Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der...

64
Floris Schreve Wortelrassen, onderrassen en rassen

Transcript of Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der...

Page 1: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Floris Schreve

Wortelrassen, onderrassen en rassen

Page 2: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Inhoudsopgave Wortelrassen, onderrassen en rassen..................................................................................... 3 De wortelrassen van Helena Blavatsky.................................................................................. 7 The human Race has been compared to a tree, and this serves admirably as an illustration. .. 14 Wurzelrassen/Zeitalter en Unterrrassen/Kulturepochen bij Rudolf Steiner ................... 16 De geschiedenis van Atlantis en de wortelrassen in de Akasha-kroniek........................... 18 De overgang van het vierde naar het vijfde wortelras uit de Akasha-kroniek................. 37 Andere mededelingen uit de Akasha-kroniek over ‘rassen’ .............................................. 51

Page 3: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Wortelrassen, onderrassen en rassen Uit het voorgaande is gebleken dat er, wanneer de rassen ter sprake komen, er vaak wordt verwezen naar voorgaande tijdperken, toen de mens nog een weke vorm zou hebben (Lemu-rië), of naar het roemruchte, in de zee verzonken en mythische continent Atlantis, toen de mens nog buigzaam was en geen verhard bottenstelsel had (de mens is volgens Steiner veel ouder dan de reguliere wetenschap stelt, maar er zijn natuurlijk geen fossiele resten bewaard gebleven van deze ‘nog niet verharde mensen’). Voor de geschiedenis van de mensheidsevo-lutie zijn dit in de antroposofie wezenlijke zaken, die nauw samenhangen met Steiners kijk op het ontstaan en de functie van de verschillende mensenrassen en zelfs van zijn totale kosmo-logie. Rudolf Steiner heeft deze aarde-evolutie onder andere uiteen gezet in twee van zijn be-langrijkste werken, ‘Aus der Akasha-Chronik’ (1908, GA 11) en ‘Geheimwissenschaft’ (1909, GA 13).1 In de oorspronkelijke betekenis staan de begrippen wortelras en onderras niet synoniem voor ‘mensenras’, zoals wij dat nu definiëren (en Steiner het gebruikt in Die Mission einzelner Volksseelen). Met deze begrippen worden in eerste instantie tijdperken bedoeld (al slaat het wel degelijk voor de dominante cultuur of zelfs menselijke levensvorm van dat moment). Volgens Steiner is de aarde niet alleen materieel geëvolueerd, maar vond er ook een afdalende ‘involutie’ plaats, van zuiver geest tot uiteindelijk bezielde stof. ‘Dat wat boven is neigt naar beneden en dat wat beneden is neigt naar boven’ luidt de tekst van Hermes Trismegistus, zo’n beetje de oertekst van de hermetische filosofie en de westerse esoterische traditie, die in de negentiende eeuw werd ‘herontdekt’ en door de theosofie werd geïncorporeerd, net als later door de antroposofie2. Wellicht is het zinvol om eerst die zg aarde-evolutie in beeld te bren-gen. Volgens Steiner heeft de aarde een aantal stadia doorlopen, waarbij de mens al in het begin aanwezig was, zij het voor het grootste deel niet in materiële vorm. Ook de aarde be-stond in het begin nog niet uit verdichte materie, de vorm was in eerste instantie ook zuiver geestelijk. In die zin is er sprake van ‘involutie’ van geest naar stof. Tegelijkertijd gold er voor de te ontstane levensvormen op aarde het omgekeerde. Hoe meer de aarde en de materie zich verdichtte hoe hoger ontwikkeld de levensvormen (het onderscheid ‘minerale fase’, ‘plantenfase’, ‘dierlijke fase’ en ‘mens’). Ogenschijnlijk heeft de evolutielijn grote overeen-komsten met de Darwinistische notie van evolutie. Maar er is wel een principieel verschil. Waar het Darwinisme uitgaat van toevallige mutatie met de grootste kans op voortbestaan door de meest geschikte (wat primitief uitgedrukt ‘survival of the fittest), is de evolutie in de antroposofie teleologisch van aard. De evolutie werkt naar een doel toe en niets gebeurt er zomaar. Alles is onderdeel van een groot ‘kosmisch plan’, waarin alle hiërarchieën, ook de geestelijke hiërarchieën boven de mens (aartsengelen, engelen, tronen, cherubijnen, serafij-nen, etc., al ter sprake gekomen bij de bespreking van Die Mission) een bepaalde rol te ver-vullen hebben. Zoals het Darwinisme door toeval en ‘zinloosheid’ wordt gekenmerkt, zo heeft binnen de antroposofie alles ‘zin’ en een functie (tot en met verdwijnende rassen, zoals we hebben gezien). Ik laat dit zien aan de hand van een schema3 uit het mij zo bekende en geliefde Belgische an-troposofische tijdschrift ‘de Brug’:

1 Beide werken zijn online te vinden: Aus der Akasha-Chronik; Gesammelte Artikel aus der Zeitschrift „Lucifer-Gnosis“ 1904/05. (http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011.htm) en Die Geheimwissen-schaft im Umriß (http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_013.htm) 2 Tabula Smaragdina, zie deze informatieve site http://www.agatentafelen.nl/tafelen/hermes.html 3 Zie http://users.telenet.be/antroposofie/vanaf40/b52a.htm

Page 4: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

1ste vormfase: hoger devachaan

2de vormfase: lager devachaan

3de vormfase: astrale wereld

4de vormfase: fysieke wereld:

1ste tijdvak: Polaris

2de tijdvak: Hyperborea - de huidige zon scheidt zich af

3de tijdvak: Lemurië - de huidige maan scheidt zich af

4de tijdvak: Atlantis zondvloed

5de tijdvak: Na-Atlantis de zeven gemeenten uit de Apokalyps 1) Oud-Indische cultuurperiode = Efeze 2) Oud-Perzische cultuurperiode = Smyrna 3) Egyptisch-Babylonische cultuurperiode = Pergamum 4) Grieks-Romeinse cultuurperiode= Tyatira 5) Huidige cultuurperiode = Sardes 6) Russische cultuurperiode = Philadelphia 7) Amerikaanse cultuurperiode = Laodicea grote oorlog van allen tegen allen

6de tijdvak: de zeven zegels uit de Akopalyps

7de tijdvak: de zeven bazuinen uit de Apokalyps de fysieke aarde verdwijnt en gaat over in een astrale toestand

- 5de vormfase: hogere astrale wereld - 6de vormfase: vervolmaakt lager devachaan - 7de vormfase: vervolmaakt hoger devachaan

De ontwikkeling van de aarde heeft voor onze tijd een aantal eerdere tijdperken gekend (een paar zijn al ter sprake gekomen). Deze tijdperken vormen weer een onderdeel van een nog veel groter evolutiemodel, zoals bovenstaand is te zien. Ik zal dit ‘grote model’ hier buiten beschouwing laten (wordt uitgebreid toegelicht in oa Geheimwissenschaft, waar ook de ‘toe-komstige’ tijdperken worden beschreven4). In dit verband volstaat het om de tijdperken te noemen die aan het onze vooraf gingen, te weten Polaris, Hyperborea, Lemurië, Atlantis en nu dus het huidige. Te zien is ook de indeling van de cultuurperiodes in het huidige tijdperk.

4 Zie Rudolf Steiner, Die Geheimwissenschaft im Umriß, het hoofdtuk ‘Gegenwart und Zukunft der Welt- und Menschheits-Enwickelung’, (GA 13, 1909) http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_013_06.htm#_Toc14861976

Page 5: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Deze indeling van de cultuurperiodes hebben we eerder al eerder gezien aan het slot van de vierde voordracht van Die Mission en zal later in dit betoog nog uitgebreid worden behandeld. Van belang is in dit verband om te laten zien dat ook Atlantis (waar de mens uiteindelijk zijn stoffelijke vorm aannam en verschillende vermogens ontwikkelde die voor de mens in de he-dendaagse vorm gelden) verschillende cultuurperiodes/onderrassen heeft gekend. Dit zijn achtereenvolgens:

1. Rmoahals (Gefühle, Sinnesgedächnis, Sprache) 2. Tlavatli (Erinnerung, Ahnenkult) 3. Ur-Tolteken (persönliche Erfahrung) 4. Ur-Turanier (persönliche Machtfülle) 5. Ur-Semiten (Urteilskraft, Rechnen) 6. Ur-Akkadier (Anwendung der Urteilskraft, "Gesetze") 7. Ur-Mongolen (verlieren die Macht über die Lebenskräfte, behalten aber den Glauben dar-

an)5

Deze ‘Atlantische cultuurperiodes/onderrassen’ worden gedetailleerd besproken in de Akas-ha-kroniek, om precies te zijn in het hoofdstuk ‘Unsere Atlantische Vorfahren’ en in ‘Über-gang der vierten in die fünften Wurzelrasse’6. Later zullen deze cultuurperiodes nog belangrijk worden, vooral de vijfde cultuurperiode van de zg ‘Oer-Semieten’. Terug naar de grotere evolutie en involutie lijn. De bioloog Hermann Poppelbaum, een be-langrijk volgeling van Rudolf Steiner heeft dit model een keer op een overzichtelijke manier uitgetekend (zie figuur 1) Wij zien hier dus een integratie van de bijna correcte Darwinistische lijn met die van de aarde –evolutie. Steiner heeft dit model overigens zelf ook een keer uitgetekend (in 1907, GA 100, fig. 2). Hier zin wij één stijgende lijn. Aan de linkerkant zijn de aardetijdperken/wortelrassen weergegeven, aan de rechterkant zien wij de materiële evolutie. Van belang is om op te mer-ken dat de mens vanaf het begin al aanwezig was, zelfs voordat de eerste reptielen waren ont-staan. De mens was er toen nog niet in materiële vorm, maar als geestelijke entiteit of als nog niet verdichte materie. Pas in een later stadium is de figuur ‘mens’ zich gaan materialiseren. Overigens is hier meteen een schokkend detail te zien (niet weergegeven in het model van Poppelbaum). Het blijkt dat Steiner de indianen plaatst tussen de apen en de Ari-ers. De verklaring moet worden gevonden in het volgende. Volgens Steiner werden alle vor-men ‘voorbereid’ in de geestelijke wereld (bij Poppelbaum de involutielijn en onderstaand de linkerkant van de lijn). Op een gegeven moment gaan deze vormen zich materieel manifeste-ren (bij Poppelbaum de opklimmende evolutielijn, hieronder de rechterkant van de lijn). Dat neemt niet weg dat Steiner de indianen zag als een evolutievorm dat tussen de aap

5 Bron: http://wiki.anthroposophie.net/Rassen 6 Tekst te vinden onder http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_02.htm#_Toc17205762 en http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_03.htm#_Toc17205763

Page 6: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Links: Fig. 1 Evolutiemodel Hermann Poppelbaum

Rechts: Fig. 2 Evolutiemodel Rudolf Steiner bij een lezing in 1907 (GA 100). Bijbehorende tekst: ‘Wir könnten auch ohne weiteres Haeckels Stammbaum übernehmen, der Unterschied ist nur der, daß Haeckel erst die Tier-formen enstehen und diese sich dann bis zum Menschen hinaufentwickeln läßt, während wir in der Uniform bereits den Menschen sehen und die Tierwelt nur als Abzweigung, als entartete Menschen betrachten. Tatsäch-lich ist der Mensch der Erstgeborene der Erde; er hat sich in gerader Linie weiter entwickelt, hat die andern We-sen an den verschiedenen Etappen zurückgelassen’.7 Op Haeckel kom ik nog terug. Duidelijk is dat in Steiners visie de mens wel erg als het centrum van de schepping (al vanaf het begin aanwezig, zij het nog niet in materië-le vorm, zie overigens ook Poppelbaum) zag en dan vooral de Arische mens. De indianen krijgen de plek van ‘hoogste diersoort’ toegewezen, althans daar heeft het in dit model alle schijn van. Maar hier wordt het verhaal van het te vroeg verharden van de indianen enigszins inzichtelijk, als mensen die zich ‘te vroeg materialiseerden en nu ‘decadent’ zijn geworden’. Diervriendelijk is deze omschrijving overigens ook, met de voorstelling van dieren als ‘ontaarde mensen’. Wat dat betreft is de antroposofie behoorlijk ‘antropocentrisch’ en wat betreft de anders gekleurde medemens zeker ‘aryo-centrisch’. Overigens is het voor mij onbestaanbaar dat je na kennisne-ming van deze tekening, die NB het evolutiemodel moet voorstellen (dus niet zomaar iets) je doodleuk kunt beweren dat er géén sprake is van rassenleer.

en de Ariër. Dat geldt niet alleen voor deze tekening. Hij zag de indianen daadwerkelijk als ‘te vroeg verharde mensen, die daarom decadent zijn geworden’. Dit heeft hij vele malen en in verschillende werken verklaard. Overigens heeft de van Baarda-commissie de uitspraak die bij deze tekening hoort in de eerste categorie geplaatst, mede vanwege deze tekening. Ik zal die uitspraak, samen met de tweede bijbehorende tekening pas behandelen wanneer ik speci-fiek op Steiners visie op de indianen inga. Het gaat mij hier om het algemene beeld Voor hier haal ik nu een passage uit Die Mission einzelner Volksseelen terug: ‘Da haben die Indianer nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch ahnen konnte etwas von der alten Größe und Herrlichkeit eines Zeitalters, das in der alten atlantischen Zeit vorhanden war, wo noch wenig um sich gegriffen hatte die Rassenspaltung, wo die Menschen hinaufschauen konnten nach der Sonne und wahrzunehmen vermochten die durch das Nebelmeer eindringenden Geister der Form. Durch ein Nebelmeer blickte der Atlantier hinauf zu dem, was sich für ihn nicht spaltete in eine Sechs- oder Siebenheit, sondern zusammenwirkte. Das, was zusammenwirkte 7 Geciteerd uit het eindrapport, p. 119

Page 7: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

von den sieben Geistern der Form, das nannte der Atlantier den Großen Geist, der in der alten Atlantis dem Menschen sich offenbarte. Dadurch hat er nicht mit aufgenommen das, was die Venus-, Merkur-, Mars- und Jupiter-Geister bewirkt haben im Osten. Durch dieses haben sich gebildet alle die Kulturen, die in Europa in der Mitte des neunzehnten Jahrhunderts zur Blüte gebracht wurden. Das alles hat er, der Sohn der braunen Rasse, nicht mitgemacht. Er hat fest-gehalten an dem Großen Geist der urfernen Vergangenheit’. (fragment citaat 117, zesde voor-dracht) Laten we precies kijken naar wat Steiner hier zegt. Hij begint dat de indianen zijn baga-ge/erfgoed heeft meegenomen van de Atlantische cultuur, toen hij dit continent verliet en zich in het westen (Amerika) vestigde. Hij had nog een besef van oude Atlantische cultuur, toen het contact met de hogere geestelijke wezens en zelfs in staat was ze waar te nemen. Dat ‘Ne-belmeer’ is overigens in dit verband zeker interessant; in de Atlantische tijd was de materie nog minder verdicht en was de aarde gehuld in een ‘nevelzee’. De zes of zevenheid zijn de elohim, de geesten van de vorm, waarvan er zes vanuit de zon werken en in een vanuit de maan. Maar de indiaan had zich vastgeklampt aan de oude cultuur van Atlantis en de nieuwe cultuurontwikkelingen, die in het oosten waren ontstaan vanuit de werking van Venus, Mer-curius en Jupiter, waren aan hem voorbij gegaan. Kortom, een ras dat zijn beste tijd heeft gehad en misschien meer bij Atlantis hoorde dan bij het huidige tijdperk. Hoe verhoudt zich dit tot de zg. wortelrassen en onderrassen, of in Steiners latere terminolo-gie Zeitalter/Kulturepochen? Hiervoor moeten we kijken naar zijn beroemde voorgangster van wie Steiner veel heeft overgenomen. Oorspronkelijk heeft hij deze termen ontleend aan Helena Blavatsky, de grondlegster van de Theosofische beweging, waarvan Steiner een tijd deel van uitmaakte, voordat hij zijn nieuwe antroposofische beweging startte. Het was Helena Blavatsky die de leer van de wortelrassen en de aarde-evolutie formuleerde. Deze heeft zij vooral uiteen gezet in haar monumentale werk The Secret Doctrine, naast Isis unveiled haar belangrijkste werk. De wortelrassen van Helena Blavatsky In The Secret Doctrine (De Geheime Leer) beschrijft Helena Blavatsky (HPB) het ontstaan van de aarde, het verloop van de evolutie en lotsbestemming van de mens. Steiner heeft haar beschrijving van de evolutie, met een paar duidelijke verschillen, vrijwel geheel overgeno-men. Ik geef hier de samenvatting van Bram Moerland8: ‘Het tweede deel van de Geheime Leer is grotendeels gewijd aan de ‘Antropogenesis’, of de leer van de wortelrassen. Daaruit stammen ook de hierna aangehaalde citaten van Blavatsky. Bij de lezing van de boeken van Blavatsky valt in eerste instantie het extreme dualisme van geest en stof op. Geest is ‘hoog’ en stof is ‘laag’ (zie ook Steiner en het hiervoor getoonde

8 Bram Moerland is filosoof en gespecialiseerd in het gnosticisme en en het vroeg-Christelijke denken, waarover hij veel heeft gepubliceerd. In 1989 publiceerde hij het boekje/brochure Rassenleer met charisma waarin hij de rassenleer van Rudolf Steiner en Helena Blavatsky aan de kaak stelde. Itt Evert van der Tuin en Gjalt Zondergeld (en Agust de Roode, die aan een publicatie had bijgedragen) stelt hij niet dat de rassenleer van de antroposofie dicht bij het nationaal socialisme staat, maar ontstaan is door een negentiende eeuwse abberatie van het gnosti-sche denken, waarvan de reïncarnatie-theorie (die dus ook in het vroeg-Christelijke denken voorkwam) is ver-mengd met modieuze negentiende eeuwse rassenleer en Europese superioriteitswaan. En zijn boekje is vanzelfsprekend een aanklacht tegen het feit dat deze achterhaalde opvattingen door hedendaagse antroposofen kritiekloos worden nagevolgd en verdedigd. Itt de eerdere publicaties van Zondergeld en van der Tuin (niet hun latere, waar ik het wel mee eens ben), heb ik me in Moerlands verhaal altijd goed kunnen herkennen. Het staat in ieder geval, van alle voorgaande critici, het dichst bij hoe ik tegenover deze materie sta.

Page 8: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

model van Poppelbaum, FS). Die tweedeling valt samen met mannelijk en vrouwelijk. ‘Het ideële mannelijke is zuiver goddelijk en geestelijk, terwijl het vrouwelijke in zekere zin door stof bezoedeld is, het is inderdaad stof en daarom reeds een kwaad. Dat dualisme lijkt mij overigens typisch westers. Blavatsky doet het steeds voorkomen alsof haar leer Oosters zou zijn, zelfs ingegeven door Oosterse ‘Meesters’. Maar ik herken in haar boeken oude christelijke en vooral gnostieke dogmatiek. Weliswaar geeft zij aan allerlei be-grippen een oosterse naam, maar die begrippen acht ik naar inhoud puur westers. Zo kent Blavatsky ook de seksualiteit als de oerzonde. Zij ziet de val van de geest in de geslachtelijke voortplanting en die zou de oorzaak zijn geweest van het ontstaan van de rassen: ‘De aarde is vervallen in de voortbrenging harer soorten door geslachtelijke vereniging.’ Tegen mijn stelling dat Blavatsky zich bedient van Westerse begrippen, zullen theosofen wel-licht willen inbrengen dat de door Blavatsky beleden leer van de reïncarnatie uit het oosten stamt. Dat is niet zo. De reïncarnatieleer van Blavatsky heeft veel meer weg van de opvattin-gen daarover in de westerse gnostieke traditie. Die zijn bij ons in de vergetelheid geraakt maar in de Middeleeuwen waren die ook in het westen, onder de gnostici, wijd verbreid. In de oud-heid treft men de leer van de zielsverhuizing al aan bij Pythagoras en Empedocles. Ook Plato geloofde in reïncarnatie. Blavatsky’s wortelrassenleer treft men in de kiem reeds aan in de Phaedres van Plato.9 Toegegeven moet worden dat de Theosofische Vereniging veel heeft gedaan voor de studie van de oosterse geschriften. Zo is bijvoorbeeld de Bhagavat Gita vooral door de theosofen hier bekend geworden, maar voor de juiste kennis van de Oosterse filosofie is de uitleg van Blavatsky eerder een belemmering dan een hulp.10 Aan het oude westerse gedachtegoed voegt Blavatsky een voor haar tijd nieuwe theorie toe, de evolutieleer van Darwin. Zij schrijft daarover: ‘Wij bezitten een occulte Leer die zich niet verliest in de duisternis der archaïsche tijden. Wij hebben haar volledig weergegeven in Isis Ontsluierd. Het denkbeeld van een Darwinistische evolutie en van een strijd om het bestaan en van het ‘overleven der meest geschikten’, loopt door beide delen van ons werk.’ Met de hierboven uiteengezette ingrediënten: • Het dualisme van een hogere geest en een lagere stof • De val van de geest in de geslachtelijke voortplanting • Het overleven van de meest geschikten Daarmee schept Blavatsky een geheel eigen gedachteconstructie, de leer van de Wortelrassen (door haar consequent met een hoofdletter geschreven)’.11

9 Hier doelt Moerland op het oorspronkelijke verhaal van Atlantis, zoals wij dat van Plato kennen. 10 Bram Moerland beschrijft hier een klassiek geval van ‘Oriëntalisme’, zoals dat door de Palestijn-se/Amerikaanse literatuurwetenschapper Edward Said (1935-2003) is omschreven, oftewel een ‘westerse projec-tie op iets dat typisch oosters zou zijn’. Vaak zijn dit soort beelden opgebouwd uit clichés en zeggen zij meer iets over de westerse perceptie, dan over de oosterse realiteit. Said beschreef dit verschijnsel uitvoerig in zijn mag-num opus Orientalism (1978) en zijn tweede klassieker Culture and Imperialism (1990). De ironie wil dat er in het van Baarda-rapport meermalen naar de laatste titel wordt verwezen, om duidelijk te maken hoe niet uniek en zelfs gematigd Rudolf Steiner was, in zijn toepassing van etnische stereotyperingen. Volgens Said heeft het oriëntalisme namelijk meer gezichten: aan de ene kant exotische dweepzucht (die weinig met de werkelijkheid te maken heeft) en aan de andere kant bevestiging van de eigen (rationele) superioriteit als rechtvaardiging om de ander te kunnen overheersen/koloniseren. Toch zou ik erg benieuwd zijn geweest naar wat Edward Said zelf zou hebben gevonden van het feit dat zijn werk is ingezet om de antroposofie van racisme vrij te pleiten. Zie voor een inleiding op Saids gedachtegoed van mijn hand (fragment van mijn scriptie): http://florisschreve.blog-s.nl/2008/10/14/edward-said-orientalism-en-de-kritiek-van-kanan-makiya/ 11 Moerland, ‘Rassenleer met charisma’, pp. 7-9

Page 9: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

De hierboven door Bram Moerland geschetste denkbeelden zijn essentieel om het rassenver-haal te begrijpen, ook bij Rudolf Steiner. Er is inderdaad sprake van een reïncarnatieleer, ge-combineerd met een ‘soort Darwinistische’ evolutieleer. In dit evolutieproces wisselen geestelijke krachten, die zich op een diverse wijze manifesteren elkaar af. Dit geldt ook voor de verschillende rassen. Het is niet direct zo dat het ene ras minder is dan het andere, alles heeft binnen de theosofie en de antroposofie een functie. Wel is het zo dat op een gegeven moment een ‘ras’ (zie de indianen) zijn beste tijd heeft gehad en moet uitsterven, om plaats te maken voor iets nieuws. Er zijn dus oppervlakkige overeenkomsten met de Darwinistische evolutieleer, maar ook belangrijke verschillen. Waar in de gangbare evolutieleer het toeval een grote rol speelt, geldt voor de theosofische en de antroposofische kijk op de evolutie dat alles doelmatig is en zich volgens ‘wetmatigheden’ voltrekt. ‘Das ist einfach eine Gesetzmä-ßigkeit’, zegt Steiner in de vierde voordracht van Die Mission, wanneer hij het over de evolu-tie van de rassen heeft, langs de ‘wetmatig verlopende lijn’ van oost naar west (‘eine merkwürdig verlaufende Linie’ ). Alles dient dus een bepaald doel of heeft ‘zin’ in de teleolo-gische zienswijze van de antroposofie en de theosofie. Niets gebeurt toevallig. Zie hier het principiële verschil tussen de ‘normale wetenschap’ (de evolutieleer, maar ook de bijv. de historische wetenschap) en de zg. ‘geesteswetenschap’ van Steiner, of de miraculeuze openba-ringen van Helena Blavatsky, middels de binnenvliegende en zich spontaan materialiserende ‘Mahatma-brieven’ van ‘de Meesters’. Moerland vervolgt zijn verhaal met een beknopte uitleg van de theorie van de Wortelrassen. Ook dit gedeelte zal ik integraal citeren: ‘Volgens Blavatsky wordt de loop van de evolutie gekenmerkt door zeven rondtes. Deze ze-ven rondtes vormen samen één cyclus. Tijdens deze cyclus daalt de geest in de stof, om daar vervolgens een stuk wijzer weer uit op te stijgen. Bij elke rondte hoort een bepaalde plaats op aarde en een wortelras. Elk wortelras is weer verdeeld in zeven onderrassen: Het Heilige land. In den beginne, de eerste rondte, was het Heilige Land. Toen was alles nog zuiver geestelijk en dus goed. Maar om de een of andere reden kwam er in de geestelijke sfe-ren een opstand. Er waren ‘goddelijke oproerlingen’. Deze oproerlingen brachten de eerste mens voort, het eerste wortelras, nog steeds zuivere geestelijke ego’s. Maar deze oproerlingen slaagden niet in hun opzet. Blavatsky: ‘Zij faalden en van allen wordt gezegd dat zij voor die mislukking gestraft zijn. Wat was die straf? Een vonnis van gevangenschap in de laagste sfe-ren die onze aarde is; in de duisternis van de stof. Hyperborea. Het was in de tweede rondte dat de zuiver geestelijke ego’s incarneerden in stof-felijke lichamen. Zo ontstond het tweede wortelras. Dat gebeurde in het land Hyperborea. Deze mensen waren ongeslachtelijk. Lemurië. Tijdens de derde rondte ontwikkelde zich het begin van de geslachtelijkheid, zij het nog androgyn. Zo ontstond Lemurië, het derde wortelras. Atlantis. Tijdens de vierde rondte ‘verviel de geest tot geslachtelijke voortplanting’. De straf daarvoor was dat een geheel dierlijk mensenras werd gevormd, het vierde wortelras in Atlan-tis. Centraal-Europa. Wij bevinden ons nu in de vijfde rondte, want allengs begint het tij te ke-ren. De stoffelijke omhulsels van de geestelijke ego’s ontwikkelden verstandelijke vermogens en daaruit vormde zich het Arische ras, het wortelras van deze tijd. Er moeten nog drie rondtes komen. Daarna zal de oorspronkelijke toestand van het ‘Heilige Land’ weer hersteld zijn’.12

12 idem, pp. 9-10 Zie overigens ook een wat ironische samenvatting van de Geheime Leer door Rene Zwaap in de Groene Amsterdammer van 28 februari 1996, in een bericht van mij op racisme-debat (samen met het com-

Page 10: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Zie hier een samenvatting van Steiners belangrijkste bron voor zijn idee van de evolutie, al wordt daar in antroposofische kring bijzonder moeilijk over gedaan. Nu de grote lijnen zijn geschetst is het wellicht aardig om op en paar details in te gaan. Het lijkt mij zinvol om kort aandacht te besteden aan wat het van Baarda-rapport heeft ge-schreven over deze fragmenten van Bram Moerland. De kritiek van het van Baarda-rapport was wat betreft dit werkje van Moerland, tamelijk fors. Ik heb hier al in een eerder artikel aandacht aan besteed. Een belangrijk punt is dat Moerland geen noten heeft gebruikt, zodat het soms moeilijk is om iets terug te vinden (alleen een literatuurlijst, waarbij wel vermeld staat welke uitgaven hij heeft gebruikt)13. Daar kan ik, gezien de omvang van de Geheime Leer wel enigszins in meegaan. Dat neemt niet weg dat ik zelf (bijna) alle passages die Moer-land aanhaalt heb teruggevonden, zowel in de Nederlandse vertaling als in het Engelse origi-neel (gepubliceerd op internet http://www.theosociety.org/pasadena/sd/). Al is de Geheime Leer een immense en intimiderende papiermassa, waar je op het eerste gezicht de moed van in de schoenen zinkt, toch zijn zaken goed terug te vinden als je de structuur een beetje door hebt (hetzelfde geldt overigens voor het van Baarda-rapport, ook niet echt gebruiksvriendelijk van opbouw en bovendien van eenzelfde ‘intimiderende omvang’. Maar dat is me uiteindelijk ook uitstekend gelukt). Maar ik zal nog wat van Moerland aanhalen, alvorens op het origineel in te gaan. Moerland: ‘Zoals reeds gezegd maakt Blavatsky een scherp onderscheid tussen Geest (met hoofdletter) en stof. Zij koppelt dat aan de leer van reïncarnatie en karma. De reïncarnerende ego’s zijn geheel geest. Onze lichamen, de omhulsels, zijn puur stof. In hun ontwikkelings-gang reïncarneren de geestelijke ego’s in de stoffelijke lichamen van de verschillende rassen. Elk ras vertegenwoordigt een fase van die ontwikkelingsgang. Als de ontwikkelingsgang, die behoort bij een bepaald ras is volbracht, incarneren de ego’s in een volgend, nieuw ras (zie de parallel met de vierde voordracht uit Die Mission! FS). Het nare gevolg van de val in de ge-slachtelijke voortplanting was echter dat de stoffelijke lichamen zich bleven voortplanten, ook als de incarnerende ego’s hun geestesoog al op een nieuw ras hadden laten vallen. Die zich almaar voortplantende lichamen hebben dus geen geestelijke component meer. Die lichamen degenereren daardoor, zij raken, zoals Blavatsky dat zegt ‘ontaard’ en zijn daardoor tot uit-sterven gedoemd’ (al genoot dit gedachtegoed gedurende de hippietijd enige hernieuwde po-pulariteit, erg pro-seksuele revolutie was deze Madame Blavatsky duidelijk niet, commentaar FS14).

plete artikel van Sjoerd de Jong uit NRC Handelsblad, dat daarvoor integraal is weergegeven) http://antroposofie.wordpress.com/2008/10/30/racismedebat/#comment-604 13 Eindrapport 622-624 Verder heeft de commissie ongeveer dezelfde kritiek als Walter Heijder over het geval van de samenvoeging van twee ciaten uit Die Mission. Daarvoor verwijs ik naar noot 18. 14 Het aardige is ook dat bepaalde hedendaagse New Agers dit soort vreemde opvattingen hebben verkondigd. Zie bijvoorbeeld het beruchte kruidenvrouwtje Melly Uyldert, ernstig in opspraak geraakt wegens het ‘Karmisch goedpraten van de Holocaust’. Zij is een groot voorstander van het preventief aborteren van kinderen die ver-wekt zijn middels een al te ‘lust bevredigende’ ervaren conceptie en daardoor gehandicapt zouden zijn. Ook het inmiddels roemruchte antroposofische tijdschrift de Brug kan er wat van. Hoewel ze daar weer tegen abortus zijn (‘voor abortus en tegen de doodstraf, hoe kan dat?’), staat het vol met fulminades tegen de alom aanwezige de-cadentie en de ‘op lust gerichte tijdgeest’. Homoseksuelen wacht een gruwelijk lot, daar zij half geïncarneerde mannen zijn met een zwak astraal lichaam, die zich daarom verlustigen aan de ‘oersterke etherlichamen van de ploeterende boeren op het platteland’. Kan ik me als homoseksueel ervaringsdeskundige, die is opgegroeid op het platteland niet echt in herkennen (de stad is op dat gebied veel leuker, maar misschien val ik niet op ‘etherli-chamen’, zijn mij ‘te vluchtig’ en hebben gewoon te weinig substantie, zelfs als ze ‘oersterk’ zijn), maar het geeft wel een beetje de krampachtige mentaliteit weer van de diverse zingevingzoekers, die zich zo verheven en diepzinnig op het hogere en geestelijke richten en in de antroposofie, theosofie of sommige richtingen van de New Age menen de juiste weg te hebben gevonden. Overigens geldt dat in de Brug ook voor mensen met een

Page 11: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Verder met Moerland: ‘Blavatsky: ‘Het is een feit dat veel te denken geeft dat de laagste men-senrassen thans snel uitsterven. Over de ganse wereld worden die stammen gedecimeerd, wier tijd om is’. ‘Het uitsterven van de inboorlingen van Hawaii bijvoorbeeld is een van de ge-heimzinnigste vraagstukken van deze tijd. De ethologie zal vroeg of laat met de occultisten moeten erkennen dat de ware oplossing moet worden gezocht in de werktuigen van karma’. ‘Roodhuiden, Eskimo’s, Papoea’s, Australiërs, Polinesiërs, enz. enz. zijn allen aan het uitster-ven. Zij die inzien dat elk wortelras een toonladder van zeven onderrassen doorloopt, zullen het ‘waarom’ begrijpen. De incarnerende ego’s zijn aan hen voorbij gegaan, om ondervinding op te doen in beter ontwikkelde en minder door ouderdom versleten stammen, en hun vernie-tiging is derhalve een Karmische noodzakelijkheid.’ ‘Aldus zal de mensheid, ras na ras, haar voorgeschreven pelgrimstocht afleggen. Geen enkele van haar eenheden kan haar onbewuste roeping ontgaan of zich onttrekken aan de last mede te arbeiden met de natuur, terwijl een reeks van minder begunstigde groepen, de mislukkelingen, uit het menselijk gezin zullen verdwijnen zonder een spoor na te laten’.15 Tot zover deze passages uit de Geheime Leer, geciteerd uit Moerland. Een bloederig geheel is het zo langzamerhand wel, dat bovendien bol staat van het racisme. Maar heeft Moerland, met deze verschillende citaten, Blavatsky correct weergegeven? Het lijkt me van belang om hier helderheid in te scheppen, daar er in het van Baarda-rapport zo’n punt van wordt gemaakt. Laten we een paar Engelse originelen terughalen. Ik zal laten zien wat ik daar zoal heb terug-gevonden: ‘(before the Sixth Root-Race dawns), the white (Aryan, Fifth Root-Race), the yellow, and the African negro — with their crossings (Atlanto-European divisions). Redskins, Eskimos, Papuans, Australians, Polynesians, etc., etc. — all are dying out. Those who realize that every Root-Race runs through a gamut of seven sub-races with seven branchlets, etc., will understand the “why.” The tide-wave of incarnating Egos has rolled past them to harvest experience in more developed and less senile stocks; and their extinction is hence a Karmic necessity’.16

handicap. Of rekent men homoseksualiteit tot die categorie? Als we Lieven Debrouwere moeten, geloven, met wie ik ook in discussie ben gegaan op ‘racisme-debat’, blijkbaar wel, zie http://users.telenet.be/antroposofie/vanaf40/b49hyper.htm . ‘Homo’s lijden pijn omdat ze anders zijn’. Dit zei hij overigens naar aanleiding van een ingezonden brief, die ging over een eerder artikel uit de Brug, waar men weer eens gezellig over de schreef was gegaan met het beledigen van een heleboel minderheden, waaronder ook ho-mo’s. Zie ook een artikel van de antroposofische arts LFC Mees, die doodleuk beweert dat er een oorzakelijk verband is tussen de toename van het aantal abortussen en de zogenaamde toename van het verschijnsel homoseksualiteit http://users.telenet.be/antroposofie/vanaf40/b50defhtm.htm#005.htm (net alsof het ‘vroeger’ net zo makkelijk uit de kast komen was als tegenwoordig, dus homoseksualiteit is vanzelfsprekend veel zichtbaarder geworden. En inderdaad een resultaat van de toegenomen seksuele vrijheid is ook de mogelijkheid van abortus toegenomen, maar dat wil niet zeggen dat abortus en homoseksualiteit op zich iets met elkaar te maken hebben). Ook zegt hij dat homoseksuelen per definitie ‘displaced’ zijn en vrouwelijke trekken hebben (het bekende cliché, waar hij alleen een soort esoterische onderbouwing voor geeft). Maar wat betreft mensen met een ‘andere handicap’, in een ander artikel staat dat er iemand voor zijn 35e sterven omdat die stotterde en scheelzag en desalniettemin toch ‘de hoogmoedigheid bezat om niet als een gewone aar-demens verder te leven’ http://users.telenet.be/antroposofie/vanaf40/b50defhtm.htm#003. Dus homo’s zijn niet de enige ‘gehandicapten’ die in de Brug beledigd worden. Dat ten dode te zijn opgeschreven vanwege stotteren en scheelzien staat langzamerhand wel een beetje ver af van Steiners ‘heilpedagogische inzichten’, die in regel niet bedoeld zijn om zo bloederig af te lopen. Kortom de Brug is echt een aanrader, zie de ‘inhoudstafel’ http://users.telenet.be/antroposofie/diabasis/inhaztot.html 15 Moerland, p. 13 16 http://www.theosociety.org/pasadena/sd/sd2-3-09.htm

Page 12: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

With regard to a former civilization, of which a portion of these degraded Australians are the last surviving offshoot, the opinion of Gerland is strongly suggestive. Commenting upon the religion and mythology of the tribes, he writes, “The statement that the Australian civilization (?) indicates a higher grade, is nowhere more clearly proved than here, where everything resounds like the expiring voices of a previous and richer age. The idea that the Australians have no religion or mythology is thoroughly false. But this religion is certainly quite deteriorated.” (Cited in Schmidt’s “Doctrine of Descent of Darwinism,” pp. 301-2.) As to his other statement, namely, that the Australians are a “division of the Malays” (Vide his ethnological theories in the “Pedigree of Man”), Haeckel is in error, if he classes the Australians with the rest. The Malays and Papuans are a mixed stock, resulting from the intermarriages of the low Atlantean sub-races with the Seventh sub-race of the Third Root-Race. Like the Hottentots, they are of indirect Lemuro-Atlantean descent. It is a most suggestive fact — to those concrete thinkers who demand a physical proof of Karma — that the lowest races of men are now rapidly dying out; a phenomenon largely due to an extraordinary sterility setting in among the women, from the time that they were first approached by the Europeans. A process of decimation is taking place all over the globe, among those races, whose “time is up” — among just those stocks, be it remarked, which esoteric philosophy regards as the senile representatives of lost archaic nations. It is inaccurate to maintain that the extinction of a lower race is invariably due to cruelties or abuses perpetrated by colonists. Change of diet, drunkenness, etc., etc., have done much; but those who rely on such data as offering an all-sufficient explanation of the crux, cannot meet the phalanx of facts now so closely arrayed. “Nothing,” says even the materialist Lefevre, “can save those that have run their course. . . . It would be necessary to extend their destined cycle. . . . The peoples that have been most spared . . . Hawaiians or Maories, have been no less decimated than the tribes massacred or tainted by European intrusion.” (“Philosophy,” p. 508.)

"The intellectual difference between the Aryan and other civilized nations and such savages as the South Sea Islanders, is inexplicable on any other grounds. No amount of culture, nor generations of training amid civilization, could raise such human specimens as the Bushmen, the Veddhas of Ceylon, and some African tribes, to the same intellectual level as the Aryans, the Semites, and the Turanians so called. The 'sacred spark' is missing in them and it is they who are the only inferior races on the globe, now happily -- owing to the wise adjustment of nature which ever works in that direction -- fast dying out. Verily mankind is 'of one blood,' but not of the same essence. We are the hot-house, artificially quickened plants in nature, having in us a spark, which in them is latent".[20]

Niet alles heb ik letterlijk teruggevonden, maar het ziet ernaar uit dat het aardig klopt (al deze passages komen uit Stanza XII en de ‘aanvullende commentaren op Stanza XII’, deel II An-tropogenesis). Het is dus inderdaad zo’n genocidaal geheel. Over rassen die ‘gelukkig snel uitsterven’. Of over vrouwen van die inferieure rassen die spontaan steriel worden zodra een ‘verheven Europeaan’ in de buurt komt. Het van Baarda-rapport verwijt dan Bram Moerland dat hij bijv. de uitspraak ‘Niets vermag hen te redden’ toeschrijft aan Blavatsky, terwijl dat een uitspraak is van ene meneer Lefevre. Dat klopt, maar ook het van Baarda-rapport geeft de portee ook niet correct weer. Helena Blavatsky zegt: ‘Niets vermag hen te redden’, zegt zelfs de materialist Lefevre. En als zelfs een materialist (zo’n beetje het ergste wat je kunt zijn in theosofische of antroposofische ogen) het zegt, dan mag je dit toch zien als een bijna triom-fantelijke instemming. Dan weet je wel spreekwoordelijk hoe laat het is. Dus aan het Engelse origineel te zien heeft Moerland de waarheid hier niet veel geweld aan gedaan. Dan zou je het van Baarda-rapport kunnen verwijten dat zij daarmee suggereren dat dit niet de mening van

Page 13: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Madame Blavatsky zou zijn. En dat is zeker niet waar, gezien haar triomfantelijke zelfs de materialist..enz. De vertaling die Moerland heeft gebruikt ken ik overigens niet, dus daar heb ik geen mening over. Hoewel ik het persoonlijk soms fascinerende fictie vind (een soort ‘Lord of the Rings’ of be-ter ‘The Silmarillion’, van JRR Tolkien), kan ik me enigszins vinden in het oordeel van schrijver en NRC recensent Sjoerd de Jong, die stelt: ‘Wie De Geheime Leer doorbladert, belandt in een labyrint van occulte speculaties over het heelal, de planeet Aarde en mensen-rassen. Centraal in dit theosofische evolutionisme staat een, alweer typisch negentiende-eeuwse, rassenleer, waarin de Ariërs uiteraard een geprivilegieerde positie innemen en andere, inferieure, mensensoorten gedoemd zijn te verdwijnen - een idee dat werd overgenomen in de antroposofie van Rudolf Steiner. Het boek lijkt verder geschreven in één lange koortsaanval. Beklemmend eraan is, behalve de leer van menselijke 'wortelrassen', vooral dat het ongeveer zo spiritueel is als het telefoonboek, of het duizend keer opzeggen van de stelling van Pyt-hagoras. Wie Blavatsky's leentjebuur-spelen bij wetenschap en religieuze tradities terzijde laat, ontmoet eigenlijk nergens een inzicht dat dieper gaat dan de conclusie dat de reusachtige beelden op het Paaseiland de overblijfselen moeten zijn van een cultuur van reusachtige men-sen’.17 Toch heb ik deze citaten uit het origineel voornamelijk om een andere reden weergegeven. Het gaat mij om een cruciale passage: ‘(before the Sixth Root-Race dawns), the white (Aryan, Fifth Root-Race), the yellow, and the African negro — with their crossings (Atlanto-European divisions). Redskins, Eskimos, Papuans, Australians, Polynesians, etc., etc. — all are dying out. Those who realize that every Root-Race runs through a gamut of seven sub-races with seven branchlets, etc., will understand the “why.” The tide-wave of incarnating Egos has rolled past them to harvest experience in more developed and less senile stocks; and their extinction is hence a Karmic necessity’. Ik wil overigens alvast een interessant detail opmerken. Blavatsky heeft het over ‘before the Sixth Root-Race dawns’ en dan dat er allerlei rassen zouden zijn uitgestorven. Dat lijkt mij een cruciale passage. Steiner heeft het in Die Mission immers over wanneer het vijfde tijdperk wordt afgelost door het zesde er geen reden meer is om van rassen te spreken. Dit wordt soms aangehaald om te benadrukken dat ‘de rasverschillen worden opgeheven’ (overigens wordt er door veel antroposofen verkondigd dat dit al in het verleden zou zijn gebeurd18). Maar als je Blavatsky zo leest is dit wel een hele bijzondere vorm van opheffing van rasverschillen. In een later hoofdstukje, wanneer ik de periodisering bespreek, kom ik hier zeker op terug. Een andere interessante opmerking is: ‘Verily mankind is 'of one blood,' but not of the same essence’. Ook dit lijkt sterk op de opmerkingen uit Die Mission einzelner Volksselen.

17 Sjoerd de Jong, Een vrouw van grote lijnen, ‘NRC Handelsblad’, 23 maart 1996, http://www.nrc.nl/W2/Lab/HAL11/011.html 18 Dieter Brull, De nieuwe reactionairen; met een bijzondere aandacht voor het verschijnsel Zondergeld, Drie-gonaal, 1986, nr. 1 (geciteerd uit de extra editie (anti)racisme versus anthroposofie; een bijdrage tot oordeels-vorming, maart 1996). Dieter Brüll spreekt zelfs van ‘de voor Christelijke tijd (daarna hebben in de zienswijze van Steiner rassenverschillen hun betekenis verloren)’. Laat ik het duidelijk zeggen: dit is dus apert onjuist, een volstrekte slag in de lucht. Toch is dit artikel van Brüll bijna heilig in sommige kringen, voor bij de rechtzinnige antroposofen die zelfs het van Baarda-rapport afwijzen.

Page 14: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Fig. 3 De rassenboom uit de Secret Doctrine

Het gaat mij in dit verband vooral om de opmerking ‘the white Aryan Fifth Root-Race’. Ken-nelijk heeft het tijdperk van het ‘vijfde wortelras’ (ons tijdperk dus), dat na het ‘vierde Atlan-tische wortelras’ kwam, alles te maken met het blanke ‘Arische’ ras. Dus er is wel degelijk een connectie tussen de zg. wortelrassen (die voor tijdperken zouden staan en dus niets met ‘rassen’ te maken hebben, aldus vele hedendaagse antroposofen) en het gewone mensenras. Helena Blavatsky geeft daar nog een paar belangrijke aanwijzingen voor. In de aanvullende commentaren op Stanza XII (Antropogenesis) legt zij het systeem van de wortelrassen uit: ‘Let the reader remember well that which is said of the divisions of Root Races and the evolu-tion of Humanity in this work, and stated clearly and concisely in Mr. Sinnett’s “Esoteric Buddhism.” 1. There are seven Rounds in every manvantara; this one is the Fourth, and we are in the Fifth Root-Race, at present. 2. Each Root-Race has seven sub-races. 3. Each sub-race has, in its turn, seven ramifications, which may be called Branch or “Family” races. 4. The little tribes, shoots, and offshoots of the last-named are countless and depend on Kar-mic action. Examine the “genealogical tree” hereto appended, and you will understand. The illustration is purely diagrammatic, and is only intended to assist the reader in obtaining a slight grasp of the subject, amidst the confusion which exists between the terms which have been used at different times for the divisions of Humanity. It is also here attempted to express in figures — but only within approximate limits, for the sake of comparison — the duration of time through which it is possible to definitely distinguish one division from another. It would only lead to hopeless confusion if any attempt were made to give accurate dates to a few; for the Races, Sub-Races, etc., etc., down to their smallest ramifications, overlap and are entang-led with each other until it is nearly impossible to separate them. The human Race has been compared to a tree, and this serves admirably as an illustration. The main stem of a tree may be compared to the root-race (A). Its larger limbs to the various sub-races; seven in number (B1, B2). On each of these limbs are seven branches, OR family-races. (C).

Page 15: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

After this the cactus-plant is a better illustration, for its fleshy “leaves” are covered with sharp spines, each of which may be compared to a nation or tribe of human beings. Now our Fifth Root-Race has already been in existence — as a race sui generis and quite free from its parent stem — about 1,000,000 years; therefore it must be inferred that each of the four preceding Sub-Races has lived approximately 210,000 years; thus each Family-Race has an average existence of about 30,000 years. Thus the European “Family Race” has still a good many thousand years to run, although the nations or the innumerable spines upon it, vary with each succeeding “season” of three or four thousand years. It is somewhat curious to mark the comparative approximation of duration between the lives of a “Family-Race” and a “Sidereal year’. Als we Helena Blavatsky zo lezen staat een wortelras dus niet voor een bepaald mensenras. Eerder representeert een ‘wortelras’ de ‘hoofdstroom van de mensheid’ gedurende een be-paalde periode (Lemurië, Atlantis, huidige tijd). Ook als we kijken naar de ‘subraces’ (dit zijn de ‘Unterrassen’ of ‘Kultur-Epochen’ in Steiners terminologie) vertegenwoordigen verschil-lende aftakkingen, die na elkaar tot ‘bloei komen’. Zoals we dat bij Steiner hebben gezien (over ons huidige tijdperk), eerst was er de Oud-Indische cultuurperiode ( eerste onderras), daarna de Oud-Perzische cultuurperiode (tweede onderras), de Egyptische-Babylonische cul-tuurperiode (derde onderras), daarna de Grieks Romeinse (vierde onderras) en nu de huidige (vijfde onderras). Het zullen er in totaal zeven zijn, net zoals er zeven Atlantische onderrassen zijn geweest (geschiedenis is nu eenmaal een kwestie van wetmatigheden in de theosofie en antroposofie). Toch kun je niet zeggen dat de zegenrijke evolutie van de zeven wortelrassen en de zeven onderrassen tot ieders heil werkt. Blavatsky zegt immers: ‘Those who realize that every Root-Race runs through a gamut of seven sub-races with seven branchlets, etc., will understand the “why.” The tide-wave of incarnating Egos has rolled past them to harvest experience in more developed and less senile stocks; and their extinction is hence a Karmic necessity’. Aan be-paalde rassen kan deze voorwaarts gaande ontwikkeling, tot heil en meerde glorie van de ge-hele mensheid, voorbij gaan. Hen wacht dan slechts marginalisering en de dood. Zo werkt dus dat ‘wetmatig’ uitsterven, een proces waartegen het zinloos zou zijn om je uit te spreken (zo-als Steiner dit ongeveer zegt in Die Mission einzelner Volksseelen, voor de duidelijkheid, ik parafraseer!). En de minachting voor deze rassen blijkt uit meerdere van de hier aangehaalde passages. Het is ‘The Australian civilization (?)’ of ‘…it is they who are the only inferior races on the globe, now happily -- owing to the wise adjustment of nature which ever works in that direction -- fast dying out’. Laat ik deze ook nog maar terughalen: ‘The Malays and Papuans are a mixed stock, resulting from the intermarriages of the low Atlantean sub-races with the Seventh sub-race of the Third Root-Race. Like the Hottentots, they are of indirect Lemuro-Atlantean descent. It is a most suggestive fact — to those concrete thinkers who demand a physical proof of Karma — that the lowest races of men are now rapidly dying out; a phenomenon largely due to an extraordinary sterility setting in among the women, from the time that they were first approached by the Europeans. A process of decimation is taking place all over the globe, among those races, whose “time is up” — among just those stocks, be it remarked, which esoteric philosophy regards as the senile representatives of lost archaic nations. It is inaccurate to maintain that the extinction of a lower race is invariably due to cruelties or abuses perpetrated by colonists. Change of diet, drunkenness, etc., etc., have done much; but those who rely on such data as offering an all-sufficient explanation of the crux, cannot meet the phalanx of facts now so closely arrayed. “Nothing,” says even the materialist Lefevre, “can save those that have run their course. . . . It would be necessary to extend their destined

Page 16: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

cycle. . . . The peoples that have been most spared . . . Hawaiians or Maories, have been no less decimated than the tribes massacred or tainted by European intrusion’. Wurzelrassen/Zeitalter en Unterrrassen/Kulturepochen bij Rudolf Steiner Nu we de basis van deze ‘theorie’ hebben geschetst lijkt het mij zinvol om een blik te gaan werpen op hoe Steiner dit alles heeft toegepast. Want zelfs een oppervlakkige beschouwer kan al zien dat er een overduidelijke connectie is tussen Blavatsky’s opvattingen en die van Steiner. Overigens ligt ook dit in antroposofische kring heel gevoelig. In een bijdrage van iemand uit de rechtzinnige antroposofische hoek op het racisme-debat, werd zelfs gesproken van ‘die Blavatsky-onzin’. Dat van een persoon die op hoge toon respect voor Rudolf Steiner eiste. Je zou maar eens de suggestie wekken dat Steiner zaken zou hebben overgenomen van Helena Blavatsky, want: ‘Sorry, op de Blavatsky- zaken ga ik niet in. Het is voor mij aan alle kanten duidelijk dat Steiner eigen onderzoek heeft verricht en de resultaten daarvan gepubli-ceerd heeft. In voorkomende gevallen, waar hij echt iets aan anderen ontleent, noemt hij ge-woon zijn bronnen’.19 Tja, dit is in ieder geval niet de mening van Bram Moerland, die het zo omschrijft: ‘Het is bepaald niet netjes van Steiner dat hij Blavatsky onvermeld laat als zijn bron. Hij zegt de leer van de wortelrassen zelf door ‘helderziende waarneming’ te kennen. Mij lijkt hier eerder van sprake van plagiaat’20 En dan hebben we toch het nieuwe boek van Hel-mut Zander, die uitgaat van de stelling dat Steiner zijn complete oeuvre baseerde op schrifte-lijke bronnen, maar zijn verhaal heeft gepresenteerd als het resultaat van bovenzinnelijke waarneming. Zelfs bepaalde medewerkers van het Goetheanum nemen het boek van Zander buitengewoon serieus (Bodo von Plato en Robin Schmidt), maar voor de meeste Nederlandse antroposofen (een paar uitzonderingen daargelaten) schijnt dit nieuwe werk gewoonweg niet te bestaan.21 Laten we om te beginnen kijken hoe het van Baarda-rapport de thematiek van de wortelrassen in het werk van Steiner behandelt. Het is opmerkelijk dat het rapport niet eens zo uitvoerig ingaat op de notie van de wortelrassen, terwijl uit het bovenstaande toch wel duidelijk is ge-worden dat dit een alleszins belangrijk gegeven is, al ligt de relatie wortelras/mensenras genu-anceerd. Ook zijn er, naast de overduidelijke overeenkomsten, ook verschillen in hoe Steiner tegen het fenomeen wortelras aankeek. We hebben al gezien dat Blavatsky spreekt van ‘The Holy Land’ (als oertoestand) terwijl Steiner de Aarde-evolutie laat beginnen in het tijdperk ‘Polaris’. Zo zijn er meer verschillen en andere accenten. Het van Baarda-rapport legt het als volgt uit: ‘In de theosofische beginjaren, van 1902 tot ± 1909, is bij Steiner veelvuldig sprake van ‘Wurzelrassen’ en ‘Unterrassen’. Deze door HP Blavatsky en andere theosofische auteurs gebruikte uitdrukkingen combineren een chronologische en een biologische lading (dus toch ‘ras’, wat moet je anders onder biologisch verstaan? Er staat niet eens ‘etnisch’ of ‘cultureel’. Dat betekent dat als er over het ‘vijfde Arische wortelras’, of het ‘Arische tijdperk’ wordt gesproken wij dit ‘mede biologisch’ moeten opvatten, FS22), dat wil zeggen zij duiden een

19 Zie de bijdragen van Jan Luiten, redacteur van het Nederlandse antroposofische tijdschrift Driegonaal, op ‘racisme-debat’ http://antroposofie.wordpress.com/2008/10/30/racismedebat/#comment-265 en http://antroposofie.wordpress.com/2008/10/30/racismedebat/#comment-633 20 Moerland, p. 17 21 Zie http://www.antroposofie.nl/nieuwspag/nieuws/1190545459/bestand en http://www.goetheanum.org/fileadmin/wochenschrift/awe/W200707.pdf. 22 In het recente verleden (alhoewel, inmiddels weer zo’n tien jaar terug), toen ik heel langzaam twijfels begon te krijgen bij dit gedachtegoed, is mij door meerdere sympathisanten van de antroposofie en theosofie in mijn per-soonlijke omgeving (waaronder een paar zeer onderlegde) met klem verzekerd dat ik wortelrassen niet moest

Page 17: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

tijdperk aan, met dien verstande dat ieder korter of langer tijdperk door een bepaald ras ge-domineerd werd. Tijdvakken van ruim 15.000 jaar zoals Lemurië en Atlantis werden wortel-rassen (‘rootraces’) genoemd: het Lemurische c.q. Atlantische wortelras. Ieder wortelrastijdperk is te verdelen in zeven kortere periodes, culturele ontwikkelingsstadia van ruim 2000 jaar, die ‘onderrassen’ (subraces) genoemd werden. Steiner merkte gaandeweg dat dit een onjuist, althans oneigenlijk taalgebruik was en liet deze terminologie in 1909 vallen. De grotere tijdperken werden meestal ‘Zeitalter’ (of ‘lemurische Epoche’); de kleinere 2000-jarige tijdperken werden doorgaans aangeduid als ‘Kulturperiode’ (ook wel ‘Zeitraum’ en een enkele keer ‘Kulturepoche’) : bijvoorbeeld 1e na-Atlantische of oud-Indische cultuurperiode, 2e na-Atlantische of oud-Perzische cultuurperiode, 3e na-Atlantische cultuurperiode of Egyp-tisch-Babylobische cultuurperiode, 4e na-Atlantische cultuurperiode of Grieks-Romeinse cul-tuurperiode. Daarbij is vast te houden dat voor een bepaalde periode toonaangevende volken, zoals de 4e cultuur de Grieken en de Romeinen, niet als een soort ‘onderrassen’ zijn te ver-staan. Een volk is bij Steiner iets wezenlijk anders dan een ras’.23 Tot zover dit fragment van de commissie van Baarda. Het allermooiste detail is de eindnoot achter dit stuk. Als we gaan kijken waar die naar verwijst, vinden we: ‘Zie daarvoor ook Maarten Ploeger in: R. den Dulk e.a., Antroposofie ter discussie, Zeist 1985, p. 87. Op dit bewuste stuk van Maarten Ploeger heb ik inmiddels al zo vaak geschoten (en voor mij Bram Moerland en Toos Jeurissen), dat het bijna niet leuk meer is.24 Maar laten we toch kijken wat Ploeger op p. 87 te melden heeft (ook in een eindnoot, dit stukje heb ik overigens nog niet eerder behandeld). Ploeger: ‘De begrippen ‘ras’ en ‘volk’ worden door Steiner als volgt on-derscheiden. Raskenmerken zijn erfelijke overdraagbare instrumenten. Volkskenmerken zijn daarentegen op geen enkele wijze genetisch-biologisch van aard.’ Dit lijkt me een open deur van jewelste waar je geen letter Steiner voor hoeft te hebben gelezen, al kun je je afvragen waarom raskenmerken ‘instrumenten’ zijn. Maar dan: ‘Deze (de volkskenmerken dus) staan in verband met de ether-geografische positie van een land respectievelijk gebied. Dat wil zeg-gen het complex van geologische en klimatologische constellaties - de verdeling respectieve-lijk verhouding van land en water en dergelijk – staat in wisselwerking met bepaalde bovenzinnelijke kwaliteiten (‘ethersoorten’), waaruit een bepaald soort psychologisch te dui-den volksgeaardheid resulteert. Verhuist een lid van een ander ras of volk naar bijvoorbeeld Nederland, dan zal hij/zij na een langer verblijf volledig ‘Nederlanderschap’ als innerlijk in-strument ter beschikking krijgen (mits niet gefrustreerd door sociaal-maatschappelijke discri-minatie)’. Integratie is dus wel degelijk mogelijk. Het lijkt me een nuttige boodschap voor de politiek in het algemeen en mevrouw Verdonk in het bijzonder, al schreef Ploeger deze woorden in 1985 en toen bestond er nog geen ‘integratieprobleem’. Laat ik na alles wat ik over het stuk van Ploeger heb geschreven, een keertje vriendelijk zijn, want de man heeft wel veel naar zijn hoofd gekregen en niet alleen van mij (maar dan had Paul Heldens mij niet op hoge toon moe-ten sommeren dit stuk te raadplegen). Toch vraag ik me serieus af of die integratie van india-nen en Afrikaanse zwarten wel zo zou slagen, als we Ploegers artikel verder serieus moeten nemen. In de visie van Ploeger lijkt me dat uitgesloten. En hij heeft het over ‘sociaal-maatschappelijke discriminatie’. Tot welke vorm van discriminatie moeten wij dan zijn in-zichten over zwarten en indianen rekenen? Esoterische discriminatie of ‘geesteswetenschap-

verwarren met gewone mensenrassen. Maar wat als zelfs het van Baarda-rapport hierin voorzichtig gaat schui-ven? Terwijl er daar wordt beweerd dat er ‘géén sprake is van rassenleer’. Maar als je de leer van de wortelras-sen in verband gaat brengen met mensenrassen is het einde echt zoek. 23 Eindrapport, p. 233 24 In mijn tweede antroposofie artikel, de repliek op Paul Heldens, http://florisschreve.blog-s.nl/2008/10/14/antroposofie-ii-een-repliek/

Page 18: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

pelijke discriminatie’ soms? Dus esoterische discriminatie mag wel, want dat heeft een ‘gees-teswetenschappelijke’ grond, maar sociaal maatschappelijke discriminatie weer niet? Wat hier wel een beetje vreemd is, is dat het rapport stelt dat de notie van de cultuurperiodes niet racistisch mag worden opgevat, omdat er volgens Maarten Ploeger allerlei ethersoorten aan het werk zijn die de integratie bevorderen (?). Waar het bij die cultuurperiodes natuurlijk wel om gaat is dat deze voornamelijk producten zijn van het ‘blanke ras’. Precolumbiaans Amerika kent geen ‘cultuurperiodes’, althans niet in antroposofische zin. China ook niet, al kennen beide voorbeelden wel een beschavingsgeschiedenis van enkele duizenden jaren, lan-ger dus dan Noord West Europa.25 Maar dat telt voor de antroposofie kennelijk niet mee. Hoewel de cultuurperiodes dus niet direct over rassen gaan, zit er dus wel degelijk een idee van Europese superioriteit achter. Bovendien suggereert deze indeling alsof de geschiedenis van de beschaving uiteindelijk een Europese/Arische aangelegenheid is. Dat is wel degelijk eurocentrisme (zie Edward Said26). Dit zijn echter de cultuurperiodes van de na-Atlantische tijd. Hier gaat het nu nog om in hoe-verre Steiner de notie van de Aarde-Evolutie en de wortelrassen/Zeitalter heeft toegepast. Het meest gedetailleerd doet hij hiervan verslag in een van zijn belangrijkste werken Aus der Akasha-Chronik uit 1907. Ook heeft hij hier in misschien wel zijn belangrijkste werk, Ge-heimwissenschaft, uit 1908, aandacht aan besteed. Maar laten wij een blik werpen over hoe Steiner het ontstaan van de rassen en de ontwikkeling van de mens zag in de Akasha-kroniek. De geschiedenis van Atlantis en de wortelrassen in de Akasha-kroniek In het inleidende eerste hoofdstuk27 (titel ‘Aus der Akasha-Chronik’) stelt dat Steiner de ge-wone geschiedenis een onvolledig beeld geeft van het verleden. Wij zijn aangewezen op toe-vallig bewaarde schriftelijke bronnen of materiële overblijfselen om het verhaal te reconstrueren. Bovendien zijn de schriftelijke overleveringen slechts uit het perspectief van de schrijver geschreven, zodat wij ook te maken hebben met zijn inzichten en/of standpunten (lijkt mij een heel normaal verschijnsel bij het vak geschiedschrijving en het is juist aan de geschoolde historicus om daar goed mee om te gaan, maar dat terzijde). Steiner stelt echter dat er een methode is die wel degelijk ‘objectief’ is. Hij noemt dit het waarnemen van het eeuwige. Hij verwijst hier naar zijn andere belangrijke werk ‘Wie erlangt man Erkenntnisse der höheren Welten?’ Via het schouwen in de hogere werelden kan men datgene waarnemen dat wezenlijk van belang is om de geschiedenis te schrijven en dat niet door de tijd vergaan is. Daarvoor moet de niet-zintuiglijke wereld worden geraadpleegd. Stei-ner stelt dat in het gnosticisme (?) en de antroposofie natuurlijk, deze onvergankelijke ge-schiedenis de Akasha-Kroniek wordt genoemd28. Volgens Steiner is het dus iets universeels, 25 In de Brug staat een artikel met de fantastische titel ‘Waarom geen Chinese cultuurperiode?’ http://users.telenet.be/antroposofie/diabasis/b18chincul.htm Voor iedereen die niet bekend is met de antroposo-fie, maar wel enige werkelijke kennis heeft van de wereldgeschiedenis, is deze titel alleen al volstrekt surrealis-tisch. De inhoud van dat artikel is dat trouwens ook (een klein exposé van het tamelijk griezelige gedachtegoed van de antroposoof Sigismind von Gleich) en zal hier nog zeker later ter sprake komen. Maar alleen al die titel legt, wellicht onbedoeld, op een pijnlijke manier het ‘aryo-centrische’ denken van Rudolf Steiner bloot. 26 Zie noot 52. 27 Duitse tekst online: http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_01.htm#_Toc17205760

28 Steiner heeft de term Akasha overgenomen van Helena Blavatsky. In het nawoord van de Nederlandse Penta-gonvertaling uit 2004 licht Iwao Tkahashi het als volgt toe: ‘Het woord ‘Akasha’ stamt van het Pali-woord ‘aka-sa’, respectievelijk van het Sanskriet-woord ‘Akasha’ en het betekent oorspronkelijk ‘ruimte’. Hij vermeldt vervolgens dat dit begrip door Helena Blavatsky in het westen is geïntroduceerd. Zij gebruikte deze term ook in de Geheime Leer. Het kan het beste worden beschouwd als een soort geestelijk wereldgeheugen, waarin alles wat is gebeurd en zal komen is opgeslagen. Volgens Takashashi was het Rudolf Steiner die slechts echt in de

Page 19: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

toegankelijk voor iedereen die de capaciteiten en de ontvankelijkheid bezit om te schouwen in de Geestelijke wereld. Bovendien benadrukt hij dat het hier niet om ‘dode getuigenissen’ gaat maar om ‘beelden vol leven’. Het meest opmerkelijke is dat hij stelt dat, itt gewone geschiedschrijving, die steeds wordt aangepast wanneer er nieuwe feiten boven water komen, er al eeuwenlang grote overeen-stemming bestaat over de aard van deze ‘werkelijke geschiedenis’, en dat al sinds duizenden jaren. Hij zegt dat alle ‘ingewijdenen’ in alle tijden en overal ter wereld ‘in wezen’ hetzelfde hebben verkondigd (zegt Steiner dus). Een ander voordeel van deze manier van geschiedenis bedrijven is dat het hele verhaal tot ons komt, dus niet gefragmenteerd, zodat het beeld niet continue, op basis van nieuwe inzichten, moet worden bijgesteld. In die zin gelooft Steiner inderdaad in essenties en kunnen we wederom vaststellen dat hij wars was van waarheidsrelativisme, laat staan wat hij van hedendaagse postmoderne of ande-re opvattingen, inzichten, methodes, etc. van geschiedschrijving zou hebben gevonden29. Er is bij Rudolf Steiner dus géén sprake van waarheidsrelativisme.

‘Akasha’ kon schouwen (uiteraard!). De daarin opgeslagen gegevens vormen de ‘Akasha-kroniek’. Een soort virtueel wereldgeheugen dus. Takashashi spreekt in deze zelfs van een antro-kosmosofie, een ‘mens-kosmos weten of leer’ dus (weet er even geen mooi synoniem voor te vinden), pp. 223-226. Maar als dit woord uit het Pali of het Hindi afkomstig is, lijkt het mij uitgesloten dat het in een ‘gnostische traditie’ staat, zoals Steiner beweert.

29 Dit is nog een discussiepunt geweest op ‘racisme-debat’, te lezen vanaf http://antroposofie.wordpress.com/2008/10/30/racismedebat/#comment-925. Juist enkelen van de ‘antroposofi-sche partij’ bepleitten een soort postmodern subjectivisme of waarheidsrelativisme, ter verdediging van Steiners geesteswetenschap. Terecht is er op een gegeven moment op gewezen (door iemand anders uit antroposofische hoek) dat Steiner van waarheidsrelativisme niets moest hebben, zoals uiteen gezet in Filosofie der Vrijheid (GA 4). Hij noemt hier het positivisme of de empirie het ‘naïef realisme’, dat hij afzet tegen het ‘kritisch idealisme’ (waarheidsrelativisme, dat hij uiteindelijk verwerpt). Steiner: ‘Außerdem enthält die ganze Schlußfolgerung einen Sprung. Ich bin in der Lage, die Vorgänge in meinem Organismus bis zu den Prozessen in meinem Gehir-ne zu verfolgen, wenn auch meine Annahmen immer hypothetischer werden, je mehr ich mich den zentralen Vorgängen des Gehirn es nähere. Der Weg der äußeren Beobachtung hört mit demVorgange in meinem Gehirne auf, und zwar mit jenem, den ich wahrnehmen würde, wenn ich mit physikalischen, chemischen usw. Hilfsmit-teln und Methoden das Gehirn behandeln könnte. Der Weg der inneren Beobachtung fängt mit der Empfindung an und reicht bis zum Aufbau der Dinge aus dem Empfindungsmaterial. Beim Übergang von dem Hirnprozeß zur Empfindung ist der Beobachtungsweg unterbrochen. Die charakterisierte Denkart, die sich im Gegensatz zum Standpunkte des naiven Bewußtseins, den sie naiven Realismus nennt, als kritischen Idealismus bezeichnet, macht den Fehler, daß sie die eine Wahrnehmung als Vorstellung charakterisiert, aber die andere gerade in dem Sinne hinnimmt, wie es der von ihr scheinbar wider-legte naiveRealismus tut. Sie will den Vorstellungscharakter der Wahrnehmungen beweisen, indem sie in naiver Weise die Wahrnehmungen am eigenen Organismus als objektiv gültige Tatsachen hinnimmt und zu alledem noch übersieht, daß sie zwei Beobachtungsgebiete durcheinander wirft, zwischen denen sie keine Vermittlung finden kann. Der kritische Idealismus kann den naiven Realismus nur widerlegen, wenn er selbst in naiv-realistischer Weise seinen eigenen Organismus als objektiv existierend annimmt. In demselben Augenblicke, wo er sich der voll-ständigen Gleichartigkeit der Wahrnehmungen am eigenen Organismus mit den vom naiven Realismus als ob-jektiv existierend angenommenen Wahrnehmungen bewußt wird, kann er sich nicht mehr auf die ersteren als auf eine sichere Grundlage stützen. Er müßte auch seine subjektive Organisation als bloßen Vorstellungskomplex ansehen. Damit geht aber die Möglichkeit verloren, den Inhalt der wahrgenommenen Welt durch die geistige Organisation bewirkt zu denken. Man müßte annehmen, daß die Vorstellung «Farbe» nur eine Modifikation der Vorstellung «Auge» sei. Der sogenannte kritische Idealismus kann nicht bewiesen werden, ohne eine Anleihe beim naiven Realismus zu machen. Der letztere wird nur dadurch widerlegt, daß man dessen eigene Vorausset-zungen auf einem anderen Gebiete ungeprüft gelten läßt. Soviel ist hieraus gewiß: durch Untersuchungen innerhalb des Wahrnehmungsgebietes kann der kritische Idea-lismus nicht bewiesen, somit die Wahrnehmung ihres objektiven Charakters nicht entkleidet werden. Noch weniger aber darf der Satz: «Die wahrgenommene Welt ist meine Vorstellung» als durch sich selbst ein-leuchtend und keines Beweises bedürftig hingestellt werden. Schopenhauer beginnt sein Hauptwerk «Die Welt als Wille und Vorstellung» mit den Worten: «Die Welt ist meine Vorstellung: — dies ist die Wahrheit, welche in

Page 20: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Wel houdt Steiner een slag om de arm. Hij zegt dat er ook met dit schouwen fouten kunnen worden gemaakt. Geen mens is gevrijwaard voor vergissingen. Desalniettemin zijn de schou-wingen van diverse ‘occulte scholen’ in wezen hetzelfde. De betrouwbaarheid van de waar-nemingen is veel groter, dus vandaar de, volgens Steiner, grote overeenkomsten door de eeuwen heen. Vervolgens loopt hij een klein stukje vooruit op het komende hoofdstuk; het bestaan van het continent Atlantis dat 10.000 voor Christus ten onder is gegaan. Dit continent zou zich be-vonden hebben tussen Europa en Amerika, waar nu de Atlantische oceaan ligt en heeft onge-veer een miljoen jaar bestaan. Ik wil hier benadrukken dat Steiner zegt dat dit continent fysiek bestaan heeft; ik heb vaak van met de antroposofie sympathiserende mensen te horen gekre-gen dat ook dit continent slechts in de geestelijke wereld bestond en dat het dus niet letterlijk moet worden genomen, althans in de zin van een continent dat fysiek bestaan heeft (dat was vooral van sympathisanten van de antroposofie die ook enigszins geschoold zijn in de geolo-gie en op grond daarvan niet in een fysiek bestaand continent geloofden). Voor alle duidelijk-heid, dit is dus niet het geval, althans niet bij Rudolf Steiner. Qua andere bronnen die naar deze ‘lost world’ verwijzen noemt hij Plato en Scott Elliott. Overigens moet dit niet als ‘bron-vermelding’ worden opgevat. De Akasha-Kroniek is louter de weerslag van Steiners eigen ‘geesteswetenschappelijke observaties’. Aan Helena Blavatsky wijdt hij vanzelfsprekend geen woord. Overigens zegt Steiner ook dat de hierna te beschrijven geschiedenis zich niet alleen afspeelde op dit verzonken continent, maar ook in de ons bekende werelddelen als Eurazië, Afrika en Amerika. Alles wat er zich later op die continenten afspeelde zou een directe voortzetting zijn van deze Atlantische geschiedenis, al waren deze culturen fundamenteel anders van aard en hebben ze geen materiële sporen nagelaten (voordat de sceptici gaan vragen waar die archeo-logische overblijfselen zijn, die zo’n beschaving zou moeten hebben achtergelaten). Zelfs de mens was gedurende het grootste deel van die periode nog niet volledig ‘verhard’, ook een niet onbelangrijk detail (zullen we hierna zien). Het continent heeft echter wel fysiek bestaan, daar is Steiner meer dan duidelijk over. Hoe zag deze wereld van Atlantis er uit? Steiner is buitengewoon concreet in zijn beschrijvin-gen, zoals hij die uiteen zet in het hoofdstuk ‘Unsere Atlantischen Vorfahren’.30 Steiner begint met een schets van de Atlantische mensheid. Hij stelt dat de menselijke soort in die tijd heel

Beziehung auf jedes lebende und erkennende Wesen gilt; wiewohl der Mensch allein sie in das reflektierte abs-trakte Bewußtsein bringen kann: und tut er dies wirklich, so ist die philosophische Besonnenheit bei ihm einge-treten. Es wird ihm dann deutlich und gewiß, daß er keine Sonne kennt und keine Erde; sondern immer nur ein Auge, das eine Sonne sieht, eine Hand, die eine Erde fühlt; daß die Welt, welche ihn umgibt, nur als Vorstellung da ist, das heißt durchweg nur in Beziehung auf ein Anderes, das Vorstehende, welches er selbst ist. — Wenn irgend eine Wahrheit a priori ausgesprochen werden kann, so ist es diese: denn sie ist die Aussage derjenigen Form aller möglichen und erdenklichen Erfahrung, welche allgemeiner als alle andern, als Zeit, Raum und Kau-salität ist: denn alle diese setzen jene eben schon voraus . . . » Der ganze Satz scheitert an dem oben bereits von mir angeführten Umstande, daß das Auge und die Hand nicht weniger Wahrnehmungen sind als die Sonne und die Erde. Und man könnte im Sinne Schopenhauers und mit Anlehnung an seine Ausdrucksweise seinen Sätzen entgegenhalten: Mein Auge, das die Sonne sieht, und meine Hand, die die Erde fühlt, sind meine Vorstellungen gerade so wie die Sonne und die Erde selbst. Daß ich damit aber den Satz wieder aufhebe, ist ohne weiteres klar. Denn nur mein wirkliches Auge und meine wirkliche Hand könnten die Vorstellungen Sonne und Erde als ihre Modifikationen an sich haben, nicht aber meine Vorstellungen Auge und Hand. Nur von diesen aber darf der kritische Idealismus sprechen. Der kritische Idealismus ist völlig ungeeignet, eine Ansicht über das Verhältnis von Wahrnehmung und Vorstel-lung zu gewinnen. Die auf Seite 67 f. angedeutete Scheidung dessen, was an der Wahrnehmung während des Wahrnehmens geschieht und was an ihr schon sein muß, bevor sie wahrgenommen wird, kann er nicht vorneh-men. Dazu muß also ein anderer Weg eingeschlagen werden’, pp. 75-78 (digitale versie, Hoofdstuk 4, ‘Die Welt als Wahrnehmung’, http://www.anthroposophy.com/Steinerwerke/GA4-4.html) . 30 Te lezen op: http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_02.htm#_Toc17205762

Page 21: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

andere eigenschappen beschikte dan de huidige. In de begintijd van Atlantis ontbrak zelfs het vermogen tot logisch denken. Wel beschikten de vroegste Atlantiërs over een veel grotere geheugencapaciteit. Steiner: ‘Niemand hatte seinem Verstande eingeprägt, daß dreimal vier zwölf ist. Daß er sich in dem Falle, wo er eine solche Rechnung auszuführen hatte, zurechtfand, beruhte darauf, daß er sich auf gleiche oder ähnliche Fälle besann. Er erinnerte sich, wie das bei früheren Gelegenheiten war. Man muß sich nur klarmachen, daß jedesmal, wenn sich in einem Wesen eine neue Fä-higkeit ausbildet, eine alte an Kraft und Schärfe verliert. Der heutige Mensch hat gegenüber dem Atlantier den logischen Verstand, das Kombinationsvermögen voraus. Das Gedächtnis ist dafür zurückgegangen. Jetzt denken die Menschen in Begriffen; der Atlantier dachte in Bildern. Und wenn ein Bild vor seiner Seele auftauchte, dann erinnerte er sich an so und so viele ähnliche Bilder, die er bereits erlebt hatte. Danach richtete er sein Urteil ein. Deshalb war damals auch aller Unterricht anders als in späteren Zeiten. Er war nicht darauf berechnet, das Kind mit Regeln auszurüsten, seinen Verstand zu schärfen. Es wurde ihm vielmehr in anschaulichen Bildern das Leben vorgeführt, so daß es später sich an möglichst viel erinnern konnte, wenn es in diesen oder jenen Verhältnissen handeln sollte. War das Kind erwachsen und kam es ins Leben hinaus, so konnte es sich bei allem, was es tun sollte, erinnern, daß ihm etwas Ähnliches in seiner Lehrzeit vorgeführt worden war. Es fand sich am besten zurecht, wenn der neue Fall irgendeinem schon gesehenen ähnlich war. Unter ganz neuen Verhältnisse war der Atlantier immer wieder aufs Probieren angewiesen, während dem heutigen Menschen in dieser Beziehung vieles erspart ist, weil er mit Regeln ausgerüstet wird. Diese kann er auch in den Fällen leicht anwenden, welche ihm noch nicht begegnet sind. Ein solches Erziehungs-system gab dem ganzen Leben etwas Gleichförmiges. Durch sehr lange Zeiträume hindurch wurden immer wieder und wieder die Dinge in der gleichen Weise besorgt. Das treue Ge-dächtnis ließ nichts aufkommen, was der Raschheit unseres heutigen Fortschrittes auch nur im entferntesten ähnlich wäre. Man tat, was man früher immer «gesehen» hatte. Man erdachte nicht; man erinnerte sich. Eine Autorität war nicht der, welcher viel gelernt hatte, sondern wer viel erlebt hatte und sich daher an viel erinnern konnte. Es wäre unmöglich gewesen, daß in der atlantischen Zeit jemand vor Erreichung eines gewissen Alters über irgendeine wichtige Angelegenheit zu entscheiden gehabt hätte. Man hatte nur zu dem Vertrauen, der auf lange Erfahrung zurückblicken konnte. Das hier Gesagte gilt nicht von den Eingeweihten und ihren Schulen. Denn sie sind ja dem Entwickelungsgrade ihres Zeitalters voraus. Und für die Aufnahme in solche Schulen ent-scheidet nicht das Alter, sondern der Umstand, ob der Aufzunehmende in seinen früheren Verkörperungen sich die Fähigkeiten erworben hat, höhere Weisheit aufzunehmen. Das Ver-trauen, das den Eingeweihten und ihren Agenten während der atlantischen Zeit entgegenge-bracht worden ist, beruhte nicht auf der Fülle ihrer persönlichen Erfahrung, sondern auf dem Alter ihrer Weisheit. Beim Eingeweihten hört die Persönlichkeit auf, eine Bedeutung zu ha-ben. Er steht ganz im Dienste der ewigen Weisheit. Daher gilt ja für ihn auch nicht die Cha-rakteristik irgendeines Zeitabschnittes’31 Zie hier de Atlantische pastorale, zo’n beetje de situatie op de vrije school in de lagere klas-sen. De Atlantiër leefde dus vooral op zijn herinneringen (veel vertelstof en nog weinig zelf-standig denkwerk), op een handjevol ingewijdenen na, die in hun mysteriescholen hun ‘eeuwige wijsheid’ koesterden. Deze ingewijdenen waren hun ‘Zeitalter’ ruim vooruit (ook

31 idem

Page 22: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

een typisch antroposofisch visioen). We zullen later zien wat voor moois er voortkwam uit deze ‘elite’.32 Dat de Atlantiërs nog niet de logische denkkracht hadden ontwikkeld en vooral vertrouwden op hun geheugen, wil nog niet zeggen dat zij niet over hele bijzondere kwaliteiten beschikten, of dat zij een onderontwikkelde beschaving hadden. Daarvan noemt Steiner een heleboel

32 Zie het verhelderende artikel uit de Brug ‘De elite van Atlantis’, waar een parallel wordt getrokken met de antroposofen van nu. Het slot wil ik de lezer niet onthouden: ‘Ook vandaag klinkt die roep niet voor wie aan de spits van onze cultuur staat. De plaats die vroeger de atlantische helderzienden en magiërs ingenomen hadden, en die voorbestemd waren om uit te sterven met hun cultuur als het ware, diezelfde plaats nemen nu de mensen in die aan de spits van de geleerdheid en het uiterlijke industriële leven staan, de grote uitvinders en ontdekkers van de tegenwoordige tijd. Hoeveel ze ook presteren, ze nemen dezelfde plaats in. Ze zien met verachting neer op diegenen die iets beginnen te voelen van het spirituele leven dat gaat komen. Dit bewustzijn moet de mens zich in de ziel planten die vandaag wil gesterkt worden in zijn arbeid in de antroposofische studie- en werkgroepen. Wanneer van de kant van de huidige aanvoerders van de cultuur met verachting neergekeken wordt op die kleine groepjes, dan moet diegene die in zijn ziel vlijtig meewerkt aan de voorbereiding van een toekomstige cultuur zich voorhouden: op diegenen die nu aan de top staan met hun intellectuele kracht wordt niet gerekend. Het zijn juist diegenen die door hen veracht worden, van wie gezegd wordt dat ze niet op het niveau van de huidige tijd staan, juist deze mensen worden nu verzameld, zoals ooit de eenvoudige mensen van Atlantis verzameld werden door de leider van het Zonne-orakel,om een toekomstige cultuur voor te bereiden, om de dageraad te zijn van die cultuur, terwijl in die geleerdheid de avondschemering van de huidige cultuur moet gezien worden. Dit maar terzijde om de mensen wat moed in te spreken die de aanvallen moeten verduren en weerstaan van de kant van zij die nu aan de spits van de cultuur willen marcheren’. Te lezen onder http://users.telenet.be/antroposofie/vanaf40/b40.htm Hoewel dit woorden van Steiner zelf zijn, past deze passage geheel cultuurpessimisme van de Brug, waar slechts de antroposofen in staat zijn het tij te keren (zie hun eerder genoemde tirades tegen seksuele decadentie). Bij het samenstellen van dit nummer zat de stemming er goed in, zie bijv. deze passage uit een ander artikel uit hetzelfde nummer, direct daaronder: ‘En omdat geesteswetenschap door het meedelen van geestelijke waarheden niet moraal wil prediken maar praktische moraal wil grondvesten, zo zal zij voor de moderne mens de brug bouwen die naar de geestelijke wereld leidt. Mag zijn dat diegenen die aan de spits van de tegenwoordige cultuur staan, de leidende persoonlijkheden der industrie en der geleerdheid, de toonaangevenden, dat die lachen met deze kleine geesteswetenschappelijke verzamelinkjes en met wat daar onderzocht wordt. Laat ze denken wat ze willen ! Daar was immers ook ooit een machtige Romeinse cultuurwe-reld, het oude keizerlijke Rome, waarvan we nu nog de ruïnes kunnen bewonderen. Dat oude reusachtige Colos-seum was de plaats waar wierook werd gebrand om de reuk van het bloed te verdringen van de christenen die door wilde dieren verscheurd waren. Dat was het oude Rome, boven in het daglicht. En beneden ? Dalen wij af in de catacomben ! Daar vinden wij de eerste aanhangers van het christendom, van het Mysterie van Golgotha, vervolgd en veracht. Daar beneden verborgen vereerden zij de Christus, daar verrichtten zij hun symbolische handelingen, daar beneden werden de eerste christelijke gemeenschappen gesticht. Ofschoon klein in aantal en veracht, toch twijfelden ze niet. Daar beneden: een kleine schare, veracht en verstoten; daar boven: een grote schare die de toon aangeeft. Enkele eeuwen later is het oude Rome niet meer, maar zij die daar beneden waren, de onderwereld a.h.w. is opgestegen. Zo zal ook de geesteswetenschap over enkele honderden jaren opstijgen boven industrie, geleerdheid en tegenwoordige mensheidsrelaties. Maar neemt u dat niet met trots op, maar in deemoed, wanneer u uw kleine verzamelinkjes vergelijkt met die van het onderaardse Rome. En als u zich voor-stelt dat de tegenwoordig schitterende wetenschap verdampt zal zijn voor de geesteswetenschap, stelt u zich dat alleen maar in deemoed voor. Als u dit gevoel vanaf nu meeneemt zodat het altijd levendig in u blijft, dan zult u aan de verspreiding van de algemene mensenliefde meewerken, en dan zult u in een nieuwe cultuur opgaan’. Een prachtig vooruitzicht, die mensenliefde, als er medemensen moeten sterven omdat ze scheel zien en stotteren (zie noot 56). Maar wie weet zien deze antroposofen zichzelf wel als de eerste kiem van het volgende onder- of zelfs wortelras, dat uiteindelijk een grootse toekomst wacht als de decadente materialistische buitenwereld om hen heen is ingestort.

Page 23: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

voorbeelden. Ik zal hier een lange passage weergeven, waarin dit alles uitvoerig beschreven staat: ‘Während also die logische Denkkraft den (namentlich früheren) Atlantiern noch fehlte, hat-ten sie an der hochentwickelten Gedächtniskraft etwas, was ihrem ganzen Wirken einen be-sonderen Charakter gab. Aber mit dem Wesen der einen menschlichen Kraft hängen immer andere zusammen. Das Gedächtnis steht der tieferen Naturgrundlage des Menschen näher als die Verstandeskraft, und mit ihm im Zusammenhange waren andere Kräfte entwickelt, die auch noch denjenigen untergeordneter Naturwesen ähnlicher waren als die gegenwärtigen menschlichen Betriebskräfte. So konnten die Atlantier das beherrschen, was man Lebenskraft nennt. Wie man heute aus den Steinkohlen die Kraft der Wärme herausholt, die man in fort-bewegende Kraft bei unseren Verkehrsmitteln verwandelt, so verstanden es die Atlantier, die Samenkraft der Lebewesen in ihren technischen Dienst zu stellen. Von dem, was hier vorlag, kann man sich durch folgendes eine Vorstellung machen. Man denke an ein Getreidesamen-korn. In diesem schlummert eine Kraft. Diese Kraft bewirkt ja, daß aus dem Samenkorn der Halm hervorsprießt. Die Natur kann diese im Korn ruhende Kraft wecken. Der gegenwärtige Mensch kann es nicht. Willkürlich. Er muß das Korn in die Erde senken und das Aufwecken den Naturkräften überlassen. Der Atlantier konnte noch etwas anderes. Er wußte, wie man es macht, um die Kraft eines Kornhaufens in technische Kraft umzuwandeln, wie der gegenwär-tige Mensch die Wärmekraft eines Steinkohlenhaufens in eine solche Kraft umzuwandeln vermag. Pflanzen wurden in der atlantischen Zeit nicht bloß gebaut, um sie als Nahrungsmit-tel zu benutzen, sondern um die in ihnen schlummernden Kräfte dem Verkehr und der Indust-rie dienstbar zu machen. Wie wir Vorrichtungen haben, um die in den Steinkohlen schlummernde Kraft in unseren Lokomotiven in Bewegungskraft umzubilden, so hatten die Atlantier Vorrichtungen, die sie - sozusagen - mit Pflanzensamen heizten, und in denen sich die Lebenskraft in technisch verwertbare Kraft umwandelte. So wurden die in geringer Höhe über dem Boden schwebenden Fahrzeuge der Atlantier fortbewegt. Diese Fahrzeuge fuhren in einer Höhe, die geringer war als die Höhe der Gebirge der atlantischen Zeit, und sie hatten Steuervorrichtungen, durch die sie sich über diese Gebirge erheben konnten. Man muß sich vorstellen, daß mit der fortschreitenden Zeit sich alle Verhältnisse auf unserer Erde sehr verändert haben. Die genannten Fahrzeuge der Atlantier wären in unserer Zeit ganz unbrauchbar. Ihre Verwendbarkeit beruhte darauf, daß in dieser Zeit die Lufthülle, welche die Erde umschließt, viel dichter war als gegenwärtig. Ob man sich nach heutigen wissenschaftli-chen Begriffen eine solch größere Dichte der Luft leicht vorstellen kann, darf uns hier nicht beschäftigen. Die Wissenschaft und das logische Denken können, ihrem ganzen Wesen nach, niemals etwas darüber entscheiden, was möglich oder unmöglich ist. Sie haben nur das zu erklären, was durch Erfahrung und Beobachtung festgestellt ist. Und die besprochene Dich-tigkeit der Luft steht für die okkulte Erfahrung so fest, wie nur irgendeine sinnlich gegebene Tatsache von heute feststehen kann. - ebenso steht fest aber auch die vielleicht der heutigen Physik und Chemie noch unerklärlichere Tatsache, daß damals das Wasser auf der ganzen Erde viel dünner war als heute. Und durch diese Dünnheit war das Wasser durch die von den Atlantiern verwendete Samenkraft in technische Dienste zu lenken, die heute unmöglich sind. Durch die Verdichtung des Wassers ist es unmöglich geworden, dasselbe in solch kunstvoller Art zu bewegen, zu lenken, wie das ehedem möglich war. Daraus geht wohl zur Genüge her-vor, daß die Zivilisation der atlantischen Zeit von der unsrigen gründlich verschieden gewesen ist. Und es wird daraus weiter begreiflich sein, daß auch die physische Natur eines Atlantiers eine ganz andere war als die eines gegenwärtigen Menschen. Der Atlantier genoß ein Wasser, das von der in seinem eigenen Körper innewohnenden Lebenskraft ganz anders verarbeitet werden konnte, als dies im heutigen physischen Körper möglich ist. Und daher kam es, daß der Atlantier willkürlich seine physischen Kräfte auch ganz anders gebrauchen konnte als der

Page 24: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

heutige Mensch. Er hatte sozusagen die Mittel, in sich selbst die physischen Kräfte zu ver-mehren, wenn er sie zu seinen Verrichtungen brauchte. Man macht sich nur richtige Vorstel-lungen von den Atlantiern, wenn man weiß, daß sie auch ganz andere Begriffe von Ermüdung und Kräfteverbrauch hatten als der Mensch der Gegenwart’.33 Het blijkt dus dat de Atlantiër goed was toegerust op de omstandigheden van zijn natuurlijke leefomgeving. Als je het zo leest zou het bijna op een andere planeet moeten zijn gebeurd dan op onze eigen aarde, ook die van voor 10.000 jaar terug. Geeft toch een ander beeld dan de BBC serie ‘Walking with Dinosaurs’, ook een vorm van ‘schouwing van beelden uit een ver verleden’ (zij het artificieel en dat is de ‘geesteswetenschap’ vanzelfsprekend niet, al zijn sommige beschrijvingen uit de Akasha-kroniek zo plastisch dat het bijna een natuurfilm is), en dat gaat zelfs over een tijd van veel langer geleden (rond die tijd zou het Lemurische wor-telras moeten hebben rondgelopen, of zelfs dat van Hyperborea, zij het dat die misschien zo vluchtig van vorm waren dat ze voor de camera wellicht niet zichtbaar zouden zijn geweest, dus misschien is een serie ‘Walking with the Lemurians’ niet zo’n goed idee). Maar goed, hierboven lezen we dus dat de Atlantiër fantastische dingen kon doen. Omdat de ‘Lebenskraft’, de energie die planten doet groeien, voor hen beheersbaar was hadden zij ande-re mogelijkheden dan wij, overigens ook vanwege de verschillende omstandigheden van het leefmilieu, zoals de mindere dichtheid van het water en de weer veel grote luchtdichtheid. Ook kon de Atlantiër zijn lichaamskracht efficiënter gebruiken, omdat hij krachtbronnen kon aanboren waar wij niet meer bij kunnen komen. Op die manier gaat het nog een paar alinea’s verder (hier niet weergegeven, maar dus wel online te raadplegen). Zo kon de Atlantiër ook zijn energie ontrekken aan het water dat hij dronk. Hij leefde in nederzettingen die eruitzagen als bomen, waarvan de takken schijnbaar kunstmatig ineen waren gevlochten (een soort Lothorien uit ‘Lord of the Rings’ dus). Schijnbaar kunstmatig, want het kwam organisch voort uit de natuur, waar de Atlantiër een mee was. De Atlantiër kende geen privé-eigendom en was als het ware een met de natuur. En de natuur is van iedereen. Het leken wel ‘cliché-indianen’, misschien dat daarom de ‘negentiende-eeuwse roodhuid’ door Steiner in verband is gebracht met de Atlantiërs. Zoals we eerder hebben gezien: ‘Da haben die Indianer nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlanti-schen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch ahnen konnte etwas von der alten Größe und Herrlichkeit eines Zeitalters, das in der alten atlantischen Zeit vor-handen war, wo noch wenig um sich gegriffen hatte die Rassenspaltung, wo die Menschen hinaufschauen konnten nach der Sonne und wahrzunehmen vermochten die durch das Nebel-meer eindringenden Geister der Form. Durch ein Nebelmeer blickte der Atlantier hinauf zu dem, was sich für ihn nicht spaltete in eine Sechs- oder Siebenheit, sondern zusammenwirkte. Das, was zusammenwirkte von den sieben Geistern der Form, das nannte der Atlantier den Großen Geist, der in der alten Atlantis dem Menschen sich offenbarte. Dadurch hat er nicht mit aufgenommen das, was die Venus-, Merkur-, Mars- und Jupiter-Geister bewirkt haben im Osten. Durch dieses haben sich gebildet alle die Kulturen, die in Europa in der Mitte des neunzehnten Jahrhunderts zur Blüte gebracht wurden. Das alles hat er, der Sohn der braunen Rasse, nicht mitgemacht. Er hat festgehalten an dem Großen Geist der urfernen Vergangen-heit’34, aldus Rudolf Steiner in de zesde voordracht van Die Mission einzelner Volksseelen.

33 Aus der Akasha-Chronik, ‘Unsere Atlantischen ForFahren’ (http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_02.htm#_Toc17205762) 34 Die Mission einzelner Volsseelen, 6er Vortrag http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_121_06.htm

Page 25: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Steiner benadrukt nog een keer dat leefomgeving volstrekt anders was en ook het aangezicht van de hele aarde. Gebieden die nu onbewoonbaar waren, waren dat toen niet en vice versa. Dit zijn hoe dan ook allemaal spectaculaire beschrijvingen en wellicht goed dat het een keer zichtbaar is (wat je er ook van mag denken), maar het gaat hier om de (wortel)rassenkwestie. Hier komt Steiner in de passage direct hierna te spreken. Het gaat zelfs om een passage die vrij cruciaal is voor het begrip van de wortelrassen. Deze passage is overigens niet in het van Baarda-rapport opgenomen (komt dus helemaal niet voor, zelfs niet in de minst ernstige cate-gorie, noch als toelichting op het gedachtegoed van Steiner inzake ‘rassen’), maar daar wordt ook ontkend dat er een connectie is met de wortelrassen en de ‘mensenrassen’. Ik zeg ook niet dat dit hetzelfde is, of precies samenvalt, maar de relatie is er wel. In ieder geval is er sprake van overlapping. Om een beruchte passage van Helena Blavatsky terug te halen: ‘(before the Sixth Root-Race dawns), the white (Aryan, Fifth Root-Race), the yellow, and the African negro — with their crossings (Atlanto-European divisions). Redskins, Eskimos, Papuans, Australians, Polynesians, etc., etc. — all are dying out. Those who realize that every Root-Race runs through a gamut of seven sub-races with seven branchlets, etc., will understand the “why.” The tide-wave of incarnating Egos has rolled past them to harvest experience in more developed and less senile stocks; and their extinction is hence a Karmic necessity’. Het lijkt me dus alleszins relevant hoe Steiner deze materie hanteerde, ook als er verschillen zijn. Eerst deze passage van Steiner. Hij begint over het wortelras van voor de Atlantiërs, de Lemuriërs, dan volgen de Atlantiërs en dan de toekomstige Ariërs: ‘Wer sich mit dem Gedanken vertraut macht, daß die Atlantier mit solchen geistigen und phy-sischen Kräften ausgestattet waren, wie sie geschildert worden sind, der wird auch begreifen lernen, daß in noch früheren Zeiten die Menschheit ein Bild aufweist, das nur noch in weni-gem erinnert an das, was man heute zu sehen gewohnt ist. Und nicht nur die Menschen, son-dern auch die sie umgebende Natur hat sich im Laufe der Zeiten gewaltig verändert. Die Pflanzen- und Tierformen sind andere geworden. Die ganze irdische Natur hat Wandlungen durchgemacht. Vorher bewohnte Gebiete der Erde sind zerstört worden; andere sind entstan-den. - die Vorfahren der Atlantier wohnten auf einem verschwundenen Landesteil, dessen Hauptgebiet südlich vom heutigen Asien lag. Man nennt sie in theosophischen Schriften die Lemurier. Nachdem diese durch verschiedene Entwickelungsstufen durchgegangen waren, kam der größte Teil in Verfall. Er wurde zu verkümmerten Menschen, deren Nachkommen heute noch als sogenannte wilde Völker gewisse Teile der Erde bewohnen. Nur ein kleiner Teil der lemurischen Menschheit war zur Fortentwickelung fähig. Aus diesen bildeten sich die Atlantier. - auch später fand wieder etwas ähnliches statt. Die größte Masse der atlantischen Bevölkerung kam in Verfall, und von einem kleinen Teil stammen die sogenannten Arier ab, zu denen unsere gegenwärtige Kulturmenschheit gehört. Lemurier, Atlantier und Arier sind, nach der Benennung der Geheimwissenschaft, Wurzelrassen der Menschheit. Man denke sich zwei solcher Wurzelrassen den Lemuriern vorangehend und zwei den Ariern in der Zukunft folgend, so gibt das im ganzen sieben. Es geht immer eine aus der andern in der Art hervor, wie dies eben in bezug auf Lemurier, Atlantier und Arier angedeutet worden ist. Und jede Wurzelrasse hat physische und geistige Eigenschaften, die von denen der vorhergehenden durchaus verschieden sind. Während zum Beispiel die Atlantier das Gedächtnis und alles, was damit zusammenhängt, zur besonderen Entfaltung brachten, obliegt es in der Gegenwart den Ariern, die Denkkraft und das, was zu ihr gehört, zu entwickeln. Aber auch in jeder Wurzelrasse selbst müssen verschiedene Stufen durchgemacht werden. Und zwar sind es immer wieder sieben. Im Anfange des Zeitraumes, der einer Wurzelrasse zugehört, finden sich die Haupteigenschaften derselben gleichsam in einem jugendlichen Zu-stande; und allmählich gelangen sie zur Reife und zuletzt auch zum Verfall. Dadurch zerfällt die Bevölkerung einer Wurzelrasse in sieben Unterrassen. Nur hat man sich das nicht so vor-

Page 26: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

zustellen, als ob eine Unterrasse gleich verschwinden würde, wenn eine neue sich entwickelt. Es erhält sich vielleicht eine jede noch lange, wenn neben ihr andere sich entwickeln. So le-ben immer Bevölkerungen auf der Erde nebeneinander, die verschiedene Stufen der Entwi-ckelung zeigen’.35 Zie hier Steiners toepassing van de leer der wortelrassen. Het bevat eigenlijk alle ingrediënten die we hiervoor bij Helena Blavatsky hebben gezien. Dit had best in het van Baarda-rapport mogen staan. Hoe de commissie het ook zou hebben uitgelegd, dit is niet iets triviaals. En de bewering dat het niets te maken zou hebben met hedendaagse mensenrassen klopt simpelweg niet. Want Steiner zegt: ‘...die Vorfahren der Atlantier wohnten auf einem verschwundenen Landesteil, dessen Hauptgebiet südlich vom heutigen Asien lag. Man nennt sie in theosophi-schen Schriften die Lemurier. Nachdem diese durch verschiedene Entwickelungsstufen durchgegangen waren, kam der größte Teil in Verfall. Er wurde zu verkümmerten Menschen, deren Nachkommen heute noch als sogenannte wilde Völker gewisse Teile der Erde bewoh-nen’. Er zijn dus nog zelfs nazaten van deze achtergebleven Lemuriërs, die als ‘primitieve volkeren’ sommige delen van de aarde bewonen. Dus net zo goed als dat de Indianen ‘deca-dente’ Atlantiërs zijn, zijn er ook nog decadente Lemuriërs. En de indianen worden onder-scheiden als een ‘ras’, geen enkel misverstand daarover. Er zijn dus rassen die nog wel functioneren en (resten van) ‘decadente rassen’. Conclusie, de wortelrassen hebben dus alles te maken met de mensenrassen. Nu wordt het ook interessant om nader naar het fenomeen ‘onderras’ te kijken, hier bij Steiner (en bij Blavatsky) beschreven als een kleinere eenheid van een ‘wortelras’. Zoals Steiner het schetst is er dus een reeks van zeven wortelrassen. Binnen een wortelras (Zeitalter) komen na elkaar zeven verschillende onderrassen (Kulturepochen) tot bloei, die het estafettestokje van de beschaving aan elkaar doorgeven. Na zeven van die na elkaar opbloeiende onderrassen is het wortelras is uitgeput en is het tijd voor een nieuw wortelras. Precies zoals Helena Blavats-ky het ook uiteenzette. Zie hier het systeem. En van Blavatsky weten we ook: ‘Roodhuiden, Eskimo’s, Papoea’s, Australiërs, Polinesiërs, enz. enz. zijn allen aan het uitsterven. Zij die inzien dat elk wortelras een toonladder van zeven onderrassen doorloopt, zullen het ‘waarom’ begrijpen. De incarnerende ego’s zijn aan hen voorbij gegaan, om ondervinding op te doen in beter ontwikkelde en minder door ouderdom versleten stammen, en hun vernietiging is der-halve een Kharmische noodzakelijkheid.’ Van Steiner weten we dat hij ook soortgelijke din-gen in Die Mission heeft gezegd (over de indianen bijvoorbeeld, die dan achtergebleven Atlantiërs zouden zijn). Dit is de rassenleer van Rudolf Steiner en Helena Blavatsky in een notendop. Uiteindelijk is het vrij simpel. Maar dit staat dus nergens in het van Baarda-rapport uitgelegd.36 Nu dit duidelijk is geworden valt ook een andere, veel door critici aangehaalde uitspraak van Steiner op zijn plaats (uit Vom Leben des Menschen und der Erde): ‘Und das wollen wir heute ein bißchen betrachten, weil man eigentlich die ganze Gesichte und das ganze soziale Leben, auch das heutige soziale Leben, nur versteht wenn man auf die Rasseneigentümlichkeiten der Menschen eingehen kann’.37 Deze uitspraak werd overigens tot categorie 3 gerekend, waarin dus geen sprake was van discriminatie. Discriminerend zou ik deze uitspraak ook niet willen noemen (het is een algemene uitspraak en er worden geen voorbeelden genoemd), maar ont-

35 Aus der Akasha-Chronik, ‘Unsere Atlantischen ForFahren’ (http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_02.htm#_Toc17205762 ) 36 Er is een passage in het rapport waar het tussen neus en lippen wordt uitgelegd (p. 309) als er een citaat (cit. 54) wordt toegelicht uit het zesde hoofdstuk van de Akasha-kroniek. Met die toelichting wordt deze conclusie eigenlijk geheel bevestigd, al is het wellicht onbedoeld. Ik kom nog uitgebreid te spreken over die passage. 37 Rudolf Steiner, Vom Leben des Menschen und der Erde; über das Wesen des Christentums (1923, GA 349), Rudolf Steiner Taschenbücher aus dem Gesamtswerk, Rudolf Steiner Verlag, Dornach, 1993, p. 52

Page 27: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

hullend des te meer, zeker in het licht van wat hierboven is besproken. Het van Baarda-rapport beschouwt dit citaat als ‘een typische overdrijving die kenmerkend is voor de stijl van de arbeidersvoordrachten. Uit ander werk van Steiner blijkt geenszins dat hij van mening is dat de hele geschiedenis en heel het sociale leven, ook van zijn tijd, uitsluitend te begrijpen is uit de raseigenschappen’.38 Wellicht overdreef Steiner veel in zijn arbeidersvoordrachten. Deze voordracht is ook voor Steiners doen bijzonder grof in de verschillende lompe racisti-sche kwalificaties (er zullen later nog wat citaten langskomen), maar in dit geval ben ik daar niet zo zeker van dat hij overdreef. Want met wat hij in de Akasha-Kroniek zegt, toch niet ‘zomaar een arbeidersvoordracht’, maar een van zijn allerbelangrijkste werken, klopt dit ge-woonweg, zonder enige overdrijving. Resumerend: 1. Wij hebben gezien dat wortelrassen en onderrassen cruciaal zijn in Steiners model van de

aarde-evolutie en de lotsbestemming van de mens. 2. Ieder aardetijdperk (wortelras) kent zeven cultuurperiodes (onderrassen), die elkaar op-

volgen als de dominante cultuurdrager in de mensheidsontwikkeling. Resten van voor-gaande onderrassen (‘vervallen’ of ‘verdwenen’ beschavingen) blijven nog wel bestaan, maar hebben hun leidende functie verloren, daar hun cultuurdragende inspiratie of ‘im-puls’ is uitgewerkt.

3. Na de cyclus van zeven onderrassen gaat het wortelras ten onder en maakt plaats voor een nieuw wortelras. Soms blijven er laatste restanten van voorgaande wortelrassen achter als ‘decadente overblijfselen’, totdat het op dat moment heersende wortelras of de voorzie-nigheid ‘volgens een wetmatigheid’ (zie 4e voordr. Die Mission, cit. 102) er een eind aan maakt, of hun plaats verdringt, waardoor zij ‘de krachten moeten verwerven om uit te sterven’ (indianen en andere ‘wilden’, zie wederom Die Mission, cit. 103).

4. Er kan ook worden geconstateerd dat de begrippen Wortelras/Zeitalter en Onder-ras/Kulturepoche alles te maken hebben met de mensenrassen. Zelfs het van Baarda-rapport kan er niet onderuit om de term Wortelras ‘gedeeltelijk’ als een ‘biologische aan-duiding’ af te schilderen39. Het wortelras van dit tijdperk (het vijfde) is het ‘Arische wor-telras’40, dat uiteindelijk de ‘denkkracht’ ontwikkelde. Net zoals Helena Blavatsky het heeft over ‘The White Aryan Root-race’, of ‘het blanke, Arische, vijfde wortelras’, dat zij afzet tegen het ‘gele ras en het Afrikaanse negerras, met hunne kruisingen’ (in mijn Ne-derlandse uitgave van De Geheime Leer41), spreekt Steiner eveneens van het vijfde Ari-sche wortelras.

38 Eindrapport, p. 280 39 Eindrapport, p. 233. Steiner heeft zelf overigens een keer gezegd: "Die Menschheit mischt sich, um sich von geistigen Gesichtspunkten aus zu gruppieren. Es war eine Ungezogenheit, in der Theosophie von den Rassen so zu sprechen, als ob sie immer bleiben würden. Der Begriff der Rasse verliert schon für die nächste Zukunft, womit allerdings Tausende von Jahren gemeint sind, seinen Sinn. Das ewige Reden, daß immer in der Welt sich sieben und sieben Rassen entwickelt hätten, das ist die spekulative Ausdehnung eines Begriffes, der nur für un-ser Zeitalter nach rückwärts und vorwärts gilt; von der Sehergabe, vom Okkultismus ist das nie gesagt worden. Wie alles entsteht, so sind auch die Rassen entstanden, und wie alles wieder vergeht, werden auch die Rassen wieder vergehen, und jene, die immer nur von Rassen gesprochen haben, die werden sich daran gewöhnen müs-sen, ihre Begriffe flüssig zu machen. Das ist nur eine Bequemlichkeit! Wenn man ein wenig nur in die Zukunft blickt, gelten schon die Begriffe nicht mehr, die man in der Vergangenheit und Gegenwart angewendet hat." (Lit. : GA 99, München, 5. Juni 1907, bron http://wiki.anthroposophie.net/Rassen ). Toch hebben wij gezien dat het theosofische rassenbegrip (wortelrassen en onderrassen) idd niet hetzelfde is als het gewone mensenras, maar dat het elkaar wel degelijk overlapt. Een blik op de bovengenoemde site, waar allerlei voorbeelden worden ge-geven over wat Steiner wel onder rassen verstond, zegt al genoeg. 40 Hoewel het begrip Ariër terecht, ook in dit geval, alle alarmbellen doet afgaan, zal ik dit begrip later nader definiëren, bij de bespreking van Steiners notie van de na-Atlantische cultuurperiodes. 41 Helena P. Blavatsky, De Geheime Leer; de synthese van wetenschap, godsdienst en wijsbegeerte, JJ Coevreur, Den Haag 1968 (jubileumuitgave Ned. Theosofische Vereniging, Fricke vertaling), Deel II ‘Antropogenesis’, p. 568

Page 28: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Dan is de conclusie onvermijdelijk dat de rassenleer een wezenlijk onderdeel, zo niet een be-langrijke pijler is van de totale antroposofie. We zullen nog zien dat er nog een paar redenen zijn om bovenstaande conclusie op details wat te nuanceren (maar andere details zeker ook aan te scherpen). Laat ik een uitspraak van Helena Blavatsky uit de Geheime Leer aanhalen, alvorens werkelijk door te gaan met de Akasha-kroniek. Blavatsky in The Secret Doctrine: ‘The term “Atlantean” must not mislead the reader to regard these as one race only, or even a nation. It is as though one said “Asiat-ics.” Many, multityped, and various were the Atlanteans, who represented several humanities, and almost a countless number of races and nations, more varied indeed than would be the “Europeans” were this name to be given indiscriminately to the five existing parts of the world; which, at the rate colonization is proceeding, will be the case, perhaps, in less than two or three hundred years. There were brown, red, yellow, white and black Atlanteans; giants and dwarfs (as some African tribes comparatively are, even now)’.42 Zo zullen we ook bij Steiner zien dat hij het over verschillende Atlantische onderrassen heeft, elk met specifieke eigenschappen, capaciteiten en tekortkomingen. Het is overigens jammer en wellicht een gemiste kans, dat de Akasha-kroniek niet algemeen besproken is in het van Baarda-rapport en zeker niet deze passage. Hoewel dit een ‘algemeen werk’ is, had het zonder meer helderheid kunnen scheppen in de brei van vele uitspraken over rassen. Maar dan zou ook het achterliggende systeem zijn blootgelegd en daarmee zou duidelijk zijn geworden dat er sprake is van een structurele rassenleer. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor de inhoudelijke bespreking van Die Mission einzelner Volksseelen, wat de commissie wel gedaan heeft, zij het dat zij op de cruciale punten is gaan draaien en naar uitvluchten heeft gezocht om onder de pijnlijkste punten uit te komen (zie de voorgaande bespreking en dan vooral die van p. 122 van het rapport). Maar het rapport had deze passage hoe dan ook moeten opnemen, al was het maar om Steiners opmerkingen over de relatie van de indianen met Atlantis in Die Mission te duiden. Ik beschouw dit dan ook als een ernstige nalatigheid. Na deze belangrijke tussentijdse conclusie is het nog absoluut de moeite waard om verder te gaan met de Akasha-kroniek. Steiner vervolgt met de beschrijving de Atlantische onderrassen. Hij begint met het eerste onderras dat direct voortkwam uit het meest ontwikkelde deel van de Lemuriërs, oftewel het kleine stukje van het derde wortelras dat door mocht. Steiner: ‘Die erste Unterrasse der Atlantier entwickelte sich aus einem sehr fortgeschrittenen und ent-wickelungsfähigen Teile der Lemurier. Bei diesen zeigte sich nämlich die Gabe des Gedächt-nisses nur in den allerersten Anfängen und nur in der letzten Zeit ihrer Entwickelung. Man muß sich vorstellen, daß ein Lemurier sich zwar Vorstellungen bilden konnte von dem, was er erlebte; aber er konnte diese Vorstellungen nicht bewahren. Er vergaß sofort wieder, was er sich vorgestellt hatte. Daß er dennoch in einer gewissen Kultur lebte, zum Beispiel Werkzeu-ge hatte, Bauten ausführte und so weiter, das verdankte er nicht seinem eigenen Vorstellungs-vermögen, sondern einer geistigen Kraft in sich, die, um das Wort zu brauchen, instinktiv war. Nur hat man sich darunter nicht den heutigen Instinkt der Tiere, sondern einen solchen ande-rer Art vorzustellen. In theosophischen Schriften wird die erste Unterrasse der Atlantier Rmoahals genannt. Das Gedächtnis dieser Rasse war vorzüglich auf lebhafte Sinneseindrücke gerichtet. Farben, die das Auge gesehen hatte, Töne, die das Ohr gehört hatte, wirkten lange in der Seele nach. Das drückte sich darin aus, daß die Rmoahals Gefühle entwickelten, die ihre lemurischen Vorfah-

42 http://www.theosociety.org/pasadena/sd/sd2-3-09.htm

Page 29: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

ren noch nicht kannten. Die Anhänglichkeit zum Beispiel an das, was in der Vergangenheit erlebt worden ist, gehört zu diesen Gefühlen. An der Entwickelung des Gedächtnisses hing nun auch diejenige der Sprache. Solange der Mensch das Vergangene nicht bewahrte, konnte auch eine Mitteilung des Erlebten durch die Sprache nicht stattfinden. Und weil in der letzten lemurischen Zeit die ersten Ansätze zu ei-nem Gedächtnisse stattfanden, so konnte damals auch die Fähigkeit ihren Anfang nehmen, das Gesehene und Gehörte zu benennen. Nur Menschen, die ein Erinnerungsvermögen haben, können mit einem Namen, der einem Dinge beigelegt ist, etwas anfangen. Die atlantische Zeit ist daher auch diejenige, in welcher die Sprache ihre Entwickelung fand. Und mit der Sprache war ein Band hervorgebracht zwischen der menschlichen Seele und den Dingen außer dem Menschen. Dieser erzeugte das Lautwort in seinem Innern; und dieses Lautwort gehörte zu den Gegenständen der Außenwelt. Und auch ein neues Band entsteht zwischen Mensch und Mensch durch die Mitteilung auf dem Wege der Sprache. Das alles war zwar bei den Rmoa-hals noch in einer jugendlichen Form; aber es unterschied sie doch in tiefgehender Art von ihren lemurischen Vorvätern. Nun hatten die Kräfte in den Seelen dieser ersten Atlantier noch etwas Naturkräftiges. Diese Menschen waren gewissermaßen noch verwandter den sie umgebenden Naturwesen als ihre Nachfolger. Ihre Seelenkräfte waren noch mehr Naturkräfte als die der gegenwärtigen Men-schen. So war auch das Lautwort, das sie hervorbrachten, etwas Naturgewaltiges. Sie benann-ten nicht bloß die Dinge, sondern in ihren Worten lag eine Macht über die Dinge und auch über ihre Mitmenschen. Das Wort der Rmoahals hatte nicht bloß Bedeutung, sondern auch Kraft. Wenn man von einer Zaubermacht der Worte spricht, so deutet man etwas an, was für diese Menschen weit wirklicher war als für die Gegenwart. Wenn der Rmoahalsmensch ein Wort aussprach, so entwickelte dieses Wort eine ähnliche Macht wie der Gegenstand selbst, den es bezeichnete. Darauf beruht es, daß Worte in dieser Zeit heilkräftig waren, daß sie das Wachstum der Pflanzen fördern, die Wut der Tiere zähmen konnten, und was ähnliche Wir-kungen mehr sind. All das nahm an Kraft bei den späteren Unterrassen der Atlantier immer mehr und mehr ab. Man könnte sagen, die naturwüchsige Kraftfülle verlor sich allmählich. Die Rmoahalsmenschen empfanden diese Kraftfülle durchaus als eine Gabe der mächtigen Natur; und dieses ihr Verhältnis zur Natur trug einen religiösen Charakter. Insbesondere die Sprache hatte für sie etwas Heiliges. Und der Mißbrauch gewisser Laute, denen eine bedeu-tende Kraft innewohnte, ist etwas Unmögliches gewesen. Jeder Mensch fühlte, daß solcher Mißbrauch ihm einen gewaltigen Schaden bringen müßte. Der Zauber derartiger Worte hätte in sein Gegenteil umgeschlagen; was, in richtiger Art gebraucht, Segen gestiftet hätte, wäre, frevelhaft angewendet, dem Urheber zum Verderben geworden. In einer gewissen Unschuld des Gefühles schrieben die Rmoahals weniger sich selbst, als vielmehr der in ihnen wirkenden göttlichen Natur ihre Macht zu’.43 Wij zien hier de beschrijving van het eerste onderras (cultuurperiode) van Atlantis, die van de ‘Rmoahals’. De Rmoahal moet een buitengewoon fijnbesnaard wezen zijn geweest. Waarge-nomen kleuren en klanken werkten nog lang na in deze soort. Ook begon dit wezen voor het eerst gevoelens te ontwikkelen, die de Lemuriërs nog niet hadden. De Lemuriërs hadden ove-rigens ook nog geen geheugen, dat pas bij de Rmoahals voor het eerst tot ontwikkeling kwam. Hun grootste verdienste was de ontwikkeling van de taal, zij begonnen voor het eerst te ‘be-noemen’ (net als Adam en Eva in het Paradijs). Maar hun vermogen tot spreken had een gro-tere impact dan bij de latere Atlantische onderrassen. Zij konden middels woorden macht uitoefenen over hun omgeving (‘Lautwort’, kennelijk een soort bezweringsformules). Zij konden met woorden geneeskracht beoefenen en de wilde dieren temmen. Hun grote macht

43 http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_02.htm#_Toc17205762

Page 30: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

over het woord konden ze nooit misbruiken, ze wisten immers intuïtief dat ze daarmee uitein-delijk grote schade zouden berokkenen. Hun wonderbaarlijke capaciteiten zagen zij niet als hun eigen bijzondere verdienste maar schreven zij toe aan een goddelijke natuur, die door hen heen werkte. Het was waarlijk een lieflijk volkje. Dit zou veranderen met het tweede Atlantische onderras, de Tlavatli volkeren. Zij hadden al wat meer aan de spreekwoordelijke appel van dit Atlantische paradijs geknabbeld en waren iets minder lieflijk. Steiner: ‘Das wurde schon anders bei der zweiten Unterrasse (den sogenannten Tlavatli-Völkern). Die Menschen dieser Rasse fingen an, ihren persönlichen Wert zu fühlen. Der Ehrgeiz, der eine den Rmoahals unbekannte Eigenschaft war, machte sich bei ihnen geltend. Die Erinnerung übertrug sich in gewissem Sinne auf die Auffassung des Zusammenlebens. Wer auf gewisse Taten zurückblicken konnte, der forderte von seinen Mitmenschen dafür Anerkennung. Er verlangte, daß seine Werke im Gedächtnisse behalten werden. Und auf dieses Gedächtnis von den Taten war es auch begründet, daß eine zusammengehörige Gruppe von Menschen Einen als Führer erkor. Eine Art Königswürde entwickelte sich. Ja diese Anerkennung wurde bis über den Tod hinaus bewahrt. Das Gedächtnis, das Andenken an die Vorfahren oder an dieje-nigen, die sich im Leben Verdienste erworben hatten, bildeten sich heraus. Und daraus ging dann bei einzelnen Stämmen eine Art religiöser Verehrung Verstorbener hervor, ein Ahnen-kultus. Dieser hat sich in viel spätere Zeiten fortgepflanzt und die verschiedensten Formen angenommen. Noch bei den Rmoahals galt der Mensch eigentlich nur in dem Maße, als er sich im Augenblicke durch seine Machtfülle Geltung verschaffen konnte. Wollte da jemand Anerkennung für das, was er in früheren Tagen getan hatte, so mußte er zeigen - durch neue Taten -, daß ihm die alte Kraft noch eigen ist. Er mußte gewissermaßen durch neue Werke die alten ins Gedächtnis rufen. Das Getane als solches galt noch nichts. Erst die zweite Unterrasse rechnete so weit mit dem persönlichen Charakter eines Menschen, daß sie dessen vergangenes Leben bei der Schätzung dieses Charakters mit in Anschlag brachte. Eine weitere Folge der Gedächtniskraft für das Zusammenleben der Menschen war die Tatsa-che, daß sich Gruppen von Menschen bildeten, die durch die Erinnerung an gemeinsame Ta-ten zusammengehalten wurden. Vorher war solche Gruppenbildung ganz von den Naturmächten, von der gemeinsamen Abstammung bedingt. Der Mensch tat durch seinen eigenen Geist noch nichts hinzu zu dem, was die Natur aus ihm gemacht hatte. Jetzt warb eine mächtige Persönlichkeit eine Anzahl von Leuten zu einer gemeinsamen Unternehmung, und die Erinnerung an dieses gemeinsame Werk bildete eine gesellschaftliche Gruppe’.44 Bij dit oervolk deed een nieuw verschijnsel zijn intrede. De Tlavatli’s ontwikkelden een ge-heugen. Zij konden zich dingen herinneren. Ook kregen zij een gevoel van eigenwaarde (ego). Zij begonnen zelfs van anderen te eisen dat men hen kon herinneren. Men wilde waardering voor speciale daden en eiste van de omgeving dat die herinnerd zouden worden, ook na de dood. Zo ontstond de eerste vooroudercultus. Ook ontstond er voor het eerst iets van een maatschappelijke organisatie. Sterke persoonlijkheden begonnen anderen voor een bepaalde onderneming te winnen. Op die manier ontstonden er de eerste georganiseerde verbanden. Deze ontwikkelingen zouden verder worden ontwikkeld gedurende het derde Atlantische on-derras, dat van de ‘Tolteken’45. Steiner: ‘Diese Art gesellschaftlichen Zusammenlebens prägte

44 idem 45 Buiten de antroposofie en theosofie staat het begrip ‘Tolteken’ vooral bekend als de naam voor een precolum-biaanse beschaving uit het oude Mexico, die in het centrale gedeelte tot bloei kwam tussen ca 900 en 1200 n. Chr., de voorlopers van de Azteken dus, waarvan het rijk uiteindelijk tussen 1519 en 1521 werd vernietigd door de Spaanse conquistadores. De naam is overigens van Azteekse oorsprong. De ruïnes van de Tolteekse hoofd-

Page 31: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

sich erst so recht bei der dritten Unterrasse (den Tolteken) aus. Die Menschen dieser Rasse begründeten daher auch erst das, was man Gemeinwesen, was man die erste Art der Staaten-bildung nennen kann. Und die Führung, die Regierung dieser Gemeinwesen ging von den Vorfahren auf die Nachkommen über. Was vorher nur im Gedächtnisse der Mitmenschen weiterlebte, das übertrug jetzt der Vater auf den Sohn. Dem ganzen Geschlechte sollten die Werke der Vorfahren nicht vergessen werden. In den Nachkommen noch wurde das ge-schätzt, was der Ahne getan hatte. Man muß sich nur klar darüber sein, daß in jenen Zeiten die Menschen wirklich auch die Kraft hatten, ihre Gaben auf die Nachkommen zu übertragen. Die Erziehung war ja darauf berechnet, in anschaulichen Bildern das Leben vorzubilden. Und die Wirkung dieser Erziehung beruhte auf der persönlichen Macht, die von dem Erzieher aus-ging. Er schärfte nicht die Verstandeskraft, sondern Gaben, die mehr instinktiver Art waren. Durch ein solches Erziehungssystem ging wirklich die Fähigkeit des Vaters in den meisten Fällen auf den Sohn über.

stad, Tollan of Tula, liggen zo’n veertig km. ten noorden van Mexico Stad, overigens niet eens een hele grote stad in vergelijking met de hoofdstad van het voorgaande imperium, Teotihuacan, of de Azteekse hoofdstad Tenochtitlan (nu Mexico Stad). Over de Tolteken gingen altijd de meest wilde verhalen rond, waarschijnlijk door de wat opgeblazen mythen van de Azteken. Ook is de beroemde legende van Quetzalcoatl, de gevederde slang, afkomstig van de Tolteken. Nadat het Tolteekse imperium in Centraal Mexico in verval was geraakt, bloeide hun cultuur op een spectaculaire manier weer op in de noordpunt van het schiereiland Yucatan, in het Maya-gebied. De waarschijnlijke Tolteekse invasiemacht ging een culturele synthese aan met de plaatselijke Maya-cultuur en bracht uiteindelijk de Mayastad Chichen Itza tot grote bloei. De ruïnes van Chichen Itza worden tegenwoordig gerekend tot de lijst van ‘nieuwe zeven wereldwonderen’, opgesteld door de Unesco. Hoe bijzonder ook, deze precolumbiaanse cultuur had niets te maken met ‘Atlantis’. Wel zijn de Tolteken ook door anderen met Atlantis geassocieerd. Dit heeft een hele banale reden. Toen in de negentiende eeuw de resten van het oude Tula in kaart werden gebracht (door oa de Duitse ontdekkingsreiziger en wetenschapper Alexander von Humboldt en Steiner en zeker ook Helena Blavatsky zijn zonder enige twijfel bekend geweest met zijn werk) noemde men de massief stenen zuilen, gebeeldhouwd in de vorm van een soort mensfiguren, die ooit het dak van de tempel droegen op de centrale piramide, de ‘Atlanten’ (zie afb. 4). Dit is dus een negentiende-eeuwse benaming en verwijst natuur-lijk naar de reus ‘Atlas’, die de wereld op zijn schouders droeg, net als deze stenen reuzen die het dak van de tempel droegen (overigens was het slechts een naam, ook toen geloofde geen serieuze wetenschapper dat deze figuren Atlas moesten voorstellen, want die mythe kwam weer uit het oude Griekenland). Daarna heeft echter een hele sloot pseudowetenschappers die mythische Tolteken (zoals we ze kennen uit de Azteekse overleverin-gen) tot uit ten treuren geassocieerd met ‘Atlantis’ (oa Berlitz en dan echt alleen vanwege de naam ‘Atlanten’), hoewel Erich von Däniken in hun ‘helmen’ (meer kronen of hoofdtooien) de uitrusting van kosmonauten meende te herkennen en deze ‘Atlanten’ identificeerde als ‘aliens’. Ook New Age schrijver Carlos Castaneda (van Don Juan) heeft de meest spectaculaire dingen beweerd naar aanleding van deze standbeelden/zuilen. Maar het wilde gespeculeer over de ‘Tolteken’ was al in de negentiende eeuw begonnen en Rudolf Steiner en Helena Blavatsky deden daar dus vrolijk aan mee. Toch zijn deze Atlanten, hoe spectaculair en mysterieus ze ook zijn (en mooi zijn ze zeker, dus het is hoe dan ook een artistiek hoogtepunt) op zijn vroegst uit 900 n. Chr., dus uit een tijd dat er, net als nu, van dat hele ‘Atlantis’ geen spoor (meer) te bekennen was.

Page 32: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Afb. 4: De ‘Atlanten’ van Tollan, oorspronkelijk zuilen die het dak van de tempel droegen op de ‘piramide van de Morgenster’ (Tula, Hidalgo, Mexico). Overblijfselen van de echte Tolteekse beschaving (tussen 900-1150 n. Chr.), al is de naam ‘Atlanten’ (afgeleid van ‘Atlas’), net als de naam ‘Piramide van de Morgenster’, 19e eeuwse fictie (zie voor meer toelichting over de ‘Atlanten’ noot 84. Voor de ‘Morgenster’ nog wel wat te zeggen, daar deze tempel waarschijnlijk aan de god Quetzalcoatl was gewijd, die ook door de latere Azteken geassocieerd werd met de morgenster of de planeet Venus). Dat deze ‘mysterieuze beelden’(zo’n vijf meter hoog) een groot ontzag en tegelijkertijd een gevoel van vervreemding opwekken en verder tot de verbeelding spreken, begrijp ik wel (een soort ‘Paaseiland-effect’), maar om ze met Atlantis te associeren is natuurlijk wel weer een ander ver-haal. Deze zuilen/sculpturen zijn dan ook vaak het middelpunt geweest van de meest zweverige speculaties, van Helena Blavatsky tot Castaneda, Berlitz en von Däniken. Indirect ook van Rudolf Steiner, die Blavatsky’s bewe-ringen over de ‘Tolteken’ letterlijk overnam en deze tot een van de cultuurperiodes van Atlantis bombardeerde. Unter solchen Verhältnissen gewann bei der dritten Unterrasse die persönliche Erfahrung im-mer mehr an Bedeutung. Wenn sich eine Menschengruppe von einer anderen abgliederte, so brachte sie zur Begründung ihres neuen Gemeinwesens die lebendige Erinnerung mit an das, was sie am alten Schauplatz erlebt hatte. Aber zugleich lag in dieser Erinnerung etwas, was sie für sich nicht entsprechend fand, worinnen sie sich nicht wohl fühlte. In bezug darauf ver-suchte sie dann etwas Neues. Und so verbesserten sich mit jeder neuen solchen Gründung die Verhältnisse. Und es war nur natürlich, daß das Bessere auch Nachahmung fand. Das waren die Tatsachen, auf Grund derer es in der Zeit der dritten Unterrasse zu jenen blühenden Ge-meinwesen kam, die in der theosophischen Literatur beschrieben werden. Und die persönli-chen Erfahrungen, die gemacht wurden, fanden Unterstützung von seiten derer, die in die ewigen Gesetze der geistigen Entwickelung eingeweiht waren. Mächtige Herrscher empfin-gen selbst die Einweihung, auf daß die persönliche Tüchtigkeit den vollen Rückhalt habe. Durch seine persönliche Tüchtigkeit macht sich der Mensch allmählich zur Einweihung fähig. Er muß erst seine Kräfte von unten herauf entwickeln, damit dann die Erleuchtung von oben ihm erteilt werden könne. So entstanden die eingeweihten Könige und Völkerführer der At-lantier. Gewaltige Machtfülle war in ihrer Hand; und groß war auch die Verehrung, die ihnen entgegengebracht wurde. Aber in dieser Tatsache lag auch der Grund zum Niedergang und zum Verfall. Die Ausbil-dung der Gedächtniskraft hat zur Machtfülle der Persönlichkeit geführt. Der Mensch wollte etwas durch diese seine Machtfülle gelten. Und je größer die Macht wurde, desto mehr wollte

Page 33: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

er sie für sich ausnützen. Der Ehrgeiz, der sich entwickelt hatte, wurde zur ausgesprochenen Selbstsucht. Und damit war der Mißbrauch der Kräfte gegeben. Wenn man bedenkt, was die Atlantier durch die Beherrschung der Lebenskraft vermochten, so wird man begreifen, daß dieser Mißbrauch gewaltige Folgen haben mußte. Es konnte eine weite Macht über die Natur in den Dienst der persönlichen Eigenliebe gestellt werden’.46 Wat er aan de verering van de voorouders bestond bij het tweede onderras, werd door dit der-de onderras uitgebouwd. Deze ‘Tolteken’ bezaten een hele bijzondere gave; zij konden herin-neringen erfelijk overdragen. Zo werd de opgedane kennis overgedragen van ‘vader op zoon’, middels het ‘aanschouwelijk maken van beelden’. Het was in deze tijd dat de ‘persoonlijke ervaring’ als steeds belangrijker werd gezien. De machtige heersers gaven vaak blijk van hun ‘persoonlijke ervaring’, waarop hun macht gebaseerd was. Maar hier begon ook het verval. De ontwikkeling van het geheugen had geleid tot machtige persoonlijkheden. En hoe meer macht, hoe meer de verleiding tot misbruik. En als je bedenkt op wat voor manier de Atlantiërs de ‘levenskracht’ beheersten, moet een verkeerd gebruik wel catastrofale gevolgen hebben gehad (we hebben eerder gezien over wat voor technologie de Atlantiërs beschikten). De macht over de natuur werd dus soms gebruikt/misbruikt voor per-soonlijke eigenliefde. Dit zou geheel uit de hand zijn gelopen onder het vierde onderras, dat van de Oer-Toeraniërs, al zou er uiteindelijk een ontwikkeling ten goede komen, in het onderras van daarna. Steiner: ‘Das geschah in vollem Maße durch die vierte Unterrasse (die Ur-Turanier). Die Angehörigen dieser Rasse, die in der Beherrschung der genannten Kräfte unterrichtet wurden, gebrauchten diese vielfach, um ihre eigensinnigen Wünsche und Begierden zu befriedigen. In solcher Art gebraucht, zerstören sich aber diese Kräfte in ihrer Wirkung aufeinander. Es ist so, wie wenn die Füße einen Menschen eigensinnig vorwärts bewegten, während sein Oberkörper nach rückwärts wollte. Solche zerstörende Wirkung konnte nur dadurch aufgehalten werden, daß im Menschen sich eine höhere Kraft ausbildete. Und das war die Denkkraft. Das logische Denken wirkt zurückhaltend auf die eigensüchtigen persönlichen Wünsche. Den Ursprung dieses logischen Denkens haben wir bei der fünften Unterrasse (den Ursemiten) zu suchen. Die Menschen fingen an, über die bloße Erinnerung an Vergangenes hinauszugehen und die verschiedenen Erlebnisse zu vergleichen. Die Urteilskraft entwickelte sich. Und nach dieser Urteilskraft wurden die Wünsche, die Begierden geregelt. Man fing an, zu rechnen, zu kom-binieren. Man lernte, in Gedanken zu arbeiten. Hat man früher sich jedem Wunsche hingege-ben, so frägt man jetzt erst, ob der Gedanke den Wunsch auch billigen könne. Stürmten die Menschen der vierten Unterrasse wild los auf die Befriedigung ihrer Begierden, so begannen diejenigen der fünften auf eine innere Stimme zu hören. Und diese innere Stimme wirkt ein-dämmend auf die Begierden, wenn sie auch die Ansprüche der eigensüchtigen Persönlichkeit nicht vernichten kann. So hat die fünfte Unterrasse die Antriebe zum Handeln in das menschliche Innere verlegt. Der Mensch will in diesem seinem Innern mit sich ausmachen, was er zu tun oder zu lassen hat. Aber das, was so im Innern an Kraft des Denkens gewonnen wurde, ging an Beherrschung äußerer Naturgewalten verloren. Mit diesem kombinierenden Denken kann man nur die Kräf-te der mineralischen Welt bezwingen, nicht die Lebenskraft. Die fünfte Unterrasse entwickel-te also das Denken auf Kosten der Herrschaft über die Lebenskraft. Aber gerade dadurch erzeugte sie den Keim zur Weiterentwickelung der Menschheit. Jetzt mochte die Persönlich-keit, die Selbstliebe, ja die Selbstsucht noch so groß werden: das bloße Denken, das ganz im Innern arbeitet und nicht mehr unmittelbar der Natur Befehle erteilen kann, vermag solche

46 http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_02.htm#_Toc17205762

Page 34: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

verheerende Wirkungen nicht anzurichten wie die mißbrauchten früheren Kräfte. Aus dieser fünften Unterrasse wurde der begabteste Teil ausgewählt, und dieser lebte hinüber über den Niedergang der vierten Wurzelrasse und bildete den Keim zur fünften, der arischen Rasse, welche die vollständige Ausprägung der denkenden Kraft mit allem, was dazu gehört, zur Aufgabe hat’.47 Het volgende (vierde) onderras was dus een buitengewoon zelfzuchtig en uiteindelijk een zelfdestructief volkje. Zij waren slechts geïnteresseerd in het bevredigen van hun persoonlijke wensen en begeerten. Daarmee vernietigden zij bijna elkaar. ‘Het was alsof de voeten eigen-zinnig vooruit wilden gaan, terwijl het bovenlichaam achteruit ging’. Maar deze ontwikkeling werd tijdig gestuit door de komst van het vijfde Atlantische ‘onder-ras’, dat van de ‘Oer-Semieten’, die uiteindelijk de denkkracht zouden ontwikkelen. Juist met deze Oer-Semieten is het eea aan de hand, dat later nog uitgebreid zal terugkomen. Eerder lazen wij namelijk dat het juist het Arische wortelras zou zijn die de denkkracht tot ontplooi-ing zou brengen. Maar Semieten (of ‘Oer-Semieten’) lijken iets anders dan ‘Ariërs’, tenmin-ste, volgens de gangbare Duitse ‘Völkische denkbeelden’, ook van die tijd, staan die juist recht tegenover elkaar. Hier zit een eigenaardigheidje bij Steiner. Het is inderdaad zo dat bij Steiner de Oer-Semieten zowel de voorouders zijn van de Semieten, als van de Ariërs. Wij zullen zien dat Steiner hiervoor (Sigismund von Gleich heeft dit later nog een keer verder uitgewerkt) een Bijbels gegeven heeft gebruikt. Maar uit de Oer-Semieten zou uiteindelijk het vijfde wortelras voortkomen, de Ariërs, waarvan de Semieten een aftakking zijn. En vergeet ook niet dat zelfs de ergste Christelijke antisemieten, ook degenen die met allerlei ‘Ariër-theorieën’ dwepen, geloven dat zowel de Semieten als de Ariërs zonen van Noach zijn. De ‘antroposofische Noach’ (Manu) zou uiteindelijk ook uit de gelederen van de Oer-Semieten opstaan. Maar dit komt later. Het is wel interessant dat de nieuwe impuls juist vanuit het ‘vijfde onderras’ van Atlantis moest komen (in dit geval ‘het denken’, dat de belangrijkste kwaliteit zou worden van het volgende wortelras). Wij leven namelijk nu ook in het ‘vijfde onderras’ of ‘cultuurperiode’ van ons eigen ‘Arische tijdperk’ (en dat was het ook al toen Ru-dolf Steiner leefde). Kennelijk gebeuren er altijd belangrijke dingen als het ‘wortelras’ is aan-gekomen in de fase van het ‘vijfde onderras’. En het aardige is dat Steiner deze parallel zelf ook legde, zie wederom het artikel uit de Brug, ‘De elite van Atlantis’48 Steiner zegt dat dit vijfde wortelras om meer redenen een breekpunt betekende. Met de gave van het denken moest de mens zijn beheersing over de levenskrachten prijsgeven. Dit offer was noodzakelijk, om de mens verder te helpen in zijn verdere evolutie en uiteindelijke op-dracht. Overigens, wat je ook van Steiner kunt zeggen, gevoel voor universele beelden had hij wel, zie hier ook de parallel met Adam en Eva, die van de appel van de boom der kennis aten. Ook zij moesten een offer brengen, maar dat betekende wel een nieuwe ontwikkeling. Zie dan ook weer de parallel met Atlantis als een soort Hof van Eden. Steiner was hoe dan ook een groot ‘mythenbouwer’, die heel goed bijna archetypische beelden kon inzetten uit verschil-lende tradities. Mijns inziens ligt daarin ook een belangrijk deel van de verleiding van de an-troposofie (het idee dat de antroposofie een universele levensbeschouwing is, waarin alle verhalen samenkomen). Een ander aardig detail is dat de ‘Oer-Semieten’ leerden rekenen. En ja hoor, daar is meteen de link gelegd met het bekende antisemitische cliché dat joden goed in geldzaken zijn. Al-thans, die link wordt meteen gelegd in tijdschrift de Brug, een blad dat uit zijn voegen barst van het antisemitisme, zoals we eerder hebben gezien.49 Maar bij Steiner ligt dit wederom

47 http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_02.htm#_Toc17205762 48 http://users.telenet.be/antroposofie/vanaf40/b40.htm (zie ook noot 71) 49 Zie ‘Luciferisch verleden/Ahrimanische toekomst’ (over ‘joden die evengoed hun rasgenoten verraden als het ze uitkomt’): http://users.telenet.be/antroposofie/vanaf40/b45.htm, ‘Waarom verloren mensen hun geloof?’ (over

Page 35: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

weer wat genuanceerder, daar deze Oer-Semieten ook de stamvaders van de Ariërs zijn. Toch zullen we later in andere werken zien dat ook dit linkje wordt gelegd met relatie Oersemie-ten/Semieten, die weliswaar net als de Ariërs ook nazaten zijn van dit vijfde Atlantische on-derras, maar zich weer vermengde met de Toeraniërs (in Steiners lezingencyclus ‘Het Evangelie naar Mattheüs; esoterische achtergronden’, GA 123, waar ik op terug zal komen als ik de positie van de Joden in Steiners werk bespreek). Na dit hele speciale onderras zou het echter heel langzaam bergafwaarts gaan in Atlantis, al wist het volgende onderras de verworvenheden van de Oer-Semieten flink uit te bouwen. Steiner: Die Menschen der sechsten Unterrasse (der Akkadier) bildeten die Denkkraft noch weiter aus als die fünfte. Sie unterschieden sich von den sogenannten Ursemiten dadurch, daß sie die angeführte Fähigkeit in einem umfassenderen Sinne zur Anwendung brachten als jene. - Es ist gesagt worden, daß die Ausbildung der Denkkraft zwar die Ansprüche der eigensüch-tigen Persönlichkeit nicht zu den verheerenden Wirkungen kommen ließ, die bei den früheren Rassen möglich waren, daß aber diese Ansprüche durch sie nicht vernichtet wurden. Die Ur-semiten regelten zunächst ihre persönlichen Verhältnisse so, wie es ihnen ihre Denkkraft ein-gab. An die Stelle der bloßen Begierden und Gelüste trat die Klugheit. Andere Lebensverhältnisse traten auf. Waren vorhergehende Rassen geneigt, den als Führer anzuer-kennen, dessen Taten tief in das Gedächtnis sich eingeprägt hatten oder der auf ein Leben reicher Erinnerung zurückblicken konnte, so wurde jetzt solche Rolle dem Klugen zuerkannt. Und war vordem das maßgebend, was in guter Erinnerung lebte, so betrachtete man jetzt das als das Beste, was dem Gedanken am besten einleuchtete. Unter dem Einflusse des Gedächt-nisses hielt man ehedem so lange an einer Sache fest, bis man sie als unzureichend erfand, und dann ergab sich im letzteren Falle von selbst, daß derjenige mit einer Neuerung durch-drang, welcher einem Mangel abzuhelfen in der Lage war. Unter der Wirkung der Denkkraft aber entwickelte sich eine Neuerungssucht und Veränderungslust. Jeder wollte durchsetzen, was seine Klugheit ihm eingab. Unruhige Zustände beginnen daher unter der fünften Unter-rasse, und sie führen in der sechsten dazu, daß man das Bedürfnis empfand, das eigensinnige Denken des Einzelnen unter allgemeine Gesetze zu bringen. Der Glanz in den Staaten der dritten Unterrasse beruhte darauf, daß gemeinsame Erinnerungen Ordnung und Harmonie bewirkten. In der sechsten mußte durch ausgedachte Gesetze diese Ordnung bewirkt werden. So hat man in dieser sechsten Unterrasse den Ursprung von Rechts- und Gesetzesordnungen zu suchen. - Und während der dritten Unterrasse geschah die Absonderung einer Menschengruppe nur, wenn sie gewissermaßen dadurch aus ihrem Gemeinwesen hinausgedrängt wurde, weil sie sich innerhalb der durch Erinnerung vorhandenen Zustände nicht mehr wohl fühlte. In der sechsten war das wesentlich anders. Die berechnende Denkkraft suchte das Neue als solches, sie spornte zu Unternehmungen und Neugründungen. Daher waren die Akkadier ein unter-

‘lelijke joden met rinkelende geldbuidels’), http://users.telenet.be/antroposofie/vanaf40/b48met/b48.htm. Zie wederom ‘Waarom geen Chinese cultuurperiode?’ (synopsis werk Sigismund vond Gleich), waarin de vreemde relatie Oersemieten/Ariërs en Semieten wordt aangestipt. In dit stuk staat ook het nodige aan ‘antisemitische uitglijders’, dat hier later nog uitgebreid aan de orde zal komen. Maar er staat bijvoorbeeld te lezen dat de Semie-ten: ‘…het geldwezen en alle handelsactiviteiten misschien wel het volmaakst beheersen!’ En dit is niet vriende-lijk bedoeld, http://users.telenet.be/antroposofie/diabasis/b18chincul.htm. Er is nog veel meer van dit soort antisemitisme op de site van de Brug te vinden (zie ook alle artikelen over de Holocaust, die niet zou hebben plaatsgevonden). Raadpleeg daarvoor zeker de ‘inhoudstafel’, http://users.telenet.be/antroposofie/diabasis/inhaztot.html, en bekijk dan vooral de ‘H’ van ‘Holocaust’, of de ‘I’ van ‘David Irving’. Zeker ook bij de ‘A’ van ‘Ahriman’ (die uit propagandistisch oogpunt de Holocaust ‘verzon-nen’ zou hebben, om ‘de Christusimpuls uit Midden Europa uit te doven’) is eea te vinden (het ‘Ahrimanisch menstype’ gaat ook over ‘Joden’). Ik zal later nog een aantal antisemitische passages uit de Brug bespreken.

Page 36: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

nehmungslustiges Volk, zur Kolonisation geneigt. Insbesondere mußte der Handel der jung aufkeimenden Denk- und Urteilskraft Nahrung geben.50 De Akkadiërs bouwden de denkkracht verder uit. Zij wisten deze verworvenheid ook breder toe te passen. Er wordt nog een keer gerefereerd aan de denkkracht van de Oer-Semieten, die een grote revolutie betekende. Het betekende de ommekeer van waar vroeger aan de herinne-ring werd gehecht, men nu meer waarde hechte aan het verstand. De Akkadiërs gingen deze ook praktisch toepassen om hun leefomstandigheden te verbeteren. Ook onstond bij de Akka-diërs de neiging om te ‘koloniseren’. Als je het zo bekijkt is de verhouding Oer-Semieten/Akkadiërs een zelfde soort verhaal als de wat clichématige verhouding Grie-ken/Romeinen. De Grieken waren de denkers en de Romeinen de doeners, ingenieurs en im-periumbouwers, althans volgens het bekende en volstrekt platgetreden verhaal. Maar daar lijkt dit verhaal dus precies op, ook dat de Akkadiërs de behoefte hadden om zaken vast te leggen in wetten.51 Over dit ‘vastleggen in wetten’ zegt Steiner iets opmerkelijks. Hij zegt dat in de derde onder-ras de mensheid op een natuurlijke manier samenleefde, volgens een vanzelfsprekende har-monieuze orde. Vanaf het vijfde onderras ontstond er steeds meer onrust en nam de behoefte aan ‘bedachte’ en ‘kunstmatige’ wetten. Kennelijk had de mens toch veel van zijn gevoel voor de natuurlijke orde verloren en leek de situatie van de nadagen van Atlantis een beetje op de onze, althans dit verhaal lijkt sterk op het soms wat cultuurpessimistische geluid dat tegen-woordig van antroposofische zijde te vernemen is.52 Na deze ‘Romeinen’ volgt een het laatste onderras, blijkens de beschrijving een soort ‘donke-re Middeleeuwen’. Het gaat hier om de ‘Oer Mongolen’: ‘Bei der siebenten Unterrasse (den Mongolen) bildete sich ebenfalls die Denkkraft aus. Aber es blieben bei ihnen Eigenschaften der früheren Unterrassen, namentlich der vierten, in viel stärkerem Maße vorhanden als bei der fünften und sechsten. Dem Sinn für die Erinnerung blieben sie treu. Und so gelangten sie zu der Überzeugung, daß das Älteste auch das Klügste sei, das, was sich am besten vor der Denkkraft verteidigen kann. Die Beherrschung der Le-benskräfte ging zwar auch ihnen verloren; aber was sich in ihnen an Gedankenkraft entwi-ckelte, das hatte selbst etwas von dem Naturgewaltigen dieser Lebenskraft. Zwar hatten sie die Macht über das Leben verloren, niemals aber den unmittelbaren naiven Glauben an das-selbe. Ihnen war diese Kraft zu ihrem Gotte geworden, in dessen Auftrage sie alles taten, was sie für richtig hielten. So erschienen sie ihren Nachbarvölkern wie von dieser geheimen Kraft besessen und ergaben sich ihr selbst auch in blindem Vertrauen. Ihre Nachkommen in Asien und einigen europäischen Gegenden zeigten und zeigen noch viel von dieser Eigenart.

50 http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_02.htm#_Toc17205762 51 De echte Akkadiërs waren een van de oudste cultuurvolken van Mesopotamië (van Semitische oorsprong, itt hun voorgangers de Sumeriërs). Dit lijkt dus weer een beetje een zelfde soort verhaal als dat van de ‘Oer-Tolteken’. Als we het over het oudste bekende wetboek uit de geschiedenis hebben, dan is dat van koning Hamu-rabi van de Babyloniërs, een cultuur die weer na die van de Akkadiërs kwam. 52 Wie echt wil genieten van hedendaags antroposofisch cultuurpessimisme kan ik, naast de complete site van de Brug, het opwekkende boekje van Hans Peter van Manen aanbevelen, Wanneer verwachtte Rudolf Steiner de komst van Ahriman?, Perum Boeken, 2007. Ook leuk is Sigismund von Gleich, De heilige graal en de nieuwe tijd van Christus; Antroposofische beschouwing over de toekomst van de mensheid, 1952, (1986, bewerkt door C. von Gleich, Uitgeverij Zevenster opnieuw verschenen in 1999). Het cultuurpessimisme uit de bovenstaande lectuur is van een zodanige apocalytische soort (de wereld verzuipt in pure decadentie, materialisme, nihilisme en pure lust en slechts de antroposofische spirituele impuls vormt de laatste strohalm tot redding van de gehele mensheid, mijns inziens volstrekt gratuit en daarmee zelf net zo goed ‘decadent’), dat de werken van Rudolf Steiner daarbij het toppunt van blijmoedigheid lijken. Voor de liefhebber!

Page 37: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Die in den Menschen gepflanzte Denkkraft konnte ihren vollen Wert in der Entwickelung erst erlangen, als sie einen neuen Antrieb erhielt in der fünften Wurzelrasse. Die vierte konnte doch nur diese Kraft in den Dienst dessen stellen, was ihr durch die Gabe des Gedächtnisses anerzogen war. Die fünfte gelangte erst zu solchen Lebensformen, für welche die Fähigkeit des Gedankens das rechte Werkzeug ist’.53 Hoewel deze Mongolen nog steeds de ‘denkkracht’ uitbouwden, waren de oude Atlantische eigenschappen bij hen weer sterker aanwezig dan bij het vijfde en zesde onderras. Zij kwamen weer tot het idee dat de oudste de verstandigste was en leefden weer sterk op hun herinnerin-gen. Zij hadden echter geen macht meer over de levenskrachten, maar bleven er wel in gelo-ven. Zij aanbaden deze levenskracht nu als een god, in wiens opdracht zij alles deden wat zij goed achtten. Voor de omringende volkeren leek het soms alsof zij bezeten waren door een geheime kracht, waarop zij blind vertrouwden (zie Edward Saids notie van ‘Oriëntalisme’, over de rationele westerling versus de grillige en irrationele oosterling). En dan zegt Steiner iets interessants: ‘Bij hun directe nakomelingen in Azië en in enige gebieden in Europa wordt nog steeds die bijzondere aanleg teruggevonden’. Wat een directe connectie tussen die Atlan-tische Mongolen en de latere legermacht van Dzengiz Khan! Maar dit laat weer eens zien dat al die wortelrasbeschrijvingen van Steiner wel degelijk een connectie hebben met de bestaan-de mensenrassen van nu, wat allerlei antroposofen van nu ook mogen beweren. Voor Steiner lag die link er gewoon. Als je het zo bekijkt had deze passagage best in het rapport mogen worden opgenomen in het hoofdtuk ‘Steiner over Aziaten’. Was best interessant geweest om te laten zien dat Steiner geloofde dat deze Mongolen de laatste cultuurperiode van Atlantis waren en nu op de centraal Aziatische vlaktes de ‘puberale levensfase van de mens represen-teren’, waar ‘de planeet Mars doorwerkt in hun bloed’. Verder is dit natuurlijk wel weer een cliché zoals Edward Said er velen van heeft omschreven. Edward Said in Orientalism: ‘…a third dogma is that the Orient is eternal, uniform, and inca-pable to defining itself; therefore it is assumed that a highly generalized and systematic vo-cabulary from describing the Orient from a Western standpoint is inevitable and even scientifically ‘objective’. A fourth dogma is that the Orient is at bottom something either to be feared (the Yellow Peril, the Mongol hordes, the brown dominions) or to be controlled (by pacification, research and development, outright occupation whenever possible)’.54 In dit geval lijkt mij Edward Said geheel van toepassing op Rudolf Steiner, speciaal voor de commissie van Baarda, die Edward Said inzette om Steiner van racisme vrij te pleiten (want Edward Said zou hebben aangetoond dat koloniale en sterotype denkbeelden de normaalste zaak van de wereld waren in Steiners tijd, dus Steiner zou dan meevallen55). Ik denk niet dat het meevalt, maar wel dat Steiners bovenstaande beschrijving geheel binnen het oriëntalistis-tische discours past (‘eternal’, ‘to be feared’, enz.) Steiner sluit dit hoofdstuk af met de de opmerking dat de denkkracht pas tot volle ontwikke-ling kon komen (de juiste impuls kon krijgen) in een nieuw tijdperk, een nieuw wortelras. Het Atlantische wortelras had de denkkracht ontwikkeld, maar leefde vooral op herinneringen. Hoe de overgang naar het nieuwe wortelras verliep beschrijft hij in het volgende hoofdstuk. De overgang van het vierde naar het vijfde wortelras uit de Akasha-kroniek

53 http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_02.htm#_Toc17205762 54 Edward Said, Orientalism; western conceptions of the orient, Penguin Books, 1995 (originele uitgave,

Routledge, 1978), pp. 300-301, zie ook noot 53. 55 Eindrapport, p. 96, 123.

Page 38: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Voordat Steiner in de Akasha-kroniek steeds verder het verleden induikt en per hoofdstuk een voorgaand tijdperk bespreekt, beschrijft hij na het hoofdstuk over Atlantis, de ondergang van deze wereld en de overgang naar de toestand waarin wij ons nu bevinden (het vijfde wortel-ras).56 Steiner: ‘Die folgenden Mitteilungen beziehen sich auf den Übergang der vierten (at-lantischen) Wurzelrasse in die fünfte (arische), welcher die gegenwärtige zivilisierte Menschheit angehört. Nur derjenige wird sie richtig auffassen, der sich von dem Gedanken der Entwickelung in seinem ganzen Umfange und in seiner ganzen Bedeutung durchdringen kann. Alles, was der Mensch um sich herum gewahr wird, ist in Entwickelung. Und auch die Eigenschaft der Menschen unserer fünften Wurzelrasse, die im Gebrauche des Gedankens liegt, hat sich erst entwickelt. Ja, gerade diese Wurzelrasse ist es, welche die Kraft des Den-kens langsam und allmählich zur Reife bringt. Der gegenwärtige Mensch entschließt sich (im Gedanken) zu etwas, und dann führt er es aus als die Folge des eigenen Gedankens. Bei den Atlantiern bereitete sich diese Fähigkeit erst vor. Nicht die eigenen Gedanken, sondern die ihnen von höhergearteten Wesenheiten zuströmenden beeinflußten ihren Willen. Dieser wur-de also gewissermaßen von außen gelenkt. - Wer sich mit diesem Entwickelungsgedanken beim Menschen vertraut macht und zugeben lernt, daß dieser in der Vorzeit ein ganz anders geartetes Wesen - als irdischer Mensch - war, der wird auch zu der Vorstellung von den völlig anderen Wesenheiten aufsteigen können, von denen in den Mitteilungen gesprochen wird. Ungeheuer große Zeiträume nahm die Entwickelung in Anspruch, von der berichtet wird. Was in dem Vorhergehenden von der vierten Wurzelrasse, den Atlantiern, gesagt worden ist, das bezieht sich auf die große Masse der Menschheit. Aber diese stand unter Führern, die in ihren Fähigkeiten hoch emporragten über sie. Die Weisheit, welche diese Führer besaßen, und die Kräfte, welche sie beherrschten, waren durch keinerlei irdische Erziehung zu erlangen. Sie waren ihnen von höheren, nicht unmittelbar zur Erde gehörenden Wesenheiten erteilt worden. Es war daher nur natürlich, daß die große Masse der Menschen diese ihre Führer als Wesen höherer Art empfanden, als «Boten» der Götter. Denn mit den menschlichen Sinnesorganen, mit dem menschlichen Verstande wäre nicht zu erreichen gewesen, was diese Führer wußten und ausführen konnten. Man verehrte sie als «Gottesboten» und empfing ihre Befehle, Gebote und auch ihren Unterricht. Durch Wesen solcher Art wurde die Menschheit unterwiesen in den Wissenschaften, Künsten, in der Verfertigung von Werkzeugen. Und solche «Götterbo-ten» leiteten entweder selbst die Gemeinschaften oder unterrichteten Menschen, die weit ge-nug vorgeschritten waren, in den Regierungskünsten. Man sagte von diesen Führern, daß sie «mit den Göttern verkehren» und von diesen selbst in die Gesetze eingeweiht werden, nach denen sich die Menschheit entwickeln müsse. Und das entsprach der Wirklichkeit. An Orten, von denen die Menge nichts wußte, geschah diese Einweihung, dieser Verkehr mit den Göt-tern. Mysterientempel wurden diese Einweihungsorte genannt. Von ihnen aus also geschah die Verwaltung des Menschengeschlechts’.57 Steiner stelt dat nu pas (in het tijdperk van het Arische wortelras) de mens werkelijk in staat is om zelfstandig te denken. Hij rekent daar de tegenwoordige ‘geciviliseerde mensheid’ toe, een niet onbelangrijk detail (kom ik later op terug, maar het begrip ‘Ariër’ lijkt hier wel heel ruim opgevat, al is het opvallend dat het ‘de tegenwoordige geciviliseerde mensheid’ is die tot dit vijfde wortelras behoort en niet ‘de tegenwoordige mensheid’). Al het voorgaande vormde de ontwikkeling naar dit zelfstandige denken, het werd in de Atlantische tijd slechts voorbe-reid. De mens gedurende de na-Atlantische tijd pas vrij geworden om zelfstandig een besluit te nemen en tot uitvoer te brengen. In de Atlantische tijd werd de wil aangestuurd door we-zens die boven de mens stonden. Daarbij was er een groot verschil tussen de ‘Atlantische

56 In het derde hoofdstuk ‘Übergang der Vierten in die Fünfte Wurzelrasse’, in Rudolf Steiner, Aus der Akasha-Chronik, GA 11 (1908), http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_03.htm#_Toc17205763 57 idem

Page 39: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

massa’ en de ‘elite’ (zie hiervoor ook noot 71). De elite stond in contact met ‘hogere krach-ten’, waarvan zij hun wijsheid ontvingen. Voor de massa stond deze elite bekend als de ‘Bo-den der Goden’. Zij stonden ver boven de eenvoudige Atlantiër verheven en voerden hun ‘inwijdingsrituelen’ (een toverwoord in esoterische en dus ook antroposofische kring) in hun tempels uit. ‘Das, was in den Mysterientempeln geschah, war demgemäß auch dem Volke unverständlich. Und ebensowenig verstand dieses die Absichten seiner großen Führer. Das Volk konnte mit seinen Sinnen ja nur verstehen, was sich auf der Erde unmittelbar zutrug, nicht was zum Heile dieser aus höheren Welten offenbart wurde. Daher mußten auch die Lehren der Führer in ei-ner Form abgefaßt sein, die nicht den Mitteilungen über irdische Ereignisse ähnlich war. Die Sprache, welche die Götter mit ihren Boten in den Mysterien sprachen, war ja auch keine irdi-sche, und die Gestalten, in denen sich diese Götter offenbarten, waren ebensowenig irdisch. «In feurigen Wolken» erschienen die höheren Geister ihren Boten, uni ihnen mitzuteilen, wie sie die Menschen zu führen haben. In menschlicher Gestalt kann nur ein Mensch erscheinen; Wesenheiten, deren Fähigkeiten über das Menschliche hinausragen, müssen in Gestalten sich offenbaren, die nicht unter den irdischen zu finden sind. Daß die «Gottesboten» diese Offenbarungen empfangen konnten, rührt davon her, daß sie selbst die vollkommensten unter ihren Menschenbrüdern waren. Sie hatten auf früheren Ent-wickelungsstufen bereits durchgemacht, was die Mehrzahl der Menschen noch durchzuma-chen hat. Nur in einer gewissen Beziehung gehörten sie dieser Mitmenschheit an. Sie konnten die menschliche Gestalt annehmen. Aber ihre seelisch-geistigen Eigenschaften waren über-menschlicher Art. Sie waren also göttlich-menschliche Doppelwesen. Man konnte sie daher auch als höhere Geister bezeichnen, die menschliche Leiber angenommen hatten, um der Menschheit auf ihrem irdischen Wege weiter zu helfen. Ihre eigentliche Heimat war nicht auf der Erde. - diese Wesen führten die Menschen, ohne ihnen die Grundsätze mitteilen zu kön-nen, nach denen sie sie führten. Denn bis zur fünften Unterrasse der Atlantier, den Ursemiten, hatten die Menschen eben gar keine Fähigkeit, um diese Grundsätze zu begreifen. Erst die Denkkraft, die sich in dieser Unterrasse entwickelte, war eine solche Fähigkeit. Aber diese Fähigkeit entwickelte sich langsam und allmählich. Und auch die letzten Unterrassen der At-lantier konnten noch sehr wenig begreifen von den Grundsätzen ihrer göttlichen Führer. Sie fingen an, erst ganz unvollkommen, etwas von solchen Grundsätzen zu ahnen. Daher waren ihre Gedanken und auch die Gesetze, von denen bei ihren Staatseinrichtungen gesprochen worden ist, mehr geahnt als klar gedacht. Der Hauptführer der fünften atlantischen Unterrasse bereitete diese nach und nach vor, damit sie in späterer Zeit, nach dem Untergange der atlantischen Lebensart, eine neue beginnen könne, eine solche, welche ganz durch die Denkkraft geregelt wird’.58 Wat er zich in die tempels allemaal afspeelde was voor het gewone volk onbegrijpelijk, vooral omdat het (itt deze elite) slechts kon begrijpen wat er op aarde afspeelde en niet in staat was om via de zintuigen waar te nemen, wat er uit hogere werelden werd geopenbaard. Daarom goten de leiders de mededelingen uit hogere sferen veelal in een vorm die begrijpelijk was voor de dagelijkse leefomgeving van de gemiddelde Atlantiër. De taal waarin de goden spra-ken was dan ook niet van deze wereld. Zij verschenen in vurige wolken om aan de elite te vertellen hoe zij de schapen moesten hoeden, want alleen een mens kan in menselijke gestalte verschijnen (‘In menschlicher Gestalt kann nur ein Mensch erscheinen’. Voor de boden van de goden gold echter wat anders, zij konden wel in menselijke gestalte verschijnen, al waren

58 idem

Page 40: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

hun ziele-eigenschappen bovenmenselijk. Zij waren eigenlijk ‘dubbelwezens’ die ervoor had-den gekozen om als mens te incarneren om de mensheid weer een eindje verder te helpen. Maar hun rijk was niet van deze wereld. Overigens deelden deze wezens hun orders uit, zonder de achterliggende bedoelingen uit te leggen. Want die achterliggende bedoeling zou toch niet begrijpelijk zijn voor de gewone Atlantische mens (zie alweer een parallel met het vrije schoolonderwijs, waarbij het verstand vooral niet te vroeg mag worden aangesproken. Eigenlijk heel bevoogdend dus, maar dat is iedere vorm van esoterie zo’n beetje eigen, waarbij de gemiddelde aanhanger begint te zwij-melen, zodra het woord ‘ingewijde’ valt). Pas de Oersemieten waren er klaar voor. Zij waren in staat om de boodschap wel te begrijpen. De latere cultuurperiodes overigens niet meer, vandaar dat zij hun toevlucht namen tot wetten, omdat er toen meer werd ‘vermoed’ dan dat er ‘helder werd gedacht’. Hoe dan ook, de leiding van de Atlantische mensheid bereidde de mensen er beetje bij beetje op voor dat hun wereld eens van de aardbodem zou worden weg-gevaagd en dat ze moesten overstappen op een andere leefwijze, waarbij ze wel zelfstandig moesten gaan denken. Vervolgens beschrijft Steiner de verschillende rangen en standen van de Atlantische maat-schappij, alsmede de onderlinge dynamiek van deze Atlantische maatschappelijke klassen: ‘Nun muß man sich vergegenwärtigen, daß man es am Ende der atlantischen Zeit mit drei Gruppen menschenartiger Wesenheiten zu tun hat. 1. Mit den genannten «Götterboten», die der großen Volksmasse weit voraus in der Entwicke-lung waren, die göttliche Weisheit lehrten und göttliche Taten verrichteten. 2. Die große Masse selbst, bei welcher die Denkkraft in einem dumpfen Zustande war, trotz-dem sie Fähigkeiten naturwüchsiger Art besaß, welche der heutigen Menschheit verlorenge-gangen sind. 3. Eine kleinere Schar von solchen, welche die Denkkraft entwickelten. Diese verlor dadurch zwar allmählich die urwüchsigen Fähigkeiten der Atlantier; aber sie bildete sich dafür heran, die Grundsätze der «Götterboten» denkend zu erfassen. - die zweite Gruppe der Menschenwe-sen war dem allmählichen Aussterben geweiht. Die dritte aber konnte von dem Wesen der ersten Art dazu herangezogen werden, ihre Führung selbst in die Hand zu nehmen. Aus dieser dritten Gruppe nahm der genannte Hauptführer, welchen die okkultistische Litera-tur als Manu bezeichnet, die Befähigtesten heraus, um aus ihnen eine neue Menschheit her-vorgehen zu lassen. Diese Befähigtesten waren in der fünften Unterrasse vorhanden. Die Denkkraft der sechsten und siebenten Unterrasse war schon in einer gewissen Weise auf Ab-wege geraten und nicht mehr zur Weiterentwickelung geeignet. - die besten Eigenschaften der Besten mußten entwickelt werden. Das geschah, indem der Führer die Auserlesenen an einem besonderen Orte der Erde - in Innerasien - absonderte und sie vor jedem Einflusse der Zu-rückgebliebenen oder der auf Abwege Geratenen befreite. - die Aufgabe, die sich der Führer stellte, war, seine Schar so weit zu bringen, daß ihre Zugehörigen in der eigenen Seele, mit eigener Denkkraft die Grundsätze erfassen könnten, nach denen sie bisher auf eine von ihnen geahnte, aber nicht klar erkannte Art gelenkt worden waren. Die Menschen sollten erkennen die göttlichen Kräfte, denen sie unbewußt gefolgt waren. Bisher hatten die Götter durch ihre Boten die Menschen geführt; jetzt sollten die Menschen von diesen göttlichen Wesenheiten wissen. Sie sollten sich selbst als die ausführenden Organe der göttlichen Vorsehung ansehen lernen’.

Page 41: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

De Atlantische samenleving werd gekenmerkt door drie maatschappelijke klassen: 1, de elite (boden der Goden), die goddelijke wijsheden verkondigden en goddelijke daden volbrachten. 2. De grote meute, waarvan de denkkracht zich in een latente en doffe toestand bevond, maar die wel weer heel dicht bijj de natuur stond (en dat hebben wij dus weer verloren). 3. Een kleinere maatschappelijk stijgende groep, die zich de denkkrachten steeds meer eigen maakte, het oude vermogen weliswaar verloor, maar steeds meer in staat was om de berichten van de boden der goden zich cerebraal eigen te maken. De tweede groep was voorbestemd om uit te sterven (daar gaan we weer). De derde groep, mits opgeleid door de eerste, mocht wel door (blijven leven dus) en zou uiteindelijk de leiding zelf overnemen. De hoogste leider, Manu genaamd, selecteerde uit de derde groep de meest begaafden, om een nieuwe mensheid te laten ontstaan (!) Hij putte hiervoor uitsluitend uit het stamboek van het vijfde onderras. De verstandelijke vermogens van het zesde en het zevende onderras hadden zich in een niet meer bruikbare richting ontwikkeld en waren dus niet geschikt voor verdere ontwikkeling, althans ‘die Denkkraft der sechsten und siebenten Unterrasse war schon in einer gewissen Weise auf Abwege geraten und nicht mehr zur Weiterentwickelung geeignet’. En vergeet niet dat Steiner eerder expliciet gezegd heeft dat het zevende onderras gewoon de Mongolen zijn die we nu kennen, dus laat dat genoteerd zijn. Dus onder het motto: ‘die besten Eigenschaften der Besten mußten entwickelt werden’, werd het dus…‘géén Mongolen’. Had best een categorie 1 of 2 mogen zijn in het van Baarda-rapport, maar het staat er zo terloops en bovendien indirect dat je er zo overheen leest, dus het zij de commissie vergeven. Het had trouwens wel een surrealistische annotatie opgeleverd. Ongeveer zoiets: ‘Met de opmerking dat ‘die besten Eigenschaften der Besten mußten entwickelt werden’ niet zou opgaan voor het zevende Atlantische onderras, waarvan Steiner in een eerder verband onomstotelijk heeft la-ten blijken dat daarmee de voorouders van de huidige Mongolen worden bedoeld, suggereert Steiner dat de Mongolen niet tot de besten zouden kunnen behoren. Hoewel zich dit op Atlan-tis (?) afspeelde beschouwt de commissie deze uitspraak als ernstig discriminerend voor de bevolking van het tegenwoordige Mongolië, waarvan gesuggereerd wordt dat de voorouders zich al gedurende hun verblijf in Atlantis op een doodlopend spoor van de mensheidsontwik-keling bevonden’. Surrealistisch wellicht, maar antroposofie is surrealisme, dus het was wel terecht geweest. Bovendien menen bepaalde antroposofen wel van alles te moeten kunnen beweren over de hedendaagse Mongolen en zelfs over een waarschijnlijke nieuwe ‘Mongo-lenstorm’ in de nabije toekomst, in de traditie van Dzenghiz Khan, zoals Bernard Lievegoed dit een keer uiteen zette in een interview met Jelle van der Meulen.59 Maar, misschien in dit verband nog wel belangrijker, we hebben gezien dat het vijfde wortel-ras voortkwam uit het vijfde Atlantische onderras (de Oersemieten). Aangezien er ook kan worden vastgesteld dat daartoe niet het zevende onderras behoort (de Mongolen) en tegelij-kertijd kan worden vastgesteld dat die Atlantische Mongolen de voorouders zijn van de huidi-ge Mongolen, moet er geconcludeerd worden dat de huidige Mongolen niet tot het vijfde

59 In een interview met het antroposofische tijdschrift Jonas in 1980, verklaarde de bekende Nederlandse psychi-ater en antroposoof Bernard Lievegoed een ‘nieuwe Mongolenstorm’ te vrezen. Deze zou worden aangestuurd door ‘demonische Marskrachten’, die eens in de 800 jaar actief worden (zie eerst de Hunnen van Atilla, later de hordes van Dzengiz Khan). In mijn eerste artikel heb ik hier al aandacht aan besteed en de parallel trok met Stei-ners opvatting over de werking van de planeet Mars in het bloed van het Mongoolse ras, uit de zesde voordracht uit Die Mission einzelner Volksseelen (zie cit. 113 ). Het interview met Lievegoed werd later opnieuw geplaatst in de Brug, omgeven met wat rellerige sneren, de Brug eenmaal eigen (al zou ik wel benieuwd zijn geweest, ondanks de wat vreemde opmerkingen in dit stuk, wat Lievegoed er zelf van zou hebben gevonden dat hij triom-fantelijk wordt aangehaald in een blad dat uit naam van de antroposofie stelselmatig de Holocaust ontkent en hem juichend aanprijst vanwege die ‘niet politiek correcte opmerking’), http://users.telenet.be/antroposofie/diabasis/b29bl.htm. Ik zal dit interview opnieuw bespreken in het gedeelte over Steiners visie op de Aziaten

Page 42: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

wortelras behoren. De reden waarom ik hier zo aan het haarkloven ben is dat ik vaak het ar-gument te horen heb gekregen (en het is terug te vinden in veel antroposofische lectuur), dat de wortelrassen niets met rassen te maken hebben, maar de mensheid als geheel in een be-paald tijdperk representeren. Maar er kan over ons wortelras (het vijfde tijdperk) worden ge-zegd dat misschien bijna iedereen erbij hoort maar de Mongolen in ieder geval niet. Laat ook deze conclusie genoteerd zijn. Terug naar het vervolg van de tekst. Want hier komt iets buitengewoon cruciaals, dat later op verschillende manieren nog veel zal terugkomen. Het gaat hier om een passage die essentieel is voor het raciale denken van de antroposofie, in relatie tot de zogenaamde ‘na-Atlantische cultuurperiodes’. Eerder is al gebleken dat Steiner het vijfde na-Atlantische wortelras als ‘Ariërs’ omschreef, wat hij daar ook mee bedoelde. Uit de daarop passage blijkt dat hij de klassieke ‘Ariërmythe’ op de voet volgt, al wordt dit verhaspeld met een gegeven dat weer uit een hele andere traditie stamt (zoals we hierna zullen zien). Maar het gaat er hier om dat Ma-nu de besten meenam naar een gebied in Centraal Azië en hen ‘bevrijdde’ van alle banden met de achterblijvers. Daar sommeerde hij zijn volgelingen dat zij vanaf nu zelfstandig moes-ten gaan begrijpen door welke krachten zij waren geleid. Tot nu toe waren de mensen (onbe-wust) geleid door de goddelijke krachten. Nu kwam het erop aan dat zij zelf kennis moesten nemen van deze krachten. Zij moesten zichzelf leren beschouwen als de uitvoerders van deze goddelijke macht. Goed, waarom is dit zo essentieel? We hebben eerder gezien dat het de Ariërs waren, die in ons tijdperk de denkkracht tot volle ontplooiing moesten brengen. Waar het mij hierom gaat is dat de kiem hiervoor werd gelegd in ‘Centraal Azië’. Juist deze locatie is van belang; in zo’n beetje alle ‘völkische’ ariërfantasieën van het fin du siècle ligt de mythische oorsprong van de Ariërs hetzij in Atlantis (een enkeling heeft dat beweerd), hetzij in Noord Europa, maar vooral in Centraal Azië, waar ook de bron zou liggen van de Indo-Germaanse taalfamilie zou liggen (het Sanskriet). Overigens wordt ook het Perzisch en de Perzische cultuur vaak tot zo’n oer-bron van het Ariërdom gerekend. Het hakenkruis is bijvoorbeeld een oud Perzisch symbool. En ook de antroposofie is niet vies van het schermen met oud-Perzische begrippen (zie Ah-riman). Maar we zullen in de loop van dit verhaal en ook bij andere werken van Steiner zien, dat dit oud Indische Arische element een wezenlijke rol speelt. Denk maar aan de beruchte uitspraak uit Vom Leben des Menschen: ‘Und so ist es wirklich ganz interessant: Auf der ei-nen Seite hat man die Schwarze Rasse, die am meisten irdisch ist. Wenn sie nach Westen geht stirbt sie aus. Man hat die gelbe Rasse, die mitten zwischen Erde und Weltenall ist. Wenn sie nach Osten geht, wird sie braun, gliedert sich sich zu viel dem Weltenall an, und stirbt aus. Die Weiße Rasse ist die zukünftige, ist die am Geiste schaffende Rasse. Wie sie nach Indien gezogen ist, bildete sie die innerliche, poetische, dichterische, geistige indische Kultur aus. Wenn sie jetzt nach westen geht, wird sie eine Geistigkeit ausbilden, die nicht so sehr den innerlichen Menschen ergreift, aber die äußere Welt in ihrer Geistigkeit begreift’ 60 Het gaat mij hier nu om ‚’Wenn sie nach Indien gezogen ist, bildete sie die...enz.’. Het gaat erom dat India als de bakermat werd gezien van het Arische ras, waarvanuit het zich, onderweg de ene na de andere cultuur scheppend, langzaam naar het westen voortbeweegt tot in Europa. Dit is de klassieke Ariërgedachte zoals die ook bij de nazi’s bestond (vooral bij Heinrich Himmler en Rudolf Hess), al zeg ik er meteen bij dat dit een veel breder gedragen cultuurgoed was, dan door de nationaal socialisten alleen. Het is ook al aanwezig bij Helena Blavatsky, dus zo is het in de antroposofie terechtgekomen. Maar er bestaat ook een andere afsplitsing van de theoso-

60 Rudolf Steiner, Vom Leben des Menschen und der Erde; über das Wesen des Christentums (1923, GA 349), p. 67

Page 43: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

fie, de zg Ariosofie.61 Vandaar loopt er wel de directe lijn naar het occulte nazisme. Wij zullen dit gegeven na de bespreking van de Akasha-kroniek terugzien, als ik verder inga op de Ari-ermythe en de samenhang van de antroposofische notie van de cultuurperiodes (de na-Atlantische). Die na-Atlantische cultuurperiodes/onderrassen vormen gezamenlijk het Arische wortelras. Voor de antroposofie is dit geen triviaal detail. Zie hiervoor ook het slot van de vierde voordracht uit Die Mission einzelner Volksseelen, waar deze geschiedenis ook be-schreven staat (de tiende voordracht in zijn geheel over deze ‘gang van Arische culturen’ van oost naar west62). Toch zal dit gegeven van de Ariër mythe samen gaan met een ander verhaal dat wij weer kennen uit het Oude Testament (wat dus helemaal vreemd is), al heeft Steiner dit in een nieuw jasje gestoken. Maar laten we doorgaan met de ontwikkelingen van dit nieuwe ras en haar goddelijke leider Manu:

Vor einer wichtigen Entscheidung stand die also abgesonderte Schar. Der göttliche Führer war in ihrer Mitte, in Menschengestalt. Von solchen Götterboten hatte die Menschheit vorher Anweisungen, Befehle erhalten, was sie zu tun oder zu lassen hatte. Sie war in den Wissen-schaften unterrichtet worden, die sich auf dasjenige bezogen, was sie mit den Sinnen hatte wahrnehmen können. Eine göttliche Weltregierung hatten die Menschen geahnt, hatten sie in ihren eigenen Handlungen empfunden; aber klar gewußt hatten sie nichts von ihr. - nun sprach ihr Führer in einer ganz neuen Art zu ihnen. Er lehrte sie, daß unsichtbare Mächte das lenken, was sie sichtbar vor sich hätten; und daß sie selbst Diener dieser unsichtbaren Mächte seien, daß sie mit ihren Gedanken die Gesetze dieser unsichtbaren Mächte zu vollziehen hätten. Von einem Überirdisch-Göttlichen hörten die Menschen. Und daß das unsichtbare Geistige der Schöpfer und Erhalter des sichtbaren Körperlichen sei. Zu ihren sichtbaren Götterboten, zu den übermenschlichen Eingeweihten, von denen der selbst einer war, der so zu ihnen sprach, hatten sie bisher aufgesehen, und von ihnen wurde mitgeteilt, was zu tun und was zu lassen sei. Jetzt aber wurden sie dessen gewürdigt, daß der Götterbote ihnen von den Göttern selbst

61 Zie hiervoor Jan Willem de Groot, Kosmisch racisme; over racistische elementen in de antroposofie, oor-spronkelijk verschenen in ‘Skript’, zomer 1996, http://www.stelling.nl/simpos/antro1.htm , waarin ook het ver-band met die andere stromingen wordt gelegd (de ariosofie en wat andere afsplitsingen). Eigenlijk was dit het eerste artikel dat ik op dit gebied las, dat ik overtuigend vond. Ik kan zelfs zeggen dat het voor mij toen het om-slagpunt betekende wat betreft mijn mening, of beter ‘vermoedens’ wat betreft de antroposofie (het was voor mij toen nog te vroeg om echt een mening te vormen). Vanaf dat moment ben ik, met lange onderbrekingen, beetje bij beetje wat literatuur over dit onderwerp gaan verzamelen. Wat voor mij trouwens de doorslag gaf van mijn vermoeden dat er ‘iets’ met de antroposofie aan de hand was, was de daar aangehaalde opmerking van van Scha-ik over het Jodendom en het daar beschreven denken in analogieën. Dat was voor mij wel zo herkenbaar (ik herkende dit soort verhalen van vroeger en uit en in het soort uitspraken dat ik van antroposofen, of antroposo-fisch gezinde mensen uit mijn omgeving, gewend was), dat ik voor het eerst ging vermoeden dat de verhalen over racisme weleens bijzonder serieus moesten worden genomen. Om precies te zijn, kort daarna woonde ik een lezing bij waarin de leer van de wortelrassen ter sprake kwam. Op mijn kritische vragen/opmerkingen werd mij verzekerd dat de ‘wortelrassen’ niets met mensenrassen te maken hadden. Helemaal overtuigend vond ik het niet (al was iedereen bij die bijeenkomst volstrekt te goeder trouw, inclusief de persoon die de lezing gaf). De ont-wikkelingen rond het instellen van de Commissie van Baarda, de presentatie van het rapport en de conclusie géén sprake van rassenleer, maar wel ‘zestien uitspraken’, volgde ik in de jaren erna in de Groene Amsterdam-mer, totdat ik besloot Steiner te gaan raadplegen, om te zien of het allemaal echt klopte. Veel van wat de Groot beweert wordt nader toegespitst in het beknopte maar zeer degelijke artikel van Jana Husman-Kastein van de Berlijnse Humboldt universiteit. Hier wordt rassenleer van Steiner in al haar facetten vrijwel volledig in een notendop uiteen gezet. Ondanks de beknoptheid, is het op een bepaalde manier grondiger dan het hele van Baarda-rapport. De belangrijkste feiten en conclusies staan daar allemaal keurig in opgesomd, http://www.religio.de/dialog/106/29_22-29.htm 62 Deze voordracht zal zeker nog enige aandacht krijgen, http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_121_10.htm

Page 44: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

sprach. Gewaltig war die Rede, die er seiner Schar immer wieder einschärfte. «lhr habt bis jetzt gesehen diejenigen, die euch führten; aber es gibt höhere Führer, die ihr nicht sehet. Und diesen Führern seid ihr untertan. Ihr sollt vollziehen die Befehle des Gottes, den ihr nicht se-het; und ihr sollt gehorchen einem solchen, von dem ihr euch kein Bild machen könnet.» So klang aus dem Munde des großen Führers das neue höchste Gebot, das da die Verehrung vor-schrieb eines Gottes, dem kein sinnlich-sichtbares Bild ähnlich sein konnte, von dem daher auch keines gemacht werden sollte. Von diesem großen Urgebote der fünften Menschenrasse ist ein Nachklang das bekannte: «Du sollst dir kein Götzenbild machen, noch irgendein Ab-bild von etwas, was droben im Himmel oder unten auf der Erde, oder was im Wasser unter der Erde ist . . .».63[2]64

De Leider (Manu) nam de besten van de besten mee, die hun banden met de achterblijvers hadden verbroken. Afgezonderd van de rest kreeg deze groep nu onthuld welke krachten er boven hen werkzaam zijn, waar zij voorheen bog slechts een vermoeden van hadden. Vroeger had de mensheid slechts de bevelen opgevolgd van de goddelijke boden. Er werd ze verteld dat deze ook maar werktuigen waren in handen van hogere machten. Nu werden ze ingewijd in het bestaan van een heuse ‘Godenregering’, die zij voorheen slechts vermoedden (‘Eine göttliche Weltregierung hatten die Menschen geahnt’). Manu maakte hen zichtbaar dat zij zelf onderdeel en dienaar waren van deze onzichtbare machten, wier wil moest worden uitge-voerd. Ze kregen te horen (ik citeer uit de Nederlandse Pentagonvertaling): ‘Tot nu toe heb-ben jullie diegenen die jullie leidden gezien, maar er bestaan hogere leiders, die jullie niet zien. En aan deze leiders zijn jullie onderworpen. Jullie zullen de bevelen ten uitvoer brengen van de god die jullie niet zien; en jullie zullen gehoorzamen aan een god van wie jullie geen beeld kunnen maken’. Zo klonk uit de mond van de leider van nieuwe hoogste gebod, dat voorschreef een god te vereren die op geen enkele wijze kon worden uitgebeeld, en van wie ook geen beeld gemaakt mocht worden. Dit grote oergebod van het vijfde tijdperk klinkt nog na in het bekende ‘Gij zult geen afgodsbeeld maken, nog enige gelijkenis van wat boven in de hemel is, of wat van onder op de aarde is, of van wat in de wateren onder de aarde is…(Exodus 20:4)’65 Hier zien wij iets interessants gebeuren. Eigenlijk lopen hier verschillende mythen door elkaar heen. In de eerste plaats is er het gegeven van de overlevenden van Atlantis, die in Centraal Azië de kiem leggen voor het Arische ras. Maar dan wordt dit verhaal moeiteloos gekoppeld, of zelfs gecombineerd met een andere traditie, die van het Oude Testament. Vanzelfsprekend is er al de parallel met het verhaal van Noach en de zondvloed (de ondergang van Atlantis, waarbij slechts ‘de besten’ gered worden). De gereddenen arriveren in centraal Azië (Noachs ark strandde op de Ararat, een berg op de grens met het huidige Turkije en Armenië). En daar blijkt Manu zich te ontpoppen tot een soort Mozes op de berg Sinaï. Dan zou je met terug-werkende kracht de omgekomenen van Atlantis kunnen zien als de in de Rode Zee verdron-ken troepen van de Farao. Slechts voor de ‘uitverkorenen’ was de uitweg beschikbaar, die hen in veiligheid bracht. Los dat Steiner heel knap twee verschillende mythen weet te combineren, laat dit ook zien waarin hij verschilt van het gebruikelijke ‘Ariërdenken’. Een doorsnee antisemiet zou nooit de parallel leggen met het verhaal van Mozes. Hierin verschilt Steiner ook met de opvattingen van bijvoorbeeld Helena Blavatsky. Blavatsky, die het verhaal van Abraham correct weer ruimschoots na de zondvloed dateert (terwijl Steiner hier bijna doet voorkomen alsof het ver-haal van Exodus en de zondvloed hetzelfde verhaal is!), stelt dat de betekenis van het woord Abraham moet worden gezien als ‘à-brahmaan’, of ‘no-Brahmin’. Blavatsky: ‘The inflec- 64 http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_03.htm#_Toc17205763 65 Rudolf Steiner, De Akashakroniek; de ontwikkeling van mens en aarde, Pentagon, Amsterdam, 2004, p. 42

Page 45: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

tional speech — the root of the Sanskrit, very erroneously called “the elder sister” of the Greek, instead of its mother — was the first language (now the mystery tongue of the Initi-ates, of the Fifth Race). At any rate, the “Semitic” languages are the bastard descendants of the first phonetic corruptions of the eldest children of the early Sanskrit. The occult doctrine admits of no such divisions as the Aryan and the Semite, accepting even the Turanian with ample reservations. The Semites, especially the Arabs, are later Aryans — degenerate in spirituality and perfected in materiality. To these belong all the Jews and the Arabs. The former are a tribe descended from the Tchandalas of India, the outcasts, many of them ex-Brahmins, who sought refuge in Chaldea, in Scinde, and Aria (Iran), and were truly born from their father A-bram (No Brahmin) some 8,000 years B.C. The latter, the Arabs, are the de-scendants of those Aryans who would not go into India at the time of the dispersion of na-tions, some of whom remained on the borderlands thereof, in Afghanistan and Kabul, and along the Oxus, while others penetrated into and invaded Arabia’. 66 Met mijn hele kleine beetje kennis van het Arabisch (ook een Semitische taal!) weet ik dat het bovenstaande de grootst mogelijke onzin is (dat weet iedereen die slechts tien lessen heeft gevolgd en net is ingewijd in het zg. wortelsysteem, waaruit alle woorden van zowel het Ara-bisch als het Hebreeuws zijn opgebouwd, al suggereert Blavatsky dat ze het wel heeft begre-pen met haar gebruik van het woord ‘root’. Dit past zij volkomen verkeerd toe). Haar vertaling/uitleg van Abraham als ‘No Brahmin’, ‘geen Brahmaan’, of ‘anti-Brahmaan’, is volstrekt bezopen, want Abraham betekent ‘vader van velen’, oftewel ‘stamvader’, zowel in het Hebreeuws als in het Arabisch, waar het dan weer Ibrahim is 67. Bovendien, wat staat er in de Bijbel? Uit de Willibrord vertaling68: ‘Gij zult niet langer Abram heten; uw naam zal Abraham zijn, want ik maak u tot vader van een menigte volken’ (Genesis 17:5). Alles wordt hier dus lukraak en associatief in elkaar geflanst zonder dat er enige grond voor is. Dit een zelfde soort verhaal als dat uit de Brug over de taalkundige kwesties van de Azteken, waar de uitgang ‘atl’ naar ‘Atlantis’ zou verwijzen, dat ik met behulp van de uitleg van Rudolf van Zantwijk heb kunnen corrigeren69. Maar Blavatsky baseert zich hier op haar ‘occult doctrine’, haar variant van de ‘geesteswetenschap’. 70 Abraham was volgens HPB dus een afvallige of een uitgestotene uit de Indiase (Arische!) hoogste priesterkaste en de stamvader van een volk dat op een ernstig dwaalspoor terecht was gekomen, de Semieten. Blavatsky trekt vervolgens stevig van leer tegen dit ‘ontaarde ras’ (zowel tegen de Joden als de Arabieren), dat zij inferieur achtte aan de ‘nobele Ariërs’ uit India. Ik stip deze kwestie nu slechts aan, wanneer ik Steiners visie op de joden/semieten uit-leg zal ik veel gedetailleerder ingaan op dit belangrijke verschil tussen Steiner en Blavatsky. Hier volstaat het om aan te tonen dat Steiners positie tav de joden een ambivalente was. Stei-ner kan niet worden afgeschilderd als een doorsnee antisemiet, al heeft hij wel elementen uit een antisemitische traditie in zijn gedachtegoed verwerkt en het nodige aan antisemitische uitspraken gedaan. Maar andere uitingen spreken die antisemitische geluiden dus weer tegen. En hij heeft zich een enkele keer expliciet tegen het antisemitisme uitgesproken. Kortom, dit zit complex in elkaar. Dit zal nog uitgebreid aan de orde komen. Wel is het interessant om te zien dat, hoewel HPB en Steiner hier verschillen, HPB op andere details weer overeenkomt

66 Helena Blavatsky, The Secret Doctrin Part II Antropogenesis, ‘Stanza IX: ‘The final evolution of Man’, http://www.theosociety.org/pasadena/sd/sd2-1-10.htm 67 Arabisch: Abu-Rahim = ‘vader van overvloedigheid’ (vader van velen), samengevoegd tot ‘Ibrahim’, letterlij-ke transcriptie (het Arabisch van rechts naar links):

ā (ī)-b-r-ā-h-i-m-‘ = إ��اه��68 ‘De Bijbel uit de grondtekst vertaald’, Willibrordvertaling, Katholieke Bijbelstichting, Boxtel, 1991. 69 Zie toelichting op http://antroposofie.wordpress.com/2009/01/25/geschiedenis-atlantis/#comment-1665 70 Zie deze informatieve site over de etymologie van het Hebreeuwse woord ‘Abraham’ http://en.wiktionary.org/wiki/Abraham#Etymology.

Page 46: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

met Steiner. Want Blavatsky heeft het hier ook over de Toeraniërs, de Semieten en de Ariërs. We zullen later zien dat die Toeraniërs (die van ‘het bevredigen van hun lusten en begeerten’) weer opnieuw in beeld komen, maar dan als medekruisbestuiver van het latere ‘Semieten-dom’. Let ook hier weer op het veelzeggende detail dat Blavatsky ‘Iran’ omschrijft als ‘Aria’, wat op zich correct is, want ‘Iran’ betekent letterlijk (in het Farsi) ‘Land der Ariërs’. Maar deze kluwen zal later nog een keer grondig ontward worden. Overigens ook hiervoor geen aandacht in het van Baarda-rapport. Was toch leuk geweest als deze wetenschappelijke com-missie daarin een doortimmerd verhaal had opgenomen over hoe dat nu zit met het gebruik van het woord ‘Ariër’ in het oeuvre van Rudolf Steiner. Zou iedereen veel baat bij hebben gehad en die competentie hadden ze zeker kunnen inschakelen.71 Maar verder met Manu en zijn openbaringen aan de kakelverse nieuwe mensheid (het vijfde wortelras), pardon een bepaald soort selectie van de mensheid, want de Mongolen, de india-nen en andere ‘rassen’ hoorden daar niet bij:

‘Dem Hauptführer (Manu) standen andere Götterboten zur Seite, welche für die einzelnen Lebenszweige seine Absichten ausführten und an der Entwickelung der neuen Rasse arbeite-ten. Denn es handelte sich darum, das ganze Leben im Sinne der neuen Auffassung von einer göttlichen Weltregierung einzurichten. Die Gedanken der Menschen sollten überall von dem Sichtbaren auf das Unsichtbare hingelenkt werden. Das Leben wird durch die Naturmächte bestimmt. Von Tag und Nacht, von Winter und Sommer, von Sonnenschein und Regen hängt der Verlauf dieses menschlichen Lebens ab. Wie diese einflußreichen sichtbaren Tatsachen mit den unsichtbaren (göttlichen) Kräften im Zusammenhang stehen und wie der Mensch sich verhalten solle, damit er diesen unsichtbaren Mächten gemäß sein Leben einrichte: das wurde ihm gezeigt. Alles Wissen und alle Arbeit sollte in diesem Sinne getrieben werden. Im Gang der Sterne und der Witterungsverhältnisse sollte der Mensch die göttlichen Ratschlüsse sehen, den Ausfluß der göttlichen Weisheit. Astronomie und Witterungskunde wurden in diesem Sinne gelehrt. Und seine Arbeit, sein sittliches Leben solle der Mensch so einrichten, daß sie den weisheitsvollen Gesetzen des Göttlichen entsprechen. Nach göttlichen Geboten wurde das Leben geordnet, wie im Gang der Sterne, in den Witterungsverhältnissen und so weiter die göttlichen Gedanken erforscht wurden. Durch Opferhandlungen sollte der Mensch seine Wer-ke mit den Fügungen der Götter in Einklang bringen. - Es war die Absicht des Manu, alles im menschlichen Leben auf die höheren Welten hinzulenken. Alles menschliche Tun, alle Ein-richtungen sollten einen religiösen Charakter tragen. Dadurch wollte der Manu das einleiten, was der fünften Wurzelrasse als ihre eigentliche Aufgabe obliegt. Diese sollte lernen, sich selbst durch ihre Gedanken zu leiten. Aber zum Heile kann solche Selbstbestimmung nur füh-

71 Zie bijvoorbeeld hoe Vrij Geestesleven dit gedaan heeft. Bij de laatste uitgave van Het Evangelie van Matthe-us van 2003 hebben zij een nawoord laten schrijven door de Iranologe Christine Gruwez, die vanuit haar experti-se de figuur Zoroaster toelicht en zijn religie, het ‘Avestisch Mazdaïsme’. Had geen kwaad gekund om ook dat soort mensen te raadplegen of zitting te laten nemen in de van Baarda-commissie en dan juist deskundigen zon-der een antroposofische achtergrond (al heb ik geen idee in hoeverre deze Iranologe sympathiseert of affiniteit heeft met de antroposofie, ik heb namelijk het vermoeden van wel, gezien de inhoud van haar bijdrage, maar dat is in dit geval niet zo van belang). Dat had zo’n rapport veel meer gezag gegeven. Maar wellicht durfde men het risico niet aan om niet-antroposofen een oordeel te laten uitspreken of er al dan niet sprake was van rassenleer. Als de antroposofie pretendeert niet sektarisch te zijn, had zo’n commissie elke schijn van sektarisme moeten vermijden. Ik wil bijvoorbeeld niets af doen aan de competentie van Hans Peter van Manen, maar het feit dat hij in de commissie zitting had, maakt een ‘onafhankelijk onderzoek’ naar zijn eerdere niet geheel onomstreden bijdrage in Antroposofie ter discussie er niet erg geloofwaardig op. Want daar was in het verleden scherpe kritiek op geformuleerd (vooral door Zondergeld, van der Tuin en Jeurissen. Ik heb die bijdrage weer helemaal onder vuur genomen, maar dat is van veel later). Dan lijkt het me niet dat het handig is dat er de schijn wordt gewekt (ik zeg dus niet dat het zo gebeurd is) dat hij vervolgens een van de personen moet zijn om die kritiek te wegen. Dan is er namelijk géén sprake van onafhankelijkheid bij zo’n commissie, al noemt die zich te pas en te onpas ‘de onafhankelijke onderzoekscommissie’, die uitsluitend bezet werd door ‘onafhankelijke’ antroposofen.

Page 47: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

ren, wenn sich der Mensch auch selbst in den Dienst der höheren Kräfte stellt. Der Mensch soll sich seiner Gedankenkraft bedienen; aber diese Gedankenkraft soll geheiligt sein durch den Hinblick auf das Göttliche’.72

Hier volgt een opsomming van de plannen van Manu, die werd bijgestaan door andere Boden van de Goden. Zij streefden naar een soort ‘Goddelijke wereldregering’ (‘der neuen Auf-fassung von einer göttlichen Weltregierung einzurichten’) voor het ‘nieuwe ras’ (hier wordt het wortelras mee bedoelt). Het doel was om de blik van dit nieuwe ras van zichtbare naar het onzichtbare te leiden. De nieuwe taak was om niet slechts de fysieke wereld waar te nemen, maar om de achterliggende goddelijke mechanismen te begrijpen en hoe de mens zich vanaf nu moest gedragen om met deze machten in overeenstemming te leven. Alle arbeid en alle wetenschap moesten in overeenstemming worden gebracht met deze goddelijke orde (lijkt wel op ‘geesteswetenschap’, al is er geen ‘goddelijke antroposofische wereldregering’, laat staan een antroposofische wereldregering op raciale gronden). De ambities van de regering Manu logen er niet om: Naar goddelijke geboden moest het leven worden ingericht, gericht op het hogere,zoals de sterren, de weersveranderingen, waaruit de goddelijke gedachten moesten worden gelezen. Met offerhandelingen moesten de wensen van de goden vervuld worden. Manu wilde dat alles in het menselijke leven op het hogere zou worden gericht. Hiermee wil-de Manu afdwingen dat het vijfde wortelras zich aan haar missie wijdde. En die missie was het ontwikkelen van de ‘denkkracht’, maar dan geen profane denkkracht. Neen, deze denk-kracht zou geheiligd en doordrenkt zijn met de ononderbroken blik op het goddelijke. Dat zou de missie zijn van het vijfde wortelras. En dan te bedenken dat wij nog steeds in het vijfde wortelras zitten. Vandaar dat we in de ogen van bepaalde antroposofen (vooral de Brug, maar ook Sigismund von Gleich, als we zijn cultuurpessimistische traktaten lezen) zo verschrikke-lijk zijn afgedwaald. Zo gaat het twee alinea’s verder, die ik hier oversla, maar wel online zijn na te lezen. Volgens Steiner had niet iedereen er evenveel zin in om Manu in zijn tomeloze ambitie naar het ‘hogere’ te volgen en zich te schikken naar de coterie rond zijn goddelijke wereldregering op raciale gronden: ‘Entscheidung waren nicht alle Menschen gewachsen, welche der Manu um sich gesammelt hatte, sondern vielmehr nur eine geringe Zahl derselben. Und nur aus dieser letzteren Zahl konnte der Manu den Keim zur neuen Rasse wirklich bilden. Mit ihr zog er sich dann zurück, um sie weiterzuentwickeln, während die anderen sich mit der übrigen Menschheit vermisch-ten. - von der genannten geringen Zahl von Menschen, die sich zuletzt um den Manu geschart hatte, stammt dann alles ab, was die wahren Fortschrittskeime der fünften Wurzelrasse bis heute noch bildet. Daher ist es aber auch erklärlich, daß zwei Charakterzüge durch die ganze Entwickelung dieser fünften Wurzelrasse durchgehen. Der eine Zug ist den Menschen eigen, die beseelt sind von höheren Ideen, die sich als Kinder einer göttlichen Weltmacht betrachten; der andere kommt denen zu, die alles nur in den Dienst der persönlichen Interessen, des Ei-gennutzes stellen’. Niet alle mensen waren opgewassen tegen Manu’s hoge eisen, uiteindelijk slechts een gering aantal. En slechts uit dat hele kleine aantal kon Manu dan weer de kiem smeden voor een nieuw ‘ras’. Met hen trok hij zich terug. De rest verpoosde en vermengde zich vrolijk met de rest van de mensheid (en terecht). Van het eliteklasje/nieuwe ras van Manu stamt alles af wat heeft geleid tot werkelijke vooruitgang in het vijfde tijdperk, dat voorduurt tot op de dag van vandaag. Er was dus een nieuwe (blijkbaar raciale) elite gevormd. Daarom lopen er nu twee soorten karaktertrekken door ons ganse wortelras. De mensen met de ene karaktertrek neigen

72 http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_03.htm#_Toc17205763

Page 48: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

compromisloos naar ‘hogere ideeën’ (daar zullen we maar de antroposofen toe rekenen). Zij beschouwen zich als de kinderen van een hogere wereldmacht. De mensen die zijn afgehaakt hebben een andere karaktertrek ontwikkeld, zij dienen slechts hun persoonlijke interesses of eigenbelang, of vermengen zich gezellig met de rest (laten we het betamelijk houden).

‘So lange blieb die kleine Schar um den Manu, bis sie hinlänglich gekräftigt war, um in dem neuen Geiste zu wirken, und bis ihre Glieder hinausziehen konnten, diesen neuen Geist der übrigen Menschheit zu bringen, die von den vorhergehenden Rassen übriggeblieben war. Es ist natürlich, daß dieser neue Geist bei den verschiedenen Völkern einen verschiedenen Cha-rakter annahm, je nachdem sich diese selbst in den verschiedenen Gebieten entwickelt hatten. Die alten zurückgebliebenen Charakterzüge vermischten sich mit dem, was die Sendboten des Manu in die verschiedenen Teile der Welt trugen. Dadurch entstanden mannigfaltige neue Kulturen und Zivilisationen

Die befähigtesten Persönlichkeiten aus der Umgebung des Manu wurden dazu ausersehen, nach und nach unmittelbar in seine göttliche Weisheit eingeweiht zu werden, auf daß sie Leh-rer der übrigen werden konnten. So kam es, daß zu den alten Götterboten jetzt auch eine neue Art von Eingeweihten kam. Es sind diejenigen, welche ihre Denkkraft geradeso wie ihre übri-gen Mitmenschen in irdischer Art ausgebildet haben. Die vorhergehenden Götterboten - auch der Manu - hatten das nicht. Ihre Entwickelung gehört höheren Welten an. Sie brachten ihre höhere Weisheit in die irdischen Verhältnisse herein. Was sie der Menschheit schenkten, war eine «Gabe von oben». Die Menschen waren noch vor der Mitte der atlantischen Zeit nicht so weit, mit eigenen Kräften begreifen zu können, was die göttlichen Ratschlüsse sind. Jetzt - in der angedeuteten Zeit - sollten sie dazu kommen. Das irdische Denken sollte sich erheben bis zu dem Begriffe vom Göttlichen. Menschliche Eingeweihte traten zu den übermenschlichen. Das bedeutet einen wichtigen Umschwung in der Entwickelung des Menschengeschlechtes. Noch die ersten Atlantier hatten nicht die Wahl, ihre Führer als göttliche Sendboten anzuse-hen oder auch nicht. Denn was diese vollbrachten, drängte sich auf als Tat höherer Welten. Es trug den Stempel des göttlichen Ursprungs. So waren die Boten der atlantischen Zeit durch ihre Macht geheiligte Wesenheiten, umgeben von dem Glanze, den ihnen diese Macht verlieh. Die menschlichen Eingeweihten der Folgezeit sind, äußerlich genommen, Menschen unter Menschen. Allerdings aber verblieben sie im Zusammenhang mit den höheren Welten, und die Offenbarungen und Erscheinungen der Götterboten dringen zu ihnen. Nur ausnahmsweise, wenn sich eine höhere Notwendigkeit ergibt, machen sie Gebrauch von gewissen Kräften, die ihnen von dorther verliehen sind. Dann vollbringen sie Taten, welche die Menschen nach den ihnen bekannten Gesetzen nicht verstehen und daher mit Recht als Wunder ansehen.

- Die höhere Absicht aber bei alledem ist, die Menschheit auf eigene Füße zu stellen, deren Denkkraft vollkommen zu entwickeln. - die menschlichen Eingeweihten sind heute die Ver-mittler zwischen dem Volke und den höheren Mächten; und nur die Einweihung befähigt zum Umgange mit den Götterboten.

Die menschlichen Eingeweihten, die heiligen Lehrer, wurden nun im Beginne der fünften Wurzelrasse Führer der übrigen Menschheit. Die großen Priesterkönige der Vorzeit, von de-nen nicht die Geschichte, wohl aber die Sagenwelt Zeugnis ablegt, gehören der Schar dieser Eingeweihten an. Immer mehr zogen sich die höheren Götterboten von der Erde zurück und überließen die Führung diesen menschlichen Eingeweihten, denen sie aber mit Rat und Tat zur Seite stehen. Wäre das nicht so, so käme der Mensch niemals zum freien Gebrauch seiner Denkkraft. Die Welt steht unter göttlicher Führung; aber der Mensch soll nicht gezwungen werden, das zuzugeben, sondern er soll in freier Überlegung es einsehen und begreifen. Ist er

Page 49: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

erst so weit, dann enthüllen ihm die Eingeweihten stufenweise ihre Geheimnisse. Aber dies kann nicht plötzlich geschehen. Sondern die ganze Entwickelung der fünften Wurzelrasse ist der langsame Weg zu diesem Ziele. Wie Kinder führte der Manu erst selbst noch seine Schar. Dann ging die Führung ganz allmählich auf menschliche Eingeweihte über. Und heute besteht der Fortschritt noch immer in einer Mischung von bewußtem und unbewußtem Handeln und Denken der Menschen. Erst am Ende der fünften Wurzelrasse, wenn durch die sechste und siebente Unterrasse hindurch eine genügend große Anzahl von Menschen des Wissens fähig ist, wird sich der größte Eingeweihte ihnen öffentlich enthüllen können. Und dieser menschli-che Eingeweihte wird dann die weitere Hauptführung ebenso übernehmen können, wie das der Manu am Ende der vierten Wurzelrasse getan hat. So ist die Erziehung der fünften Wur-zelrasse die, daß ein größerer Teil der Menschheit dazu kommen wird, einem menschlichen Manu frei zu folgen, wie das die Keimrasse dieser fünften mit dem göttlichen getan hat’.73

Steiner vermeldt nog dat wij het eliteklasje/nieuwe ras van Manu vooral kennen uit mythen en sagen, waarin zij fungeerden als grote priesterkoningen. Zij moesten de klus nu klaren. De boden van de Goden trokken zich steeds meer terug van deze wereld, zodat de mens volledig haar eigen denkkracht kon ontwikkelen. Als dit niet zou gebeuren zou de mens nooit zelf tot een vrij gebruik van zijn denkkracht kunnen komen. De wereld staat hoe dan ook onder god-delijke leiding, maar de mens mag niet gedwongen worden om dat te erkennen, maar moet dat uit vrije overweging inzien en begrijpen. Pas al de mens er aan toe is onthullen de ‘ingewij-den’ trapsgewijs hun geheimen. De ontwikkelingsgang van het vijfde wortelras werkt naar dit doel toe (zoals alles in de antroposofie naar een doel toewerkt). Uiteindelijk werkt de mens-heid van dit wortelras van het denken naar het ‘weten’. Daar ligt de missie van dit wortelras. En dan aan het eind van pas het zesde en het zevende onderras zullen er voldoende mensen die tot dit ‘weten’ in staat zijn. Aan hen zal zich dan de allergrootste ingewijde onthullen. Deze zal van menselijke aard zijn. En deze menselijke ingewijde zal een zelfde soort taak op zich nemen als de Goddelijke Manu dat in de nadagen van Atlantis heeft gedaan. Tot zover dit hoofdstuk uit de Akasha-kroniek. Wat hebben we hier eigenlijk gelezen? Laten we het vooral toespitsen op de rassenkwestie. Steiner drukt zich hier en daar wat ambivalent uit; dan is er weer een soort eliteras, dan gaat er weer gemengd worden, het eliteklasje van het ras wordt uiteindelijk over de wereld uitgestuurd om her en der priesterkoning te worden over verschillende rassen en volken (waar dan toch onvermijdelijk gemengd moet gaan worden, althans, ik weet niet hoe je dat zo lang kan volhouden zonder, al helemaal niet tot nu). Genoeg reden tot enige nuance dus. Wel is het duidelijk dat dit het tijdperk is van het Arische wortel-ras. Wij zullen zien dat dit wortelras zichzelf ook in stand houdt, middels de onderras-sen/cultuurperiodes. En een wortelras is wel degelijk een ras, zoals we langzamerhand wel hebben kunnen vaststellen. Ook gaat het vaak over het beste gedeelte van een ras, dat appart moet worden gehouden, terwijl de flierefluiters wegtrekken en zich wel vermengen met ande-re rassen. Als we het echter vergelijken met Helena Blavatsky valt het relatief mee, gezien haar diskwalificatie van Abraham. Het is bij Steiner veel meer gefixeerd op ‘elite’, ‘inwij-ding’, een ‘select’ gezelschap dat zich monomaan richt op de ‘spirituele missie van dit wortel-ras’ (dat dan wel weer raszuiver is, itt de afhakers, die wel met andere rassen aan de haal gaan). In mijn ogen is het een vreemd mengsel van een enerzijds streven naar raszuiverheid en anderzijds een streven naar een compromisloze spirituele zuiverheid. En die twee zaken hebben bij Rudolf Steiner toch veel met elkaar te maken, zeker als je het ziet in verhouding tot de eerder gepasseerde teksten uit Die Mission einzelner Volksseelen. Nogmaals, dit is niet het enige thema dat is langsgekomen, maar het staat hier nu eenmaal centraal. De combinatie

73 idem

Page 50: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

van de begrippen ‘Ariër’, ‘nieuw ras’, de afhakers die zich gaan vermengen, etc. geven, juist in onderlinge samenhang, een tamelijk op het Arische ras gefixeerd wereldbeeld, al kan het natuurlijk nog veel erger. Ik wil nog een opmerking van algemene aard maken. Dat is dat de figuur van Christus hier geheel ontbreekt. Van de latere Steiner weten we dat hij het ‘Mysterie van Golgotha’ een kosmisch evenement zonder weerga vond. Maar hier heeft hij het slechts over een nieuwe leraar, die aan het eind van ons tijdperk zal opstaan. We moeten ons hier wel realiseren dat dit werk nog echt uit zijn theosofische periode is (en dit werk staat ook relatief dicht bij het ge-dachtegoed van Helena Blavatsky, zoals we hebben kunnen constateren). Pas in 1913 zou hij de antroposofische vereniging stichten. Dan staat ook Christus in zijn werk centraal. Maar hier dus geen woord, wat op zich opmerkelijk is. Wat een beetje mijn eigen gedachten zijn (maar ook niet meer dan dat) is dat ik in het verhaal van Manu met zijn nieuwe ras een sterke parallel zie met het centrale thema uit de operacy-clus van Richard Wagner, Der Ring des Nibelungen (‘Das Rheingold’, ‘Die Walküre’, ‘Sieg-fried’ en ‘Götterdämmering’). Ik heb ook wel enige reden om aan te nemen dat daar enige grond voor is.74 Wij zullen later de draad weer oppakken bij dit ‘Arische vijfde wortelras’ en de missie van de verschillende cultuurperiodes (onderrassen). Dat zal vooral gebeuren aan de hand van andere teksten van Steiner. Ik zal dan ook specifieker ingaan op de zogenaamde Ariërmythe, die zondermeer onthullend zal zijn. Eerst wil ik nog enkele andere gedeeltes van de Akasha-kroniek bespreken. Het zal niet om hele hoofdstukken gaan, maar om verschillende (korte) gedeeltes, die voor het ‘rassenvraag-stuk’ relevant zijn. Daarbij zullen ook de passages langskomen die wel in het van Baarda-rapport zijn opgenomen (slechts drie korte citaten). Want het blijft verbijsterend dat er in het rapport geen woord is gewijd, laat staan een citaat is gegeven, uit de bovenstaande, zonder meer onthullende twee hoofdstukken. De verschillende onderrassen van Atlantis, die blijkbaar gelieerd zijn aan latere en soms nog bestaande volkeren en culturen (van de historische Tolte-ken, Akkadiërs, de Semieten, waarvan de laatsten normaalgesproken als een taalfamilie wor-den gezien en niet als een ‘ras’, tot de Mongolen, waarbij Steiner ook nog expliciet de link legt met de hedendaagse Mongolen), de overduidelijke definitie van het wortelras (waarbij het thans de taak van het vijfde Arische wortelras is om de denkkracht te ontwikkelen!), alles over het Arische ras en het eliteklasje van Manu dat werd omgesmeed tot een ‘nieuw ras’ (waarvan de afhakers zich vermengden met ‘andere rassen’, waaruit geconcludeerd kan wor-den dat die ‘andere rassen’ dus al vanaf het begin niet bij dit wortelras hoorden), over dit alles niets in het eindrapport.

74 Het idee van het ‘nieuwe ras’ van Manu, doet sterk denken aan Wotans ‘nieuwe mensheid’, wanneer hij het ‘Wälsungengeslacht’ schept. Het idee van het terugtrekken van de goden is zeer nadrukkelijk aanwezig in de laatste opera Götterdämmerung (aan het slot van het hoofdstuk over het ontstaan van het vijfde wortelras be-schrijft Steiner in feite de ‘godenschemering’, een term die hij overigens letterlijk gebruikt in Die Mission ein-zelner Volksseelen, in de tiende voordracht). Zo zijn er veel meer parallellen, die ik hier niet allemaal ga opnoemen. Maar ook Steiner zelf heeft zich uitgebreid met Richard Wagner beziggehouden en een heleboel antroposofen na hem. Zie ook het vrij griezelige boekje Der Gral und seine Hüter, van Rudolf Meyer, predikant bij de Christengemeenschap uit 1958 (in het Nederlands verschenen als Het mysterie van de Graal; een verbor-gen stroming in het Christendom, Christofoor, Zeist, 1981). In dit werkje wordt er pas echt gebrald over reine en onreine rassen, Kelten die heel bijzonder zijn, maar moeten uitsterven, etc. Die Mission wordt nog een keertje dunnetjes overgedaan op Europees niveau en het bloed van Christus druipt uit alle hoeken en gaten. Maar daar wordt uitgebreid op Wagner ingegaan, vooral op de Parzifal, maar ook enigszins de Götterdämmerung. Het verband met Wagner, begrijp me overigens niet verkeerd, bedoel ik hier nu in algemene zin en in de zin van bepaalde mystieke denkbeelden, dus in dit geval niet Wagners verder nogal dubieuze opvattingen, zoals zijn beruchte antisemitisme.

Page 51: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Andere mededelingen uit de Akasha-kroniek over ‘rassen’ Zoals eerder vermeld gaat de Akasha-kroniek per hoofdstuk weer een stukje terug in de tijd (behalve de bovenstaand besproken eerste twee hoofdstukken, waar het eerst Atlantis aan bod komt en dan de na-Atlantische tijd). Deze volgorde wordt gehanteerd tot het ontstaan van de aarde, daarna volgen er een aantal hoofdstukken waarin zowel het verre verleden als de verre toekomst behandeld worden. Deze gaan veelal over de periode van zelfs voor het ontstaan van de fysieke aarde (vanaf de ‘Oude-Saturnustoestand’) als over de tijd daarna, als de aarde in astrale toestand is overgegaan (Jupitertoestand, Venustoestand, Vulcanustoestand), al worden er tussendoor opmerkingen gemaakt over ontwikkelingen tijdens de aardefase. Ik zal nog een keer het totale schema weergeven waarin deze stadia van evolutie zijn opgenomen, overge-nomen uit het artikel van Jana Husmann-Kastein, Schwarz-Weiß-Konstruktionen im Rassebild Rudolf Steiners:75 Zeitalter und Kulturepochen, "Wurzel"- und "Unterra ssen" - Überblick 26 Planetarische Verkörperungen der Erde 1. Saturnzustand / Der alte Saturn 2. Sonnenzustand / Die alte Sonne 3. Mondenzustand / Der alte Mond 4. Erdenzustand / Die Erde Zeitalter der Erde / Wurzel- und Unterrassen: 1.Polarisches Zeitalter / Polarische Wurzelrasse 2. Hyperboräisches Zeitalter / Hyperboräische Wurzelrasse 3. Lemurisches Zeitalter / Lemurische Wurzelrasse 4. Atlantisches Zeitalter - 1. Atlantische Kulturepoche / 1. Unterrasse / Rmoahls - 2. Atlantische Kulturepoche / 2. Unterrasse / Tlavatli-Völker - 3. Atlantische Kulturepoche / 3. Unterrasse / Tolteken - 4. Atlantische Kulturepoche / 4. Unterrasse / Ur-Turanier - 5. Atlantische Kulturepoche / 5. Unterrasse / Ur-Semiten - 6. Atlantische Kulturepoche / 6. Unterrasse / Akkadier - 7. Atlantische Kulturepoche / 7. Unterrasse / Mongolen 5. Nachatlantisches Zeitalter / Arische Wurzelrasse 1. Nachatlantische Kulturepoche / Altindische Unterrasse (7227-5067 v.Ch.) 2. Nachatlantische Kulturepoche / Urpersische Unterrasse (5067-2907 v.Ch.) 3. Nachatlantische Kulturepoche / Ägyptisch-chaldäische Unterrasse (2907-747 v.Ch.) 4. Nachatlantische Kulturepoche / Griechisch-lateinische Unterrasse (747 v. Ch.-1413 n.Ch.) 5. Nachatlantische Kulturepoche / 5. Nachatlantische Unterrasse (1413-3573 n.Ch.) 6. Nachatlantische Kulturepoche (3573-5733 n.Ch.) zukünftig 7. Nachatlantische Kulturepoche (5733-7893 n.Ch.) zukünftig 6. zukünftiges Zeitalter / zukünftige nachatlantische Wurzelrasse 7. zukünftiges Zeitalter / zukünftige nachatlantische Wurzelrasse 75 Jana Husmann-Kastein, Schwarz-Weiß-Konstruktionen im Rassebild Rudolf Steiners, Berliner Dialog, 29 juli, 2006, http://www.religio.de/dialog/106/29_22-29.htm

Page 52: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

5. Jupiterzustand 6. Venuszustand 7. Vulkanzustand Dit is het (bijna) complete schema van Rudolf Steiners weidse visie op de ontwikkeling van de kosmos, van het allereerste begin, tot het allerlaatste stadium (er zit hierachter nog een gro-tere kringloop). Daarvoor en daarna heerst er het zg. ‘Grote Pralaya’, een soort kosmische slaaptoestand, waarachter weer de kringlopen zitten van ‘minerale fase’ (naar wat bij ons de laagste orde is in de fysieke wereld, zitten wij nu in), ‘plantenfase’ (is dan de laagste orde en dan materialiseert er zich een vorm boven de fysieke mens, dus dan zitten ‘wij mensen’, in de fysieke wereld althans, op nummer twee), enz., maar dat voert heel ver. Steiner bespreekt uit-eindelijk dit gehele schema in de Akasha-kroniek en nog iets uitvoeriger in ‘Geheimwissen-schaft’ (waarin hij iets minder op allerlei plastische details ingaat, maar deze ontwikkeling beschrijft als een meer spirituele geschiedenis van verschillende kosmische krachten). Nu het overzicht hier is weergegeven kunnen we verschillende beschreven periodes/ ontwik-kelingsfases nader bekijken om te zien wat daar zoal over de ‘rassen’ is geschreven. Al eerder hebben we gezien dat Steiner het ontstaan van de rassen dateert in de Lemurische periode, het Lemurische wortelras. Nogmaals, wij hebben gezien dat ‘wortelras’ niet samenvalt met het begrip ‘mensenras’, zo ook in dit geval, al heeft het er wel mee te maken. Het wortelras is als het ware de ‘hoofdstroom’ van de mensheidsontwikkeling, waar bepaalde onderrassen, maar ook mensenrassen van zijn ingesloten maar soms ook uitgesloten. De laatste Atlantische on-derrassen zaten op een dood spoor (het nieuwe huidige Arische wortelras kwam voort uit het vijfde Atlantische onderras). Zoals dat bij Atlantis is gebeurd, ging het ook in de Lemurische fase, waar nog steeds nazaten van zijn, ook in onze tijd, zoals we zullen zien. Ik geef hier nog een keer een stukje Helena Blavatsky, waarin zij uitlegt hoe zij dit zag: ‘The term “Atlantean” must not mislead the reader to regard these as one race only, or even a nation. It is as though one said “Asiatics.” Many, multityped, and various were the Atlanteans, who represented several humanities, and almost a countless number of races and nations, more varied indeed than would be the “Europeans” were this name to be given indiscrimi-nately to the five existing parts of the world; which, at the rate colonization is proceeding, will be the case, perhaps, in less than two or three hundred years. There were brown, red, yellow, white and black Atlanteans; giants and dwarfs (as some African tribes comparatively are, even now). † Says a teacher in “Esoteric Buddhism,” on p. 64: “In the Eocene age, even in its very first part, the great cycle of the fourth race men the (Lemuro) Atlanteans had already reached its highest point (of civilization), and the great continent, the father of nearly all the present con-tinents, showed the first symptoms of sinking. . . .” And on page 70, it is shown that Atlantis as a whole perished during the Miocene period. To show how the continents, races, nations and cycles overlap each other, one has but to think of Lemuria, the last of whose lands per-ished about 700,000 years before the beginning of the Tertiary period (see p. 65 of the same work), and the last of “Atlantis” only 11,000 years ago; thus both overlapping — one the At-lantean period, and the other the Aryan’.76 Aan het gescherm met wetenschappelijke geologische termen is wel ongeveer te zien om over hoe lang geleden het hier gaat. Maar de ondertitel van HPB’s grote boek is dan ook ‘De syn-

76 The Secret Doctrine, ‘Antropogenesis’, ‘Stanza VII, Scienticfic and geological proof of the existence of sev-eral submerged continents’, http://www.theosociety.org/pasadena/sd/sd2-3-09.htm

Page 53: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

these van wetenschap, godsdienst en wijsbegeerte’. En hoe ‘wetenschappelijk’ zij te werk gaat bij bijvoorbeeld de etymologie van het woord ‘Abraham’ hebben wij ook al mogen zien. Maar goed, bovenstaand schetst zij een heel palet van verschillende rassen. We hebben alleen ook al gezien dat daarvan slechts een bepaalde selectie door mag. De rest sterft uit, of blijft achter als een decadent overblijfsel, dat bij een latere gelegenheid mag worden opgeruimd. Bij Steiner werkt het precies hetzelfde, ook in ons vijfde na-Atlantische tijdperk (zie het rassen-klasje van Manu). Maar laten wij een blik werpen op wat Steiner over het Lemurische ras te melden had, uit het vierde hoofdstuk Die lemurische Rasse. Ik geef hier het begin weer: ‘Hier wird ein Stück aus der Akasha-Chronik mitgeteilt, das sich auf eine sehr ferne Urzeit in der Menschheitsentwickelung bezieht. Diese Zeit geht derjenigen voraus, welche in den vor-hergehenden Darstellungen geschildert worden ist. Es handelt sich um die dritte menschliche Wurzelrasse, von welcher in theosophischen Büchern gesagt wird, daß sie den lemurischen Kontinent bewohnt hat. Dieser Kontinent lag - im Sinne dieser Bücher - im Süden von Asien, dehnte sich aber ungefähr von Ceylon bis Madagaskar aus. Auch das heutige südliche Asien und Teile von Afrika gehörten zu ihm. - Wenn auch beim Entziffern der ,,Akasha-Chronik" alle mögliche Sorgfalt angewendet worden ist, so muß doch betont werden, daß nirgends für diese Mitteilungen irgendwelcher dogmatischer Charakter in Anspruch genommen werden soll. Ist schon das Lesen von Dingen und Ereignissen, welche dem gegenwärtigen Zeitalter so fernliegen, nicht leicht, so bietet die Übersetzung des Geschauten und Entzifferten in die ge-genwärtige Sprache fast unübersteigliche Hindernisse. - Zeitangaben werden später gemacht werden. Sie werden besser verstanden werden, wenn die ganze lemurische Zeit und auch noch diejenige unserer (fünften) Wurzelrasse bis zur Gegenwart durchgenommen sein werden. - die Dinge, die hier mitgeteilt werden, sind auch für den Okkultisten, der sie zum ersten Male liest, überraschend - obgleich das Wort nicht ganz zutreffend ist. Deshalb darf er sie nur nach der sorgfältigsten Prüfung mitteilen. Der vierten (atlantischen) Wurzelrasse ging die sogenannte lemurische voran. Innerhalb ihrer Entwickelung vollzogen sich mit Erde und Mensch Tatsachen von der allergrößten Bedeu-tung. Doch soll hier zuerst etwas über den Charakter dieser Wurzelrasse nach diesen Tatsa-chen gesagt und dann erst auf die letzteren eingegangen werden. Im großen und ganzen war bei dieser Rasse das Gedächtnis noch nicht ausgebildet. Die Men-schen konnten sich zwar Vorstellungen machen von den Dingen und Ereignissen; aber diese Vorstellungen blieben nicht in der Erinnerung haften. Daher hatten sie auch noch keine Spra-che im eigentlichen Sinne. Was sie in dieser Beziehung hervorbringen konnten, waren mehr Naturlaute, die ihre Empfindungen, Lust, Freude, Schmerz und so weiter ausdrückten, die aber nicht äußerliche Dinge bezeichneten Aber ihre Vorstellungen hatten eine ganz andere Kraft als die der späteren Menschen. Sie wirkten durch diese Kraft auf ihre Umgebung. Andere Menschen, Tiere, Pflanzen und selbst leblose Gegenstände konnten diese Wirkung empfinden und durch bloße Vorstellungen beeinflußt werden. So konnte der Lemurier seinen Nebenmenschen Mitteilungen machen, ohne daß er eine Sprache nötig gehabt hätte. Diese Mitteilung bestand in einer Art «Gedan-kenlesen». Die Kraft seiner Vorstellungen schöpfte der Lemurier unmittelbar aus den Dingen, die ihn umgaben. Sie floß ihm zu aus der Wachstumskraft der Pflanzen, aus der Lebenskraft der Tiere. So verstand er Pflanzen und Tiere in ihrem inneren Weben und Leben. Ja, er verstand so auch die physischen und chemischen Kräfte der leblosen Dinge. Wenn er etwas baute, brauchte er nicht erst die Tragkraft eines Holzstammes, die Schwere eines Bausteines zu berechnen, er sah dem Holzstamme an, wieviel er tragen kann, dem Baustein, wo er durch seine Schwere angebracht ist, wo nicht. So baute der Lemurier ohne Ingenieurkunst aus seiner mit der Sicherheit einer Art Instinktes wirkenden Vorstellungskraft heraus. Und er hatte dabei

Page 54: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

seinen Körper in hohem Maße in seiner Gewalt. Er konnte seinen Arm stählen, wenn es nötig war, durch bloße Anstrengung des Willens. Ungeheure Lasten konnte er zum Beispiel heben durch bloße Willensentwickelung. Diente später dem Atlantier die Herrschaft über die Le-benskraft, so diente dem Lemurier die Bemeisterung des Willens. Er war - der Ausdruck soll nicht mißverstanden werden - auf allen Gebieten niederer menschlicher Verrichtungen der geborene Magier.’77 Een paar dingen die interessant zijn. Wij zien dat Steiner hier alweer een concrete geografi-sche aanduiding geeft van waar Lemurië gelegen zou hebben. Het ging, net als Atlantis, om een fysiek bestaand continent, dat ongeveer in de Indische Oceaan moet hebben gelegen, met inbegrip van Madagaskar en Sri Lanka (toen nog Ceylon) en wat stukken vasteland van Azië en Afrika. Over de mensen die daar toen rondliepen, zij bezaten nog geen geheugen, de be-langrijkste kwaliteit van de Atlantiërs, net goed als het denken weer de belangrijkste kwaliteit van de Ariërs zou worden. Wel konden zij zichzelf ‘voorstellingen’ maken, die dan meteen weer vergeten werden. Maar met hun voorstellingsvermogen hadden zij wel een bijzondere kracht; zij konden daarbij hun omgeving (andere mensen, dieren, planten en levenloze dingen beïnvloeden). Een taal hadden ze niet maar ze konden wel elkaars gedachten lezen. Met hun voorstellingsvermogen kon de Lemuriër ook dingen begrijpen. Zo kon hij, als hij bijvoorbeeld een boomstam zag, zich meteen voorstellen hoeveel gewicht deze kon dragen. Zo kon hij bouwen zonder ingenieurskunsten. Ook kon de Lemuriër loodzware dingen optillen, puur door wilskracht. ‘Zoals later de Atlantiër over de levenskracht kon beschikken, zo was de Lemuriër volmaakt meester over zijn wil. Hij was- en men mag deze uitdrukking niet ver-keerd begrijpen- op alle gebieden van lagere menselijke verrichtingen de geboren magiër’78 Ik weet niet wat wij niet verkeerd mogen begrijpen van een magiër zijn ‘op alle gebieden van lagere menselijke verrichtingen’. Laten we het maar netjes houden want anders wordt het al gauw erg banaal. En we hebben hiervoor gezien dat antroposofie juist verheven is (zie het rasklasje van Manu, dat zich niet vermengde met allerlei ongure elementen, die niet tot het klasje behoorden, al hield uiteindelijk maar een klein groepje dat vol). Maar goed, de Lemuri-er had dus een groot voorstellingsvermogen, een bijzonder sterke wil (telekinetisch als je het zo leest) en had zelfs telepathische aanleg. Vervolgens komt de complete heemkunde van de Lemuriërs aan de orde (net als eerder bij de Atlantiërs), die ik hier oversla. Iedereen kan het op internet nalezen. Een al te vriendelijk volkje was het niet. De Lemuriër martelde erop los. Kleine kinderen kregen een keiharde opvoeding, middels het toepassen van allerlei martelin-gen. Overigens werden alleen de jongens gemarteld; de meisjes moesten juist hun fantasie prikkelen. ‘Die Knaben wurden in der kräftigsten Art abgehärtet. Sie mußten lernen, Gefahren bestehen, Schmerzen überwinden, kühne Handlungen vollziehen. Diejenigen, welche Martern nicht ertragen, Gefahren nicht bestehen konnten, wurden als keine nützlichen Mitglieder der Menschheit angesehen. Man ließ sie unter den Strapazen zugrunde gehen. Was die Akasha-Chronik in bezug auf diese Kinderzucht zeigt, übersteigt alles, was sich der gegenwärtige Mensch in der kühnsten Phantasie auszumalen vermag. Das Ertragen von Hitze bis zur ver-sengenden Glut, das Durchstechen des Körpers mit spitzen Gegenständen waren ganz ge-wöhnliche Prozeduren. - anders war die Mädchenzucht. Zwar wurde auch das weibliche Kind abgehärtet; aber es war alles übrige darauf angelegt, daß es eine kräftige Phantasie entwicke-le. Es wurde zum Beispiel dem Sturm ausgesetzt, um seine grausige Schönheit ruhig zu emp-

77 ‘Die Lemurische Rasse’, uit Aus der Akasha-Chronik (GA 11), http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_04.htm#_Toc17205764 78 R. Steiner, De Akasha-Kroniek (vert. Pentagon), p. 51

Page 55: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

finden; es mußte den Kämpfen der Männer zusehen, angstlos, nur durchdrungen von dem Gefühle für die Stärke und Kraft, die es vor sich sah. Die Anlagen zur Träumerei, zum Phan-tasieren entwickelten sich dadurch bei dem Mädchen; aber diese schätzte man besonders hoch’. Het was dus niet raadzaam om in Lemurië feminist te zijn (de positie van de mannen was be-paald niet benijdenswaardig), al stonden fantaserende vrouwen juist in hoog aanzien, dus wel-licht was het niet eens nodig. Verder was het feit dat men nog geen ontwikkeld geheugen had en alles meteen weer vergat, zo gek nog niet, want: ‘Und da ein Gedächtnis nicht vorhanden war, so konnten diese Anlagen auch nicht ausarten. Die betreffenden Traum- oder Phantasie-vorstellungen hielten nur solange an, als die entsprechende äußere Veranlassung vorlag. Sie hatten also insofern ihren guten Grund in den äußeren Dingen. Sie verloren sich nicht ins Bo-denlose. Es war sozusagen die Phantastik und Träumerei der Natur selbst, die in das weibliche Gemüt gesenkt wurde’. Dus als de meisjes bij het martelen van de jongens aan het fantaseren waren, konden zij zich deze fantasieën later niet meer herinneren. ‘Ze verloren zich niet in het bodemloze’ (‘Sie verloren sich nicht ins Bodenlose’). En dat was maar goed ook. Dit zijn natuurlijk fantastische details uit deze heerlijke rolbevestigende ‘Teutonen-idylle’ van het Lemurische paradijs en zo gaat het een heel hoofdstuk voort. Wagner zou er jaloers op zijn, gezien zijn onsterfelijke teksten als: ‘Weichherziges Weibegezücht!’ (Die Walküre, der-de acte). Maar goed, ook de Lemuriërs bouwden tempels, hadden hun eigen scholen waar hun wijsheid werd onderricht, er waren ook bijzondere ingewijden, etc. De details zijn soms erg leuk en grappig, net zoals de passage hierboven. Waar ik hier op wil ingaan is een passage ruim over de helft van dit hoofdstuk. Daar zegt Steiner het volgende: ‘Man muß sich vorstellen, daß der Menschenleib zu dieser Zeit noch etwas sehr Bildsames und Geschmeidiges hatte. Er bildete sich noch fortwährend um, wenn das innere Leben sich veränderte. Nicht lange vorher waren nämlich die Menschen in bezug auf den äußeren Bau noch recht verschieden. Der äußere Einfluß der Gegend, des Klimas waren da noch für den Bau entscheidend. Erst in der bezeichneten Kolonie wurde der Leib des Menschen immer mehr ein Ausdruck seines inneren seelischen Lebens. Diese Kolonie hatte zugleich eine vor-geschrittene äußerlich edler gebildete Menschenart. Man muß sagen, durch das, was die Füh-rer getan hatten, haben sie eigentlich erst das geschaffen, was die richtige menschliche Gestalt ist. Das ging allerdings ganz langsam und allmählich. Aber es ist so vor sich gegangen, daß zuerst das Seelenleben in dem Menschen entfaltet wurde, und diesem paßte sich der noch weiche und schmiegsame Leib an. Es ist ein Gesetz in der Menschheitsentwickelung, daß der Mensch mit dem Fortschritte immer weniger und weniger umgestaltenden Einfluß auf seinen physischen Leib hat. Eine ziemlich feste Form hat dieser physische Menschenleib eigentlich erst mit der Entwickelung der Verstandeskraft erhalten und mit der damit zusammenhängen-den Verfestigung der Gesteins-, Mineral- und Metallbildungen der Erde. Denn in der lemuri-schen und noch in der atlantischen Zeit waren Steine und Metalle viel weicher als später. - (Dem widerspricht nicht, daß noch Nachkommen der letzten Lemurier und Atlantier vorhan-den sind, die heute ebenso feste Formen aufweisen wie die später gebildeten Menschenrassen. Diese Überbleibsel mußten sich den geänderten Umgebungsverhältnissen der Erde anpassen und wurden so auch starrer. Gerade darin liegt der Grund, warum sie im Niedergang begriffen sind. Sie bildeten sich nicht von innen heraus um, sondern es wurde ihr weniger entwickeltes Innere von außen in die Starrheit gezwängt und dadurch zum Stillstande gezwungen. Und dieser Stillstand ist wirklich Rückgang, denn auch das Innenleben ist verkommen, weil es sich in der verfestigten äußeren Leiblichkeit nicht ausleben konnte.)’79

79 http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_04.htm#_Toc17205764

Page 56: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Hier zegt Steiner iets belangrijks, althans voor wat betreft de hier te bespreken thematiek. Hij spreekt hier zelfs van een ‘wet in de mensheidsontwikkeling’. Dus dat lijkt mij niet onbelang-rijk. Het blijkt dat hier weer iets terugkomt dat we al eerder hebben gezien, zij het iets anders omschreven. Eerst zegt hij dat het mensenlichaam vroeger (in Lemurië dus) nog soepel en kneedbaar was. De vaste vorm heeft de mens pas gekregen met de ontwikkeling van zijn ver-standelijke vermogens. Ook de aarde was in die tijd nog minder verdicht; stenen en metalen waren toen nog zachter dan nu. En dan het tussen haakjes gedeelte. Ik zal het letterlijk uit de vertaling weergeven: ‘Dit is niet in strijd met het feit dat er nog nakomelingen van de laatste Lemuriërs en Atlantiërs bestaan die momenteel net zulke vaste vormen vertonen als de groe-pen mensen die zich in later tijd hebben ontwikkeld. Deze moesten zich aanpassen aan de gewijzigde milieuomstandigheden op aarde en verhardden dus ook. En dat is nu juist de reden waarom ze achtergebleven zijn. Ze hebben zich niet van binnenuit omgevormd, maar hun minder ontwikkeld innerlijk werd van buitenaf in de verstarring gedrongen en daardoor tot stilstand gedwongen. En deze stilstand is werkelijk achteruitgang, want ook het innerlijk is achtergebleven omdat het zich in de verharde uiterlijke lichamelijkheden niet kon uitleven’.80 Het bovenstaande lijkt weer sterk op het verhaal van de indianen (verharde en verstarde At-lantiërs). Er bestaan dus nog steeds van die verharde Lemuriërs, die aan alle kanten in de ver-starring zijn gedrongen. Wie zijn dat? In de Akasha-kroniek laat hij dit verder in het midden. Wie dit wel weet is Madame Blavatsky. Zij zegt onomwonden (nogmaals aangehaald): ‘The Malays and Papuans are a mixed stock, resulting from the intermarriages of the low Atlantean sub-races with the Seventh sub-race of the Third Root-Race. Like the Hottentots, they are of indirect Lemuro-Atlantean descent. It is a most suggestive fact — to those concrete thinkers who demand a physical proof of Karma — that the lowest races of men are now rapidly dying out; a phenomenon largely due to an extraordinary sterility setting in among the women, from the time that they were first approached by the Europeans. A process of decimation is taking place all over the globe, among those races, whose “time is up” — among just those stocks, be it remarked, which esoteric philosophy regards as the senile representatives of lost archaic nations. It is inaccurate to maintain that the extinction of a lower race is invariably due to cruelties or abuses perpetrated by colonists. Change of diet, drunkenness, etc., etc., have done much; but those who rely on such data as offering an all-sufficient explanation of the crux, cannot meet the phalanx of facts now so closely arrayed’.81 Volgens HPB zijn het dus de Papoea’s, de Hottentotten, de Maleisiërs en andere ‘inboorlin-gen’ (behalve de indianen, want die zijn van Atlantis). Weliswaar zijn sommigen van ‘mixed stock’ (die hebben dus niet in een soort Manu-klasje gezeten, maar dat wisten we al, want daar zaten uitsluitend ‘Ariërs’ in), dus van gemengde Atlantische-Lemurische afkomst. Be-doelde Steiner dezelfde bevolkingsgroepen? Dat is niet onwaarschijnlijk, al heeft hij in die termen nog nooit over de Maleisiërs gesproken. Die kennen we immers weer als het ‘Venus-ras’, waarbij ‘de zinnelijke Venuskrachten doorwerken in de ademhaling’ (uit de zesde voor-dracht van Die Mission einzelner Volksseelen). Maar laten we veilig aannemen, vooral de ‘inboorlingen’ van de eilanden uit en de gebieden rond de Indische Oceaan, dus Madagaskar, de Dravidisch sprekende bevolking van Sri Lanka (de Hindi bevolking daar is namelijk weer Arisch, in de werkelijke zin van het woord), eventueel de Papoea’s, de Aboriginals en de Ma-ori’s en misschien nog wat anderen. Maar het laatste woord durf ik er, in het geval van Stei-ner, niet over te zeggen. 80 R. Steiner, De Akasha-kroniek (Pentagonuitgave), p. 62 81 http://www.theosociety.org/pasadena/sd/sd2-3-09.htm

Page 57: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Tot zover Lemurië. Het gedeelte over Hyperborea en Polaris sla ik hier over, die ontwikke-lingsstadia zijn voor de rassenkwestie niet zo relevant. Wat nu wel in beeld gaat komen (ein-delijk) zijn de drie passages die in het van Baarda-rapport zijn opgenomen (cit. 16 en 55 derde categorie, dus geen sprake van rassenleer of discriminatie, en 54 warempel in de tweede cate-gorie, dus wellicht een vorm van lichte, of de schijn van discriminatie, maar uitsluitend te begrijpen in de context van de antroposofie als geheel. En de citaten die categorie blijken in regel de meest interessante te zijn, zo ook in dit geval). Want het hiervoor uiteen gezette ver-haal over de wortelrassen, de Oer-Semieten, de Ariërs, de Atlantische Mongolen, waarvan een direct lijntje loopt naar de hedendaagse Mongolen en het ‘nieuwe ras’ van Manu achtte de van Baarda-commissie zo onbelangrijk dat zij het niet eens genoemd hebben (terwijl daar nu juist het systeem achter Steiners al dan niet vermeende rassenleer wordt uitgelegd). De citaten die wel zijn opgenomen zijn de citaten 16, 54 en 55. De commissie heeft in de nummering overigens geen chronologische volgorde gehanteerd, althans niet volgens het ver-loop van het boek. Ik zal dat ook niet doen. Mijn volgorde wordt eerst citaat 16, vervolgens 55 en dan pas 54 (het laatste citaat is verreweg het meest belangrijk). Ik zal na de volledige citaten, het commentaar van de commissie citeren en ook zelf het nodige opmerken. Want deze drie citaten zijn allen op een bepaalde manier interessant. Er zullen weer wat elementen terugkomen uit Die Mission, maar verder zal ook veel van het bovenstaande (door de com-missie onbesproken en zelfs weggelaten) opeens op hun plaats vallen, vooral bij citaat 54, waarbij juist de uitleg van de commissie (die misschien nog interessanter is dan het citaat zelf), wellicht onbedoeld, de eerdere conclusies bevestigt. Maar eerst citaat 16, uit het hoofd-stuk 16 ‘Das Leben der Erde’: ‘Man muß sich eben durchaus klar darüber sein, daß die Entwickelungsformen sowohl in fer-ner Vorzeit, wie auch in der Zukunft von den gegenwärtigen so total verschieden sind, daß unsere gegenwärtigen Bezeichnungen nur als Notbehelfe dienen können und für diese entle-genen Epochen eigentlich allen Sinn verlieren. - im Grunde kann man von «Rassen» erst an-fangen zu sprechen, wenn in dem gekennzeichneten dritten Hauptzustand (dem lemurischen) die Entwickelung etwa in ihrem zweiten Drittel angelangt ist. Da bildet sich erst das heraus, was man jetzt «Rassen» nennt. Es behält dann diesen «Rassencharakter» bei in der Zeit der atlantischen Entwickelung, im vierten Hauptzustand, und weiter bis in unsere Zeit des fünften Hauptzustandes». Doch schon am Ende unseres fünften Zeitalters wird das Wort «Rasse» wieder allen Sinn verlieren. Die Menschheit wird in der Zukunft in Teile gegliedert sein, die man nicht mehr wird als «Rassen» bezeichnen können. Es ist durch die gebräuchliche theoso-phische Literatur in dieser Beziehung viel Verwirrung angerichtet worden. Namentlich ist dies geschehen durch das Buch, welches auf der anderen Seite das große Verdienst hat, zuerst in der neueren Zeit die theosophische Weltanschauung populär gemacht zu haben, durch Sin-netts «Esoterischen Buddhismus». Da wird die Weltentwickelung so dargestellt, als ob ewig in gleicher Art durch die Weltenkreisläufe hindurch die «Rassen» sich so wiederholten». Das ist aber ganz und gar nicht der Fall. Auch das, was «Rasse» genannt zu werden verdient, ent-steht und vergeht. Und man dürfte den Ausdruck «Rasse» nur für eine gewisse Strecke der Menschheitsentwickelung anwenden. Vor und nach dieser Strecke liegen Entwickelungsfor-men, die eben ganz etwas anderes sind als «Rassen».’ 82 Het commentaar van de commissie: ‘In de tijd dat Steiner in de Theosofische Vereniging werkzaam was nam hij het gebruik van het woord ras in de betekenis van tijdperk en geschie-denis van de mensheid met enig voorbehoud over. In het bijzonder keerde hij zich tegen het schematisme van het rasbegrip in de theosofie: de ontwikkeling van de mensheid zou een on- 82 Rudolf Steiner, Aus der Akasha-Chronik (GA 11), Hoofdstuk 16 ‘Das Leben der Erde’, http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_16.htm#_Toc17205776

Page 58: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

afgebroken wederkeer zijn van ontwikkelingsperioden, die allen ras werden genoemd, zonder dat er rekening werd gehouden met het huidige begrip ras dat gehanteerd wordt voor een groep mensen met gemeenschappelijke erfelijke lichamelijke eigenschappen. Alleen als een tijdperk gedomineerd werd door een ras in de laatste zin, gebruikte Steiner voor dat tijdperk het begrip ras (en dit is het nu juist! Daarom hebben wortelrassen juist alles met rassen te ma-ken, FS). Wat voor rassen in de huidige betekenis van het woord geldt, namelijk dat zij als zodanig slechts voor een beperkt deel van de geschiedenis een rol spelen, gold volgens hem ook voor rassen in de theosofische zin. Het bovengenoemde citaat, een van de weinige die is opgenomen waarin het begrip ras in theosofische zin wordt gebruikt als aanduiding van een tijdperk in de mensheidsgeschiedenis (dat hebben we gezien, want voor de problematiek van de theosofische wortelrassen duikt de commissie weg, FS), laat zien dat Steiner weliswaar aansloot bij de theosofie, maar binnen de Theosofische Vereniging zijn eigen standpunten naar voren bracht’.83 De laatste opmerking is weer exemplarisch voor de antroposofie. Er kan nooit genoeg bena-drukt worden hoe eigenlijk niets of nauwelijks Steiner iets met de theosofie te maken had (‘die Blavatsky onzin’, werd er op racisme-debat geroepen, vanuit de orthodoxe hoek). Sug-gereren dat het misschien een beetje anders lag is nog bijna erger dan beweren dat Steiner een rassenleer koesterde. Toch heeft hij een groot deel van de geschiedenis van Atlantis, Lemurië en Hyperborea gewoon van HPB overgenomen (pardon, hij heeft het allemaal zelf aan-schouwd en dan net iets beter dan HPB, die het allemaal net een beetje verkeerd zag). Wat moet het vervelend zijn voor veel antroposofen dat het boek van Helmut Zander als ondertitel heeft ‘Theosophische Weltanschaung und Praxis’. Het ging de commissie natuurlijk om deze zinsnede: ‘…was «Rasse» genannt zu werden ver-dient, entsteht und vergeht’. Maar goed, dit is langzamerhand een beroemde passage, die vaak wordt aangehaald door antroposofische verdedigers van Steiner, die (ook op het racisme-debat is die al langsgekomen). Ook Helmut Zander heeft een soortgelijke passage aangehaald (deze uit Die Mission), toevallig in een van de weinige passages uit zijn boek die ik voorhan-den heb. Zander: ‘Rassen seien ein Intermezzo der Menschheitsgeschichte. »Die Rassen sind entstanden und werden einmal vergehen, werden einmal nicht mehr da sein.« (GA 121,76 [1910]) Erneut artikulierte Steiner sein antimaterialistisches Leitmotiv, aber bei näherem Hin-sehen bleibt dies ein gänzlich unpolitisches Argument. Die Rassenentstehung, die erst in der lemurischen Zeit begonnen habe, werde in der sechsten und siebten »Entwickelungsepoche« verschwinden (ebd.), das heißt: frühestens ungefähr im 9. Jahrtausend. Für eine politische Erledigung der Rassenfrage und für die Geltung von Steiners Rassentheorien ist dies eine lan-ge, eine zu lange Zeit. Daß die Vielfalt von Völkern und Rassen ein Reichtum der Pluralität sein könnte, tritt im übrigen nicht in Steiners Blickfeld’.84 En Steiner zegt hetzelfde wat hij in Die Mission einzelner Volksseelen zegt, dus wederom blijkt dit argument niet op te gaan. Zoals Zander al aangeeft, Steiner zegt: ‘In der alten lemu-rischen Zeit müssen wir das Aufgehen der Rassenmerkmale, der Rasseneigentümlichkeiten suchen; wir müssen dann deren Sich-Fortpflanzen bis in unsere Zeit verfolgen, müssen uns dabei aber klar sein, daß, wenn unsere gegenwärtige fünfte Entwickelungsepoche von der sechsten und siebenten abgelöst wird, keine Rede mehr sein kann von einem Zustande, den wir als Rasse werden bezeichnen können’.85 (curs. F.S.) Het gaat hier dus om de toekomst, in Zanders woorden: ‘…das heißt: frühestens ungefähr im 9. Jahrtausend. Für eine politische

83 Eindrapport, p. 272 84 Van Andreas Lichte op racisme-debat 85 http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_121_04.htm

Page 59: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Erledigung der Rassenfrage und für die Geltung von Steiners Rassentheorien ist dies eine lan-ge, eine zu lange Zeit’. De ironie is overigens dat ik zelf hiervoor een soortgelijk citaat heb aangehaald uit GA 99 (in noot 39), overigens niet opgenomen in het van Baarda-rapport (er staan wel twee andere cita-ten uit GA 99 in het rapport, cit. 17 en cit. 57, maar het is geen geautoriseerde voordracht). Maar ook dit is om verschillende redenen weer te relativeren. Volgende passage, citaat 55: ‘Eine andere Stufe der Bewußtheit bietet dasjenige, was man gewöhnlich Volks- oder Rassengeist nennt, ohne sich viel Bestimmtes dabei vorzustellen. Für den Geheimforscher liegt auch den gemeinsamen, weisheitsvollen Wirkungen, die sich in dem Zusammenleben der Glieder eines Volkes oder einer Rasse zeigen, ein Bewußtsein zugrunde. Man findet durch die Geheimforschung dieses Bewußtsein ebenso in einer anderen Welt, wie das beim Bewußtsein eines Bienenstocks oder Ameisenhaufens der Fall ist. Nur sind für die-ses «Volks-» oder «Rassenbewußtsein» keine Organe in der physischen Welt vorhanden, son-dern diese Organe finden sich nur in der sogenannten astralischen Welt. Wie das Bienenstockbewußtsein seine Arbeit durch die physischen Bienen leistet, so das Volksbe-wußtsein mit Hilfe der Astralleiber der zum Volke gehörigen Menschen. In diesen «Volks- und Rassengeistern» hat man somit eine ganz andere Art von Wesenheiten vor sich wie im Menschen oder im Bienenstock. Es müßten viele Beispiele noch angeführt werden, wenn ganz ersichtlich gemacht werden sollte, wie es unter- und übergeordnete Wesenheiten in be-zug auf den Menschen gibt. Das Angeführte aber mag genügen, um den in den folgenden Ausführungen beschriebenen Entwickelungswegen des Menschen eine Einleitung voranzu-senden. Denn des Menschen eigener Werdegang ist eben nur zu begreifen, wenn man in Be-tracht zieht, daß er mit Wesen zusammen sich entwickelt, deren Bewußtsein in anderen Welten, als seine eigene ist, liegen. Was sich in seiner Welt abspielt, hängt von solchen We-sen anderer Bewußtseinsstufen mit ab, kann daher nur in Verbindung damit verstanden wer-den’.86 Commentaar Commissie: Zoals uit de bovenstaande passage blijkt, waren voor Steiner be-grippen als ‘volksgeest’ of ‘rasgeest’ geen abstracties, maar uitdrukkingen voor reële geeste-lijke wezens. In de middeleeuwse tegenstelling tussen nominalisten en realisten zou hij tot de laatste partij hebben behoord (staat dan een verwijzing naar maar kan ik in dit verband wel overslaan). Zo is een volksgeest bijvoorbeeld niet de grootste gemene deler van de gewoontes en gevoelens van mensen uit een volk, maar een wezen dat in de zielen van de mensen van een volk werkzaam is’. En dan wordt er naar de behandeling van Die Mission verwezen. Dat laatste is correct, hij behandelt deze thematiek in de eerste voordracht. Ik heb hier zelf niet zo heel veel aan toe te voegen. Het is een beschrijving van de ras- en volksgeesten. Ik verwijs hiervoor naar de eerdere bespreking van Die Mission. Die categorie 3 vind ik in dit geval wel terecht; het is slechts een beschrijvende passage en er worden geen complete mensenrassen geëtiketteerd of erger…Maar dit is wel een van de minst belangrijke citaten om op te nemen in het rapport. Hadden ze dat maar wel gedaan bij het stuk uit ‘Unsere Atlantische Vorfahren’, over het Arische wortelras, dat de taak heeft om de denkkracht te ontwikkelen. Dat is nog altijd de meest onthullende passage uit de Akasha-Kroniek. Alhoewel? Laten we naar het vol-gende citaat kijken, want zo nietszeggend als dit citaat is zo veelzeggend is de volgende pas-sage. En de uitleg is regelrecht spectaculair.

86 Rudolf Steiner, Aus der Akasha-Chronik (GA 11) , Hoofdstuk 10, ‘Enige Notwendige Zwischenbemerkun-gen’, http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_10.htm#_Toc17205770

Page 60: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Citaat 54 is wellicht de meest interessante, maar nog veel interessanter is hoe de commissie van Baarda meent dit citaat te moeten duiden. Citaat 54 dus, tegen het eind van hoofdstuk 6, Die letzten Zeiten vor der Geschlechtertrennung: ‘In diesen Tieren hat man also Wesen zu sehen, welche auf einer früheren Stufe der Men-schenentwickelung stehenbleiben mußten. Nur haben sie nicht dieselbe Form behalten, die sie bei ihrer Abgliederung hatten, sondern sind zurückgegangen von höherer zu tieferer Stufe. So sind die Affen rückgebildete Menschen einer vergangenen Epoche. So wie der Mensch einst-mals unvollkommener war als heute, so waren sie einmal vollkommener, als sie heute sind. - Was aber im Gebiet des Menschlichen geblieben ist, hat einen ähnlichen Prozeß, nur inner-halb dieses Menschlichen, durchgemacht. Auch in mancher wilden Völkerschaft haben wir die heruntergekommenen Nachfahren einstmals höher stehender Menschenformen zu sehen. Sie sanken nicht bis zur Stufe der Tierheit, sondern nur bis zur Wildheit’.87 Dan nu de uitleg van het van Baarda-rapport: ‘In het artikel (oorspronkelijk verscheen Aus der Akasha-Chronik als een serie artikelen in het tijdschrift ‘Luzifer-Gnosis’, FS) waar het boven-staande citaat afkomstig is, werd een fundamenteel onderdeel van de antroposofische ontwik-kelingsleer uiteengezet: de evolutie speelde zich niet alleen af als een ontwikkeling op aarde van lagere naar hogere organismen. De oorzaak van de evolutionaire ontwikkeling ligt in de geest. De mens is van oorsprong een geestelijk wezen. In de lange wordingsgeschiedenis als aards wezen ontstonden als nevenontwikkeling naast en uit de mens het dierenrijk, het plantenrijk en minerale rijk (zie hiervoor weer het model van Poppelbaum om deze gedachtegang inzich-telijk te maken, FS). Zowel de aardse als de geestelijke mens maakten in deze lange wor-dingsgeschiedenis een ontwikkeling door. Het dier is in die zin niet de voorloper van de mens, maar de (geestelijke) mens is de voorloper van de aardse dieren en de aardse mens (zie hier het antropo-centrisme van Steiner, FS). De laatste blijft ‘im Gebiet des Menschlichen’, de dieren maken zich daarvan los. Het ontstaan van de voorlopers van de huidige dieren speelde zich af in wat in de antroposofie de Lemurische tijd wordt genoemd. De oorspronkelijke diervormen waren van de toenmalige menselijke lichaamsvormen afgeleid en waren volgens Steiner hoger ontwikkeld dan de hui-dige diersoorten. De toenmalige menselijke lichamen lieten overigens nog geen fossiele resten na, omdat ze nog niet voldoende verhard waren (dit hebben we eerder gezien bij Steiner aan het begin van zijn beschrijving van Atlantis, FS). De huidige apen stammen op die manier af van relatief hoger ontwikkelde dieren, die zelf weer van de toenmalige mensen afstamden. In die zin noemde Steiner ‘die Affen rückgebildete Menschen einer vergangenen Epoche. So war der Mensch einstmals unvollkommener war als heute, so waren sie einmal volkommener als wie heute sind’. De mensen hebben zich verder ontwikkeld, de apen waren ‘in hun mens-stadium’ volmaakter dan ze nu zijn. Ook met betrekking tot wat hij wilde volksstammen noemde keerde Steiner zich tegen het idee dat deze zich aan het begin van een ontwikkeling zouden bevinden. Het waren volgens hem juist de nakomelingen van groepen van toenmalige voorlopers van de huidige mensen die hoog ontwikkeld waren, maar daarna in hun ontwikkeling waren teruggegaan en primitief waren geworden’.88

87 Rudolf Steiner, Aus der Akasha-Chronik (GA 11), Hoofdstuk 6 ‘Die letzten Zeiten vor der Geschlechtertren-nung’, http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_011_06.htm#_Toc17205766, in het Eindrap-port, p. 309. 88 Eindrapport, pp. 309-310

Page 61: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Om deze tekst goed te kunnen volgen is het raadzaam om nog een keer een blik te werpen op fig. 1 en 2, maar dit is een hele goede uitleg van het antroposofische evolutiemodel. Alleen, waarom dan de conclusie ‘géén sprake van rassenleer?’ Want de wezenlijke kern van die ras-senleer is bovenstaand eigenlijk wel uitgelegd. De consequenties van dit model zijn wel dege-lijk racistisch. Laten we het beestje maar bij de naam noemen. Zie hier het idee van de indiaan als een (te) vroege variant van de latere meer geperfectioneerde Arische mens, die nu deca-dent is geworden en zijn langste tijd gehad heeft. Hetzelfde geldt voor die paar restjes Lemu-riërs die er nog zouden zijn. Als dit het wezen is van de antroposofische visie op de evolutie, dan kunnen we alleen maar concluderen dat die tot op het bot racistisch is. Waarom moesten de indianen sterven? Het van Baarda-rapport geeft antwoord: ‘Het waren volgens hem juist de nakomelingen van groepen van toenmalige voorlopers van de huidige mensen die hoog ont-wikkeld waren, maar daarna in hun ontwikkeling waren teruggegaan en primitief waren ge-worden’. Zie hier de gedegenereerde indiaan. Klopt helemaal (volgens Rudolf Steiner dan), maar dit is dus racisme. Wederom sprake van rassenleer. Want de onderliggende basis is, neem me niet kwalijk, volstrekte gebakken lucht; ‘geesteswetenschap’, maw omdat meneer Steiner dit op helderziende manier meende te weten en er een massa gelovigen is die hem kritiekloos navolgen. De commissie noemt dit ‘een fundamenteel onderdeel van de antroposo-fische ontwikkelingsleer’. Dan is de rassenleer dus een fundamenteel onderdeel van deze ontwikkelingsleer en daarmee van de antroposofie, zoals die door Steiner is geformuleerd. Wat misschien nog wel het meest bizarre is dat antroposofen kennelijk niet in staat zijn om dit als racisme te herkennen. Ik wil niet gaan speculeren over een moreel tekort, of volstrekte verdwazing etc. en ik ga er ook vanuit dat ieder vanuit zijn wereldbeeld te goeder trouw is, geen enkel misverstand, maar hier zit dus wel de spreekwoordelijke de kink in de kabel. Dat hebben we bovenstaand kunnen zien. Ik geef nog een voorbeeld van beweringen die er zijn gedaan op ‘racisme-debat’ in een ingestuurd essay: ‘Als je kijkt naar de verschillende types voertuigen dan zie je al dat de verschillen groot kun-nen zijn terwijl ze allemaal aan dezelfde wezenskenmerken voldoende. Het zijn allemaal ver-lengmachines' van menselijke mogelijkheden. Laten we eens alleen maar kijken naar zoiets als auto's. Er bestaan betonauto's, personenauto’s, ambulances, raceauto's, vrachtauto's, legervoertuigen, grote auto's, kleine auto's, tractoren, enzovoort. Welk voertuig is meer waard dan het andere als we alleen maar kijken naar het uiterlijk en de eigenschappen, waarbij in de meeste geval-len het uiterlijk de eigenschappen grotendeels laat zien. Een sportwagen in Hanoi of een bromfiets? Een fiets in de binnenlanden van Australië of een terreinwagen?. Een vrachtwagen om mensen te vervoeren en een bus voor vervoer van betonnen liggers voor een brug? Een ambulance als zaaimachine voor de boer en een aardappelrooier voor het opha-len van de vuilnis? Het is wel duidelijk. De waarde van een voertuig staat in verhouding tot de betekenis voor de gebruiker. Wat zou je nu een gedegenereerd voertuig kunnen noemen? Een gedegenereerd of in die zin slecht voertuig is een voertuig dat zodanig is uitgevoerd dat mensen die niet meer aanschaffen, niet meer willen gebruiken, omdat er niemand meer is die voor hem of haar nog langer een betekenis aan die wagen toekent. Dit ontwerp 'sterft' uit. Een goed merk is een merk die heel veel betekenis heeft voor de gebruiker of gebruikster. Er zijn voertuigen 'uitgestorven' terwijl ze nog steeds bestaan. Neem de auto met stoommotor. Destijds het mooiste wat er bestond, tegenwoordig bestaan ze alleen nog maar bij gratie van de liefhebbende en ze ook nog gebruikende verzamelaar. Maar de functie heeft echt geen cul-tuurbepalende waarde meer. Ze is van cultuurbepalende waarde opgeschoven naar een voor enkele individuen bepaalde waarde. Hier spreekt dan ook de tijdsgeest. Veel jongeren kennen

Page 62: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

de stoomauto niet eens en voor de meeste mensen is de stoomauto iets uit de voorbije ge-schiedenis toen vrouwen nog geen broeken droegen en mannen nog wel hoge hoeden. Zoals hierboven al eerder vermeld, Rudolf Steiner beschrijft niet alleen het uitsterven van het indianenras, hij beschrijft eveneens het uitsterven, of zo men wilt, het verdwijnen van de Le-murische menselijke bestaansvorm en de Atlantische menselijke bestaansvorm. Hij geeft bo-vendien ook aan dat beide culturen de ondergang zelf hebben veroorzaakt. Men zou dus kunnen gaan denken dat het behandelen van het uitsterven van grote groepen mensen, zoals de Indianen, door critici selectief wordt benaderd. Steiner heeft echter gezegd dat het Indianenras zelf de krachten heeft verworven die geleid hebben tot het uitsterven van dat ras en daar wordt door de critici zwaar aan getild. Dat wordt door een aantal daarvan opgevat als een zeer racistische benadering. Binnen de antroposofie is het verdwijnen van bestaansvormen echter niets nieuws. Geheel Lemurië en later Atlantis zijn dus al eerder met bijna al haar bewoners verdwenen. Ik lees nergens dat iemand zich daar druk over maakt. Maar goed er zijn dan ook geen Lemuriërs en Atlantiërs meer.(…) Steiner beschrijft het indiaanse ras als een ras dat in de rassenvorming de eigenschappen heeft verworven en opgezocht die te maken hebben met het uitsterven van hun ras. Hij beschrijft dat afsterven, als een voor hem fysiek waarneembaar gegeven, blijkens zijn commentaar naar aanleiding van bepaalde foto’s van indianen. Eigenlijk beschrijft Steiner het indianenras in zijn verschijning als een ‘ziek’ ras, een ras wat in een proces van afsterven is terechtgekomen een proces dat begint met de rassenvoming onder voor indianen specifieke krachten die op een bepaalde plek vanuit de aarde op hen inwerken, een ziekteproces dat zich kenmerkt door een verharding van het organisme, een verknekeling, een proces dat eindigt met de dood. (…) Steiner beschrijft door zijn uitspraken de Indianen in wezen als een ziek ras. Antroposofisch gesproken zegt hij van de Indianen dat hun zielen leven in een niet meer of steeds minder ge-schikt lichaam, in een voor de toekomst niet meer voor verdere ‘bewoning’ betekenisvolle lichaamsvorm. Daarbij moeten we ons realiseren dat de mensheid, de stoffelijke wereld en de geestelijke wereld, zich dynamisch verder ontwikkeld. De menselijke geestelijke individuen hebben de lichaamsvormen, zoals ze destijds in Noord Amerika zijn ontstaan in de eerste na-Atlantische periode, niet meer nodig zoals eerdere bestaansvormen in bijvoorbeeld Lemurië en Atlantis, voor de verdere ontwikkeling van de mensheid, daarna niet meer van betekenis bleken te zijn’89. Zie hier hetzelfde verhaal weer op een hele andere manier uitgelegd. En hoewel ik niet twijfel aan de beste bedoelingen van de auteur en er ook van uitga dat de schrijver geen indiaan een kwaad hart toedraagt (alhoewel er elders de nodige diskwalificaties in staan over de indianen van nu die casino’s runnen en daarom niet meer die bijzondere indianen van vroeger zijn, dus daar zijn gewoon lagere zielen in geïncarneerd90), maakt dit verhaal, in de beste traditie van

89 Ingestuurd stuk, te vinden onder deze link: http://antroposofie.wordpress.com/2008/10/30/racismedebat/#comment-1648 90 Dat er tegenwoordig veel casino’s in indianenreservaten zijn is waar. Dit heeft echter alles te maken met de Indian Reorganisation Act van 1934. Hiermee ontstond er een zekere wettelijke autonomie, een onderdeel van een soort goedmaker aan de indianen tijdens de New Deal van FDR. Omdat de economische situatie niet bepaald rooskleurig is (niet in de laatste plaats veroorzaakt door discriminatie en maatschappelijk isolement), zijn er in de loop der tijd verschillende initiatieven geweest van indianen om toch een goede bron van inkomsten te verwer-ven in reservaatverband. Een lacune in de wet bood uitkomst. Casino’s die elders geen vergunning zouden krij-gen, konden die wel krijgen op basis van de betrekkelijke reservaatautonomie. Op die manier hebben verschillende Native American Nations, die mogelijkheid aangegrepen om in ieder geval hun inkomsten zeker te stellen. Dat sommige reservaten nu gokparadijzen zijn geworden is misschien niet leuk in de ogen van bepaalde

Page 63: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

Christoph Wiechert, Maarten Ploeger en zelfs het bovenstaande fragment uit het van Baarda-rapport, weer duidelijk zichtbaar waar de antroposofische kortsluiting zit, zodra het thema racisme in het algemeen en de indianen in het bijzonder ter sprake komt. Rest mij natuurlijk op te merken dat vrijwel niemand zich druk maakt om Lemurië of Atlantis, omdat er buiten de beweringen van Helena Blavatsky, Rudolf Steiner en nog een paar er geen enkele reden is om aan te nemen dat die continenten daadwerkelijk bestaan hebben. Dat die continenten met zo’n zinloos bloedbad ten onder zijn gegaan zegt meer iets over degenen die deze verhalen ver-kondigd/verzonnen hebben. En die verkondigers schrikken er ook niet voor terug om dit soort bedenkelijke verzinsels los te laten op echte menselijke tragedies als volkerenmoord, die dan recht worden gepraat om de spirituele superioriteit van het eigen ras te benadrukken. Dat is pas morbide. Bovendien, er wordt bovenstaand gesteld dat de Lemuriërs en de Atlantiërs er zelf voor heb-ben gezorgd dat hun continent ten onder is gegaan. Valt over te twisten, maar goed, moeten wij dan geloven dat de indianen zelf verantwoordelijk zijn voor wat er met ze is gebeurd? Ik mag het niet hopen, maar de suggestie wordt wel gewekt. Wat natuurlijk wel zo is en dat is en dat lijkt me de belangrijkste conclusie van deze bespre-king van de Akasha-kroniek, is dat er een al dan niet fictieve kosmologie over gans de schep-ping wordt gelegd, waarin het behoren tot een ras cruciaal is. Van Steiners kernopvattingen over de evolutie loopt een rechte lijn naar zijn opmerkingen over mensenrassen, middels de leer van de wortel- en onderrassen. Het is dan ook regelrecht verbijsterend dat de Commissie van Baarda dit verhaal niet in het rapport heeft opgenomen. Het is echt niet meer dan de drie bovenstaande passages, waarvan de laatste meer dan terecht. De rest doet er kennelijk niet toe. Men heeft zich dus echt niet willen wagen aan de cruciale passages over het vijfde Arische wortelras en al die verbindingen die er volgens Steiner zijn van Atlantis en Lemurië met be-staande mensenrassen. Dat had dus wel in het rapport moeten staan! Maar dan was ook de conclusie ‘géén sprake van rassenleer’ onhoudbaar gebleken. Ik geef nog een keer de tussentijdse conclusie weer die wat mij betreft overeind is gebleven, of zelfs versterkt:

1. Wij hebben gezien dat wortelrassen en onderrassen cruciaal zijn in Steiners model van de aarde-evolutie en de lotsbestemming van de mens.

2. Ieder aardetijdperk (wortelras) kent zeven cultuurperiodes (onderrassen), die elkaar opvolgen als de dominante cultuurdrager in de mensheidsontwikkeling. Resten van voorgaande onderrassen (‘vervallen’ of ‘verdwenen’ beschavingen) blijven nog wel bestaan, maar hebben hun leidende functie verloren, daar hun cultuurdragende inspira-tie of ‘impuls’ is uitgewerkt.

3. Na de cyclus van zeven onderrassen gaat het wortelras ten onder en maakt plaats voor een nieuw wortelras. Soms blijven er laatste restanten van voorgaande wortelrassen achter als ‘decadente overblijfselen’, totdat het op dat moment heersende wortelras of de voorzienigheid ‘volgens een wetmatigheid’ (zie 4e voordr. Die Mission, cit. 102) er een eind aan maakt, of hun plaats verdringt, waardoor zij ‘de krachten moeten verwer-ven om uit te sterven’ (indianen en andere ‘wilden’, zie wederom Die Mission, cit. 103).

4. Er kan ook worden geconstateerd dat de begrippen Wortelras/Zeitalter en Onder-ras/Kulturepoche alles te maken hebben met de mensenrassen. Zelfs het van Baarda-rapport kan er niet onderuit om de term Wortelras ‘gedeeltelijk’ als een ‘biologische aanduiding’ af te schilderen. Het wortelras van dit tijdperk (het vijfde) is het ‘Arische wortelras’, dat uiteindelijk de ‘denkkracht’ ontwikkelde. Net zoals Helena Blavatsky

dwepers die de indianen als diep spirituele wezens ziet (maar wier tijd nu wel om is), maar het is alleszins ver-klaarbaar en wellicht ook te billijken.

Page 64: Wortelrassen onderrassen en rassen 2 · nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch

het heeft over ‘The White Aryan Root-race’, of ‘het blanke, Arische, vijfde wortelras’, dat zij afzet tegen het ‘gele ras en het Afrikaanse negerras, met hunne kruisingen’ (in mijn Nederlandse uitgave van De Geheime Leer), spreekt Steiner eveneens van het vijfde Arische wortelras.

Dan is de conclusie onvermijdelijk dat de rassenleer een wezenlijk onderdeel, zo niet een be-langrijke pijler is van de totale antroposofie. Het volgende gedeelte zal meer toegespitst zijn op de na-Atlantische tijd en dan vooral de geschiedenis van de onderrassen/cultuurperiodes (tot nu toe vijf) van het zg. Arische wortel-ras.