een nog dieper gaande geest ziet ook in dat er tussen de afzonderlijke144

wil van God in hem en de meest vrije en eindeloos meest algemene wil in God nog een groot verschil bestaat. Daarom maakt hij zijn afzonderlijke wil helemaal ondergeschikt aan de meest algemene goddelijke wil en doet alleen dan iets op toch altijd eigen kracht, wanneer hij direct door de enige en diepste wil in God daartoe geroepen wordt. Wie dat doet, die heeft in zichzelf de innerlijkste en allerhoogste levensvoltooiing bereikt, die de levensvoltooiing in de derde graad is. Wie deze bereikt, die is ook volledig één met God en bezit net als God de hoogste macht en heerschappij over alles in de hemel en op aarde; en niemand kan hem die eeuwig meer afnemen, omdat hij volkomen één met God is.

Maar tot deze hoogste levensvoltooiing, waarin de aartsengelen zich bevinden, kan niemand komen, voordat hij de eerste en tweede graad van levensvoltooiing bereikt heeft.

Een aartsengel heeft echter de macht om in een ogenblik al datgene tot stand te brengen wat God Zelf allemaal eindeloos tot stand kan brengen. Maar desalniettemin brengt toch geen engel iets louter uit zichzelf voort, maar pas dan, wanneer God Zelf hem daartoe opdracht heeft gegeven. Daarom smeken zelfs de hoogste aartsengelen God altijd - als ze een of andere onvolkomenheid zien, in het bijzonder bij de mensen van de aarde - dat God hun moge opdragen om het een of ander te doen. Kijk eens naar deze jongeling (de engel Raphaël)! Hij bevindt zich volledig in de derde graad van innerlijke levensvoltooiing, en zijn wil staat gelijk aan een volbrachte daad; maar toch doet hij niets vanuit zichzelf en voor zichzelf, maar alleen datgene wat Ik wil. Als Ik hem echter zeg: ‘Handel nu louter vanuit jezelf en voor jezelf!’, dan zal hij dat ook doen en laten zien wat er in hem is”.

D. Jezus - de Naam van alle namenHet geheim van de menswording van God in Jezus

(Uit: ‘Die geistige Sonne’, deel 2, hfdst. 13: 1 e.v.)

De liefdesdiscipel Johannes in de wereld aan gene zijde:“ Kunnen jullie bevatten wat deze Naam van alle namen inhoudt, wat hij is, en

wat een uitwerking erin besloten ligt?144 Op zichzelf staande, afzonderlijke dingen betreffend.

Page 196: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Ik zeg jullie: ‘Jezus’ is iets zo geweldig groots, dat de hele oneindigheid van zeer groot ontzag beeft wanneer die naam wordt uitgesproken. Als jullie ‘God’ zeggen dan noemen jullie weliswaar ook het allerhoogste wezen, maar dan noemen jullie Het in Zijn oneindigheid, aangezien Het het oneindige Al vervult en met Zijn oneindige kracht werkt van eeuwigheid tot eeuwigheid. Maar in de naam ‘Jezus’ duiden jullie het volmaakte, machtige, essentiële centrum van God aan; of, nog duidelijker gezegd:

Jezus is de waarachtige, allerwezenlijkste, essentiële God als mens, waaruit pas alle godheid die de oneindigheid vervult als Geest van Zijn oneindige macht, kracht en heerschappij voortkomt, zoals stralen uit de zon. Dientengevolge is Jezus het alomvattende begrip van de algehele volheid van de godheid, ofwel: de godheid in haar alleroneindigste volheid woont waarachtig lichamelijk essentieel in Jezus. Daarom wordt de hele goddelijke oneindigheid altijd in beweging gebracht als die oneindig heiligste verheven Naam wordt uitgesproken!

En tegelijkertijd is het ook de oneindige genade van de heer, dat Hij zich heeft laten welgevallen het lichamelijk menselijke aan te nemen. Waarom deed Hij dat echter? Luister, ik wil jullie nu een klein geheim onthullen!

Vóór het nederdalen van de Heer kon een mens nooit met het eigenlijke wezen van God spreken. Niemand kon dat ooit aanschouwen zonder daarbij het leven geheel en al te verliezen, zoals bij Mozes dan ook staat: “Niemand kan God zien en leven!” Weliswaar is de Heer in de oerkerk, zoals ook in de kerk van Melchisedek waar Abraham een aanhanger van was, wel vaker persoonlijk verschenen; Hij heeft gesproken met Zijn heiligen en Zijn kinderen Zelf onderwezen. Maar deze persoonlijke Heer was eigenlijk toch niet direct de Heer Zelf, maar altijd slechts een voor dat doel met de Geest Gods vervulde engelengeest.

Vanuit zo’n engelengeest sprak dan de Geest van de Heer, alsof de Heer Zelf direkt sprak. Maar in zo’n engelengeest was niettemin nooit de meest volkomen volheid van de Geest Gods vertegenwoordigd, maar alleen in zoverre als voor het beoogde doel nodig was.

Jullie kunnen het geloven: in die tijd konden ook de allerzuiverste engelengeesten de godheid nooit anders zien dan jullie daar de zon aan het firmament zien. En geen van de engelengeesten zou het ooit gewaagd hebben om zich de godheid in een of ander beeld voor te stellen; iets dergelijks werd ten tijde van Mozes ook het Israëlische volk ten strengste verboden, namelijk dat het zich van God geen gesneden beeld, dus volstrekt geen figuratieve voorstelling moest maken.

Maar luister nu: dit oneindige wezen van God heeft het eenmaal behaagd - en wel in een tijd dat de mensen daar het minst aan dachten - om zich in Zijn hele oneindige volheid te verenigen en in die vereniging de volmaakte menselijke natuur aan te nemen!

Stel je nu eens voor: God, Die nog nooit door een geschapen oog aanschouwd was, komt als van de alleroneindigste liefde en wijsheid vervulde Jezus op de wereld!

Hij, de Oneindige, de Eeuwige, voor Wiens adem eeuwigheden verstuiven als los kaf, wandelde rond en onderwees Zijn schepselen, Zijn kinderen; en niet als een Vader, maar als een Broeder!

Maar dat zou allemaal nog te weinig geweest zijn. Hij, de Almachtige, laat zich zelfs vervolgen, gevangen nemen en naar het lichaam doden door Zijn nietige

Page 197: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

schepselen! Zeg mij: zouden jullie je een oneindig grotere liefde, een grotere welwillendheid kunnen voorstellen dan deze, die jullie in Jezus zien?!

Door deze onbegrijpelijke daad heeft Hij alle dingen van de hemel op een andere manier vorm gegeven. Al woont Hij ook in Zijn genadezon, van waaruit het licht alle hemelen onuitputtelijk toestroomt, toch is Hij niettemin helemaal dezelfde lijfelijke Jezus, zoals Hij op aarde in al Zijn goddelijke volheid rondgegaan is als een ware Vader en broeder, als volmaakte mens aanwezig onder Zijn kinderen. Hij geeft al Zijn kinderen al Zijn genade, liefde en macht, en leidt hen Zelf persoonlijk om essentieel en eindeloos machtig binnen Zijn ordening werkzaam te zijn!

Voordien was er tussen God en de geschapen mensen een oneindige kloof, maar in Jezus is die kloof bijna volledig opgeheven. Want zoals jullie weten, heeft Hij ons dit immers Zelf zichtbaar getoond: ten eerste door Zijn menselijke nederdaling; ten tweede, doordat Hij ons niet eenmaal maar herhaalde malen broeders noemde; ten derde, doordat Hij met ons at en dronk, en al onze lasten met ons droeg; ten vierde, doordat Hij als Heer van de oneindigheid zelfs aan de wereldlijke macht gehoorzaamheid betoonde; ten vijfde, doordat Hij zich zelfs door een wereldse macht gevangen heeft laten nemen; ten zesde, doordat Hij zich zelfs door die werelds machtige intrige145 aan het kruis heeft laten nagelen en laten doden; en tot slot, als zevende, doordat Hij Zelf door Zijn almacht het voorhangsel, dat in de tempel het allerheiligste van het volk scheidde, gescheurd heeft!

Daarom is Hij ook de enige weg, het leven, het licht en de waarheid. Hij is de deur, waardoor wij tot God kunnen komen, dat wil zeggen: door die deur overschrijden wij de oneindige kloof tussen God en ons en vinden daar Jezus, de eeuwige, oneindig heilige broeder!

Hem, die aldus gewild heeft dat deze kloof opgeheven zou worden, kunnen we toch zeker boven alles liefhebben!

Ik (Johannes) zeg jullie: in de wereld van de geesten bestaan ondoorgrondelijke diepten. Geen geschapen geest zou deze ooit kunnen overzien; maar wij zijn in de Geest van de Heer. Zijn Geest leeft, heerst en werkt in ons, en in deze Geest is geen diepte ondoorgrondelijk voor ons; want niemand kan weten wat in de Geest is dan alleen de Geest Gods. Jezus, de verenigde God in al Zijn volheid, heeft ons echter vervuld met Zijn Geest. En met deze Geest van Hem in ons kunnen we ook doordringen in Zijn goddelijke diepten”.

Over het levende innerlijke Woord van Godin de mens

Jakob Lorber in een brief aan een vriend op 16 februari 1858:

Innig geliefde vriend en broeder in de Heer!

145 Gekonkel, kuiperij.

Page 198: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Met betrekking tot hoe men het innerlijke woord hoort kan ik, voor mijzelf sprekend, weinig of niet veel meer zeggen dan alleen dat ik het heiligste woord van de Heer steeds in de buurt van het hart verneem, als een buitengewoon helder uitgesproken gedachte, licht en zuiver als uitgesproken woorden.

Al staat iemand nog zo dicht bij me, dan kan hij toch niets van een of andere stem vernemen; voor mij echter klinkt deze genadestem niettemin helderder dan welke luide materiële klank ook. Welnu, dat is ongeveer alles wat ik je vanuit mijn ervaring kan zeggen. Onlangs wendde zich echter een aan de Heer zeer toegewijde vrouw via mij tot Hem, en zij ontving het volgende antwoord dat ik je hier woordelijk meedeel; het luidt:

“Wat nu alleen Mijn aards zeer armoedige knecht doet, dat moeten eigenlijk allen die Mij waarachtig belijden kunnen doen. Want voor allen geldt het evangeliewoord: jullie moeten allemaal door God onderwezen zijn; wie de Vader niet tot Zich trekt, die komt niet tot de Zoon! Dat houdt echter zoveel in als: jullie moeten door je daadwerkelijke levende liefde tot Mij en van daaruit tot je naaste, die steeds op de een of andere manier behoeftiger is, tot innerlijke wijsheid uit God komen! Want de ware daadwerkelijke liefde van ieder mens tot Mij in de ruimste mate, dat ben Ik immers Zelf in zijn hart, net zoals de levend werkzame straal van de zon in elke dauwdruppel, in iedere plant en in alles wat de aarde draagt. Wie Mij dus waarachtig met al zijn krachten boven alles liefheeft, diens hart is derhalve ook vol van Mijn levensvlam, Mijn warmte en het helderste licht daarvan, en dat ben Ik in de Geest zelf. Dat er als gevolg daarvan een voortdurend en allerduidelijkst kontakt moet bestaan tussen Mij en de mens die Mij boven alles liefheeft is net zo vanzelfsprekend, als dat een geheel gezonde tarwekorrel in vruchtbare aarde wordt gelegd en onder de levenwekkende warme invloeden van het zonlicht tot een zeer zegenrijke vrucht uit de aardbodem moet opgroeien. Dat dit echter bij de mens - volgens wat er in het evangelie staat en bij zo goed mogelijk vervulde levensvoorwaarden - mogelijk is, daarvoor staat deze knecht van Mij als een nog aards levende getuige voor je. Maar Ik zeg je ook: enkel een allerhoogste verering die Mij wel erkent en een nog zo diep aandachtige en jou geheel verpletterende bewondering voor Mijn goddelijke volmaaktheden zijn niets waard! Want zo’n liefde die Mij allerhoogst vereert lijkt helemaal op een zeer dwaze Noordpoolexpeditie, die werkelijk geen winst van welke aard ook oplevert. Want zulke zielen vol diep ontzag snoeren hun gemoed alleen maar steeds nauwer samen, net als bij de alles overweldigende vriestemperatuur van de Noordpool, en wagen het uiteindelijk nauwelijks meer om een open gedachte aan Mij in hen te laten opkomen. Bij zulke zielen kan van een ‘Wordt volmaakt, zoals jullie Vader in de hemel volmaakt is’ al helemaal geen sprake zijn. Van zulke zogenaamd vrome christenen bestaan er een massa op de wereld, en toch bereiken ze daar weinig of niets mee. Het hangt er helemaal vanaf of iemand, die tot Mijn levende woord in hem wil komen, geheel en al dader146 is van het woord dat Ik gesproken heb. Dit zeg Ik jou, Mijn dochter, en iedereen, om het in acht te nemen en in vrijheid ernaar te handelen vanuit de ware levende liefde voor Mij”.

146 Iemand die het woord in daden omzet, het praktisch toepast.

Page 199: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Hier, beste vriend, heb je jouw vraag zeker zo uitputtend mogelijk beantwoord, en het zou vermetel zijn van mij, arme zondaar, om je daar iets meer over te zeggen. J. Lorber.

Gottfried Mayerhofer in een brief aan Johannes Busch te Dresden op 28 augustus 1870:

“Als de laatste boodschappen u niet zo aanspraken als die over ‘licht, leven en liefde’, dan moet u bedenken dat mijn vrienden hier (in Triëst en elders) niet allemaal op eenzelfde trap van geestelijke ontwikkeling staan en ook met u zelf niet vergeleken kunnen worden. De Heer geeft mij in Zijn genade vaak alleen datgene wat enerzijds voor mijn vrienden hier begrijpelijk is, anderzijds misschien ooit - wie weet wanneer en door wie - in een geregelde opeenvolging tot trapsgewijze ontwikkeling moet dienen. En zo ontstaan er vaak dictaten die niets nieuws zeggen, maar alleen in een andere vorm weergeven wat al eerder gezegd was; want ik ben altijd helemaal passief bij zulke mededelingen en weet hoogste zelden waar het om gaat. Gewoonlijk bevangt mij een niet te verklaren onrust, ik moet dan aan mijn schrijftafel gaan zitten, en pas wanneer ik de pen ter hand neem verneem ik wat de Heer wil. En ook dan weet ik nog van geen begin of vervolg, of einde; ja, niet één woord eerder dan het andere. Zo zegt Zijn woord mij bijvoorbeeld: “Neem het evangelie van Johannes, hoofdstuk 3, vers 7, etc. Ik, die in de bijbel allerminst thuis ben, weet dus niets van de inhoud van dat hoofdstuk of vers; ik zoek het op, ga zitten en schrijf op wat mij daarover wordt gedicteerd.

Willoos, zonder te weten waarom en waartoe: zo, en niet anders, ontstaan mijn dictaten. Gottfried Mayerhofer, Triëst”.

Leopold Engel over het innerlijke woord, geciteerd in het voorwoord bij elfde deel van het Grote Johannes Evangelie:

“De vaak aan mij gestelde vraag, hoe het innerlijke woord zich kenbaar maakt, kan ik alleen als volgt beantwoorden:

Bij het schrijven onderscheid ik nauwkeurig drieërlei fasen. Ten eerste datgene wat taalkundig uit mijn eigen ik ontspringt, als product van mijn weten of fantasie. Bij het later doorlezen, ook al gaan daar jaren overheen, herken ik het geschrevene steeds als het resultaat van mijn werk. Het zal mij bij het lezen niet vreemd voorkomen.

De tweede soort is die van de eenvoudige inspiratie, een gedachteoverdracht uit verder verwijderde sferen. Het zijn geen woorden, maar gedachten die mij toestromen en die ik zelf in woorden moet inkleden. Het resultaat is half mijn eigendom - in het wezenlijke evenwel niet, want zonder deze gedachteoverdracht lukt het mij niet iets bruikbaars voort te brengen. Stemming, rust en neutraliteit behoren bij het welslagen. Verstoringen onderbreken direct het werk, waarin niet al te moeilijk ook eigen

Page 200: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

gedachten binnensluipen en zelfs in staat zijn om bij een levendige fantasie de inspiratie geheel te vervalsen. Voorzichtigheid en zelfkritiek zijn in dit stadium dringend noodzakelijk; want hier bedrijven spotgeesten graag hun kwade zaken en wordt dwaasheid gemakkelijk tot methode. Het geschrevene doet bij later doorlezen vaak vreemdsoortig aan; men verwondert zich er dan over dat ooit eens geschreven te hebben, maar herinnert zich het een en ander toch min of meer duidelijk.

De derde en laatste soort is voor het eigen verstand vaak raadselachtig. De reeds geschetste dwang kan optreden, vervolgens echter kan - op een verzoek naar boven - ook de duidelijke ervaring van een innerlijke spreker optreden; ongeveer op de manier waarop men zich een gesprek in herinnering roept dat men met een vriend heeft gehad, waarbij men tevens meent hem te horen spreken. Er ontstaat een tweegesprek. Vraag en antwoord, heldere uitleg van dingen die men tevoren niet wist en die - en dat is een karakteristiek teken - het geheugen heel gemakkelijk weer ontschieten, als ze niet door middel van het schrift worden vastgehouden. Dit laatste is een bewijs van de echtheid; want wat men zelf bedacht heeft zal men toch in het geheugen bewaren.

In dit en het vorige stadium ondersteunt het ‘sturen’ van de hand de schrijver vaak, als een teken dat er een vreemde kracht werkzaam is. Wat er opgeschreven wordt verdwijnt zo snel uit het geheugen van de schrijver, dat hij bij een langere mededeling het geschrevene eerst grondig en oplettend moet doorlezen om de inhoud nu in zich op te nemen. Steeds zullen de echte boodschappen hem na enige tijd voorkomen alsof ze niet door hem zijn opgeschreven. Is dat niet het geval, dan neem ik op zijn minst een vermenging met iets eigens aan - de tweede fase dus, met een grotere duidelijkheid. Alleen scherpe zelfkritiek en hoogste neutraliteit leiden tot boodschappen van het echte innerlijke woord”.

Ontvangen van de Heer via Johanne Ladner op 28 augustus 1882

Lieve kinderen, Ik wil wat nader aanduiden op welke wijze Ik omgang met jullie heb. In ieder mens ligt de aanleg voor het mediumschap voor Mij, dat wil zeggen dat het iedereen mogelijk is om de ziel zich te laten terugtrekken en alleen naar de Geest te luisteren - iets wat toch ook bij het ware gebed moet plaatsvinden. Daarom zijn het ook vaker aandachtige mensen, die werkelijk met Mij willen spreken, die zich van alle indrukken afsluiten door al gauw het stille kamertje in te gaan en de ogen zo lang dicht te houden dat de ziel geen aanleiding meer heeft iets van buitenaf waar te nemen.

Dit rustig blijven van de ziel is noodzakelijk bij een medium ofwel een instrument voor Mijn woord, op het moment dat hij147 zich een bepaalde gedachte-indruk bewust wordt. Deze is als het fluisteren in het oor van het hart, wat vervolgens uitgesproken of opgeschreven kan worden, omdat de geest dan verenigd met Mij het orgaan (het lichaam) beheerst en de ziel intussen (min of meer) teruggetreden is.

147 Het medium; hij/zij.

Page 201: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Dit terugtreden van de ziel kan echter plotseling onderbroken worden. Vaak door een heel lichte (uiterlijke) prikkel, bijvoorbeeld door een geluid, door iets storends te zien, ja zelfs door het vliegen en zoemen van een mug, en eveneens door het opdringen van andere geesten die zich willen laten gelden. Zo komt het dat een medium in het begin vaak veel teleurstelling te verwachten heeft. In het bijzonder is dat het geval bij zulke mediums die Ik voor Mijzelf uitkies; want ook andere geesten dringen zich daaraan op, en zelfs Mijn Tegenstander heeft het recht dit vermogen te gebruiken.

Daarom moet een medium zich eerst met gebed tot Mij wenden, en evenzo moet ook zijn omgeving en zij die (geestelijk) met hem verbonden zijn hem helpen, wanneer hij woorden van Mij wil ontvangen.

Beleeft zo’n medium echter vreugde aan Mijn woorden en voelt hij daarbij ook nog liefde, dan groeit met de liefde ook de helderheid en bestendigheid148 bij het opvangen van de gedikteerde woorden en de instroom ervan blijft zuiverder dan voorheen, als zich er nog wel eens iets van de ziel in mengde.

Ik klop vaak onuitgenodigd aan, op een manier die alleen voor hem begrijpelijk en voelbaar is; vaak door hartkloppingen, en bang gevoel - of de hand grijpt onwillekeurig de pen, zonder er tevoren aan gedacht te hebben op dat moment met Mij te schrijven. Bestaat er echter een zekere angstigheid bij het instromen van de woorden, ongerust dat iets niet helder verstaan wordt, dan stopt de hand vanzelf totdat de stroom weer kan worden opgenomen.

Omdat deze gang van zaken geestelijk is, kan daarbij lichamelijk niet veel worden waargenomen. Maar degenen die dergelijke mededelingen van boven bijwonen (of er aan deelnemen) worden geestelijk evenzeer beïnvloed (al naargelang de groep), en de Geest zal voor hen het ware licht ontsteken over de woorden die op papier zijn overgebracht. Evenzo kunnen geesten van gene zijde, wanneer ze verenigd zijn met de eigen geest (van het medium), ook bezit nemen van zijn orgaan en zichzelf uitdrukken. Ook dan is er een leegheid van gedachten (passiviteit) bij het medium, of een gedurende enige tijd zich terugtrekken van de ziel. Zulke boodschappen zijn vaak maar kort en zeer inspannend, ook zelfs nadelig, wanneer de zich uitende geest in zijn geestelijk zielebestaan nog niet rijp genoeg is. Vaak zullen door zo’n omgang bij een geest zijn zielsaspecten ook weer hartstochtelijker naar voren treden; hij geeft zichzelf dan naar de toestand van dat moment, want ook geesten zijn min of meer aan verandering onderhevig

Mediums zijn er in alle tijden geweest, en ook in het bijzonder nu, overal. Toch zijn er maar weinigen die zich daarbij bewust zijn van het heilige doel, en die dus helemaal Mijn kant kiezen. Daarom moet Ik ze zeer spaarzaam opvoeden en uitkiezen; want wee een medium, wanneer het Satan lukt hem voor zichzelf te gebruiken (waarbij er geen gebrek is aan mooie woorden en plannen). Zijn geest wordt ziek, zijn ziekte wordt tot een besmetting voor velen en kan groot onheil aanrichten. Want Satan overschrijdt de grens en berooft de ziel van haar vrije wil. Hij nodigt haar uit tot allerlei overdrijving, ergernis en buitensporigheid - waarbij hij de goddelijke geboden terzijde stelt en de ziel sust met “het doel heiligt de middelen”. Daar komt vaak nog bij het bijna volledig uitzuigen van het fluïdum voor allerlei schijnbare experimenten, die in Mijn ogen een gruwel zijn.148 D.w.z. de woorden worden minder ‘vluchtig’, komen in constantere duidelijkheid door.

Page 202: Hoofdstuk 1 - infernix GOTTFRIED... · Web viewJakob Lorber Gottfried Mayerhofer Leopold Engel Johanne Ladner VOORWOORD Uit het woord ‘Het evangelie der natuur’ van 22 januari

Geluk echter voor alle mensen van wie Ik kan zeggen: “Mijn schapen horen Mijn stem en ze volgen Mij; Ik ken ze en Ik geef hun het eeuwige leven!” Geluk ook voor jullie, die alleen Mijn stem willen volgen. Mijn geest Zelf zal jullie in alle waarheid leiden, zodat jullie de bron herkennen waaruit jullie steeds verfrissend levenswater toegevoerd zal worden!