G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 - Hueber dt... · Web viewNa enige tijd zullen ook de vakken 3 en...

Schoter Scholengemeenschap/Hueber Verlag

G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3

Lernwortschatz B1 - Deutsch-Niederländisch

drs. H.Fein 2011Sportweg 9, NL-2024 CN Haarlem / D-85737 Ismaning

Page | 1

G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011

Wortliste nach LektionsseitenSeite

Lektion 37 – Kommunikation 4Lektion 38 – Kulturen 10Lektion 39 – Kunst 17Lektion 40 – Literatur 27Lektion 41 – Generationen 35Lektion 42 – Zukunft 42Lektion 43 – Wissenschaft und Technik 50Lektion 44 – Konsum 55Lektion 45 – Helden und Vorbilder 60Lektion 46 – Politik 65Lektion 47 – Freundschaften 70Lektion 48 – Gefühle 74

Liebe SchülerInnen,

ihr werdet in diesem Jahr wieder sehr viele neue Wörter kennenlernen. Darum noch einmal auf den nächsten beiden Seiten zur Erinnerung die Tipps, die euch Fachleute1 geben.

Viel Erfolg wünscht euch

Frau Fein

1 Jan-Arjen Mondria, Mythen over vocabulaireverwerving, in: Levende Talen Tijdschrift blz. 3-11, Jaargang 7, nr. 4, 2006

Page | 2


1. Der Handcomputer

De handcomputer is een kaartenbak met woordkaartjes met een uitgekiend herhaalsysteem. Deze kaartenbak (dat kan gewoon een schoenendoos zijn) is verdeeld in vijf vakjes die steeds groter worden (resp. 1, 2, 5, 8 en 14 cm diep). Een andere mogelijkheid is dat je een serie van vijf audiocassettedoosjes neemt, maar dan worden de vakjes niet steeds groter. Voor-deel is wel dat je ze makkelijker mee kunt nemen.

Hoe werk je met de handcomputer? Elk woord dat je wilt leren, zet je op een kaartje: het vreemdtalige woord op de ene kant, de vertaling op de andere kant (bij voorkeur in een andere kleur zodat meteen duidelijk is wat voor- en achterzijde is). Je plaatst de kaartjes in vak 1 (maximaal 30-40 kaartjes), en gaat ze doornemen. Wat je ervan kent, schuif je door naar vak 2; wat je niet kent, plaats je weer achterin vak 1. Wanneer er nog maar een paar woorden over zijn in vak 1, vul je het vak weer aan met 30-40 nieuwe woorden, en kun je weer gaan doornemen en doorschuiven. Als je dit enkele malen herhaald hebt, raakt vak 2 vol, en wordt het tijd om de woorden in vak 2 te herhalen: wat je nog kent, gaat naar vak 3; wat je niet onmiddellijk meer kent, gaat terug achterin vak 1. Zo ruim je ongeveer een vinger breed leeg van vak 2. Dit is meteen het principe van de handcomputer in een notendop: ‘gekend’ mag door naar het volgende vak; ‘niet gekend / niet meer gekend’ moet terug naar vak 1.

Na enige tijd zullen ook de vakken 3 en 4 vol raken, en dan volg je dezelfde werkwijze als bij vak 2. Wanneer uiteindelijk ook vak 5 volraakt en ook daar geruimd moet worden, kun je in principe de kaartjes weggooien als je ze nog kent: je hebt ze dan immers zo vaak gezien, en bovendien zo gespreid in de tijd, dat je ze nu echt kent. Een andere mogelijkheid is dat je werkt met een vak 5 dat zo groot is dat je niet hoeft te ruimen. In dat geval kun je de kaartjes gewoon bewaren, en trek je er af en toe een steekproef van tien kaartjes uit om te zien of je de woorden nog kent. Op deze manier bevat vak 5 dus je totale woordenkennis!

2. Mythen, feiten en adviezen over vocabulaireverwerving

Page | 3


Page | 4


Lektion 37: KommunikationSeite 10die Kommunikation de communicatiedas Wortfeld, die +er het woordvelddas Paket, die +e het pakketdas Päckchen, die = het pakjedas Telefonbuch, die +bücher het telefoonboekder Anrufbeantworter, die = het antwoordapparaatdas Faxgerät, die +e de faxdie Telefonzelle, die +n de telefoonceldie Telefonkarte, die +n de telefoonkaartder Rechner, die = de computerdie Webcam, die +s de webcamdas Headset, die +s de headsetetwas zusammenstellen:du stellst etwas zusammen, stelltest etwas zusammen, hast etwas zusammengestellt

samenstellen

ab und zu van tijd tot tijd, af en toe, somsmehrmals meerdere malensich verabreden (mit +3):du verabredest dich mit mir, du verabredetest dich mit ihm, du hast dich mit uns verabredet

afspreken

die Bestellung, die +en de bestelling, orderetwas aufgeben:du gibst es auf, gabst es auf, hast es aufgegeben

opgeven, ermee stoppen

bilden:du bildest, bildetest, hast gebildet

vormen

die Geburtstagskarte, die +n de verjaardagskaartder Nebensatz, die +sätze de bijzinSeite 11vorkommen:es kommt vor, kam vor, ist vorgekommen

gebeuren

die Angabe, die +n de specificatieverwandt verwantder Verwandte, die +n mannelijk lid van de familiedrauflos schreiben:er schreibt drauflos, schrieb drauflos, hat drauflos geschrieben

erop los schrijven, zonder veel na te denken beginnen met schrijven

das Gefühl, die +e de emotiedie Aussage, die +n de informatie, mededelingein Gespräch führen:er führt ein G. führte ein G., hat ein G. geführt

een gesprek voeren

die Schulfreundin, die +nen de schoolvriendinder Notfall, die +fälle het noodgevalder Ehemann, die +männer de echtgenootder Krieg, die +e de oorlog

Page | 5


seit sindssowjetisch Sovjet-die Kriegsgefangenschaft de krijgsgevangenschapvor voorder Liebesbrief, die +e de liefdesbriefder Anruf, die +e het telefoontjesich bedanken:du bedankst dich, er bedankte sich, wir haben uns bedankt

bedanken

seit wann sinds wanneerSeite 12die Dativergänzung, die +en het zinsdeel in de 3de naamvaldie Akkusativergänzung, die +en het zinsdeel in de 4de naamvaldas Objekt, die +e het object; lijdend vwder Beispielsatz, die +sätze de voorbeeldzindas Parfüm, die +s het parfumeinzeln individueel, afzonderlijkdazu hiervoor, daarvoor; erbijdenen aan wiedas Tabuwort, die +wörter het taboe woorderraten:er errät, erriet, hat erraten

raden

kleben:es klebt, klebte, hat geklebt

plakken

darauf hierop, daaropdie Briefmarke, die +n de postzegelsenden:du sendest, sandtest/sendetest, hast gesandt/gesendet

(ver)sturen

Seite 13vernetzt gekoppeld aan een netwerkdas Skypen skypen (m.b.v. het online-tool Skype bellen)das Online-Netzwerk, die +e het online netwerkder Chatroom, die +s de chatruimteder Instant-Messenger, die = de instant messengerdas Multi-User-Spiel, die +e het multi-user spelder Begriff, die +e de term, het begripdas Facebook het Facebookdas Schülerverzeichnis, die +se de studentenlijstdas Twitter de Twitterchatten:er chattet, chattete, hat gechattet

“praten” in een chatruimte, chatten

privat, privater, am privatesten privédas Telefonieren het (op)bellendas Festnetz, die +e het vaste telefoonnetwerkdie Notiz, die +en de aantekening, notitiedie Pinnwand, die +wände het prikborddie Datei, die +en het databestandverschicken:er verschickt, verschickte, hat verschickt

versturen

Page | 6


das Profil, die +e het profiellive livegestalten:du gestaltest, gestaltetest, hast gestaltet

vormen

der Bekannte, die +n de bekende (M)Seite 14die Kommunikationsform, die +en de communicatievormsich über (+4) etwas äußern:er äußert sich über dich, äußerte sich über euch, hat sich über uns geäußert

zich uiten, iets zeggen

die Vermutung, die +en het vermoeden, de verdenkingdie Rangliste, die +en de ranglijstonline onlinevermuten:ich vermute, du vermutetest, er hat vermutet

verdenken, vermoeden

annehmen:du nimmst an, nahmst an, hast angenommen

accepteren; veronderstellen

das Redemittel, die = taalmateriaal, zinnen, chuncksdas Kärtchen, die = het kaartjeder Abschnitt, die +e de alineader Unterschied, die +e het verschildie Internetnutzung het gebruik van internetdie JIM-Studie, die +n het JIM-onderzoekdie Forschung, die +en het wetenschappelijk onderzoekder Medienpädagogische Forschungsverbund Südwest

het onderzoeksinstituut/-verbond m.b.t. media-educatie Zuidwest

vorliegen:es liegt vor, lag vor, hat vorgelegen

ter beschikking staan

das Verhalten het gedragdas Medienverhalten het mediagedragdas Freizeitverhalten het vrije-tijds gedragdas Viertel, die = het kwart(aal); de buurtbesitzen:du besitzt, besaßt, hast besessen

hebben, bezitten

die Hälfte, die +n de helftvon ... aus van….uitder Zugang, die Zugänge toegangder Internetzugang, die +zugänge internettoegangdurchnittlich gemiddeldüber over (+4); boven (+3)gelten: das gilt, galt, hat gegolten van toepassing zijn, gelden

das Netz, die +e het netwerk; het netkommunizieren (mit +3):er kommuniziert mit mir, kommunizierte mit dir, hat mit euch kommuniziert

communiceren

restlich resterendsich verteilen (über +4):du verteilst etwas über ..., verteiltest es über ..., hast über ... verteilt

verspreiden, verdelen

Page | 7


gleichmäßig, gleichmäßiger, am gleichmäßigsten gelijkmatigdie Unterhaltung het vermaak, entertainmentsich austauschen:wir tauschen uns aus, tauschten uns aus, haben uns ausgetauscht

uitwisselen, met elkaar overleggen, van gedachten wisselen

gleichzeitig tegelijkertijdsich einloggen:du loggst dich ein, loggtest dich ein, hast dich eingeloggt

inloggen

das Zehntel, die = het tiende deelvertreten:er vertritt ihn, sie vertrat mich, ihr habt uns vertreten

vertegenwoordigen, de plaats vervangen

der Abstand, die Abstände de afstandfahren:er fährt, fuhr, ist gefahren

varen, rijden

die Bedeutung, die +en de betekenisder Vorsprung, die Vorsprünge de rand;de voorsprong (in tijd, ruimte)das Kooperationsprojekt, die +e het samenwerkingsprojectdas Bundesland, die +länder het bondsland, de deelstaatBaden-Württemberg Baden-WürttembergRheinland-Pfalz Rijnland-Paltserheben:du erhebst, erhobst, hast erhoben

verhogen; omhoog komen, opstaan; opleggen, eisen (b.v. belasting)

etwas dokumentieren:er dokumentiert, dokumentierte, hat dokumentiert

documenteren

etwas verbreiten:sie verbreitet, verbreitete, hat verbreitet

verspreiden

die Daten (MZ) de gegevens, de datadie Mediennutzung het gebruik van mediadie Gewohnheit, die +en de gewoonteSeite 15gesamt totaal, in het geheelder Ausdruck, die Ausdrücke de expressie, uiting; de uitdrukking, de

gezegdedie Prozentzahl, die +en het percentagejemanden überraschen:er überrascht mich, überraschte euch, hat uns überrascht

iemand verrassen

sich wundern (über +4):er wundert sich über sie, sie wunderte sich über ihn, wir haben uns über euch gewundert

zich verbazen over

seltsam, seltsamer, am seltsamsten zeldzaam, bijzonder; vreemd, merkwaardigSeite 16das Surfen het surfendie Plattform, die +en het platform; het eilanddas Web het webder Web-Test, die +s de web-testdie Sicherheit, die +en zekerheid, veiligheid

Page | 8


der Webtyp, die +en de webtypehochladen:du lädst hoch, ludst hoch, hast hochgeladen

uploaden

adden:er addet, addete, hat geaddet

adden, toevoegen

dauernd voortdurendder Klick, die +s de muisklikdas Myspace myspacedas Youtube Youtubedas Tutorial, die +s het tutorialauf „privat“ setzen:er setzt auf „privat“, setzte auf „privat“, hat auf „privat“ gesetzt

op “prive” instellen

verhindern:du verhinderst, verhindertest, hast verhindert

voorkomen

missbrauchen:sie missbraucht, missbrauchte, hat missbraucht

misbruiken

die Internet-Bekanntschaft, die +en de internetkennisdie Erlaubnis, die +se de toestemmingpeinlich, peinlicher, am peinlichsten gênantanonym, anonymer, am anonymsten anoniemdie Bezeichnung, die +en de naam, benoemingplaudern:er plaudert mit ihr, du plaudertest mit mir, ihr habt mit uns geplaudert

praten, kletsen

die Anleitung, die +en de instructie, de handleidinghinzufügen:er fügt hinzu, fügte hinzu, hat hinzugefügt

toevoegen, adden

die Klassen-Pinnwand, die +wände het klasse whiteboard (schrijf-, prikboord in de klas)

Page | 9


Lektion 38: KulturenSeite 18Russland Ruslanddas Russisch de Russische taal, het Russischdie Umgebung, die +en de omgevingdie Umgebungssprache, die +n de omgangstaal in een bepaald gebied,

dialect in een bepaalde streekdas Französisch de Franse taal, het Fransfranzösischsprachig franstaligdas Italienisch de Italiaanse taal, het Italiaansitalienisch Italiaansdeutschsprachig duitstaligdie Fernsehmoderatorin, die +nen de tv-presentatricedas Niederländisch de Nederlandse taal, het Nederlandsdie Wissenschaftlerin, die +nen de wetenschapsterdie Professorin, die +nen de vrouwelijke professordie Auslandserfahrung, die +en de internationale ervaring, de ervaring in

het buitenlanddas Kanada Canadadas Schwedisch de Zweedse taal, het Zweedsdie Vorliebe, die +n de voorkeurskandinavisch Scandinavischdas Norwegisch de Noorse taal, het Noorsdas Dänisch de Deense taal, het Deensdas Isländisch de Ijslandse taal, het IJslandsdas Verständnis, die +se het begripdas Sprachverständnis het begrijpen van een taaldie Basis, die Basen de basisbeherrschen:er beherrscht, sie beherrschte, wir haben beherrscht

beheersen

der Österreicher, die = de Oostenrijker (M)die Mehrsprachigkeit de meertaligheiddie Verständigung, die +en het begrip, de communicatieübernehmen:er übernimmt, übernahm, hat übernommen

overnemen

reichen:es reicht, reichte, hat gereicht

aanreiken; voldoende/genoeg zijn

das Sprachenlernen het leren van talenProfessor Doktor professor doctor (titel)die technische Universität de Technische Universiteit (TU)sich beschäftigen mit:er beschäftigt sich mit mir, sie beschäftigte sich mit euch, ihr habt euch mit ihm beschäftigt

bezighouden met

stecken: steken, erin stoppen; zitten in

Page | 10


er steckt, steckte, hat gestecktsich beziehen auf (+4):sie bezieht sich auf mich, bezog sich auf dich, hat sich auf uns bezogen

zich betrekken op

sprachlich taalkundigdie Gesellschaft, die +en het gezelschap; de maatschappijdie Einzelperson, die +en het individuexistieren:es existiert, existierte, hat existiert

bestaan

die Amtssprache, die +n de taal die door de overheid wordt gebruiktmehrsprachig meertaligberuflich beroepsmatigder Grund, die Gründe de redendie Sprachenpolitik het taalbeleidder Bürger, die = de burgererlernen :du erlernst, erlerntest, hast erlernt

leren

eben juist, net; effen, gladerfolgreich, erfolgreicher, am erfolgreichsten geslaagd, succesvolerreichen:du erreichst, erreichtest, hast erreicht

bereiken

aufbauen:er baut auf, baute auf, hat aufgebaut

opbouwen

Seite 19individuell, individueller, am individuellsten individueeldas Türkisch het Turksdie Lieblingspizzeria, die -pizzerien de lievelingpizzeriaSchweden Zwedenletztendlich uiteindelijkder Schatz, die Schätze de schatsich vermischen mit (+3):es vermischt sich, vermischte sich, hat sich vermischt

mengen

das Vorurteil, die +e het vooroordeelmenschlich, -licher, am lichsten menselijkdas Gehirn, die +e de hersenendurchaus beslist, zekerunterschiedlich, unterschiedlicher, am unterschiedlichsten

verschillend

Indien Indiëähnlich, ähnlicher, am ähnlichsten soortgelijkder Vorteil, die +e voordeelbereits al, reedsdie Sprachkenntnis, die +se de talenkennisdie Null, die +en de nuldie Mehrsprachigkeitsforschung het onderzoek naar meertaligheid

Page | 11


der Aspekt, die +e het aspectauswandern:er wandert aus, wanderte aus, ist ausgewandert

emigreren

nachschlagen:du schlägst nach, schlugst nach, hast nachgeschlagen

opzoeken, nakijken

der Sprachpartner, die = de partner bij het leren van een taalSeite 20voll und ganz geheel, volledigbehaupten:er behauptet, behauptete, hat behauptet

beweren

damit daarmeeanfangs eerts, in het beginzweifeln:sie zweifelt, zweifelte, hat gezweifelt

twijfelen

die Struktur, die +en de structuurder Finalsatz, die -sätze een zin in de toekomende tijddas Chinesisch het ChineesChina Chinadas Swahili het Swahilidas Spanisch het SpaansArgentinien Argentiniëdie Geheimsprache, die +n de geheime taal, de codetaaldas Argument, die +e het argumentüberzeugen:du überzeugst, überzeugtest, hast überzeugt

overtuigen

Seite 21interkulturell intercultureelrussisch Russischdie Tat, die +en de daadungefragt ongevraagddie Suche, die +n de zoektocht, de speurtochtder Ex-Freund, die +e de ex-vriendSankt Petersburg Sint Pietersburgjüdisch Joodsdie Journalistenschule, die +n de school voor Journalistiekabsolvieren:er absolviert, absolvierte, hat absolviert

afronden, afsluiten

der Studiengang, die -gänge de studieOsteuropastudien Oost-Europese studiesder Buchtitel, die = de boektiteldie Hauptfigur, die +en de hoofdpersoondarin daarindie Hypothese, die +n de hypothese

Page | 12


der Hauptgedanke, die +n de hoofdgedachte, de kerngedachtedie Spezies, die = het soortdie Erfüllung de vervullingständig permanentdramatisch, dramatischer, am dramatischsten

dramatisch

emotional, emotionaler, am emotionalsten emotioneeltagtäglich dagelijksnachdem nadatherzlos, herzloser, am herzlosesten harteloosdas Herz, die +en het hartbrechen:er bricht, brach, hat gebrochen

breken; braken

dazugehören:du gehörst dazu, gehörtest dazu, hast dazugehört

erbij behoren

hingegen echter, daarentegendas Telefongespräch, die +e het telefoongesprekdie Lebenserfüllung de levensvervullingtreiben:er treibt (Sport), trieb (Sport), hat (Sport) getrieben

drijven; sporten

der Wahnsinn de waanzinder Psychiater, die = de psychiaterdas Beunruhigende het verontrustendedas Vorschulkind, die +er de peuterSeite 22die Lebensaufgabe, die +n de levensopdrachtdas Kleinkind, die +er het kleine kindsich unterscheiden (durch +4):er unterscheidet sich, unterschied sich, hat sich unterschieden

zich onderscheiden

die Autorin, die +nen de auteur (V), de schrijfsterübertreiben:sie übertreibt, übertrieb, hat übertrieben

overdrijven

das Schimpfen het schelden, het gemopperschimpfen:du schimpfst, schimpftest, hast geschimpft

schelden, mopperen

das Plaudern de chat, het kletsen, het babbeltjeplaudern mit (+3):er plaudert mit ihr, plauderte mit dir, hat mit euch geplaudert

praten, kletsen met

beobachten:er beobachtet, beobachtete, hat beobachtet

waarnemen, observeren, zien

der Libanon Libanonfinal finaal, op de toekomst/ het doel gericht

Page | 13


substantiviert zelfstandig gebruikt (b.v. een werkwoord of bijvoegl. nw: das Wissen; das Blau)

der Infinitiv het infinitiefSeite 23die Multikulturalität de multicultulariteitsich verlieben (in +4):er verliebt sich in dich, du verliebtest dich in ihn, ihr verliebtet euch in sie

verliefd worden op

gründen:er gründet, gründete, hat gegründet

oprichten

miteinander samen, met elkaardie 13-Jährige, die +n de 13jarige (V)fest, fester, am festesten vast, strakinzwischen ondertussenverheiratet (sein) getrouwdder Charakter, die +e het karakterdie Schwierigkeit, die +en de moeilijkheiddie Schwiegereltern (MZ) de schoonoudersakzeptieren:du akzeptierst, akzeptiertest, hast akzeptiert

accepteren

heiraten:er heiratet (sie), sie heiratet (dich), wir haben geheiratet

trouwen

aus...heraus:er geht aus dem Haus heraus

uit ... naar buiten

sich anstrengen:du strengst dich an, er strengte sich an, ihr habt euch angestrengt

zich inspannen, moeite doen, z’n best doen

der Forumsbeitrag, die -beiträge de bijdrage/de opmerking/het artikel geplaatst op het forum

einfallen:mir fällt etwas ein, fiel etwas ein, ist etwas eingefallen

te binnen schieten

der Nutzer, die = de gebruikerder Status, die = de statusgespannt nieuwsgierig zijn, gespannen zijn, benieuwd

zijndie Geste, die +n het gebaarder Angsthase, die +n de angsthaasdie Wahrheit, die +en de waarheiderstklassig eerste klasse, geweldig, grandioosder Schnüffler, die = de pottenkijker,de spionclever, cleverer, am cleversten knap, slimdas Gebet, die +e het gebeddie Bitte, die +n het verzoek

Page | 14


der Detektiv, die +e de detectiveder Spion, die +e de spionbeten:er betet, betete, hat gebetet

bidden

begründen:du begründest, begründetest, hast begründet

rechtvaardigen, beargumenteren, onderbouwen

die Auflösung, die +en de resolutiedie Körpersprache de lichaamstaalspezifisch, spezifischer, am spezifischsten specifiekdas Missverständnis, die +se het misverstandinterpretieren:du interpretierst, interpretiertest, hast interpretiert

interpreteren

weltweit wereldwijdSüd- und Nordamerika Zuid- en NoordamerikaFrankreich FrankrijkSaudi-Arabien Saudi-ArabiëSpanien SpanjeMitteleuropa MiddeneuropaGroßbritannien Groot-BrittaniëSüditalien Zuid-ItaliëAsien Azië

Page | 15


Lektion 39: KunstSeite 26eigentlich eigenlijkdie Grafik-Designerin, die +nen de grafisch designer (V)selbstständig zelfstandigder Nachteil, die +e het nadeelattraktiv, attraktiver, am attraktivsten aantrekkelijkdas Berufziel, die +e het beroep dat men wil uitoefenenwahr machen: er macht es wahr, machte es wahr, hat es wahr gemacht

waar maken

die Fachhochschule, die +n HBOdas Kommunikationsdesign het communicatiedesign (hoe communicatie

vorm kan worden gegeven)folgend volgendder Leser, die = de lezerverraten:du verrätst, verrietest, hast verraten

verraden

der Hauptgrund, die -gründe de belangrijkste redendie Neuen Medien de nieuwe mediaspannend, spannender, am spannendsten spannendverbinden:er verbindet, verband, hat verbunden

verbinden, samenvoegen; een verband aanleggen

sich etwas leisten:du leistest dir etwas, er leistete sich etwas, wir haben uns etwas geleistet

zich iets veroorloven, iets gunnen

verdienen:er verdient, verdiente, hat verdient

verdienen, behalen

sich etwas aussuchen:du suchst dir etwas aus, er suchte sich etwas aus, wir haben uns etwas ausgesucht

iets uitzoeken

sich etwas teilen:sie teilen sich etwas, teilten sich etwas, haben sich etwas geteilt

iets delen

der Fotograf, die +en de fotograafder Maler, die = de (kunst) schilderunabhängig, unabhängiger, am unabhängigsten

onafhankelijk

realisieren:er realisiert, realisierte, hat realisiert

realiseren

selber zelfdie Arbeitszeit, die +en de werktijdplanen:du planst, plantest, hast geplant

verzinnen, bedenken, plannen

sich konzentrieren (auf +4): zich concentreren

Page | 16


du konzentrierst dich auf sie (die Arbeit), er konzentrierte sich auf ihn (den Test), ihr habt euch auf uns konzentriertnormal, normaler, am normalsten normaal, gebruikelijkdie Stelle, die +n de plek, de plaats;de werkplek,de baansich etwas vorstellen:du stellst dir etwas vor, er stellte sich etwas vor, ihr habt euch etwas vorgestellt

zich iets voorstellen, verbeelden

das Einkommen, die = het inkomensozial, sozialer, am sozialsten sociaaldie Absicherung, die +en de bescherming, het veiligstellendie Versicherung, die +en de verzekeringdie Krankenversicherung, die +en de ziektekostenverzekeringdie Rente, die +n het pensioendie Rentenversicherung, die +en de pensioenverzekeringmonatlich maandelijksder Beitrag, die Beiträge de bijdragesich etwas ausdenken:du denkst dir etwas aus, er dachte sich etwas aus, wir haben uns etwas ausgedacht

iets bedenken

das Konzept, die +e het idee,het concept,het ontwerpplanetwas entwerfen:er entwirft etwas, entwarf etwas, hat etwas entworfen

ontwerpen, vormgeven

das Briefpapier het briefpapierdie Visitenkarte, die +n het visitekaartjedie Broschüre, die +n de folder, de brochureder Kunde, die +n de klantdas Logo, die +s het logo,het beeldmerkdie Schrift, die +en het handschrift, het geschrevenesich inspirieren lassen:er lässt sich inspirieren, ließ sich inspirieren, hat sich inspirieren lassen

zich laten inspireren

die Ideenquelle, die +n de inspiratiebrondie Nichte, die +n de nicht (dochter van een zus/broer van één

van je ouders)der Neffe, die +n de neef (zoon van een zus/broer van één van

de ouders)Seite 27die Kreativität de creativiteitdie Spontanität de spontaniteitder Gedanke, die +n de gedachtejemanden beeinflussen:er beeinflusst mich, beeinflusste euch, hat uns beeinflusst

beïnvloeden

der Druck, die +e de druk; de editiedringend, dringender, am dringendsten dringend

Page | 17


die Phase, die +n de faseder Zeitdruck de tijdsdruketwas einfallen:es fällt dir ein, fiel euch ein, ist uns eingefallen

te binnen schieten, een idee hebben

sich ausruhen:du ruhst dich aus, er ruhte sich aus, ihr habt euch ausgeruht

rust nemen, uitrusten

die Büroarbeit, die +en kantoorwerk(zaamheid)die Blockade, die +n de blokkadeausrechnen:er rechnet aus, rechnete aus, hat ausgerechnet

uitrekenen, berekenen

sich auf etwas freuen:du freust dich auf etwas, freutest dich auf etwas, hast dich auf etwas gefreut

zich verheugen op, uitkijken naar iets

die Kosten (MZ) de prijs, de kostenweiterhin verder, in de toekomstdas Neue het nieuweherkommen afstammen, vandaan komen; hier naar toe

komenkünstlerisch kunstzinnigdie Hochschulform, die +en soort/vorm/manier van HBOdie Leistung, die +en de prestatieder Schwerpunkt, die +e het zwaartepuntdie Gestaltung de vormgevingdie Überlegung, die +en de overdenking,de gedachte, het ideeder Auftrag, die Aufträge de opdracht,de taakgeheim, geheimer, am geheimsten geheimdie Selbstständigkeit de zelfstandigheid, onafhankelijkheidflexibel, flexibler, am flexibelsten buigzaam, flexibeldie Struktur, die +en de structuurdie Stressphase, die +n de stressfaseSeite 28sich etwas kaufen:du kaufst dir etwas, kauftest dir etwas, hast dir etwas gekauft

iets kopen

sich bewerben um (+4): er bewirbt sich um, bewarb sich um, hat sich um beworben

solliciteren

sich von (+3) etwas ein Bild machen (+3):du machst dir ein Bild von etwas, er machte sich ein Bild von etwas, wir haben uns ein Bild von etwas gemacht

zich ergens een beeld bij maken, zich ergens iets bij voor(kunnen)stellen

die Präpositionalergänzung, die +en de bijvoeglijke bepaling met een voorzetsel; het voorzetsel voorwerp

der Praktikant, die +en de stagiairkonkret, konkreter, am konkretesten concreet, duidelijk, precies, helder

Page | 18


das Grafikprogramm, die +e computerprogramma t.b.v. maken van grafieken

die Berufserfahrung, die +en de beroepservaringdie Fachzeitschrift, die +en het vaktijdschriftaktuell, aktueller, am aktuellsten actueel, bij de tijd, van deze tijddie Arbeitsbedingung, die +en de arbeidsvoorwaarde, -omstandigheidinformiert sein: du bist informiert, warst informiert, bist informiert gewesen

geïnformeerd zijn

informiert, informierter, am informiertesten geïnformeerddie Chance, die +n de kansder Arbeitsplatz, die -plätze de werkplekim Freien sein buiten zijnabwechslungsreich, abwechslungsreicher, am abwechslungsreichsten

gevarieerd

die Karrierechance, die +n de carrièrekanssich etwas wünschen:du wünschst dir, er wünschte sich, wir haben uns gewünscht

naar iets verlangen, iets wensen

die Teilzeit de deeltijd

die Vollzeit de voltijdsich gut verstehen:wir verstehen uns gut, verstanden und gut, haben uns gut verstanden

elkaar goed begrijpen, goed met elkaar omgaan

die Überstunde, die +n meer werken dan je moet / betaald krijgt, de overuren

der Event-Manager, die = de partyplannerder Traumberuf, die +e het droomberoepSeite 29das Graffito, die Graffiti de graffitidie Zerstörung, die +en de vernietiginglegal, legaler, am legalsten legaal, wettelijkzerstören:du zerstörst, zerstörtest, hast zerstört

vernietigen, vernielen

überzeugt sein von (+3):du bist von ... überzeugt, warst von ... überzeugt, bist von ... überzeugt gewesen

overtuigd zijn

die Ansicht, die +en de visie,de mening; de weergavedie Polizei de politie (als overheidsorgaan)der Standpunkt, die +e het standpuntder Schaden, die Schäden de schadekriminell, krimineller, am kriminellsten crimineelder Graffiti-Sprüher, die = de graffitispuiterjemanden bestrafen:er bestraft dich, du bestrafst mich, ihr habt uns bestraft

iemand straffen

der Interviewte, die +n de geïnterviewde (M)

Page | 19


die Erlaubnis, die +se de vergunning,de toestemmingdie Spraydose, die +en de spuitbusdie Dose, die +en het blikjesprühen: er sprüht, sprühte, hat gesprüht sproeien, spuitenillegal, illegaler, am illegalsten Illegaal, onwettigjemanden erwischen:du erwischst mich, er erwischte euch, wir haben dich erwischt

vastpakken, betrappen

der Kriminelle, die +n de crimineelbearbeiten:er bearbeitet, bearbeitete, hat bearbeitet

bewerken

jemanden / etwas leiten:er leitet ihn (den Verein), leitete sie (die Schule), hat euch geleitet

leiding geven

sich engagieren:du engagierst dich, er engagierte sich, wir haben uns engagiert

ervoor gaan

die Sachbeschädigung, die +en de beschadiging van goederenehrenamtlich onbezoldigd, vrijwilligdie Öffentlichkeit het openbare leven, de publiciteitjemanden aufklären (über +4):er klärt uns über ... auf, klärte euch über ... auf, hat dich über ... aufgeklärt

uitleggen, voorlichten

die Parkbank, die –bänke het bankje in het parketwas reinigen:du reinigst, reinigtest, hast gereinigt

Iets schoonmaken

das Denkmal, die –mäler het monumentdie Kinderspielplatz, die –plätze de kinderspeelplaatsberuflich op basis van het beroep, professioneeldie Strafe, die +n de strafdie Summe, die +n het bedragdas Verbotene het verbodeneSeite 30das Werk, die +e het werk, het oeuvredas Kunstwerk, die +e het kunstwerkder Staat, die +en de staatdas Gesetz, die +e de wet, wiskundige regeldie Fläche, die +en het gebied, vlaktedie Sprühfläche, die +n het sprayvlakdie Steuer, die +n de belastingdas Eigentum, die -tümer het eigendomdas System, die +e het systeemdie Mauer, die +n de muurder Besitz het bezitdie Norm, die +en de normbeschädigen:er beschädigt, beschädigte, hat beschädigt

beschadigen

Page | 20


die Reinigung, die +en de reinigingfreigeben:sie gibt fei, gab frei, hat freigegeben

vrijgeven, ter beschikking stellen

das Anti-Graffiti-Gesetz de Anti-Graffiti wetverschärfen:er verschärft, verschärfte, hat verschärft

verscherpen, aan scherpen

die Sprühaktion, die +en de sprayactiedas Talent, die +e het talententwickeln: du entwickelst, entwickeltest, hast entwickelt

ontwikkelen

irreal, irrealer, am irrealsten irreëeldie Bedingung, die +en de voorwaardedie Gegenwart de tegenwoordige tijd, huidige tijdSeite 31tolerant, toleranter, am tolerantesten toleranterhöhen:sie erhöht ihn (den Betrag), er erhöhte ihn (den Preis), wir haben es (das Haus) erhöht

ophogen, verhogen

verschönern:du verschönerst, verschönertest, hast verschönert

verfraaien

besprühen:er besprüht, besprühte, hat besprüht

bespuiten, besproeien

öffentlich, öffentlicher, am öffentlichsten openbaardie Rollenkarte, die +n de kaart met de taak voor een rollenspelder Lösungsvorschlag, die -vorschläge voorgestelde oplossing, voorstelgrundsätzlich principeelder Graffiti-Laden, die -Läden de Graffiti shopankommen auf etwas / jemanden:es kommt auf dich an, kam auf ihn an, ist auf euch angekommen

afhankelijk zijn van, afhangen van

der Hauseigentümer, die = de huiseigenaardie Hauswand, die -wände de gevelder Kasten, die Kästen de kistder Kompromiss, die +e het compromisetwas/ jemandem zustimmen (+3):er stimmt uns zu, stimmte dir zu, hat euch zugestimmt

instemmen met

vollkommen, vollkommener, am vollkommensten

volkomen

widersprechen:du widersprichst (ihm), er widersprach (dir), ihr habt uns widersprochen

tegenspreken

unrecht haben:du hast unrecht, hattest unrecht, hast unrecht gehabt

ongelijk hebben

Page | 21


der Gegenvorschlag, die -vorschläge het tegenvoorstelsich einigen (auf +4):wir einigen uns auf, einigten uns auf, haben uns auf ... geeinigt

het eens worden over

Seite 32amerikanisch Amerikaansder Paperboy, die +s de krantenjongengerollt opgerolddie Leiterin, die +nen de leider (V), de bazindie Debatte, die +n het debatdie Street-Art, die +s de street-artdas Sprühen het spuitendas Plakatieren het aanplakkenstrafbar strafbaaretwas bedauern:du bedauerst es, bedauertest es, hast es bedauert

betreuren

das Verteilen het verdelen, de distrubutieablaufen:es läuft ab, lief ab,ist abgelaufen

hoe de gang van zaken is; hoe het einde gaat

interessiert, interessierter, am interessiertesten

geïnteresseerd

zusenden:er sendet es zu, sandte/sendete es zu, hat es zugesandt/zugesendet

toezenden

wechselnd wisselendzweiwöchig tweewekelijkseder Interessierte, die +n de geïnteresseerde (M)sich etwas ansehen (+4):er siehst sich etwas an, sah sich etwas an, hat sich etwas angesehen

iets bekijken

der Stapel, die = de stapelrollen:er rollt, rollte, hat gerollt

rollen

die Banderole, die +n de bandmit etwas versehen:sie versieht es mit, versah es mit, hat es mit ... versehen

iets voorzien van

die Verteilaktion, die +en de distributie-campagneder Ausstellungsort, die +e de tentoonstellingplaatsdie Kunstrolle de rol van de kunstder Empfänger, die = de ontvangerder Zufall, die Zufälle het toevalverschenken:er verschenkt. verschenkte, hat verschenkt

weggeven, cadeau doen

die Galerie, die +n de galerie

Page | 22


das Modell, die +e het modelempfangen:er empfängt, empfing, hat empfangen

ontvangen

unterwegs onderwegdie Fahrradfahrerin, die +nen de fietssterdas Gemälde, die = het schilderijdas Bauwerk, die +e het bouwwerkbewegend bewegendintensiv, intensiver, am intensivsten intensiefdynamisch, dynamischer, am dynamischsten dynamischinspirierend, inspirierender, am inspirierendsten

inspirerend

die Kunstakademie, die +n de kunst-academieder Zeichner, die = de tekenaarder Regisseur, die = de regisseur

Page | 23


Lektion 40: LiteraturSeite 34die Literatur de literatuurder Lieblingsautor, die -autoren de lievelingsschrijverdie Lieblingsautorin, die +nen de lievelingsschrijfsterdie Vampirgeschichte, die +n het vampier-verhaaldas Sachbuch, die -bücher het populairwetenschappelijk boekder Dichter, die = de dichterdie Dichterin, die +nen de dichtereseinschlafen:er schläft ein, schlief ein, ist eingeschlafen

inslapen, in slaap vallen

durchgehen:sie geht durch etwas, ging durch, ist durch etwas gegangen

doorgaan, er doorheen gaan

passend, passender, am passendsten passendgreifen:er greift, griff, hat gegriffen

grijpen

der Musiker, die = de musicusder Blog, die +s het blogdurchmachen:du machst durch, machtest durch, hast durchgemacht

doormaken, ondergaan

die Auflage, die +n de oplageausverkauft uitverkochtdarum daaromerscheinen:es erscheint, erschien, ist erschienen

verschijnen

der Eindruck, die Eindrücke de indrukder Alltagseindruck, die -eindrücke de alledaagse indrukdie Beobachtung, die +en de waarnemingdokumentieren:du dokumentierst, dokumentiertest, hast dokumentiert

documenteren

verarbeiten:er verarbeitet, verarbeitete, hat verarbeitet

verwerken

das Lied, die +er het liedder Liedtext, die +e de songteksthandeln:sie handelt, handelte, hat gehandelt

handelen

spontan, spontaner, am spontansten spontaansich hinsetzen:du setzt dich hin, setztest dich hin, hast dich hingesetzt

gaan zitten

jemandem vertrauen:er vertraut mir, vertraute dir, hat uns

vertrouwen

Page | 24


vertrautwohl, wohler, am wohlsten welgedruckt gedruktdas Exemplar, die +e het exemplaarauffallen:es fällt auf, fiel auf, ist aufgefallen

opvallen

die Erinnerung, die +en de herinneringausdrücken:du drückst aus, drücktest aus, hast ausgedrückt

uitdrukken

Seite 35die Kurzgeschichte, die +n het korte verhaal (short story)die Erzählung, die +en de vertellingmerken:du merkst es, merktest es, hast es gemerkt

(op)merken

bevor voordatder Jugendroman, die +e de jeugdromanveröffentlichen:er veröffentlicht, veröffentlichte, hat veröffentlicht

publiceren

herauskommen:es kommt heraus, kam heraus, ist herausgekommen

uitkomen, verschijnen, gepubliceerd worden

die Glasmalerin, die +nen de glasschilder (V)das Lehramtsstudium de lerarenopleidingparallel paralleletwas vereinbaren:er vereinbart, vereinbarte, hat vereinbart

iets afspreken

deswegen derhalve, daaromsich etwas denken:sie denkt sich etwas, dachte sich etwas, hat sich etwas gedacht

zich iets bedenken

seitdem sindsdiensüchtig, süchtiger, am süchtigsten verslaafdsich für etwas/jemanden halten:sie hält sich für ..., hielt sich für, hat sich für … gehalten

denken iemand/iets te zijn; zich iets in het hoofd halen; kapsones hebben

undiszipliniert ongedisciplineerddie Schreiberin, die +nen de schrijfsterdie Prüfungszeit, die +en de examenperiodezu etwas kommen:du komst zu etwas, kamst zu etwas, bist zu etwas gekommen

aan iets toe komen, tijd hebben om iets te doen

kaum nauwelijksdas Adverb, die Adverbien het bijwoord

Page | 25


die Konjunktion, die +en het voegwoorddie Folge, die +n het gevolgder Musikjournalist, die +en de muziekjournalistgrammatisch grammaticaaldie Begründung, die +en de redensich entspannen:du entspannst dich, entspanntest dich, hast dich entspannt

zich ontspannen

Seite 36der Liebeskummer het liefdesverdriet(sich) streiten mit (+3):er streitet sich mit dir, du stritt(e)st dich mit ihm, ihr habt euch mit ihnen gestritten

argumenteren, ruzieën

flöten:er flötet, flötete, hat geflötet

fluit spelen

der Beifahrersitz, die +e de passagiersstoelignorieren:du ignorierst, ignoriertest, hast ignoriert

negeren, links laten liggen

starren:er starrt, starrte, hat gestarrt

staren

das Seitenfenster, die = het zijraamvorbeifliegen:es fliegt vorbei, flog vorbei, ist vorbeigeflogen

vliegend/ snel passeren

gelbbraun geelbruin, okerallmählich geleidelijkeinreden:er redet sich etwas ein, redete sich etwas ein, hat sich etwas eingeredet

op iets/iemand inpraten; er zelf van overtuigd raken

sehnlich, sehnlicher, am sehnlichsten gretigmitteilen:sie teilt mit, teilte mit, hat mitgeteilt

mededelen

das Provinzkaff, die -s stadje/dorp “in the middle of nowhere”verrotten:es verrottet, verrottete, ist verrottet

verrotten

beißen:er (der Hund) beißt, biss, hat gebissen

bijten

rechtzeitig op tijddie Zunge, die +en de tongetwas bringen:du bringst etwas, brachtest etwas, hast etwas gebracht

iets brengen

sinnlos, sinnloser, am sinnlosesten zinloosschreien:er schreit, schrie, hat geschrien

schreeuwen

toben: tieren van woede; stoeien

Page | 26


er tobt, tobte, hat getobtjemanden zu etwas bringen:du bringst mich zu etwas, brachtest mich zu etwas, hast mich zu etwas gebracht

iemand overhalen tot iets; manipuleren

der Umzugsplan, die -pläne het plan om te gaan verhuizenad acta legen:er legt ihn (den Plan) ad acta, legte ihn ad acta, hat ihn ad acta gelegt

op zij leggen, ter zijde leggen; een plan opgeven

die Träne, die +n de traanwenigstens minstens, op z’n minst, en minstestill, stiller, am stillesten stil, rustigkummervoll treurig, verdrietig, bedroefdverzweifelt, verzweifelter, am verzweifelsten wanhopig, vertwijfeldohnmächtig machteloosdie Wut de woedeumkrempeln:er krempelt um, krempelte um, hat umgekrempelt

omvormen

die Weißglut het witheet zijnder Kampf, die Kämpfe de strijd, het gevechtklappen:er klappt, klappte, hat geklappt;es klappt, es klappte, es hat geklappt

vouwen; lukken

schlecht werden:mir wird schlecht, wurde schlecht, ist schlecht geworden

ziek / misselijk worden

zerfallen:es (das Reich) zerfällt, zerfiel, ist verfallen

vervallen, uit elkaar vallen, in stukken vallen, versplinteren

sich aufregen:er regt sich auf, regte sich auf, hat sich aufgeregt

zich opwinden

die Hoffnung, die +en de hoopder Zorn de toornwütend, wütender, am wütendsten woedend, woestprovozieren:er provoziert, provozierte, hat provoziert

uitlokken, provoceren

der Auszug, die Auszüge het uittrekseldas Tagebuch, die -bücher het dagboekder Tagebucheintrag, die -einträge de notitie in het dagboekexplodieren:es explodiert, explodierte, hat explodiert

exploderen

Seite 37(das) Tübingen Tübingen (stad in de buurt van Stuttgart,

Baden-Württemberg)das Notizbuch het notitieboek(das) Würzburg Würzburg (stad)

Page | 27


der Eintrag, die Einträge de notitie in een schrift/boek(das) Lüneburg Lüneburg (stad in het Noorden van

Duitsland)der Lesetipp, die +s de leestipdas Lieblingszitat, die +e het lievelingscitaatdie Aktion, die +en de actiedie Blogleserin, die +nen de bloglezeresder Blogleser, die = de bloglezerdas Internettagebuch, die -bücher het internetdagboekpersönlich, persönlicher, am persönlichsten persoonlijkdurchführen:er führt durch, führte durch, hat durchgeführt

uitvoeren, doorvoeren, realiseren

originell, origineller, am originellsten origineel, grappig, bijzonderdie Reihe, die +n de serie,de rijdie Buchhandlung, die +en de boekhandelhalten:sie (die Beziehung) hält, hielt, hat gehalten

houden

jeweils steedsdas Lieblingsbuch, die -bücher het favoriete boekdas Herkunftland, die -länder het land van herkomstmöglichst als mogelijkvorangehen:es geht voran, ging voran, ist vorangegangen

voorafgaan; voorop lopen

der Empfänger, die = de ontvangerdas Zufallsprinzip, die +ien het toevalsprincipezuschicken:sie schickt zu, schickte zu, hat zugeschickt

opsturen

die Postadresse, die +n het postadresder Leser, die = de lezerder Teilnehmer, die = de deelnemerder Absender, die = de afzenderweiterschicken:er schickt weiter, schickte weiter, hat weitergeschickt

doorsturen

hochladen:du lädst hoch, ludst hoch, hast hochgeladen

uploaden

beachten:du beachtest, beachtetest, hast beachtet

letten op

der Schritt, die +e de stapweitergehen:du gehst weiter, gingst weiter, bist weitergegangen

doorgaan

Seite 38erhalten:er erhält, erhielt, hat erhalten

krijgen; in stand houden

Page | 28


der Zufall, die Zufälle het toevalverschicken:er verschickt, verschickte, hat verschickt

sturen

überprüfen:er überprüft, überprüfte, hat überprüft

controleren, toetsen

die Handlung, die +en de actie, handelingSeite 39der Buchtipp, die +s de boekentipdie Vorvergangenheit voltooid verleden tijdBelgien Belgiëdas Plusquamperfekt voltooid verleden tijdweiterverschicken:er verschickt weiter, verschickte weiter, hat weiterverschickt

verder sturen

der Vorleser, die = de voorlezerdie Lieblingsgeschichte, die +n het lievelingsverhaaljemandem begegnen:du begegnest mir, er begegnete dir, sie sind euch begegnet

elkaar ontmoeten / tegenkomen

der Gerichtssaal, die -säle de rechtszaaldie Tätigkeit, die +en de activiteitehemalig voormaligdas Konzentrationslager, die = het concentratiekampdie Wärterin, die +nen de vrouwelijke oppasserverurteilen:er verurteilt, verurteilte, hat verurteilt

veroordelen

thematisieren:sie thematisiert, thematisierte, hat thematisiert

thematiseren, tot onderwerp van gesprek maken, bespreekbaar maken

aufgreifen:er greift auf, griff auf, hat aufgegriffen

oppakken

der Holocaust de Holocaustzentral, zentraler, am zentralsten centraaldas Vorlesen het voorlezendas Gefängnis, die +se de gevangenisvorlesen:sie liest vor, las vor, hat vorgelesen

voorlezen

die Beschreibung, die +en de beschrijvingformulieren:er formuliert, formulierte, hat formuliert

formuleren

Seite 40die Sicherheit, die +en de veiligheid, de zekerheidder Hintergrund, die -gründe de achtergrond(sich) umdrehen:sie dreht (sich) um, drehte (sich) um, hat (sich) umgedreht

omkeren, omdraaien

Page | 29


reingehen:er geht rein, ging rein, ist reingegangen

gaan in

herumdrehen:sie dreht (sich) herum, drehte (sich) herum, hat (sich) herumgedreht

omdraaien

erleichtert opgeluchtsich lehnen (auf/über +4):du lehnst dich, lehntest dich, hast dich gelehnt

leunen op/over

massiv, massiver, am massivsten massiefdie Holztür, die +en de houten deurrutschen:du rutschst, rutschtest, bist gerutscht

glippen, glijden

pochen auf (+4):er pocht auf sie (die Tür), pochte auf ihn (den Tisch), hat auf sie gepocht

kloppen

der Atem de ademsich beruhigen:er beruhigt sich, du beruhigst dich, wir haben uns beruhigt

kalmeren

sich regulieren:es reguliert sich, regulierte sich, hat sich reguliert

zich reguleren

der Schweiß het zweetdie Stirn, die +en het voorhoofdtrocknen:es trocknet, trocknete, ist getrocknet

drogen

der Schatten, die = de schaduwder Straßenverkehr het verkeerder Nachbarshund, die +e de hond van de burenverstummen:sie verstummt, verstummte, ist verstummt

stil worden

die Stille de stilte, rustatmen:du atmest, atmetest, hast geatmet

ademen, adem halen

der Lärm het lawaaischlagen:sie schlägt, schlug, hat geschlagen

slaan

Page | 30


Lektion 41: GenerationenSeite 42die Generation, die +en de generatieder Bauernhof, die -höfe de boerderijtot doodsterben: er stirbt, starb, ist gestorben sterven, doodgaan, overlijdender Rentner, die = de gepensioneerde (M)die Rentnerin, die +nen de gepensioneerde (V)die Stadtmitte het centrum van de stadder Wohnblock, die -blöcke het flatgebouwdas Erdgeschoss, die +e de begane grondder Stock, die Stöcke de paal; de mast; de verdiepingder Feiertag, die +e de feestdagfröhlich, fröhlicher, am fröhlichsten vrolijkliebevoll, -voller, am -vollsten liefdevolhumorvoll, -voller, am -vollsten humoristischhumorlos humorloosder Humor de humorbilden: er bildet, bildete hat gebildet vormendas Suffix het achtervoegsel, het toevoegselder Opa, die +s de opa, de grootvaderder Tod de doodsich bewegen: er bewegt sich, du bewegtest dich, es hat sich bewegt

zich bewegen

die Oma, die +s de oma, de grootmoederernst, ernster, am ernstesten ernstig, serieusdas Nomen, die = het zelfstandig naamwoorddas Vogelhäuschen, die = het vogelhuisdas Kostüm, die +e het kostuumdas Schultheater, die = het schooltoneel(stuk)nähen:sie näht, nähte, hat genäht

naaien

das Diktat, die +e het dicteedas Dach, die Dächer het dakder Dachboden, die -böden de zolder, die vlieringklettern:er klettert, kletterte, ist geklettert

klimmen

versteckt: es ist versteckt (worden) verborgender Nagel, die Nägel de spijker/ de nagelschlagen:er schlägt, sie schlug, wir haben geschlagen

slaan

das Boot, die +e de boot, het schipdas Holzboot, die +e de houten bootder Sessel, die = de gemakkelijke stoeldas Hochzeitskleid, die +er de trouwjurk

Page | 31


das Moped, die +s de brommerdie Pflaume, die +n de pruimder Pflaumenkuchen, die = de pruimentaartsich auskennen:du kennst dich aus, sie kannte sich aus, ihr habt euch ausgekannt

vertrouwd/ bekend zijn

die Technomusik de technomuziekhassen:du hasst, sie hasste, wir haben gehasst

haten, een hekel hebben aan

manche sommige/ enkeleder Lebensplan, die -pläne het levensplanneutral, neutraler, am neutralsten neutraalSeite 43die Speise, die +n het voedseldie Lieblingsspeise, die +n het favoriete voedselspätestens Uiterlijk, op z’n laatstmarkieren:du markierst, markiertest, hast markiert

markeren

der Bauer, die +n de boer/ de landbouwerwunderschön, wunderschöner, am wunderschönsten

prachtig

der Stall, die Ställe de staldas Verhältnis, die +se de verhouding; de relatiedie Hypothese, die +n de hypothese/de veronderstellingaktivieren:du aktivierst, aktiviertest, hast aktiviert

activeren

das Vorwissen de voorkennisdie Krise, die +n de crisisdie Familienkrise, die +n de familiecrisisder Generationenkonflikt, die +e de generatiekloofkeineswegs in geen gevaldas Jahrhundert, die +e de eeuwnah, näher, am nächsten dichtbij, het naastmiteinander samenmit jemandem / etwas umgehen:du gehst mit ihm um, sie ging mit euch um, ihr seid mit uns umgegangen

met iemand/ iets omgaan

der Pädagoge, die +n de pedagoog/ opvoederautoritär, autoritärer, am autoritärsten autoritairder Stil, die +e de stijlder Verhandlungsstil, die +e De onderhandelingsstijl; de manier van

onderhandelenSeite 44die Pubertät de puberteitshoppen:er shoppt, sie shoppte, wir haben geshoppt

shoppen/ winkelen

Page | 32


moralisch moreel/ ethisch/ zedelijkdie Sexualität de seksualiteiteinander elkaargeduldig, geduldiger, am geduldigsten geduldiggegenseitig wederzijdsder Teenager, die = de tienerder Gesprächspartner, die = de gesprekspartnersich beklagen:du beklagst dich, sie beklagte sich, er hat sich beklagt

klagen

etwas / jemanden behandeln:er behandelt uns, du behandeltest sie, sie hat euch behandelt

behandelen

abwarten:du wartest ab, er wartete ab, sie hat abgewartet

afwachten

zusammenfassen:er fasst zusammen, du fasstest zusammen, sie hat zusammengefasst

samenvatten

deutlich, deutlicher, am deutlichsten duidelijkdas Reziprokpronomen, die = wederkerig voornaamwoordder Stichpunkt, die +e trefwoordpräsentieren: du präsentierst, präsentiertest, hast präsentiert

presenteren

das Plenum, die Plenen de vergaderingSeite 45der Senior, die +en de oudere (M)gebrauchen:du gebrauchst, gebrauchtest, hast gebraucht

gebruiken

die Wohnpartnerschaft, die +en de woongroepder Staub het stofsaugen:du saugst, sugtest, hast gesaugt

zuigen

der Rasen, die = het grasmähen:du mähst, mähtest, hast gemäht

maaien

abwaschen:du wäschst ab, wuschst ab, hast abgewaschen

afwassen

abtrocknen:er trocknet ab, trocknete ab, hat abgetrocknet

afdrogen

(jemandem Gesellschaft) leisten:du leistest mir G., sie leistete euch G., er hat ihnen G. geleistet

gezelschap houden

der Briefkasten, die -kästen de brievenbusentspannt, entspannter, am entspanntesten ontspannen/ relaxeddie Seniorin, die -nen de oudere (V)

Page | 33


der Medizinstudent, die -en de geneeskunde studentdas Obergeschoss, die +e de bovenste verdiepingder Quadratmeter, die = de vierkante meterdie Wohnfläche, die +n het woonoppervlakdie Nebenkosten (MZ) de bijkomende kostendas Gas, die +e het gassich einleben:du lebst dich ein, er lebte sich ein, wir haben uns eingelebt

gewend / ingeburgerd raken

das Zusammenleben het samen levenwahnsinnig, wahnsinniger, am wahnsinngsten krankzinnig/ waanzinnig/ gekjemanden / etwas in Ruhe lassen:du lässt uns in R., er lies dich in R., wir haben euch in R. gelassen

met rust laten

das Feingefühl de gevoeligheiddie Dame, die +n de dameder Damenbesuch, die +e damesbezoekdie Hausherrin, die +nen de gastvrouw, de huisbazinherrschen:du herrschst, herrschtest, hast geherrscht

heersen

die Nachtruhe de nachtrustwegräumen:er räumt weg, räumte weg, hat weggeräumt

opzij zetten, opbergen

(Vorurteile) abbauen:wir bauen V. ab, sie baute V. ab, ihr habt V. abgebaut

(vooroordelen) verminderen

gelingen:es gelingt, gelang, ist gelungen

succes hebben, lukken

sobald zodravermieten:du vermietest, vermietetest, hast vermietet

verhuren

der Respekt het aanzien, respectscheinen:es scheint (so zu sein), schien, hat geschienen;die Sonne/ der Mond scheint

lijken; prijken

zusammenpassen:ihr passt zusammen, es passte zusammen, sie haben zusammen gepasst

bij elkaar passen

immerhin immers, in ieder gevalder Internetanschluss, die -anschlüsse de internetaansluiting, -toegangder Mitbewohner, die = huis-, kamergenootmittlerweile ondertussen, in de tussentijd, inmiddelsder Fan, die -s de fanjemanden verwöhnen:du verwöhnst ihn, sie verwöhnte uns, wir haben euch verwöhnt;jemand ist verwöhnt

verwennen

Page | 34


Seite 46das Stichwort, die -wörter het zoekwoord/ trefwoorddie Hausregel, die +n de huisregeldie Eigenschaft, die +en de eigenschapder Mieter, die = de huurderSeite 47die Aktivität, die +en de avtiviteitder Reporter, die = de verslaggeverdie Universitätsstadt, die -städte de universiteitsstadausreichen:es reicht aus, reichte aus, hat ausgereicht

voldoende zijn;uitreiken

die Kraft, die Kräfte krachtder Hausbesuch, die +e het huisbezoekder Fragebogen, die -bögen de vragenlijst, de enquêtedas Vertrauen het vertrouwendie Wohnform, die +en het soort woning, de woonvormvoneinander van elkaarspontan, spontaner, am spontansten spontaanSeite 48die Patenschaft, die +en de geestelijke ondersteuning, sponsoring,

het mentoraat, peetoom/-tante zijndie Wörterbuchdefinition, die +en de definitie zoals die in het woordenboek

staat(etwas) bestehen:er besteht es (das Examen), sie bestand sie (die Prüfung), ihr habt ihn (den Test) bestanden

slagen voor een toets;bestaan, aanwezig zijn

organisatorisch organisatorischjemanden / etwas unterstützen:er unterstützt dich, sie unterstützte uns, wir haben ihn unterstützt

ondersteunen

die Dritte Welt de Derde wereldjemanden / etwas begleiten:sie begleitet dich, du begleitetest ihn, wir haben euch begleitet

Iemand/iets begeleiden

ehemalig voormaligdie Buchhalterin, die +nen de boekhouder, de accountant (V)die Berufswahlpatin, die +nen de ondersteuner,de mentor bij de keuze

voor een beroepdie Ausbildungsstelle, die +n het opleidingsinstituutder Praktikumplatz, die -plätze de stageplekmotivieren:sie motiviert, motivierte, hat motiviert

motiveren

der Misserfolg, die +e het falen/mislukken, de mislukkingaufgeben: opgeven

Page | 35


er gibt auf, du gabst auf, wir haben aufgegebenheutzutage vandaagpassend, passender, am passendsten geschikteinerseits enerzijds, aan de ene kantdie Anforderung, die +en de eisder Berufsanfänger, die = de deelnemeranderseits anderzijds/ aan de andere kantder Einstieg de eerste stap; entreedas Berufsleben het werkzame levenin der Regel gewoonlijk, over het algemeenausführlich, ausführlicher, am ausführlichsten in detail/ uitvoerigjemanden / etwas ansetzen (zu +3):er setzt es zu ... an, du setztest ihn zu … an, ihr habt es zu ... angesetzt

beginnen; verleiden tot

jemanden / etwas betreuen:du betreust sie, betreutest uns, hast ihn betreut

zorgen voor

zurzeit op dit moment. momenteeldie Hotelfachfrau, die +en het hotel management (V)recherchieren:ich recherchiere, du recherchiertest, ihr habt recherchiert

onderzoeken

die Vorbereitung, die +en de voorbereidingdas Vorstellungsgespräch, die +e het interview/ het sollicitatiegesprekdie Bewerbung, die +en de sollicitatieetwas verschicken:er verschickt es, du verschicktest es, sie hat es verschickt

ver-, opsturen

die Absage, die +n de afwijzingjemanden beeindrucken:du beeindruckst ihn, sie beeindruckte euch, wir haben dich beeindruckt

indruk maken

etwas schaffen (erschaffen):er schafft es, schaffte es, hat es geschafft;sie (er)schafft es, er (er)schuf es, du hast es geschaffen/erschaffen

iets succesvol afsluiten/-ronden;iets creëren, scheppen, vervaardigen

das Schuljahr, die +e het schooljaardas Berufsziel, die =e het carrière doelberuflich professioneeldie Orientierung de oriëntatie/ de richtingdie Resignation de teleurstelling, het opgeven/erbij laten

zittenbetonen:er betont, du betontest, sie hat betont

benadrukken

es geht um het gaat om

Page | 36


Lektion 42: ZukunftSeite 50voll und ganz geheel, volledigdie Zukunft de toekomstdas Abi (das Abitur) eindexamen vwodas Seminar, die +e het seminar,het werkcollegedas Semester, die = het semester, het halve jaardas Lieblingsfach, die -fächer het favoriete vak/het onderwerpknapp, knapper, am knappesten net, krap aanangeben:du gibst an, gabst an, hast angegeben

specificeren;opscheppen

empfehlen:du empfiehlst, empfahlst, hast empfohlen

adviseren, aanbevelen

die Bundesagentur für Arbeit (BA) het arbeidsbureau, UWV (op landelijk niveau)

die Institution, die +en de instellingvermitteln:er vermittelt, vermittelte, hat vermittelt

bemiddelen, met elkaar in contact brengen

die Datenbank, die +en de databaseder Fakt, die +en het feitdas Kriterium, die Kriterien het criteriumdas duale Stadium de duale fasedie Kombination, die +en de combinatiedie Berufspraxis de beroepspraktijkjemanden / etwas einstellen:er stellt dich / es ein, stellte sie / es ein, hat uns / es eingestellt

iemand aannemen; iets instellen, stoppen

die Gelegenheit, die +en de kans/de gelegenheiddie Recherche, die +n het onderzoekdie Wahl, die +en de keuze;de verkiezingder Berufswahltest, die +s de beroepskeuzetestnun nuzusammengesetzt samengesteldder Schulabschluss, die -abschlüsse het eindexamenabschließen:er schlieβt ab, schloss ab, hat abgeschlossen

afsluiten; afronden

einzeln individueel, afzonderlijkanalysieren:du analysierst, analysiertest, hast analysiert

analyseren

Seite 51während terwijl, tijdensder Ausbildungsplatz, die -plätze de opleidingsplaatsder Studienplatz, die -plätze de studieplaatsdas Schuljahr, die +e het schooljaardas Ausbildungsjahr, die +e het leerjaar, opleidingsjaar

Page | 37


das Lager, die = het kampdie Veranstaltungstechnik, die +en de techniek behorende bij evenementender Azubiblog, die +sAzubi = Auszubildender; der/die Auszubildende

het school/ leerlingen blog

der Ausbildungsberuf, die +e de bezettingsgraadder Elektroniker, die = de elektronicadie Fachkraft, die -kräfte de specialistder Event-Profi, die +s de evenement specialistder Ausbildende, die +n de trainer (M)das Archiv, die +e het archiefenttäuscht, enttäuschter, am enttäuschtesten teleurgesteldprüfen:du prüfst, prüftest, hast geprüft

controleren, toetsen

berücksichtigen:er berücksichtigt, berücksichtigte, hat berücksichtigt

rekening houden met

gesamt totaaldas Material, die Materialien het materiaalsich vertraut machen (mit +3), vertrauter, am vertrautesten

vertrouwd raken

praktisch, praktischer, am praktischsten handigder Ausbildungsblock, die -blöcke de trainingsblok, moduleder Betrieb, die +e bedrijfintensiv, intensiver, am intensivsten intensiefdie Tontechnik geluidstechniekgegen tegendie Produktion, die +en de productiedas Open-Air-Konzert, die +e het openlucht concertdie Anleitung, die +en de instructie, de handleidingdas Erlebnis, die +se de ervaring, de belevenisdie Abteilung, die +en de afdelingdie Veranstaltungsplanung de evenementenplanningab vanaf, afnebenbei ernaastzwischen tussendie Teambesprechung, die +en de teamvergadering, -bijeenkomstSeite 51koordinieren:er koordiniert, sie koordinierte, du hast koordiniert

coördineren

etwas / sich festlegen:er legt sich fest, sie legte sich fest, wir haben uns festgelegt;es liegt fest, lag fest, hat festgelegen

vastleggen, afspreken;

vastliggendie Kantine, die +n de kantine

Page | 38


speziell, spezieller, am speziellsten specifiekdreidimensional driedimensioneeldie Software de softwaresich /e twas einsetzen:du setzt dich ein, er setzte sich ein, wir haben uns eingesetzt;er setzt es ein, setzte es ein, hat es eingesetzt

inzet tonen, inzetten;

gebruiken, inzettenetwas einzeichnen:du zeichnest ein, zeichnetest ein, hast eingezeichnet

intekenen

der Lageplan, die -pläne de plattegrondder Feierabend, die +e het einde van de werkdagdas Depot, die +s het depot,de opslagruimtedie Berufsausbildung, die +en de beroepsopleidingSeite 52die Mittagspause, die +n de lunchpauzeder Sommermonat, die +e de zomermaandzusammentreffen mit (+3):du triffst mit jdm. zusammen, trafst mit jdm. zusammen, bist mit jdm. zusammengetroffen

ontmoeten

sich bedenken:ich bedenke mich, er bedachte sich, wir haben uns bedacht

overwegen

die Bedenken (MZ) bedenkingendie Stärke, die +n de sterkte, krachtder Elektriker, die = de elektricien

Page | 39


Seite 53der Trend, die +s de trendder Trendforscher, die = de trendonderzoekerder Arbeitsmarkt, die -märkte de arbeidsmarktder Zukunftsforscher, die = de onderzoekers van de toekomstangestellt sein:ich bin angestellt, war angestellt, bin angestellt gewesen

werknemer zijn

die Flexibilität (EZ) de flexibiliteitdie Sozialkompetenz, die +en de sociale competentiedie Entwicklung, die +en de ontwikkelingim Laufe des Lebens gedurende het levender Arbeitgeber, die = de werkgevergenerell algemeenklassisch, klassischer, am klassischsten klassiekdie Hierarchie, die +n de hiërarchiedie Industrie, die +n de industriedie Industriegesellschaft de industriële samenlevinggeschehen:es geschieht, es geschah, es ist geschehen

gebeuren

sich zusammensetzen:sie setzen sich zusammen, setzten sich zusammen, haben sich zusammengesetzt

bij elkaar gaan zitten

mobil, mobiler, am mobilsten mobieldie Mischung, die +en het mengsel, de mengelingunregelmäβig, unregelmäβiger, am unregelmäβigsten

onregelmatig

die Selbständigkeit de zelfstandigheid,de onafhankelijkheidzunehmen:er nimmt zu, nahm zu, hat zugenommen

vergroten, aankomen, toenemen

die Prognose, die +n de prognosedie Nachfrage, die +n de vraagder Zweck, die +e het doelherausfinden:du findest heraus, er fand heraus, wir haben herausgefunden

erachter te komen, uitvinden

die Leidenschaft, die +en de passieauf Dauer op den duurdas Unternehmen, die = het bedrijf, de ondernemingder Quereinsteiger, die = de zijinstromerder Sozialwissenschaftler, die = de sociale wetenschapperdie Beratungsfirma, die -firmen het adviesbureaugemischt, gemischter, am gemischtesten gemengdim Sinne in de zinenthalten: es enthält, enthielt, hat enthalten bevatten, inhoudendie Definition, die +en de definitie

Page | 40


das Antonym, die +e het tegengesteldedas Synonym, die +e het synoniemdie Tendenz, die +en de trenddie Informationsgesellschaft, die +en de informatiemaatschappijbeinhalten:es beinhaltet, beinhaltete, hat beinhaltet

bevatten

Seite 54die Textgrafik, die -grafiken de tekst-grafiekdie Arbeitsorganisation, die +en de arbeidsorganisatiedas Arbeitsverhältnis, die +se de werkrelatiedie Empfehlung, die +en de aanbevelingdie Begründung, die +en de rechtvaardiging, de motivatieetwas systematisieren:du systematisierst, systematisiertest, hast systematisiert

systematiseren

die Schlüsselinformation, die +en de belangrijkste informatieauf einen Blick in een oogopslagim Deutschen in het Duitsdie Temporalangabe, die +n de tijdsbepalingdie Voraussage, die +n voorspellendas Futur (EZ) de toekomende tijdetwas einteilen:du teilst ein, teiltest ein, hast eingeteilt

verdelen

das Mindesteinkommen, die = het minimuminkomenSeite 55der Neubau, die +ten de nieuwbouwdas Kommunikationsdesign de manier waarop communicatie vorm is

gegevenwegen vanwegetagsüber overdagausgeben:du gibst aus, gabst aus, hast ausgegeben

Besteden, uitgeven

aus uitdas Gold het gouddas Silber het zilverdas Textverarbeitungssystem, die +e het tekstverwerkingssysteemder Lebenspartner, die = de levensgeselder Vorsatz, die Vorsätze het voornemen; het voorzetstukmodal modaaldas Plastik de kunststofledig singledie Karriere, die +n de carrièredas Mittelmeer de Middellandse Zeeder Manager, die = de managervorhaben:du hast vor, hattest vor, hast vorgehabt

van plan zijn

Page | 41


mischen:ich mische, mischte, habe gemischt

mengen

Seite 56der Ideenwettbewerb, die +e de ideeënprijsvraagdie Vision, die +en de visie; het visioendas Zukunftsszenarium, -szenarien het toekomst scenariodas Themenfeld, die +er het onderwerpen-/begrippenvelddie Zeitreise, die +n de reis door de tijddie Mobilität, die +en mobiliteitdie Fortbewegung het vooruitbewegender Tunnel, die = de tunneldie Erde (EZ) de aarde;de aardbolsteuern:du steuerst, steuertest, hast gesteuert

sturen

komplett, kompletter, am komplettesten compleetmultimedial multimediaalautomatisch, automatischer, am automatischsten

automatisch

die Saison, die +en het seizoendie Stilrichtung, die +en de stijl,de trendins Grüne naar buiten, de natuur indas Einfamilienhaus, die -häuser het eengezinshuisdie Laune, + n de stemming,het humeurdas Engagement de inzetder Single, die +s de single, de vrijgezeldie Bindung, die +en de (ver)binding, de bandlangfristig langdurigdie Partnerschaft, die +en het partnerschapder Freundeskreis, die +e de vriendenclubdas Mehrgenerationenhaus, die -häuser het huis met meerdere generatiesstatt in plaats vandie Collage, die +n de collageSeite 57zurück terugder Stein, die +e de steendie Steinzeit het Stenen tijdperkdas Steinzeitexperiment, die +e het Stenen tijdperk experimentder Steinzeitmensch, die +en de mens uit het stenen tijdperkdas Steinzeitdorf, die -dörfer het dorp uit het stenen tijdperkSüddeutschland Zuid-Duitslandaufbauen:er baut auf, baute auf, hat aufgebaut

opbouwen

flieβend vloeienddas Pfahlbauhaus, die -häuser het huis op houten palender Feuerstein, die +e de vuursteendie Wolle de wol

Page | 42


das Wollschwein, die +e het wolvarkenmit etwas klar kommen:du kommst damit klar, er kam damit klar, sie ist damit klar gekommen

iets het hoofd te bieden, iets kunnen handelen

sich verkleiden:er verkleidet sich, du verkleidetest dich, sie hat sich verkleidet

verkleden

der Indianer, die = de indiaananzünden:ich zünde an, zündete an, habe angezündet

licht

die Ernte, die +n oogstdie Getreideernte, die +n de graanoogstmahlen:er mahlt, mahlte, hat gemahlen

(ver)malen

das Korn, die Körner het graandas Feuerzeug, die +e aanstekerdas Streichholz, die -hölzer de luciferdas Getreide, die = het graander Brei, die +e de brijdie Beere, die +n de besder Pilz, die +e de paddestoeldie Kräuter (MZ) de kruidendie Nadel, die +n de naaldder Faden, die Fäden de draaddie Feuersteinklinge, die +n het vuurstenen lemmetdas Leder het leerdie Seife, die +n de zeep

Page | 43


Lektion 43: Wissenschaft und TechnikSeite 59die Ernährung de voedingdas Werkzeug, die +e het gereedschapdas Feuer machen in brand steken, een vuur aanstekendas Hilfsmittel, die = de hulpmiddelenzu Gast sein te gast zijnzubereiten:er bereitet zu, bereitete zu, hat zubereitet

bereiden

herstellen:er stellt her, stellte her, hat hergestellt

produceren

spülen:du spülst, spültest, hast gespült

spoelen

brennen:es berennt, brannte, hat gebrannt

branden

tagelang dagenzum Glück gelukkigdie Zubereitung, die +en de bereidingsteigen:er steigt, stieg, ist gestiegen

(op)stijgen

das Nahrungsmittel, die = het voedsel, de voedingsmiddelendauernd voortdurendmonatelang maandenlangjahrelang jarenlangder Ofen, die Öfen de ovender Herd, die +e fornuisschneiden:er schneidet, schnitt, hat geschnitten

snijden

sich kämmen:du kämmst dich, er kämmte sich, wir haben uns gekämmt

zich kammen

sich rasieren:er rasiert sich, rasierte sich, hat sich rasiert

zich scheren

Seite 60der Regenmantel, die -mäntel de regenjasdas Passiv de passieve vormdie Perspektive, die +n het perspectiefder Mittelpunkt, die +e het middelpuntder Prozess, die +e het proces; de rechtzaakfüttern:er füttert, fütterte, hat gefüttert

voeren

der Reibstein, die =e de slijpsteendas Steinzeitmüsli de müsli uit het Stenen tijdperkdie Zutat, die +en het ingrediëntpflücken: plukken

Page | 44


sie pflückt, plückte, hat geplücktdie Karotte, die +n de wortelernten:du erntest, erntetest, hast geerntet

oogsten

die Nuss, die Nüsse de noot; de moerdas Getreidekorn, die -körner de granen, in korrelsder Honig de honingdazugeben:sie gibt dazu, gab dazu, hat dazugegeben

toevoegen

zum Süβen om zoet te makender Holzlöffel, die = de houten lepeldie Tonschale, die +n de kleien schaalchronologisch chronologischder Tagesablauf, die -läufe het verloop van de dag,de dagplanningSeite 61global, globaler, am globalsten globaal, grofwegdas Jugendzimmer, die = de jeugd kamerdie Globalisierung de globaliseringdas Skateboard, die +s het skateboardAmerika Amerikavorkommen:es kommt vor, kam vor, ist vorgekommen

gebeuren

durch doorSchottland Schotlanddie USA de Verenigde StatenAustralien Australiëder Kontinent, die +e het continentlächeln:du lächelst, lächeltest, hast gelächelt

glimlachen

ausländisch Buitenlands; vreemddas Lego-Spielzeug, die +e het lego speelgoeddas Ikea-Regal, die +e het Ikea-rekPolen Polen (de natie)vergangen voorbijdie Ware, die +n de spullender Hersteller, die = de producent,de vervaardigerder Import de importdas Importland, die -länder het land van invoerder Zoll, die Zölle de tolzusammenbauen:er baut zusammen, baute zusammen, hat zusammengebaut

monteren, in elkaar zetten

herkommen (aus): komen uit, uit XY vandaan komen

Page | 45


sie kommt aus ... her, kam aus ... her, ist aus ... hergekommenMauritius Mauritius (het eiland)der Kauf, die Käufe aankoopproduzieren:du produzierst, produziertest, hast produziert

produceren

der Kontext, die +e de context

Seite 62der Pulli, die =s de truiforschen:sie forscht, forschte, hat geforscht

onderzoeken

die Forscherin, die +nen de onderzoeksterder Forscher, die = de onderzoekerdie Naturwissenschaft, die +en de natuurwetenschapdas Motto, die +s het mottodas Gebiet, die +e het gebieddas Fachgebiet, die +e de specialisatiedie Arbeitswelt, die +en het werkvelddie Geowissenschaft, die +en de geowetenschapdie Raumwissenschaft, die +en de ruimtewetenschapder Gewinner, die = de winnaardie Forschungsreise, die +n de onderzoeksreisdie Gründung, die +en de oprichtingsechsbeinig zesbeensder Laufroboter, die = de lopende robotüberprüfen:ich überprüfe, du überprüftest, er hat überprüft

controleren

der Motor, die +en de motorvorwärts naar vorenrückwärts achterwaartsnach oben omhoog, naar bovennach unten omlaag, naar benedenSeite 63die Konkurrenz, die -en de concurrentiesenkrecht loodrechtsodass zodatso ..., dass zo ... datder Konsekutivsatz, die -sätze de opeenvolgende clausuleausdrücken:du drückst aus, drücktest aus, hast ausgedrückt

uitdrukken

die Konsequenz, die +en de consequentiedie Preisverleihung, die +en de prijsuitreikingdas Forschungslabor, die +s het onderzoekslaboratorium

Page | 46


beeindruckt, beeindruckter, am beeindrucktesten

onder de indruk zijn

Seite 64der Rekord, die +e het recordwissenswert, wissenswerter, am wissenswertesten

wetenswaardig

die Wissensfrage, die +n de kennisvraagder Küstenmammutbaum, die -bäume de kust sequoiader Nationalpark, die +s het nationale parkKalifornien Californiëmessen:er misst, du maβt, sie hat gemessen

meten

Seite 65die Flüssigkeit, die +en de vloeistofsinken:es sinkt, sank, ist gesunken

zinken

der Essig de azijndie Kohlensäure (EZ) het koolzuurdas Öl, die +e de olieder Gepard, die +e de cheeta, de luipaarddie Spitzengeschwindigkeit de topsnelheidder Stundenkilometer, die = km per uurdie Geschwindigkeit, die +en de snelheidtief, tiefer, am tiefsten dieperholsam, erholsamer, am erholsamsten ontspannendie Zimmertemperatur, die +en de kamertemperatuurdie Ameise, die +n de mierder Lkw, die -s (der Lastkraftwagen, die =) de truck, vrachtwagendie Zugspitze Zugspitze (berg)die Höhe, die +n de hoogteunterschiedlich, unterschiedlicher, unterschiedlichsten

verschillend

der Meeresspiegel de zeespiegeldas Metermaβ, die +e het meetlintder Gipfel, die = de topder Magnet, die +e de magneetdie Masse, die +n de massaheben:du hebst, hobst, hast gehoben

tillen

die Magnethälfte, die +n de andere helft van een magneetder Amazonas de Amazone (rivier)der Mississippi de Mississippi (rivier)der Nil de Nijl (rivier)würzen:du würzt, würztest, hast gewürzt

kruiden

flüssig, flüssiger, am flüssigsten vloeibaar, vloeiend

Page | 47


das Höhenniveau, die +s de hoogtedie Meeresoberfläche het zee-oppervlakverteilen:er verteilt, verteilte, hat verteilt

verdelen

die Erklärung, die +en de verklaringetwas senken:er senkt sie (die Preise), senkte sie (die Kosten), hat sie gesenkt

verlagen

die Wasserdichte de dichtheid van het wateruntergehen:es geht unter, ging unter, ist untergegangen

ondergaan, verzinken

das Milligramm (EZ) de milligramwiegen:du wiegst, wogst, hast gewogen;du wiegst es (das Kind), wiegtest es, hast es gewiegt

wegen;wiegen

100-fach 100-voudigdas Gewicht, die +e het gewichtumrechnen:du rechnest um, rechnetest um, hast umgerechnet

converteren, omrekenen

die Messung, die +en de metingder Triester Pegel het Triester peildie Adria de Adriatische Zeeder Amsterdamer Pegel het Amsterdams Peildie Nordsee de Noordzee

Page | 48


Lektion 44: KonsumSeite 66der Konsum het verbruikdas Brettspiel, die +e het bordspeldas Computerspiel, die +e het computerspelder Ordner, die = de multimap,de klapper,de akteordenerabhängen:du hängst (ihn) ab, hingst (uns) ab, hast (sie) abgehangen

afhangen; iemand achter zich laten

achten (auf +4):er achtet auf ihn, sie achtete auf dich, du hast auf uns geachtet

letten op

verenden:es (das Tier) verendet, verendete, ist verendet

sterven, dood gaan

etwas wegschmeiβen:du schmeiβt es (das Papier) weg, er schmiss es weg, sie hat es weggeschmissen

iets weggooien

tauschen:er tauscht, tauschte, hat getauscht

verwisselen, ruilen

weiterverwenden:sie verwendet es (das Tuch) weiter, verwendete es weiter, hat es weiterverwendet

verder gebruiken, hergebruiken

Seite 67korrigieren:er korrigiert, korrigierte, hat korrigiert

corrigeren

sich wohl fühlen:er fühlt sich wohl, fühlte sich wohl, hat sich wohl gefühlt

je goed, op je gemak voelen

der Second-Hand-Laden, die -läden de tweedehands winkeldie Puppe, die +n de popder Teddybär, die +en de Teddy Beerbehalten:du behältst, behieltest, hast behalten

houden

zerrissen gescheurd, verscheurddie Socke, die =n de sokdas Loch, die Löcher het gatdie Unterwäsche (MZ) de ondergoedwegwerfen:er wirft weg, warf weg, hat weggeworfen

weggooien

sich vorsehen:er sieht sich vor, sah sich vor, hat sich vorgesehen

voorzichtig zijn, uitkijken

der Nerv, die +en de zenuw

Page | 49


das Nachbarskind, die +er het buurkinddie Spielesamlmlung, die +en de verzameling spelletjesaufheben:du hebst auf, hebtest auf, hast aufgehoben

oprapen;bewaren

der Stoff, die +e de stofder Bilderrahmen, die = de fotolijst, de wissellijstder Blumentopf, die -töpfe de bloempotsparsam, sparsamer, am sparsamsten zuinigunnötig onnodigmeinetwegen met mijn toestemming, van mijn partgucken:er guckt, guckte, hat geguckt

kijken

gleichfalls ook, eveneens, insgelijks, het zelfdeebenso ook, eveneens, insgelijks, het zelfdedie Garderobe, die +n de kapstok; de garderobesich bemühen (um +4):er bemüht sich um dich, bemühte sich um euch, hat sich um uns bemüht

trachten, zich inspannen

gebrauchen:du gebrauchst, gebrauchtest, hast gebraucht

gebruiken

der Keller, die = de kelderdas Erinnerungsstück, die +e het souveniranstatt in plaats vanstatt in plaats vanindem door, doordatewig eeuwigSeite 68die Umfrage, die +n het onderzoek, de enquêtedie Statistik, die +en de statistiekder Jeansrock, die -röcke de denim-/spijkerrokdie Modellautosammlung, die +en de modelautocollectieder Zustand, die Zustände de toestand, de situatiedie Theatervorstellung, die +en de theater-/toneelvoorstellingdas Modellauto, die +s de modelautodie Sammlung, die +en de collectie,de verzamelingdie Originalverpackung, die +en de originele verpakkingdie Adjektivendung, die +en de uitgang van het bijvoeglijk naamwoordpreiswert, preiswerter, am preiswertesten goedkoophellbraun lichtbruinder Kleiderschrank, die -schränke de klerenkastdie Schublade, die +n de ladedie Kommode, die +n de commodedas Hochbett, die +en de hoogslaperdie Kleinanzeige, die +n de kleine advertentiedie Schulsache, die +n de schoolspullendie Schuluniform, die +en het schooluniform

Page | 50


die Zimmerausstattung, die +en de kamervoorzieningen, -inrichtingdie Freizeitsache, die +n het recreatieve dingdie Spielkarte, die +n de speelkaartder Schal, die +s de sjaaldie Sportkleidung de sportkledingSeite 69der Umgang de omgangdie Zielgruppe, die +n de doelgroepdas ABC het ABCdie Jugendwerbung de jeugdreclamesich / etwas umgeben (mit +3):er umgibt sich mit …, du umgabst dich mit, sie hat sich mit … umgeben

omringen

begleiten:er begleitet sie, sie begleitete dich, du hast uns begleitet

begeleiden

die Werbeindustrie de reclame-industriedas Markenprodukt, die +e het merkproductdie Kaufentscheidung, die +en de beslissing tot een aankoopjugendlich jeugdigdas Bedürfnis, die +se de behoefteextra extradas Lebensjahr, die =e het jaardie Süβigkeit, die +en snoepjeje … desto hoe … desteder Sportschuh, die +e de sportschoendas Deo(dorant), die +s de deodorantder Fruchtsaft, die -säfte het saptreu, treuer, am treusten trouwdie Lieblingsmarke, die +n het favoriete merkdas Opfer, die = het (slacht)offergeschickt gestuurddie Werbestrategie, die +n de reclame-strategiedas Recht, die +e het rechtmanipulativ, manipulativer, am manipulativsten

manipulatief

jemanden /etwas ablehnen:du lehnst ihn (den Jungen) ab, er lehnte uns ab, wir haben ihn (den Vorschlag) abgelehnt

verwerpen, afwijzen

jemanden / etwas ignorieren:er ignoriert mich, du ignoriertest mich, wir haben euch ignoriert

negeren

sich weigern:ich weigere mich, du weigertest dich, er hat sich geweigert

weigeren

Page | 51


folgen:sie folgt, folgte, ist gefolgt

volgen

der Versuch, die +e het experiment,het probeerselwert waardmitbezahlen:du bezahlst mit, er bezahlte mit, wir haben mitbezahlt

mee betalen

umsonst gratis; voor nietssystematisch, systematischer, am systematischsten

systematisch

das Firmenzeichen, die = het logo van het bedrijfSeite 70der Einfluss, die Einflüsse de invloedreduzieren:du reduzierst, reduziertest, hast reduziert

verminderen

der Käufer, die = de koperdie Werbeaussage, die +n de reclameboodschapüberzeugend, überzeugender, am überzeugendsten

overtuigend

die Genitivform, die +en de vorm van de 2de naamvaletwas abstimmen (auf +4):er stimmt es (auf ...) ab, stimmte es (auf ...) ab, hat es (auf ...) abgestimmt

iets afstemmen (op)

der Werber, die = diegene die aan het werven isdie Analyse, die +n de analysesich verlassen (auf +4):er verlässt sich auf ... , verlieβ sich auf ... , hat sich auf ... verlassen

vertrouwen (op)

Seite 71der Satzbau de syntax, dezinsbouw, de woordvolgordezweitteilig tweedeligder Konnektor, die +en de connector,het verbindingsstuk,de schakeldas Sonderangebot, die +e de speciale aanbiedingdas Elektrogerät, die +e het electrische apparaat/toestelauβer behalveder Experte, die +n de deskundige,de expert (M)die Sicherheit, die +en de veiligheid,de zekerheidhinweisen (auf +4):du weist auf ... hin, wiest auf ... hin, hast auf ... hingewiesen

wijzen op, attent maken op

der Aufzug, die Aufzüge de lift;de manier van kledender Hinweis, die +e de aanwijzingdie Meldung, die +en het berichtinklusive inclusiefmodal modaal

Page | 52


Seite 72beteiligt sein (an +3):er ist beteiligt an ..., war beteiligt an ..., ist an ... beteiligt gewesen

betrokken zijn bij

der Inhaber, die = de eigenaardie Orthopädie de orthopedieder Markenname, die +n de merknaamder Schuhmacher, die = de schoenmaker, -reperateurdas Handwerk, die +e het ambachtdie Schuhwelt de wereld van de schoen(en)etwas auf den Kopf stellen iets op z’n kop zettendie Überlegung, die +en de reflectie,de gedachte, de overdenkingflach, flacher, am flachesten plat, vlak, effendas Fuβbett, die +en het voetbeddie Fluβform, die +en de manier/vorm waarop iets stroomtgewölbt gebogenetwas nachempfinden:du empfindest es nach, empfandest es nach, hast es nachempfunden

iets aanvoelen, je kunnen indenken

der Tragekomfort het draagcomfortdie Neuerung, die +en de vernieuwing,de innovatiedankbar, dankbarer, am dankbarsten dankbaarorthopädisch orthopedischder Kriegsverletzte, die +n de gewonde door een oorlogetwas anfertigen:du fertigst an, fertigtest an, hast angefertigt

maken, vervaardigen, produceren

das Schuhkonzept, die +e het concept/idee chter een schoen(merk/-ontwerp)

die Sandale, die +n de sandaalmodisch, modischer, am modischsten modieusabsolut absoluutdie Ökosandale, die +n ecologisch verantwoorde/milieubewust

geproduceerde sandaaldie Entstehungsgeschichte, die +en de ontstaansgeschiedenisder Erfinder, die = de uitvinderder Unternehmer, die = de ondernemer, de eigenaar van een bedrijfder Gründer, die = de oprichterdie Erfolgsgeschichte, die +n het succesverhaalsich / etwas waschen:du wäschst dich / etwas, er wusch sich / etwas, ihr habt euch / etwas gewaschen

wassen, schoon maken

mitterweile inmiddels

Page | 53


Lektion 45: Helden und VorbilderSeite 74der Held, die +en de helddie Heldin, +nen de heldindas Vorbild, die +er het prototype; het idoolstill, stiller, am stillsten stil, rustigdie Weltumseglerin, die +nen de vrouw die de wereld over zeiltder Revolutionär, die +e de revolutionair,de rebelidealistisch idealistischentschlossen sein:du bist entschlossen, warst entschlossen, bist entschlossen gewesen

vastberaden, beslist van plan zijn

mutig, mutiger, am mutigsten moedigehrgeizig, ehrgeiziger, am ehrgeizigsten ambitieusverantwortungsvoll, verantwortungsvoller, am verantwortungsvollsten

verantwoordelijk gedrag vertonen

heldenhaft heldhaftigder Friede(n) de vrededie Völkerverständung het begrip van naties voor elkaar, in gesprek

zijn van naties met elkaarauf etwas verzichten: er verzichtet auf ..., verzichtete auf ..., hat auf ... verzichtet

afzien van, achterwege laten van

gerecht, gerechter, am gerechtesten rechtvaardigfür etwas kämpfen:du kämpfst für ..., kämpftest für ..., hast für ... gekämpft

vechten voor, opkomen voor

jemanden / etwas retten:er rettet, rettete, hat gerettet

iemand/iets redden

die Gleichheit gelijkwaardigheid, het gelijk zijndie Verantwortung de verantwoordelijkheiddas Relativpronomen, die = het betrekkelijk vnwSeite 75das Geburtsland, die –länder het geboortelanddas Geburtsjahr, die +e het geboortejaarder Knall, die +e de knal, het harde geluidder Blindenfuβballer, die = de blinde voetballerEritrea Eritrea (het land)prallen gegen (100 % +4):er prallt (gegen ...), prallte gegen ..., ist gegegn ... geprallt

ergens tegenaan rijden

prall, praller, am prallsten goed gevuld zijn, propvolangeschnallt sein > sich anschnallen:er schnallt sich an, schnallte sich an, hat sich angeschnallt; er ist angeschnallt

de veiligheidsgordel dragen

Page | 54


hinausschleudern:er schleudert heraus, schleuderte heraus, ist herausgeschleudert

naar buiten/eruit slingeren

ansonsten anderssich / etwas verbrennen:du verbrennst dich / etwas, verbranntest dich / etwas, hast dich / etwas verbrannt

verbranden, in vlammen opgaan

das Abkommen, die = de overeenkomstder Schluck, die +e het slokjedie Droge, die +n de drugkünstlich kunstmatigdas Koma de comadie Fieberattacke, die +n de koortsaanvalblind blinddie Nationalmannschaft, die +en de nationale ploegder Meister, die = de meester, beste, masterder EM-Teilnehmer, die = de deelnemer aan het EKder Champions League-Teilnehmer, die = de deelnemer aan de Champions Leaguedie Landesliga, die -ligen de nationale competitiedie TSG Tübingen de turn- en sportgezelschap Tübingenjemande / etwas erobern:du eroberst ihn, erobertest uns, hast mich erobert

veroveren

die Schelle, die +n de klem, de beugelder Lärm het lawaai, de druktedas Spielfeld, die +er het speelveldder Zuschauer, die = de toeschouwerdas Tor, die +e het doel (sport); de poort; de dwaas/gekjubeln: er jubelt, jubelte, hat gejubelt juichen, jubelender Rufer, die = de bellerder Guide, -s de gidsder Blinde, -n de blindeder Torwart, -e de doelman, keeperder Schiedsrichter, die = de scheidsrechterauf (+4) jemanden zulaufen:du läufst auf ihn zu, liefst auf uns zu, bist auf sie zugelaufenjemandem. zulaufen (+3):er (der Hund) läuft ihm (dem Freund) zu, sie (die Katze) lief mir zu, er (der Hund) ist mir zugelaufen

naar iemand toe lopen

aan komen lopen

sich behindern: er behindert mich, behinderte mich, hat mich behindert

zich/elkaar belemmeren

zusammenstoßen:er stößt zusammen, stieß zusammen, ist zusammengestoßen

botsen

der Schaumgummiring, die +e de ring/band van schuimrubber

Page | 55


der Mut de moeddie Glocke, die +n de klok, de beldie Bundesliga de eredivisiejemandem. etwas zurufen:du rufst mir etwas zu, er rief dir etwas zu, sie hat uns etwas zugerufen

toeroepen

der Betreuer, die = de verzorger,de begeleiderder Helfer, die = de helperSeite 76weltweit wereldwijddas Aids de aids (ziekte)Afrika Afrikabritisch Britsder Oscar, die +s de Oscardie Sinnlichkeit de zinnelijkheid,de zinnelijke begeerteargentinisch Argentijnsschießen:er schießt, schoss, hat geschossen

schieten

der FC Barcelona FC BarcelonaSeite 77die Zivilcourage de moedder Zeuge, die +n de getuigesich einmischen (in +4): er mischt sich ein, mischte sich ein, hat sich eingemischt

zich bemoeien met

der Täter, die = de daderder Dieb, die +e de diefwegschauen:du schaust weg, schautest weg, hast weggeschaut

wegkijken

der Mathe-Test, die +s het wiskunde-PW/-SO(etwas) abschreiben (+4):er schreibt (etwas) ab, schrieb (etwas) ab, hat (etwas) abgeschrieben

overschrijven= overschrijven, spieken= iets heeft het geld opgebracht dat geinvesteerd werd

etwas beschließen:du beschließt etwas, er beschloss etwas, wir heben etwas beschlossen

besluiten, beslissen

warnen:ich warne dich, du warntest mich, er hat euch gewarnt

waarschuwen

jemanden. auf (+4) etwas / jemanden. aufmerksam machen:du machst mich auf sie aufmerksam, du machtest ihn auf uns aufmerksam, du hast ihn auf euch aufmerksam gemacht

attent maken op, wijzen op

der Typ, die +en het type, het figuur

Page | 56


ugs. = umgangssprachlich omgangstaligder Verweis, die +e de verwijzing; de vermaningkritisieren:er kritisiert, kritisierte, hat kritisiert

(be)kritiseren

jemanden auffordern (+4):er fordert dich auf, forderte mich auf, hat euch aufgefordert

met nadruk uitnodigen om iets te doen

etwas geht jemanden (nichts) an (+4):es geht dich nichts an, ging euch nichts an, hat uns nicht angegangen

iets gaat iemand (niet) aan

das Gewissen het gewetender Schulleiter, die = de schoolleiderdie Mathematik-Olympiade, die +n de Wiskunde-olympiadeetwas regeln:du regelst etwas, regeltest etwas, hast etwas geregelt

regelen

die Eile de haast, de spoeddie Zwölfte de twaalfdeSeite 78der Satzanfang, die -anfänge het begin van de zinjemandem. etwas wegnehmen (+3):du nimmst mir etwas weg, nahmst uns etwas weg, hast ihnen etwas weggenommen

wegnemen

die Gewalt het geweldjemanden beleidigen (+4):du beleidigst mich, er beleidigte euch, ihr habt uns beleidigt

beledigen

das Handeln het handelendie Wirkung, die +en de werking, het gevolgwirkungsvoll, wirkungsvoller, am wirkungsvollsten

indrukwekkend, krachtig, sterk

die Waffe, die +n het wapenjemanden / etwas anfassen (+4):du fasst mich an, er fasste euch an, ihr habt uns angefasst

voelen, raken, vastpakken

siezen: er siezt mich, siezte mich, hat mich gesiezt

iemand met ‘Sie‘ aanspreken / vouvoyeren

duzen: er duzt mich, duzte mich, hat mich geduzt

iemand met ‘du’ aanspreken / tutoyeren

jemanden ansprechen (+4):du sprichst mich an, er sprach euch an, ihr habt uns angesprochen

aanspreken

das Verbrechen, die = het misdrijf, de misdaadetwas / jemandem. zuschauen (+3):er schaut mir zu, schaute ihr zu, hat uns zugeschaut

toezien, toekijken

Page | 57


die Flucht de vlucht, het wegvluchtender Fluchtweg, die +e de vluchtroutedie Einzelheit, die +en de bijzonderheid, het detaildie Unterstützung, die +en de steun, ondersteuning, hulpdie Bremse, die +n de remdie Notbremse, die +n de noodremder Alarm, die +e het alarmalarmieren:er alarmiert, alarmierte, hat alarmiert

alarmeren

die Gebühr, die +en het verschuldigde bedrag, de vergoedinggebührenfrei kostenloos, gratisdie Lebensgefahr het levensgevaarder Dienst, die +e de dienstder Rettungsdienst, die +e de reddingsdienstdie Kriminalpolizei de recherche(sich) zur Verfügung stellen (+4):er stellt sich zur V., stellte sich zur V., hat sich zur V. gestellt

(zich) ter beschikking stellen

Seite 79fliehen:du fliehst, er floh, wir sind geflohen

vluchten

die Straftat, die +en het strafbaar feitdie Benutzung de gebruikmaking, het gebruikdie Macht, die Mächte de machtsich / jemanden verletzen:du verletzt dich, er verletzte sich, ihr habt euch verletzt

verwonden

jemanden berühren (+4):er berüht sie, berührte mich, hat euch berührt

aanraken

geeignet sein: du bist geeignet, warst geeignet, bist geeignet gewesen

geschikt zijn

geeignet, geeigneter, am geeignetsten geschiktgegenüber tegenoverdie Aufforderung, die +en de nadrukkelijke uitnodigingstehlen:du stiehlst, stahlst, hast gestohlen

stelen

die Handtasche, die +n de handtasdie Schlägerei, die +en de vechtpartijder Disco-Eingang, die -Eingänge de disco-ingangdiskriminieren:er diskriminiert, diskriminierte, hat diskriminiert

discrimineren

der Fahrer, die = de chauffeurder Verletzte, die +n de gewondeSeite 80

Page | 58


der Comic-Held, die +en de striphelddie Tigerente, die +n de tijgereend (een strip)das Kinderbuch, die -bücher het kinderboekder Hauptcharakter, die +e de hoofdpersoonpopulär, populärer, am populärsten populairbraun-gelb geelbruinrollen rollen, draaiender Streifen, die = de strook,de reepdie Comicfigur, die +en de stripfiguurdie Schnur, die Schnüre het touwherziehen:er zieht her, zog her, ist hergezogen

hierheen komen, hier gaan wonen

die Comicserie, die +n de stripreeksbelgisch Belgischder Comiczeichner, die = de cartoonistder Comicautor, die +en de stripschrijverder Foxterrier, die = Fox terrier (hondenras)das Rätsel, die = het raadseldas Abenteuer, die = het avontuurder Detektiv, die +e de detectiveSeite 81etwas nachlesen (+4):er liest nach, las nach, hat nachgelesen

nalezen, opzoeken

der Zeichentrickfilm, die +e de tekenfilmwöchtenlich wekelijksmoralisch moreeldie Ehefrau, die +en de echtgenoterespektlos, respektloser, am respektlosesten respectloostalentiert sein:du bist talentiert, warst talentiert, bist talentiert gewesen

getalenteerd, talentvol

einjährig eenjarigetwas thematisieren:er thematisiert, thematisierte, hat thematisiert

thematiseren

der Aspekt, die +e het aspectdie Alltagskultur, die +en de alledaagse cultuurdie Korruption, die +en de corruptiedie Ente, die +n de eenddie Denkaufgabe, die +n het denkspelletjedie Zeichentrickserie, die +n de tekenseriedas Comicbuch, die -bücher het stripboekdie Staatsangehörigkeit de nationaliteitdie Stärke, die +n de sterkte,de krachtunbekannt, unbekannter, am unbekanntesten

onbekend

Page | 59


Page | 60


Lektion 46: PolitikSeite 82wahlberechtigt sein kies-, stemgerechtigd zijnetwas vollenden (+4): er vollendet etwas, vollendete etwas, hat etwas vollendet

voltooien

das Grundgesetz (EZ) de grondwetdie Bundesrepublik, -en de bondsrepubliekder Absatz, die Absätze de hak; de alineadas Wahlrecht het stemrechtmanipulierbar, manipulierbarer, am manipulierbarsten

manipuleerbaar

beeinflussbar, beeinflussbarer, am beeinflussbarsten

beïnvloedbaar

die Demokratie, die +n de democratiewesentlich, wesentlicher, am wesentlichsten wezenlijk, essentieeldas Engagement, die +s de verbintenis, de aanstelling; de inzetjemanden / etwas ausschließen:er schließt mich aus, schloss uns aus, hat euch ausgeschlossen

uitsluiten

das Pro-Argument, die +e het voor-argumentdas Kontra-Argument, die +e het tegen-argumentzwar ... aber weliswaar ... maardie Politikkenntnisse (MZ) de kennis van de politieketwas fordern:er fordert, forderte, hat gefordert

invorderen, eisen

der 16-Jährige, die +n de 16-jarigedie Entscheidung, die +en het besluit, de beslissingdie Mehrheit, die +en de meerderheidüblich, üblicher, am üblichsten gebruikelijktendieren zu (+3):du tendierst, tendiertest, hast tendiert

neigen tot

radikal, radikaler, am radikalsten radicaaldas Bankkonto, die -konten de bankrekeningdie Schuld, die +en de schuldenreif, reifer, am reifsten rijpnicht nur...sondern auch niet alleen...maar ooketwas mitgestalten: er gestaltet es (das Haus) mit, sie gestaltete es (das Leben) mit, wir haben es (das Fest) mitgestaltet

mede vormgeven

laut, lauter, am lautesten luidunter onderverantwortlich verantwoordelijkdie Minderheit, die +en de minderheidvernünftig, vernünftiger, am vernünftigsten verstandigSeite 83

Page | 61


etwas umformen:du formst um, formtest um, hast umgeformt

vervormen; hervormen

mitentscheiden über (+4):Sie entscheidet über ... mit, entschied über ... mit, hat über ... mitentschieden

meebeslissen

das Reichstagsgebäude het Rijksdaggebouwder Sitz, die +e de zitplaatsder Bundestag de Bondsdag = 2de Kamer van de BRDder Stimmzettel, die = het stembriefje, -billetdie Meinungsäußerung, die +en de meningsuitingdie Demonstration, die +en de demonstratiedie Bürgerinitiative, die +n het burgerinitiatiefdie Bundestagswahl, die +en de verkiezingdie Stimme, die +n de stemregieren:du regierst, regiertest, hast regiert

regeren

die Opposition, die +en de oppositieSeite 84sich (bei +3) beschweren (über +4):ich beschwere mich bei dir über sie, du beschwertest dich bei ihm über uns, er hat sich bei uns über Sie beschwert

klagen over

das Volk, die Völker het volkder Volksvertreter, die = de volksvertegenwoordigerdie Ausrede, die +n de smoessich anstrengen (+4):du strengst dich an, er strengte sich an, ihr habt euch angestrengt

zich inspannen

die Mitbestimmung de medezeggenschaphingehen:du gehst hin, gingst hin, bist hingegangen

erheen gaan

der Samstagvormittag, die +e de zaterdagochtendder Samstagabend, die +e de zaterdagavondder Sonntagmittag, die +e de zondagmiddagder Sonntagnachmittag, die +e de zondagnamiddagder Zweifel, die = de twijfelSeite 85liberal, liberaler, am liberalsten liberaalkonservativ, konservativer, am konservativsten

conservatief

sozialdemokratisch, sozialdemokratischer, am sozialdemokratischsten

sociaal-democratisch

ökologisch, ökologischer, am ökologischsten ecologischsozialistisch, sozialistischer, am sozialistischsten

socialistisch

Page | 62


die Gerechtigkeit de rechtvaardigheiddie Solidarität de solidariteitdas Christentum het christendomdie Eigenverantwortung de eigen verantwoordelijkheiddie Linke de links staanden (partij, vergelijkbaar met

SP)das Bündnis 90 vergelijkbaar Groen Links, Verbond 90/de

Groenendie Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD)

vergelijkbaar PvdA, de sociaal-democratische partij Duitsland

die Christliche Demokratische Union (CDU) vergelijkbaar CDA, de christelijk democratische unie

die Christliche Soziale Union (CSU) vergelijkbaar CDA, de christelijk sociale uniedie Freie Demokratische Partei (FDP) vergelijkbaar VVD, de vrije democratische

partijdie Jungen Liberalen (Julis) de jonge liberalendie Linksjugend Solid de linkse jeugddie Grüne Jugend de Groene Jeugddie Jungen Sozialisten (Jusos) de jonge socialistendie Junge Union jongerenorganisatie CDU/CSUdemokratisch, demokratischer, am demokratischsten

democratisch

der Sozialismus het socialismeder Minijob, die +s de bijbaan (met minimum inkomen)der Datenschutz de bescherming van de privacyder Konzern, die +e het concerndie Armut de armoededas Kraftwerk, die +e de elektriciteitscentraledas Kohlekraftwerk, die +e de kolencentraledie Kernenergie, die +en de kernenergieniedrig, niedriger, am niedrigsten laag, gemeendie Kindergartengebühr, die +en de contibutie/kosten voor kleuterschooldie Studiengebühr, die +en het studiegelddie Beschäftigung, die +en de bezigheid, de baander Zusammenschluss, die -schlüsse de vereniging, de samensmelting, de fusieetwas verstaatlichen:man verstaatlicht etwas, verstaatlichte, hat etwas verstaatlicht

nationaliseren

der Reichtum, die Reichtümer de rijkdomSeite 86weder ... noch noch ... nochdie Bildung de vorming,de vormgeving;

de algemene ontwikkeling,de opleidingder Geldbeutel, die = de portemonneedie Verstaatlichtung, die +en de nationalisatieder Bundesrat de Bondsraad, federale senaat in BRD en

Page | 63


Oostenrijkder Bundespräsident, die +en de bondspresidentdie Bundesregierung, die +en de bondsregeringder Bundeskanzler, die = de bondskanselierder Bundesminister, die = de bondsministerdie Landesregierung, die +en de landsregering/regering van een deelstaatder Ministerpräsident, die +en de ministerpresidentder Landesminister, die = de minister van een deelstaatder Landtag, die +e het parlement/de vertegenwoordiging van

een deelstaatdas Landesparlament, die +e het parlement van een deelstaatdas Bundesparlament het bondsparlementder Wähler, die = de kiezerdie Landtagswahl, die +en de deelstaatverkiezingregierend regerenddie Oppositionspartei, die +en de oppositiepartijdie Regierung, die +en de regering

Seite 87repräsentieren:sie repräsentiert, repräsentierte, hat repräsentiert

vertegenwoordigen

der Vertreter, die = de vertegenwoordigerdie Vertretung, die +en de vertegenwoordiging; de dochterfirma,

het filiaaldie Kontrolle, die +n de controleder Demonstrativartikel, die = het aanwijzend lidwoordetwas Bestimmtes iets specifieksillustrieren:er illustriert etwas, es illustrierte etwas, sie hat etwas illustirert

illustreren

die Republik, die +en de republiekdie Parteiendemokratie, die +en de democratie gebaseerd op partijender König, die +e de koningder Staatspräsident, die +en de president

Seite 88sich beteiligen (an +3): er beteiligt sich daran, beteiligte sich daran, hat sich daran beteiligt

zich aanmelden, meedoen met iets

die Europäische Kommission de Europese CommissieBrüssel Brusseldie Forderung, die +en de vordering,de eisdas Schulbuch, die -bücher het schoolboekdas Miteinander (EZ) het naast elkaar bestaan, met elkaar leven

Page | 64


der Balken, die = de balk,het groot/lang stuk houtder Leistungsdruck (EZ) de druk om te presteren

Lektion 47: FreundschaftenSeite 90die Treue (EZ) de loyaliteitdie Top-3-Liste, die -en de top 3 lijstdurch dick und dünn gehen door dik en dun gaanideal, idealer, am idealsten ideaalerwarten:du erwartest, erwartetest, hast erwartet

verwachten

die Grundlage, die +n de basiserkennen: sie erkennt, erkannte, hat erkannt herkennendas Jogging (EZ) het joggen

Seite 91ehrlich, ehrlicher, am ehrlichsten eerlijklügen: du lügst, logst, hast gelogen leugenzuverlässig, zuverlässiger, am zuverlässigsten betrouwbaardie Schwäche, die +n de zwakteabsolut absoluutnotwendig, notwendiger, am notwendigsten nodig, noodzakelijkdie Rücksicht (EZ) het rekening houden metsich amüsieren (bei, in, mit +3, über +4):du amüsiert dich bei mir, er amüsierte sich in der Disko, wir amüsierten uns über den Witz

zich vermaken

das Immunsystem het immuunsysteem

Seite 92leiden (an +3):du leidest, littst, hast gelitten lijdenempfinden:er empfindet, empfand, hat empfunden

voelen

die Kapazität, die +en de capaciteitKontakte pflegen:sie pflegt K., pflegte K., hat K. gepflegt

het onderhouden van contacten

der Zeitraum, die -räume de periodejedoch echterbefreundet bevriendder Prominente, die +n de beroemdheiddie Show, die +s de show

Seite 93spinnen: spinnen; gek zijn

Page | 65


du spinnst, spannst, hast gesponnendie Hauptperson, die +en de hoofdpersoondie Bildunterschrift, die +en het bijschriftder Außerirdische, die +n het buitenaardse wezender Science-Fiction-Film, die +e de science fiction filmdie Filmgeschichte, die +n de filmgeschiedenisder Besucherrekord, die +e het bezoekersrecordmittlerweile ondertussenlängst al langder Klassiker, die = de klassiekersehenswert, sehenswerter, am sehenswertesten

bezienswaardig

die Mission, die +en de missielanden:er landet, landete, ist gelandet

landen

der Fremde, die +n de vreemdelingjemanden / etwas verstecken (+4):sie versteckt ihn, versteckte euch, hat sich versteckt

verstoppen

tief, tiefer, am tiefsten diepaußergewöhnlich, außergewöhnlicher, am außergewöhnlichsten

buitengewoon

die Trennung, die +en de scheidingdas Hauptthema, die -themen het hoofdthemader Planet, die +en de planeetsich zurechtfinden (in +3):er findet sich zurecht, fand sich zurecht, hat sich zurechtgefunden

de weg vinden

zurückkehren:du kehrst zurück, kehrtest zurück, bist zurückgekehrt

teruggaan, -komen, naar huis gaan

das Lebewesen, die = het levende wezenerfolgreich, erfolgreicher, am erfolgreichsten succesvolungleich ongelijkwaardig, niet hetzelfde zijn,

verschillendder Dialekt, die +e het dialectübersetzen:er überstetzt, übersetzte, hat übersetzt

vertalen

verfilmen:sie verfilmt, verfilmte, hat verfilmt

verfilmen

Gallien Gallië

Page | 66


feindlich, feindlicher, am feindlichsten vijandigder Römer, die = de Romeinendie Küste, die +n de kustdas Küstendorf, die -dörfer het kustplaatsjerömisch Romeinsdie Armee, die +n het legerdie Distanz, die +en de afstanddas Geheimrezept, die +e het geheime receptder Bewohner, die = de bewonersschlau, schlauer, am schlauesten slimnaiv, naiver, am naivsten naïefallzu al tefern afgelegen, ver wegdas Zusammenspiel de interactiedas Heldenbild, die +er het heldenbeeldwiedergeben:er gibt wieder, gab wieder, hat wiedergegeben

weergeven

speziell, spezieller, am speziellsten specifiekübermenschlich bovenmenselijkder Dorfbewohner, die = de dorpelingen

Seite 94die Figur de figuuroberflächlich oppervlakkigdie Ortsangabe de locatie informatiedas Indefinitpronomen de onbepaalde voornaamwoordenklären:du klärst, klärtest, hast geklärt

verduidelijken

Seite 95der Filmtipp, die +s de film tipder Mathematiker, die = de wiskundigedie Auszeichnung, die +en de prijsjemanden aus der Reserve locken stoken, prikkelen, porrendie Autovermietung, die +en de autoverhuurextrovertiert, extrovertierter, am extrovertiertesten

extravert

der Lebenskünstler, die = de levens kunstenaardaraufhin daarnabegreifen:du begreifst, begriffst, hast begriffen

begrijpen

sich verhalten: zich gedragen

Page | 67


er verhält sich, verhielt sich, hat sich verhaltenjemanden / etwas verzeihen:du verzeihst mir, er verzieh dir, wir haben euch verziehen

vergeven

das Fazit de conclusieirreal, irrealer, am irrealsten onwerkelijkder Vergleichssatz, die -sätze het tarief/bedrag dat ermee vergeleken

kan wordenHöhen und Tiefen de hoogte- en dieptepuntensich benehmen:sie benimmt sich, benahm sich, hat sich benommen

zich gedragen

das Geheimnis, die +se het geheimausreden:er redet aus, redete aus, hat ausgeredet

uitpraten; uit het hoofd praten

entspannt, entspannter, am entspanntesten ontspannender Wunschsatz, die -sätze het gewenste tariefdie Inhaltsangabe, die +n de inhoudsopgave

Seite 96notfalls in geval van noodder Leib, die +er het lichaametwas weggeben (+4):du gibst weg, gabst weg, hast weggegeben

weggeven

in Stücke reißen:du reißt es (das Papier) in Stücke, rissest es in Stücke, hast es in Stücke gerissen

in stukken breken, verscheuren

jemanden / etwas im Stich lassen:sie lässt uns im Stich, ließ ihn im Stich, hat euch im Stich gelassen

verlaten, in de steek laten

ausnahmsweise bij wijze van uitzonderingdie Redewendung, die +en het gezegdedie Notlage, die +n de benarde situatiedas Außergewöhnliche de buitengewonedas Letzte, die +n de laatsteopfern:du opferst, opfertest, hast geopfert

offeren

Page | 68


Lektion 48: GefühleSeite 98na toll “nou, geweldig”ärgerlich, ärgerlicher, am ärgerlichsten vervelenddie Fahrprüfung, die +en het rijexamendas Fallschirmspringen (EZ) het parachutespringendie Fliege, die +n de vliegeklig, ekliger, am ekligsten walgelijkdas Knie, die = de knieder Bildschirm, die +e het schermdie Tankstelle, die +n het benzinestationtanken: sie tankt, tankte, hat getankt bijtankenzittern: du zitterst, zittertest, hast gezittert beven, rillenspeichern: sie speichert es (das Dokument), speicherte es, hat es gespeichert

opslaan

die Spritze, die +n de spuitschlecht werden misselijk wordender Krankenwagen, die = de ambulancedie Notaufnahme, die +n de noodsituatieruimtedie Bedienung, die +n de werking, de handhaving van een

gereedschapder Husten (EZ) de hoestdie Platte, die +n de plaat;de LPdie Festplatte, die +n de vaste schijfdie Beilage, die +n de bijlagedas Hauptgericht, die +e het hoofdgerechtdie Nachspeise, die +n het dessertder Gips (hier EZ) het gips

Seite 99die Ente, die +n de eendder Kloß, die Klöße de knoedeldie Soße, die +n de sausder Notarzt, die -ärzte de ambulancedas Büffet, die +s het buffetjemanden umarmen (+4): sie umarmt ihn, er umarmte dich, du hast uns umarmt

omarmen

einparken: er parkt ein, parkte ein, hat eingeparkt

(in)parkeren

der Nächste, die +n de volgende

Page | 69


an der Reihe sein aan de beurt zijnjemanden / etwas überholen:er überholt sie, überholte uns, hat euch überholt

Inhalen; checken op goede werking (b.v. APK)

wütend, wütender, am wütendsten woedenddran sein afgestemdsich aufregen (über +4):sie regt sich über dich auf, regte sich über uns auf, hat sich über euch aufgeregt

zich opwinden

starten:er startet, startete, ist gestartet

beginnen, aanvangen; klaarmaken voor vertrek

vorbeifahren:du fährst vorbei, fuhrst vorbei, bist vorbeigefahren

voorbijgaan/-rijden, langsrijden

die Weltreise, die +n de wereldreissobald zodrasolange zo lang alshusten:du hustest, hustetest, hast gehustet

hoesten

ordentlich, ordentlicher, am ordentlichsten net, ordentelijk

Seite 100der Hintergrund, die -gründe de achtergronddie Tatsache, die +n het feitrund, runder, am rundesten rondder Einzelhandel (EZ) de detailhandelentweder...oder of...ofsich / jemanden beruhigen:du beruhigst ihn, er beruhigte sich, wir beruhigten euch

kalmeren

munter, munterer, am muntersten monter, vrolijk, goed gehumeurdwirken: es wirkt, wirkte, hat gewirkt werkenberuhigend, beruhigender, am beruhigendsten

kalmerend

unangenehm, unangenehmer, am unangenehmsten

onaangenaam

die Stille (EZ) de stilteverhindern:du verhinderst, verhindertest, hast verhindert

voorkomen

bemerken:sie bemerkt, bewmerkte, hat bemerkt

opmerken

dadurch daardoor

Page | 70


der Einkauf, die Einkäufe de aankoopdie Traurigkeit (EZ) het verdrietreichen: es reicht, reichte, hat gereicht aanreiken; voldoende/genoeg zijnder Geruch, die Gerüche de geurder Körpergeruch, die -gerüche de lichaamsgeurdas Gen, die +e het genzusammenkommen:ihr kommt zusammen, kamt zusammen, seid zusammengekommen

samenkomen, bijeenkomen

assoziieren:du assoziierst, assoziiertest, hast assoziiert

associëren

die Grundfarbe, die +n de basiskleur(das) Rot rood(das) Grün groen(das) Blau blauwausstrahlen:er strahlt aus, strahlte aus, hat ausgestrahlt

uitstralen

die Kälte (EZ) de koudie Wärme (EZ) de warmtedie Kombination, die +en de combinatie(das) Grau grijsneutral, neutraler, am neutralsten neutraalnüchtern, nüchterner, am nüchternsten nuchter, verstandig(das) Orange oranjelebensfroh, lebensfroher, am lebensfrohesten vrolijk(das) Schwarz zwart(das) Weiß witdie Hoffnungslosigkeit (EZ) de hopeloosheiddie Ehrlichkeit (EZ) de eerlijkheiddie Schuld (EZ) de schulddie Unschuld (EZ) de onschulddie Lieblingsfarbe, die +n de favoriete kleurbeweisen: du beweist, bewiest, hast bewiesen bewijzenungünstig, ungünstiger, am ungünstigsten ongunstigverbreiten:er verbreitet, verbreitete, hat verbreitet

verspreiden

sachlich, sachlicher, am sachlichsten objectiefemotional, emotionaler. am emotionalsten emotioneeletwas Negatives iets negatiefs

Seite 101

Page | 71


festhalten:sie hält fest, hielt fest, hat festgehalten

houden

deuten: er deutet, deutete, hat gedeutet voorstellendie Ursache, die +n de oorzaakeinschlafen:sie schläft ein, schlief ein, ist eingeschlafen

in slaap vallen

hinterher daarna, achterafbewusst, bewusster, am bewusstesten bewustverständlich, verständlicher, am verständlichsten

begrijpelijk

sich gewöhnen (an +4):sie gewöhnt sich an ihn, du gewöhntest dich an uns, er hat sich an euch gewöhnt

wennen aan

sich vertraut machen (mit +3):er macht sich mit … vertraut, machte sich mit ... vertraut, hat sich mit ... vertraut gemacht

vertrouwd maken

die Voraussetzung, die +en de voorwaardeder Träumende, die +n de dromeralltäglich, alltäglicher, am alltäglichsten dagelijksintensiv, intensiver, am intensivsten intensiefeindeutig, eindeutiger, eindeutigsten duidelijkder Schlaf (EZ) de slaapsich fürchten (vor +3):du fürchtest dich vor ihm, sie fürchtete sich vor euch, wir haben uns vor ihnen gefürchtet

bang zijn voor

schuldig, schuldiger, am schuldigsten schuldigbedroht, bedrohter, am bedrohtesten bedreigdder Augenblick, die +e het momentdie Deutlichkeit de duidelijkheidder Spezialist, die +en de specialist,de expertdie Infinitivkonstruktion, die +en de constructie met infinitiefdie Notwendigkeit de noodzaak

Seite 102der Ausdruck, die Ausdrücke de uitdrukking, het gezegdedeklinieren:du deklinierst, dekliniertest, hast dekliniert

verbuigen, vervoegen

die Endung, die +en de uitgangunglaublich, unglaublicher, am unglaublichsten ongelofelijkdas Nebenfach, die -fächer het bijvakdie Psychologie de psychologie

Page | 72


der Alptraum, die Alpträume de nachtmerrieeinsperren:er sperrt ein, sperrte ein, hat eingesperrt

gevangen zetten, opsluiten

klopfen (auf/an +4):sie klopft, klopfte, hat geklopft

kloppen

hinausklettern:er klettert hinaus, kletterte hinaus, ist hinausgeklettert

eruit klimmen

um ... herum om ... heenan … vorbei aan .... voorbijsich / etwas biegen:sie biegt sich, bog sich, hat sich gebogen

buigen

die Ecke, die +n de hoekdas Traumforum, die -foren het dromenforumvorgestern eergisterenmerkwürdig, merkwürdiger, am merkwürdigsten

merkwaardig

das Geräusch, die +e het geluidherunter naar benedenhinuntergehen: er geht hinunter, ging hinunter, ist hinuntergegangen

naar beneden gaan

nachsehen:du siehst ihn (den Test) nach, sah ihn nach, hast ihn nachgesehen

nakijken

die Kellertreppe, die +n de keldertraphinauf naar bovenabsuchen: er sucht sie (die Straße) ab, suchte sie ab, hat sie abgesucht

doorzoeken

aufgehen: sie (die Sonne) geht auf, ging auf, ist aufgegangen

opgaan

sich erschrecken:du erschrickst dich, erschrakst dich, hast dich erschrocken

schrikken

Seite 103nicht mal niet eensdie Hecke, die +n de haagan …. entlang aan… langs/voorbijhuschen:sie huscht, huschte, ist gehuscht

glijden, glippen

die Hausecke, die +n de hoek van het huisunheimlich, umheimlicher, am unheimlichsten unheimisch, niet prettig

Page | 73


die Haustür, die +en de huisdeur, de voordeurverschlossen, verschlossener, am verschlossensten

gesloten

hinein naar binnender Schrei, die +e de kreet, de gil, de schreeuwdas Direktionaladverb, die +ien het directionele bijwoordhinunter naar benedenhüpfen:er hüpft, hüpfte, hat gehüpft / ist gehüpft

huppelen, springen

hinausgehen: du gehst hinaus, gingst hinaus, bist hinausgegangen

naar buiten gaan

das Referat, die +e de presentatie, de spreekbeurtSeite 104etwas / jemanden vermissen:er vermisst dich, du vermisstest uns, sie hat euch vermisst

missen, kwijt zijn

jemanden ansprechen:du sprichst mich an, er sprach dich an, sie haben uns angesprochen

aanspreken

der Himmel de hemelschweben:er schwebt, schwebte, ist geschwebt

zweven

sorglos, sorgloser, am sorglosesten zorgeloosdie Liedautorin, die +nen de liedjesschrijfsterbetonen:du betonst, betontest, hast betont

benadrukken

variieren:man variiert, variierte, hat variiert

variëren

die Strophe, die +n de strofe, het gedicht

G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 - Hueber dt... · Web viewNa enige tijd zullen ook de vakken 3 en...

Documents

Transcript of G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 - Hueber dt... · Web viewNa enige tijd zullen ook de vakken 3 en...