staten-generaal startnota thema 1 website€¦ · visie op het thema ook strategische en...

15
Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel T 02 553 33 01 F 02 553 34 19 www.jongerenwelzijn.be p1 nota nota aan themagroep ‘positie van bijzondere jeugdzorg binnen integrale jeugdhulp en samenwerking’ datum oktober 2011 onderwerp startnota Staten-Generaal voor Bijzondere Jeugdzorg In een evoluerend Vlaanderen heeft elke jongere het recht om kansrijk mee te groeien. Jongerenwelzijn is de stuwende kracht van de hulp aan jongeren in een moeilijke leefsi- tuatie en gaat tot het uiterste voor jongeren in moeilijke leefsituaties. Jongerenwelzijn wil op een Staten-Generaal voor de Bijzondere Jeugdzorg een visietekst presenteren, en zoekt naar gedragenheid voor deze tekst. Dit werkstuk beschrijft de visie van de bijzondere jeugdzorg in 2020 en benoemt de daaruit voortvloeiende doelstellin- gen. De ontwikkeling van de visietekst gebeurt procesmatig. Om de Staten-Generaal Bijzon- dere Jeugdzorg voor te bereiden en te organiseren zetten experten in een aantal thema- groepen een gestructureerde dialoog op. De opdracht van een themagroep is het uitwer- ken een strategische visie in een tussentijds themarapport. Daarin worden behalve de visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. Het gesprek vertrekt van een startnota die de contouren van het thema aflijnt. Hierbij ontvangt u de startnota van het thema ‘positie van bijzondere jeugdzorg binnen integrale jeugdhulp en samenwerking’. Net zoals dat ook bij de visietekst verwacht wordt, werd bij de opmaak van deze startnota rekening gehouden met de beleidsnota van de minister alsook met de recentelijk aangenomen motie bij de maatschappelijke beleidsnota jeugd- zorg van het Vlaams Parlement (stuk 1190 (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni 2011 (2010-2011). Het beleid van de minister zit verweven in de tekst, in de bijlage bij de startnota wordt gerefereerd aan de aanbevelingen van het Vlaams Parlement. Aanslui- tend op de tekst worden een aantal kernvragen geformuleerd. Aangezien het aantal vergaderingen beperkt is, is een open en constructieve maar effici- ente dialoog een voorwaarde voor het bereiken van een gedegen en gedragen tussen- tijds themarapport.

Transcript of staten-generaal startnota thema 1 website€¦ · visie op het thema ook strategische en...

Page 1: staten-generaal startnota thema 1 website€¦ · visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. ... (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni

Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel

T 02 553 33 01 F 02 553 34 19

www.jongerenwelzijn.be p1

nota

nota aan themagroep ‘positie van bijzondere jeugdzorg binnen integrale jeugdhulp en samenwerking’

datum oktober 2011

onderwerp startnota Staten-Generaal voor Bijzondere Jeugdzorg

In een evoluerend Vlaanderen heeft elke jongere het recht om kansrijk mee te groeien.

Jongerenwelzijn is de stuwende kracht van de hulp aan jongeren in een moeilijke leefsi-

tuatie en gaat tot het uiterste voor jongeren in moeilijke leefsituaties.

Jongerenwelzijn wil op een Staten-Generaal voor de Bijzondere Jeugdzorg een visietekst

presenteren, en zoekt naar gedragenheid voor deze tekst. Dit werkstuk beschrijft de visie

van de bijzondere jeugdzorg in 2020 en benoemt de daaruit voortvloeiende doelstellin-

gen.

De ontwikkeling van de visietekst gebeurt procesmatig. Om de Staten-Generaal Bijzon-

dere Jeugdzorg voor te bereiden en te organiseren zetten experten in een aantal thema-

groepen een gestructureerde dialoog op. De opdracht van een themagroep is het uitwer-

ken een strategische visie in een tussentijds themarapport. Daarin worden behalve de

visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd.

Het gesprek vertrekt van een startnota die de contouren van het thema aflijnt. Hierbij

ontvangt u de startnota van het thema ‘positie van bijzondere jeugdzorg binnen integrale

jeugdhulp en samenwerking’. Net zoals dat ook bij de visietekst verwacht wordt, werd bij

de opmaak van deze startnota rekening gehouden met de beleidsnota van de minister

alsook met de recentelijk aangenomen motie bij de maatschappelijke beleidsnota jeugd-

zorg van het Vlaams Parlement (stuk 1190 (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni

2011 (2010-2011). Het beleid van de minister zit verweven in de tekst, in de bijlage bij de

startnota wordt gerefereerd aan de aanbevelingen van het Vlaams Parlement. Aanslui-

tend op de tekst worden een aantal kernvragen geformuleerd.

Aangezien het aantal vergaderingen beperkt is, is een open en constructieve maar effici-

ente dialoog een voorwaarde voor het bereiken van een gedegen en gedragen tussen-

tijds themarapport.

Page 2: staten-generaal startnota thema 1 website€¦ · visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. ... (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni

Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel

T 02 553 33 01 F 02 553 34 19

www.jongerenwelzijn.be p2

Positie van bijzondere jeugdzorg binnen integrale jeugdhulp en (intersectorale) sa-menwerking

We vertrekken van een verdere uitrol van integrale jeugdhulp zoals is voorzien in het

concept van het ontwerpdecreet, met zijn doelstellingen, onder andere de installatie van

de intersectorale toegangspoort en haar opdracht van indicatiestelling en toewijzing, de

gemandateerde voorzieningen, de modulering en het onderscheid, de netwerken. Dit

decreet geeft mee antwoord op de aanbevelingen van de motie voortvloeiend uit de ad-

hoccommissie jeugdzorg en de aanbevelingen van het onderzoek naar de evaluatie van

het proces integrale jeugdhulpverlening. De bespreking van dit thema binnen de Staten-

Generaal Bijzondere Jeugdzorg beperkt zich tot het specifiëren van de positie van de

bijzondere jeugdzorg binnen integrale jeugdhulp en intersectorale samenwerking.

Aangezien de bespreking van dit thema zich situeert binnen een Staten-Generaal voor de

Bijzondere Jeugdzorg en dus vertrekt vanuit een sector wordt ook dit thema in de startno-

ta sectoraal opgevat. Dit mag evenwel niet begrepen worden als een teken van be-

houdsgezindheid. Op andere fora wordt actief en constructief meegewerkt aan de visie

op jeugdzorg in zijn integraliteit.

In de veronderstelling dat integrale jeugdhulp in 2020 mee vorm heeft gegeven aan het

opnemen van een gezamenlijke verantwoordelijkheid en de versterking van de recht-

streeks toegankelijke jeugdhulpverlening en op de gewijzigde organisatie van de toegang

tot de niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp kan de bijzondere jeugdzorg zich (nog)

meer profileren op als zwaardere, specialistische hulpverlening. De bijzondere jeugdzorg

verbijzondert.

Daarenboven behoudt en versterkt de bijzondere jeugdzorg zijn publiek mandaat om op

te treden wanneer dit maatschappelijk noodzakelijk geacht wordt.

1. Integrale jeugdhulpverlening en Jongerenwelzijn

1.1 Dienstverlening, rechtstreeks toegankelijke hulpverlening en preventie

De profilering en explicitering van de bijzondere jeugdzorg als specialistisch impliceren

een uitgebouwde voor iedereen toegankelijke dienstverlening. Deze rechtstreeks toegan-

kelijke hulp- en dienstverlening speelt een rol in het ondersteunen van gezinnen, in het

voorkomen van problemen, in het omgaan met eerste hulpvragen en in het omgaan met

escalerende problemen. De brede instap heeft een belangrijke rol te vervullen, het is

bijgevolg nodig dat men dit voldoende sterk kan uitbouwen alsook dat men beschikt over

de nodige instrumenten.

Page 3: staten-generaal startnota thema 1 website€¦ · visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. ... (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni

Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel

T 02 553 33 01 F 02 553 34 19

www.jongerenwelzijn.be p3

Dienstverlening en hulpaanbod hebben - onder meer - als doel het voorkomen van pro-

blemen door aan te sluiten bij de eigen kracht van gezinnen en door ouders, kinderen en

jongeren laagdrempelig en dicht bij huis met raad en daad te ondersteunen.

Bij de opvoedingsondersteuning wordt proactief via het informeren en adviseren van ge-

zinnen maar ook via het faciliteren van ontmoetingen en het aanbieden van lichte hulp

een positief opvoedingsklimaat gecreëerd. De uitbouw van een aanbod van opvoedings-

ondersteuning voor alle gezinnen via de preventieve zorg van Kind & Gezin en via op-

voedingswinkels en andere partners binnen het welzijnsdomein (zoals initiatieven van

socio-culturele partners, buurtgerichte initiatieven, CLB’s, CAW’s) dragen hiertoe bij. Dit

aanbod moet het recht op ondersteuning voor alle gezinnen in de praktijk mee mogelijk

maken.

Vanuit onderzoek in het kader van vroegtijdige preventie (jonge kinderen) wordt ingezet

op een versterkte preventieve gezinsondersteuning (gebundeld in zogenaamde Huizen

van het Kind) waar diverse partners samenwerken en waar er zichtbare contactpunten

zijn voor opvoedingsverantwoordelijken met betrekking tot alle vragen over de opvoeding

en ontwikkeling van jonge kinderen. Het uiteindelijke doel is om een coherent en gediver-

sifieerd preventief aanbod te creëren voor alle gezinnen.

Bepaalde preventieve projecten in het kader van opvoedingswinkels en inloopteams zijn

gericht op afgebakende doelgroepen met een verhoogde prevalentie van een bepaald

risico, het aanbod is specifieker en soms ook intensiever dan het basisaanbod . Daar-

naast voorzien de ambulante en mobiele pijler van de centra voor kinderzorg en gezins-

ondersteuning (CKG) in een laagdrempelige, meer intensieve, geïndiceerde preventie.

Belangrijk vanuit wetenschappelijk oogpunt is dat zowel de universele preventie als de

preventie gericht op specifieke doelgroepen en de geïndiceerde preventie binnen het

welzijnsdomein een plaats krijgen.

Datzelfde rechtstreeks toegankelijke aanbod, de brede instap, heeft dus ook een taak in

het omgaan met eerste hulpvragen van jongeren of opvoedingsverantwoordelijken en

moet – op het vlak van vroegdetectie, vraagverheldering en ondersteuning – om kunnen

met escalerende problemen. Het aanbod in het kader van het hoger genoemd laagdrem-

pelig preventiecontinuüm beschikt over een divers arsenaal van aanbod waardoor men

bepaalde trajecten met gezinnen kan doorlopen zonder dat zwaardere jeugdhulpverle-

ning moet worden ingeschakeld. Met vroegtijdige, empowerende interventies kan de inzet

van een zwaardere hulpverlening teruggedrongen worden.

In het ontwerpdecreet van integrale jeugdhulp wordt dit ook gevat door de doelstellingen

vermaatschappelijking van de zorg waarbij allerlei methodieken zoals EKC (eigen kracht

conferentie) en PTP (persoonlijke toekomstplanning) kunnen worden ingezet. Waar nodig

Page 4: staten-generaal startnota thema 1 website€¦ · visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. ... (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni

Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel

T 02 553 33 01 F 02 553 34 19

www.jongerenwelzijn.be p4

kan de crisisjeugdhulpverlening ingrijpen om een situatie te deblokkeren zonder dat er

verdere hulpverlening aan te pas komt. Deze crisisjeugdhulpverlening bestaat uit hulp-

programma’s die intersectoraal worden opgebouwd.

We beogen evenwel geen specifieke preventie binnen de bijzondere jeugdzorg. Preven-

tie is generiek en laagdrempelig, voor iedereen die hulp wenst. Wanneer de problemen

escaleren is bijzondere jeugdzorg wenselijk en noodzakelijk. De opdracht van de bijzon-

dere jeugdzorg is curatief.

1.2 Doorverwijzen

Wanneer een jongere of diens gezin een hulpvraag stelt, moet deze vraag in de begelei-

ding centraal staan. Ondersteuning en begeleiding zijn steeds gericht op emancipatie

(kennis en vaardigheden verhogen zodat het zelfstandig handelen gestimuleerd wordt),

participatie (in dialoog en in volwaardig partnerschap), vraaggerichtheid (vertrekpunt is

hulpvraag, het aanbod sluit zo maximaal mogelijk aan bij de vraag en de behoefte). Dit

zijn grondprincipes, ook van de (verdere) begeleiding van de jongere en diens gezin. Er

moet ook snel in de gepaste hulp kunnen voorzien worden.

Wanneer een organisatie niet (voldoende) de gepaste hulp kan aanbieden, is het haar

verantwoordelijkheid om, via goede verwijsafspraken, adequaat en actief door te verwij-

zen naar rechtstreeks en/of niet-rechtstreeks toegankelijk hulpaanbod. Een verwijsbrief

met daaraan gekoppelde kwaliteitseisen staat in voor de hulpcontinuïteit.

Het blijft van belang dat jeugdhulpaanbieders van de brede instap (de rechtstreeks toe-

gankelijke hulp) dermate geresponsabiliseerd zijn dat alle mogelijkheden binnen de brede

instap werden uitgeput alvorens over te gaan naar de intersectorale toegangspoort en

dus de niet-rechtstreeks toegankelijke hulp.

Wanneer echter alle mogelijkheden in de rechtstreekse hulpverlening zijn uitgeput en de

stap naar een zwaardere vorm van hulpverlening noodzakelijk is of wanneer de situatie

van dien aard is dat niet-rechtstreeks toegankelijk hulpaanbod onmiddellijk aangewezen

is, moet het duidelijk zijn dat een directiever niet-rechtstreeks toegankelijk hulpaanbod de

hulpvraag deels overneemt en dus de vrijblijvendheid en vrijwilligheid verdwijnt. De door-

verwijzing naar niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp houdt in dat de vraag wordt

doorgegeven aan de intersectorale toegangspoort, die instaat de begeleiding naar de

niet-rechtstreeks toegankelijke hulp. De doorverwijzer staat de minderjarige en diens

gezin bij tot de opstart van verdere hulpverlening.

Bij risicosituaties wordt een beroep gedaan op de gemandateerde voorzieningen die in

zullen schatten of het maatschappelijk noodzakelijk is om, ongeacht de wil en wens van

de hulpvrager, in te grijpen.

Page 5: staten-generaal startnota thema 1 website€¦ · visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. ... (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni

Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel

T 02 553 33 01 F 02 553 34 19

www.jongerenwelzijn.be p5

Het bureau jeugdzorg of het vertrouwenscentrum kindermishandeling (VK) onderzoekt de

verontrustende situatie van de minderjarige en dit resulteert in een gemotiveerde beslis-

sing betreffende het al dan niet aanwezig zijn van de maatschappelijke noodzaak tot

jeugdhulpverlening. De gemandateerde voorzieningen wijzen desgewenst de minderjari-

ge door naar jeugdhulpaanbieders in de brede instap of – wanneer deze ontoereikend is

– naar de intersectorale toegangspoort.

1.3 Toegang tot een zwaardere, specialistische en niet-rechtstreeks toegankelijke

hulpverlening

De toegang tot de buitengerechtelijke niet-rechtstreeks toegankelijke hulp wordt geregeld

door de intersectorale toegangspoort. Met de installatie hiervan wordt gezorgd voor een

vraaggerichte indicatiestelling en toewijzing en het beschikbaar stellen van de zwaarste

zorgvormen voor wie daar meest nood aan heeft. Waar nodig moeten verscheidene mo-

dules van hulp van verschillende sectoren gelijktijdig toegewezen en ingezet kunnen

worden.

Buitengerechtelijke niet-rechtstreeks toegankelijke hulp

In gezamenlijkheid verzamelen de contactpersonen-aanmelders van de brede instap de

diagnostische informatie. Desgewenst, en zeker niet in alle gevallen, kan daarbij een

beroep gedaan worden op erkende multidisciplinaire teams. Het team indicatiestelling

van de intersectorale toegangspoort staat in voor de indicatiestelling - of doet bij tussen-

komst door het multidisciplinaire team een kwaliteitstoets - en bepaalt de minimaal nood-

zakelijke en het meest wenselijke typemodules (uit één of meerdere sectoren).

Het team toewijzing bepaalt op basis van het beschikbare aanbod en de matching met de

indicatiestelling waar de minderjarige en diens gezin de desbetreffende module(s) kan

verkrijgen.

Gerechtelijke niet-rechtstreeks toegankelijke hulp

De gerechtelijke jeugdhulpverlening omvat hulpverlening voor minderjarigen in een pro-

blematische opvoedings- en leefsituatie en hulpverlening voor minderjarigen die een als

misdrijf omschreven feit pleegden. De instroom van de eerste groep gebeurt via het par-

ket of de jeugdrechtbank en dit via een maatregel van hoogdringendheid / gewone vorde-

ring of via het bureau jeugdzorg wanneer de hulp maatschappelijk noodzakelijk geacht

wordt.

Door het verdwijnen van de bemiddelingscommissie vervalt de drempel naar de gerech-

telijke jeugdhulpverlening. Het risico bestaat dat de stap naar de gerechtelijke jeugdhulp-

verlening vlug zal genomen worden. De fundamentele vraag die gesteld moet worden is

Page 6: staten-generaal startnota thema 1 website€¦ · visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. ... (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni

Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel

T 02 553 33 01 F 02 553 34 19

www.jongerenwelzijn.be p6

of het principe dat vrijwilligheid primeert op een gedwongen kader hierbij overeind kan

blijven.

• Als misdrijf omschreven feit

De minderjarigen, verdacht van het plegen van een als misdrijf omschreven feit (MOF),

komen de jeugdhulpverlening ook via het parket of de jeugdrechtbank binnen maar via

een vordering op basis van gepleegde feiten. Waar vorderingsgronden en maatregelen

tot de bevoegdheid van de federale overheid behoorden (en de uitvoering ervan be-

voegdheid van de gemeenschappen) wordt in de plannen van voorliggende staatsher-

vorming het jeugdsanctierecht overgeheveld, waardoor de vorderingsgronden en maat-

regelen een gemeenschapsbevoegdheid worden. Aangezien het aan de gemeenschap-

pen zal zijn om maatregelen voor jongeren verdacht van het plegen van een als misdrijf

omschreven feit te bepalen lijkt het stroomlijnen van vorderingsgronden en maatregelen

(en dus de toegang tot de bijzondere jeugdbijstand) in overleg met de jeugdmagistratuur

meer haalbaar.

• Problematische leef- en opvoedingssituatie

Vergelijkbaar met de intersectorale toegangspoort voor minderjarigen met een problema-

tische opvoedingssituatie, zal bij de gemeenschapsinstellingen een centrum voor intake

en oriëntatie geïnstalleerd worden dat, behalve een oriëntatiefunctie om door te verwijzen

naar een gedifferentieerd en gemoduleerd aanbod van de gemeenschapsinstellingen of

naar een ander aanbod, ook een opdracht opneemt in het onderzoek naar de nood aan

gesloten opvang (risicotaxatie).

1.4 Publieke opdracht van de bijzondere jeugdzorg

De specificiteit van de bijzondere jeugdzorg ten opzichte van de andere sectoren die

jeugdhulpverlening aanbieden zit hem in de maatschappelijke noodzaak. Wanneer een

minderjarige in nood verkeert maar hijzelf of zijn ouders stellen geen hulpvraag, dan moet

het mogelijk zijn om hem alsnog de hulp te bieden die hij nodig heeft – desnoods opge-

legd door de jeugdrechter.

Hulp verlenen in situaties waarin de nood duidelijker is dan de vraag heeft niets vanzelf-

sprekends. Voortdurend moet beoordeeld worden hoe de hulp kan aangeboden worden,

of deze nog steeds opportuun is, of een hulpvraag kan gelinkt worden aan de hulp die de

maatschappij noodzakelijk acht. Het aanklampende en soms gedwongen karakter van

deze hulp is noodzakelijkerwijs een exclusieve publieke opdracht.

Page 7: staten-generaal startnota thema 1 website€¦ · visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. ... (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni

Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel

T 02 553 33 01 F 02 553 34 19

www.jongerenwelzijn.be p7

Ook vertrouwenscentra kindermishandeling zullen deze opdracht opnemen. Zij vervullen

een gelijkaardig mandaat als het bureau jeugdzorg terwijl zij een privaatrechtelijke orga-

nisatie zijn. Deze keuze moet geëvalueerd worden.

2. Positionering van de bijzondere jeugdzorg

2.1 Instroom beperken

Behalve door een goed werkende brede instap en het netwerk rechtstreeks toegankelijke

jeugdhulp, een efficiënt werkende toegangspoort en door afspraken inzake vorderings-

gronden en maatregelen met de jeugdmagistratuur, worden ook gerichte initiatieven in-

gezet met als specifieke opdracht het beperken van de instroom in de bijzondere jeugd-

zorg alsook het bevorderen van de uitstroom. Zo wordt de hulpverlening van de bijzonde-

re jeugdzorg bijzonder en voorbehouden en vrijgehouden voor hen die het nodig hebben.

Het kortdurende, intensieve project positieve heroriëntering heeft een rechtstreekse im-

pact op de instroom. Alle gezinsleden en andere betrokkenen worden aangesproken op

hun verantwoordelijkheden en krachten. Gezinnen hoeven niet verder begeleid te worden

binnen de bijzondere jeugdzorg en kunnen op eigen kracht verder of kunnen terecht in

een andere laagdrempelige sector. Gezien de positieve resultaten voor de cliënten en

voor de instroom in de bijzondere jeugdzorg zal dit project onderdeel worden van het

bureau jeugdzorg. De methodiek zal aangeboden worden aan de jeugdhulpaanbieders

van de brede instap. Verder in de tekst wordt dit project ook geopperd als mogelijkheid

om toe te zien op de tijdelijkheid van een begeleiding door de bijzondere jeugdzorg.

Dat precies de bijzondere jeugdzorg instroombeperkende en uitstroombevorderende

projecten zoals positieve heroriëntering opzet heeft allicht te maken met de ervaring van

en in de sector. Wanneer dergelijke projecten hun meerwaarde hebben bewezen zal

telkens moeten overwogen worden waar deze moeten worden gepositioneerd binnen de

(sectoren van de) integrale jeugdhulpverlening.

Ook in de gerechtelijke jeugdhulpverlening kan via projecten ingegrepen worden opdat,

met behulp van de aanklampendheid en de expertise van de bijzondere jeugdzorg, een

plaatsing in de beveiligde opvang van de gemeenschapsinstelling vermeden wordt. Ver-

gelijkbaar met positieve heroriëntering worden de projecten hergo (herstelgericht groeps-

overleg) en MST (Multi System Therapy, een vorm van intensieve en ingrijpende thuis-

begeleiding) aangewend met het oog op bijsturing van de instroom in de gemeenschaps-

instellingen. Wanneer deze niet-residentiële projecten tot een goed einde worden ge-

Page 8: staten-generaal startnota thema 1 website€¦ · visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. ... (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni

Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel

T 02 553 33 01 F 02 553 34 19

www.jongerenwelzijn.be p8

bracht, komen deze jongeren niet in een beveiligde setting terecht maar worden zij ge-

heroriënteerd naar een intensief traject in de context met oog voor verdere opvolging.

De vraag naar de positionering van de initiatieven stelt zich evenwel niet.

2.2 Generalistisch en samenwerking

De bijzondere jeugdzorg biedt een gedifferentieerd, meersporig en multimodaal genera-

listisch aanbod en doet daarbij een beroep op andere actoren binnen en buiten de sector

om hun expertise aan te wenden om de gepaste zorg aan de jongere en zijn/haar gezin

te bieden. Het is wenselijk in dit verband dat alle sectoren hun specifieke expertise be-

schikbaar stellen op regionaal niveau, zoals bijvoorbeeld de drughulpprojecten van de

bijzondere jeugdzorg dit vandaag al doen.

Specifieke doelgroepen vragen immers een afgestemd (integraal) aanbod. Omwille van

de complexiteit en verwevenheid van de aangemelde problemen is een categoriaal beleid

– met aparte voorzieningen voor steeds nieuwe doelgroepen en/of problematieken (bij-

voorbeeld ROMA-kinderen, allochtonen, drugsverslaafden) – niet wenselijk.

Voor bepaalde doelgroepen is afstemming tussen sectoren absoluut noodzakelijk. Het

aanbod wordt transparant en rationeel gepositioneerd. Van belang is steeds, zeker wan-

neer verschillende actoren/sectoren nauw samenwerken bij een specifieke hulpvraag, het

opnemen van een begeleidingsengagement veeleer dan de vrijblijvendheid.

Centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning zijn gericht op jonge kinderen en jonge

gezinnen en bieden behalve het laagdrempelige residentiële en mobiele aanbod ook

langdurige residentiële plaatsing voor jonge kinderen. Het langdurig residentiële aanbod

van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning wordt een duidelijke afgebakende

entiteit die naast het mobiele en ambulante aanbod staat, het preventieve overstijgt en

dus nauw aansluit bij de voorzieningen bijzondere jeugdzorg omwille van de verwant-

schap van de doelgroep en het aanbod. De vraag moet gesteld worden of de centra voor

integrale gezinszorg en het langdurig residentiële aanbod van de centra voor kinderzorg

en gezinsondersteuning best ressorteren onder de bijzondere jeugdzorg.

Minderjarigen met een gedrags- en emotionele stoornissen balanceren op de grens van

de hulpverlening tussen Jongerenwelzijn en het Vlaams Agentschap voor Personen met

een Handicap. De positionering van de sectoren indachtig moet men dit durven evalue-

ren en desgewenst bijsturen aan de hand van de uitwerking complementaire trajecten.

Verschillende actoren kunnen zich organiseren om een gepast antwoord te geven op de

zorg- en hulpverleningsvragen van jongvolwassenen een verregaande samenwerking

tussen het algemeen welzijnswerk, de bijzondere jeugdzorg en de geestelijke gezond-

heidszorg.

Page 9: staten-generaal startnota thema 1 website€¦ · visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. ... (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni

Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel

T 02 553 33 01 F 02 553 34 19

www.jongerenwelzijn.be p9

Gezien de profilering van de bijzondere jeugdzorg als niet-rechtstreeks toegankelijke

hulpverlening wordt de positionering van het aanbod in een rechtstreeks toegankelijk

kader in vraag gesteld.

Diensten voor begeleid zelfstandig wonen blijken weinig verschil te kunnen aantonen dan

deze uit het algemeen welzijnswerk, behalve dan de noodzakelijke aanklampendheid bij

de begeleide gezinnen. Mits ondersteuning vanuit de bijzondere jeugdzorg en een vol-

doende uitgebreide overdracht zou dit kunnen ondervangen worden. De volwassenen-

hulpverlening die voor die doelgroep dichtbij komt, kan hierbij een rol spelen.

Onthaal- oriëntatie en observatiecentra hebben een diagnostische meerwaarde in de

sector. Omwille van hun specifieke expertise moet bekeken worden wat hun decretale

opdracht zal zijn wanneer hun diagnostiek als expertise kan ingekocht worden.

De diensten voor Crisishulp aan Huis worden uitsluitend rechtstreeks toegankelijk maar

beschikken over een uitgesproken expertise.

Integrale jeugdhulp betekent samenwerking met andere sectoren. Het is noodzakelijk om

de beperkingen van sectorale regelgeving te overstijgen om zorg op maat aan te kunnen

bieden. Gepaste zorg kan in veel gevallen enkel gerealiseerd worden in een samenwer-

kingsverband van sectorale en intersectorale partners, om te komen tot organische ver-

bindingen en overgangen waardoor breuken in het hulpverleningstraject worden voorko-

men en er vlotte schakelingen mogelijk zijn tussen en binnen een geheel van hulpverle-

ningsmodules. Eenieder moet een beroep doen op de expertise en het engagement van

hulpverleners uit de andere, belendende sectoren in de jeugdhulp. De ontwikkeling van

expertisenetwerken is noodzakelijk.

Deze samenwerking speelt op verschillende domeinen. Niet enkel om een beroep te

doen op andermans expertise, eveneens in de ondersteuning door het aanbieden van

time-outmogelijkheden, of in het samen installeren van vervolghulpverlening, of het over-

gaan naar minder ingrijpende vormen van begeleiding.

Het is een conditio sine qua non dat de verschillende sectoren een compatibel aanbod

hanteren, opgebouwd uit sectoraal en intersectoraal afgestemde modules, uit “pakketten

van jeugdhulp”.

Organisatorisch gezien wordt ten behoeve van deze samenwerking structureel intersec-

toraal overleg op regionaal en op beleidsvlak geïnstalleerd.

Vraaggericht werken impliceert dat de partners op een system(at)ische en methodisch

onderbouwde manier samenwerken en kunnen rekenen op de expertise en het engage-

ment van hulpverleners uit de andere sectoren in de jeugdhulp en uit de bredere maat-

schappij. In een netwerk van sectorale en intersectorale partners kan men zorgen voor

de nodige organische verbindingen en overgangen waardoor breuken in het hulpverle-

ningstraject worden voorkomen en er vlotte schakelingen mogelijk zijn tussen en binnen

Page 10: staten-generaal startnota thema 1 website€¦ · visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. ... (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni

Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel

T 02 553 33 01 F 02 553 34 19

www.jongerenwelzijn.be p10

een geheel van hulpverleningsmodules. In de mate dat er meer transparante, doelgerich-

te en samenhangende hulptrajecten worden aangeboden wordt verwacht dat de motiva-

tie van de jongere en zijn gezin om mee te werken aan een constructieve en zinvolle

invulling van zijn begeleiding, zowel binnen een vrijwillige als een gedwongen context,

toeneemt.

Behalve de sectoren uit de integrale jeugdhulpverlening en andere sectoren gericht op

jeugdhulpverlening (psychiatrie) is het ook van belang om cultuur, onderwijs, arbeids-

marktbeleid, armoedebeleid, de openbare orde en veiligheid mee in het vizier te nemen.

Ook zij dragen op lokaal, regionaal en Vlaams niveau een flankerende verantwoordelijk-

heid voor de zorgsector. De ad-hoccommissie jeugdzorg heeft in zijn aanbevelingen deze

sectoren uitgebreid benoemd in hun (onrechtstreeks) aandeel in de bijzondere jeugdzorg.

2.3 Doorstroom in de bijzondere jeugdzorg

Niet alleen is de bijzondere jeugdzorg niet rechtstreeks toegankelijk, de tijd dat een min-

derjarige binnen de sector begeleid wordt, blijft zo beperkt mogelijk. Zelfs wanneer de

doorverwijzing naar de niet-rechtstreeks toegankelijke hulpverlening gebeurde nadat alle

resources van de brede instap werden uitgeput moet op geregelde tijdstippen expliciet de

vraag gesteld worden of een dergelijke zware vorm van hulpverlening noodzakelijk blijft.

Op deze manier wordt een stroom gecreëerd in de sector, wat niet enkel het aanbod van

de sector ten goede komt, ook de subsidiariteit wordt opnieuw aangesneden en de maat-

schappij wordt aangesproken op haar verantwoordelijkheid. Maar bovenal komt dit de

cliënt ten goede.

Een goede samenwerking tussen de voor iedereen toegankelijke dienstverlening en de

jeugdhulpaanbieders houdt ook in dat deze zo vlug mogelijk gebeurt. Dit gaat op voor de

lijn van niet-rechtstreeks toegankelijk aanbod naar rechtstreeks toegankelijk aanbod en

dienstverlening maar eveneens voor de overgang naar de volwassenenhulpverlening.

De methodiek van de positieve heroriëntering, waarvan eerder sprake, speelt hierbij een

rol wanneer deze beschikbaar is voor de jeugdhulpaanbieders van de bijzondere jeugd-

zorg.

Kernvragen

1. Gegeven het generalistisch aanbod van de bijzondere jeugdzorg, welke zijn de rand-

voorwaarden en de gevolgen ervan voor de organisatie van zorg op maat?

Page 11: staten-generaal startnota thema 1 website€¦ · visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. ... (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni

Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel

T 02 553 33 01 F 02 553 34 19

www.jongerenwelzijn.be p11

2. Gegeven de uitbreiding van de diagnostiek, wat is dan nog de waarde van de indica-

tiestelling?

3. Wat zijn de gevolgen van het positioneren van alle modules van bijzondere jeugdzorg

in het niet-rechtstreeks toegankelijke aanbod?

4. Is het noodzakelijk voor de bijzondere jeugdzorg dat het principe dat vrijwilligheid

primeert overeind blijft? Wat zijn desgevallend de randvoorwaarden?

5. Hoe kunnen we als sector door samenwerking hulpcontinuïteit garanderen? Welke

rol kan Jongerenwelzijn spelen in die samenwerking?

6. Heeft de bijzondere jeugdzorg een preventieve opdracht te vervullen? Hoe kan ze

deze waarmaken en waar situeert deze zich dan?

7. Wat betekent de opheffing van de kwalificatie POS voor het aanbod?

8. Wat zijn de noodzakelijk te vervullen randvoorwaarden in het rechtstreeks en niet-

rechtstreeks toegankelijke aanbod van het werkveld om het bureau toe te laten (sa-

men met de vertrouwenscentra kindermishandeling) zijn expliciete rol met betrekking

tot maatschappelijke noodzaak te spelen?

Page 12: staten-generaal startnota thema 1 website€¦ · visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. ... (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni

Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel

T 02 553 33 01 F 02 553 34 19

www.jongerenwelzijn.be p12

Bijlage Toelichting bij het project positieve heroriëntering

In de zoektocht naar efficiëntere en effectievere vormen van tussenkomsten, waarbij

jongeren en gezinnen met een hulpvraag beter (vraaggestuurder, resultaatgerichter en

sneller) vooruitgang kunnen boeken, ontwikkelde vzw Oranjehuis te Kortrijk de methodiek

van de positieve heroriëntering.

De methodiek stelt de cliënt en zijn context centraal en richt zich op wat de betrokkenen

met elkaar bindt. Belangrijke randvoorwaarde is dat er onmiddellijk moet kunnen inge-

speeld worden op de vraag.

Het is een emancipatorisch proces waarbij de kracht van de hulpvrager en zijn context

wordt aangesproken en waarbij iedereen de verantwoordelijkheid krijgt om een steentje

bij te dragen tot positieve verandering. Het is een gestructureerd proces waarbij de be-

trokkenen op zoek gaan naar de kern van hun moeilijkheden. De procesbegeleiding cre-

eert een veilig klimaat waarin de betrokkenen elkaar beluisteren en het naar elkaar laten

luisteren het herstel van de communicatie bevordert.

Momenteel wordt de methodiek toegepast in het kader van een project in de bijzondere

jeugdbijstand. Dit project richt zich naar aanmeldingen die op het comité voor bijzondere

Jeugdzorg (CBJ) terechtkomen.

Het moet gaan om aanmeldingen met een acute problematiek, waarbij een hulpvraag en

mandaat van de actoren duidelijk aanwezig is of door de consulent van het CBJ verwor-

ven wordt.

De bij het project betrokken CBJ’s (Kortrijk, Roeselare-Tielt en Gent-Eeklo) screenen alle

aanmeldingen op het instroomoverleg om na te gaan of deze voldoen aan de criteria van

het project. Indien dit het geval is worden deze aanmeldingen onmiddellijk doorgestuurd

naar het project. Hierbij wordt rekening gehouden met een goede spreiding, ondermeer in

functie van de door het project te behalen capaciteit. Daags na deze doorsturing start een

projectmedewerker de interventie. In eerste instantie worden aparte gesprekken gevoerd

met alle direct betrokkenen, waarna deze rond de tafel worden gebracht, indien mogelijk

in aanwezigheid van de consulent. Op deze rondetafel wordt een plan opgemaakt, dat

vervolgens wordt uitgevoerd en gemonitord.

De afronding gebeurt opnieuw op een rondetafel op aangeven van de betrokkenen of de

consulent. De afronding wordt tevens geformaliseerd in een beslissing van het CBJ. In-

dien een doorverwijzing naar rechtstreeks toegankelijke hulpverlening nodig is na de

positieve heroriëntatie kan het CBJ flankerend aanwezig blijven tijdens deze begeleiding

of kan het dossier worden afgesloten.

Page 13: staten-generaal startnota thema 1 website€¦ · visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. ... (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni

Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel

T 02 553 33 01 F 02 553 34 19

www.jongerenwelzijn.be p13

Indien er na de positieve heroriëntering toch nood is aan eventuele vervolghulp in de niet

rechtstreeks toegankelijke hulp, wordt de jongere op de wachtlijst geplaatst. Voor dit laat-

ste is het de bedoeling dat dit slechts in een minimum aantal dossiers voorkomt.

Concrete indicatoren hierbij zijn:

- maximaal 20% van de dossiers wordt nadien verder opgevolgd door de sociale dienst

van het CBJ;

- maximaal 15% van de dossiers krijgt vervolghulp in de niet-rechtstreeks toegankelijke

hulp en dit op basis van maatschappelijke noodzaak.

Van de 81 minderjarigen die in 2010 vanuit het CBJ Kortrijk werden doorverwezen naar

het project, blijkt tijdens een nameting midden 2011het volgende:

- 18 minderjarigen (22%) kregen een maatregel in de niet rechtstreeks toeganke-

lijke hulpverlening;

- 4 minderjarigen kregen een maatregel herstelgerichte en constructieve afhan-

deling;

- 4 minderjarigen werden enkel opgevolgd door CBJ of SDJ.

Het percentage jongeren dat toch nog een maatregel niet-rechtstreeks toegankelijke

hulpverlening krijgt, ligt boven de indicator. Als dit percentage wordt vergeleken met het

percentage case-onderzoeken dat in 2009 op het CBJ Kortrijk leidde tot een maatregel

NRTH (46%), dan realiseert het project meer dan een halvering.

Naast bovenstaande beoogt het project ook om de ruimere hulpverleningssector te sen-

sibiliseren voor deze methodiek.

Page 14: staten-generaal startnota thema 1 website€¦ · visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. ... (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni

Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel

T 02 553 33 01 F 02 553 34 19

www.jongerenwelzijn.be p14

Bijlage Aanbevelingen van de motie bij de maatschappelijke beleidsnota jeugdzorg van het Vlaams Parlement (stuk 1190 (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni 2011 (2010-2011) aangenomen door het Vlaams Parlement

10° bijzondere aandacht te hebben voor en maatregelen te treffen voor:

a) kinderen in armoede, waarbij in het kader van een beleidsdomeinoverschrijdende aan-

pak en met ruggespraak met de verenigingen waar armen het woord nemen, structurele

armoedebestrijdingsmaatregelen worden getroffen;

b) allochtone jongeren met problemen, waarbij:

1. de kennis en knowhow over verschillende etnisch-culturele achtergronden maxi-

maal in de hulpverlening wordt ingezet;

2. de inzet van tolken wordt gefaciliteerd, onder meer voor overleg met ouders die

het Nederlands niet beheersen;

c) niet-begeleide buitenlandse minderjarigen en jongeren zonder papieren voor wie de

toeleiding naar voogden wordt gefaciliteerd;

d) jongeren met zware gedragsproblemen, verslavingsproblemen, psychiatrische en

emotionele problemen, voor wie een specifieke, aparte opvang wordt georganiseerd, en

waarbij jongeren met een psychiatrische problematiek niet langer in de bijzondere jeugd-

zorg worden ondergebracht;

11° met betrekking tot de organisatie van de brede jeugdhulpverlening:

a) in te zetten op preventieve maatregelen die een lage drempel creëren voor ouders en

hun kinderen om hulp en begeleiding te zoeken, en daarbij oog te hebben voor het

emancipatorische en wenselijke karakter van die preventie;

c) te communiceren over de brede hulpverlening, wat inhoudt dat het voor jongeren en

hun omgeving duidelijk moet zijn wie hun eerstelijnsaanspreekpunten zijn;

g) prioriteit te geven aan het aanbieden van emancipatorische hulp en die te laten stoelen

op het gemeenschappelijke engagement om aan de hulpvraag een antwoord te bieden;

i) in te zetten op een efficiënte en verantwoorde toewijzing van plaatsen in het belang van

het kind en naar een duidelijke kwaliteitsverbetering te gaan van de doorverwijzing naar

de niet-rechtstreeks toegankelijke hulp;

j) rekening te houden met de aanbevelingen uit de maatschappelijke beleidsnota omtrent

de integrale jeugdhulpverlening en bij de implementatie van de intersectorale toegangs-

poort;

12° het aanbod van de jeugdhulpverlening op de volgende wijze kwalitatief en kwan-

titatief te versterken:

Page 15: staten-generaal startnota thema 1 website€¦ · visie op het thema ook strategische en operationele doelstellingen geformuleerd. ... (2010 – 2011) – Nr. 5 ingediend op 27 juni

Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel

T 02 553 33 01 F 02 553 34 19

www.jongerenwelzijn.be p15

c) door uitgebreider in te zetten op de uitbouw en een duidelijke profilering en versterking

van de rechtstreeks toegankelijke hulpverlening en het voorveld (onder meer onderwijs,

jeugdwerk, straathoekwerk, opvoedingsondersteuning, telefonische of onlinehulpverle-

ning en armoedebestrijdingsprojecten), dat wil zeggen buiten de bijzondere jeugdbij-

stand;

d) door te voorzien in flexibele trajectbegeleiding, gebaseerd op de hulpvraag en het af-

doende hulpantwoord, die gericht is op het garanderen van continuïteit over het hele

traject en die de risico’s op herval en verzwaring van de problematiek beperkt (lifecoa-

ching en casemanagement), en met aandacht voor de laagdrempeligheid van de regle-

mentering en het zo dicht mogelijk bij de hulpvraag van het kind of de jongere brengen

van de modules of combinaties van modules en hulpverleners te responsabiliseren in

verband met de inzet van de middelen;

r) door afstemming te bewerkstelligen met de kinderpsychiatrie in de K-diensten in het

kader van een integraal hulpverleningsaanbod;

s) door langetermijnhulpverleningstrajecten te ontwikkelen;